DE PALESTIJNSE STAAT

In het Midden-Oosten komen meer en meer “de stukken op het bord” te staan die een rol zullen spelen in en rondom wat de “70-ste week van Daniël” genoemd wordt. De volkeren waarover in Zefanja wordt gesproken worden tamelijk nauwkeurig gespecificeerd. Het eerste volk waartegen “bedreigingen” geuit worden is het volk dat woont te Gaza, Askelon, Asdod en Ekron; vier plaatsnamen achter elkaar. Daarna wordt het genoemd de “inwoneren van de landstreek der zee”, de volken der Cherétim. Dat blijken de Filistijnen te zijn, nu bekend als de Palestijnen. Volgens de Bijbel zouden zij nog voor de “70-ste week” beschikken over een hoofdstad en dus: een Palestijnse staat.

4 Want Gaza zal verlaten wezen, en Askelon zal ter verwoesting wezen; Asdod zal men in de middag verdrijven, en Ekron zal uitgeworteld worden.
5 Wee den inwoneren van de landstreek der zee, den volken der Cherétim! Het Woord des HEEREN zal tegen ulieden zijn, gij Kanaän, der Filistijnen land! En Ik zal u verdoen dat er geen inwoner zal zijn. Zefanja 2 : 4, 5 info

1. Inleiding

1 Doorzoek uzelf nauw, ja doorzoek nauw, gij volk dat met geen lust bevangen
wordt!
2 Eer het besluit bare (gelijk kaf gaat de dag voorbij), terwijl de hittigheid van
des HEEREN toorn over ulieden nog niet komt; terwijl de dag van de toorn des
HEEREN over ulieden nog niet komt.
3 Zoekt den HEERE, alle gij zachtmoedigen des lands die Zijn recht werken!
Zoekt gerechtigheid, zoekt zachtmoedigheid, misschien zult gij verborgen
worden in den dag van den toorn des HEEREN.
4 Want Gaza zal verlaten wezen, en Askelon zal ter verwoesting wezen; Asdod
zal men in de middag verdrijven, en Ekron zal uitgeworteld worden.
5 Wee den inwoneren van de landstreek der zee, den volken der Cherétim! Het
Woord des HEEREN zal tegen ulieden zijn, gij Kanaän, der Filistijnen land! En
Ik zal u verdoen dat er geen inwoner zal zijn.
6 En de landstreek der zee zal wezen tot hutten, uitgegraven putten der herders,
en betuiningen der kudden.
7 En de landstreek zal wezen voor het overblijfsel van het huis van Juda dat
zij daarin weiden; des avonds zullen zij in de huizen van Askelon legeren, als
de HEERE, hunlieder God, hen zal bezocht, en hun gevangenis zal gewend
hebben. Zefanja 2 : 1-7

Wat we vinden in dit hoofdstuk is, volgens wat er boven staat, “Bedreigingen tegen verschillende volkeren”. Die volkeren worden toch wel tamelijk nauwkeurig gespecificeerd en het eerste volk tegen welke deze bedreigingen geuit worden is, volgens vers 4, het volk dat woont te Gaza en dat woont in Askelon, Asdod en Ekron. Daarna wordt het genoemd “de inwoneren van de landstreek der zee”, de volken der Cherétim. Wat dat ook wezen mag, want daar bestaat nogal wat verschil van mening over. In ieder geval de landstreek der zee en daarmee heet het Kanaän en vervolgens heet het “der Filistijnen land”. Daarna wordt gezegd: “En Ik zal U verdoen dat er geen inwoner zal zijn”. In vers 7 wordt met nadruk gezegd dat dat land vervolgens gegeven zal worden aan het overblijfsel van het huis van Juda. Deze profetie staat bovendien met grote nadruk in verband met wat genoemd wordt in vers 2: “de hittigheid van des HEEREN toorn”, vervolgens heet het: “de dag van den toorn des HEEREN” en aan het einde van vers 3 heet het eveneens: “den dag van den toorn des HEEREN”. Dat het daarbij dus gaat om de dag des toorns – een betrekkelijk vaste uitdrukking – en dat het gaat om de dag des Heeren lijkt mij een duidelijke zaak. Beide uitdrukkingen worden hier gecombineerd, iets wat op andere plaatsen trouwens ook voorkomt.

Openbaring 6 zegt: “… dat ter gelegenheid van het einde van de 70-ste week van Daniël ….” Zo wordt het daar helemaal niet genoemd; daar lezen we dat ter gelegenheid van de verduistering van zon, maan en sterren – en dat is aan het einde van de 70-ste week van Daniël volgens Matthéüs 24 – de mens in het algemeen en vooral de machtigen, de koningen der aarde en dergelijke een schuilplaats zullen zoeken tussen de bergen of in de kloven der steenrotsen. Een uitdrukking die ook vele malen in de Bijbel voorkomt, is die in Openbaring 6: “Bergen valt op ons, en heuvelen bedekt ons …, en bescherm ons, verberg ons voor het aangezicht des Heeren”. Ik zou geen reden weten waarom die bescherming ook niet daadwerkelijk zou plaatsvinden en waarom het gelovig overblijfsel inderdaad niet een toevlucht zou zoeken in de kloven der steenrotsen. Temeer daar deze term “kloven der steenrotsen” in de Bijbel gewoonlijk genoemd wordt – heel expliciet – in verband met het gebied van Edom, ofwel Paran en Petra. Het is dus de dag des toorns. Het is tegelijkertijd het aanbreken van de dag des Heeren, want in de laatste verzen van Openbaring 6 staat: “Zon, maan en sterren worden verduisterd en dan begint de dag des toorns. In Joël 2 wordt gezegd dat zon, maan en sterren verduisterd worden voordat de dag des Heeren komt. In Matthéüs 24 staat: “zon, maan en sterren verduisteren terstond na de verdrukking van die dagen” en dus terstond na de drieëneenhalf jaar van verdrukking over het Joodse land, in de tweede helft van de 70-ste week van Daniël. De gedachte is dus dat in de tweede helft van de 70-ste week van Daniël het oordeel van de Heer komt over een ongelovige Joodse staat en stad. Het loopt uit op de verwoesting van Jeruzalem, maar nog veel meer wordt verwoest. Bovendien verschijnt bij die gelegenheid de Heer zelf. Men zegt wel verschijnt, maar eigenlijk moet je dat voorvoegsel weglaten. Dan wordt het: “schijnt de Heere”, want Hij is de enige die dan schijnt, omdat zon, maan en sterren verduisterd zullen worden. De hemel zal verduisterd worden en dan zal in de hemel het teken van de Zoon des mensen schijnen en Hij zal komen op de wolken des hemels en Hij zal zijn voeten zetten op de Olijfberg. Een gescheurde Olijfberg bij die gelegenheid, en een gelovig overblijfsel uit Juda – in het bijzonder uit Jeruzalem – zal dan kunnen vluchten uit Palestina, uit Jeruzalem naar de woestijn. Op dat moment eindigt de verdrukking niet, maar begint officieel de verdrukking, het oordeel Gods, de dag des HEEREN; dat is het oordeel des HEEREN over de volkeren der aarde. De Bijbelse gedachte is dat vanaf dat moment in de eerste plaats een oordeel zal komen over Edom, dan Egypte, vervolgens over Libanon (Tyrus en Sidon) en over Syrië. Dat zijn de buurlanden van Israël. Moab is dat trouwens ook, maar valt buiten dit Schriftgedeelte. Volgens deze profetie zal er bij diezelfde gelegenheid een oordeel van de Heer over de Filistijnen komen. Het oordeel gaat naar de Filistijnen.

2. Palestijnse vluchtelingen

De lange inleiding geeft aan dat deze profetie op geen enkele wijze beschouwd kan worden als vervuld in het verleden. Het is best mogelijk dat deze profetie in het verleden een of andere toepassing gehad heeft en dat er gebeurtenissen zijn geweest die aanleiding waren voor deze profetie. Hetzelfde geldt voor de profetieën over de val van Jeruzalem. Per slot van rekening is dat al meerdere malen gebeurd. Hetzelfde geldt ook voor het oordeel over Edom. Petra of Sela is al verscheidene malen ingenomen door andere volkeren. Waar het om gaat is dat hier in dit schriftgedeelte met grote nadruk gesproken wordt over de komst van de dag des HEEREN, de komst van de dag van de toorn des HEEREN. Het gaat dus inderdaad over de gebeurtenissen die zullen plaatsvinden in de toekomst. Wat ons het meest zou moeten opvallen in dit Schriftgedeelte, is het verschijnsel dat er een oordeel zou komen over de Filistijnen in de dagen van de wederkomst van Christus. Als je dit honderd jaar geleden gezegd zou hebben, dan had dat niet geklopt. In onze dagen niet, omdat inmiddels Filistijnen wonen in Filistea, of anders gezegd Palestijnen wonen in Palestina. Men is hard bezig met de opbouw van wat inmiddels al bestaat, namelijk een Palestijnse Staat! De naam “Palestina” is ontstaan tijdens de Romeinse overheersing. Nadat de Israëlieten in het verleden uit Kanaän waren weggevoerd werd het land in bezit genomen door Palestijnen (Filistijnen). De Romeinse overheersers gaven het land een nieuwe naam en omdat er op dat moment Palestijnen woonden werd dat logischerwijs Palestina. Dit zogeheten Palestijnse volk bestaat nog nauwelijks 50 jaar en vindt zijn oorsprong in 1948. Dat was het jaar waarin de onafhankelijke Joodse staat werd uitgeroepen. (Door een noodlottig misverstand onder de naam Israël, maar dat is nu het onderwerp niet). Dat zag men aankomen in de Arabische wereld; een Arabische wereld die vast van plan was om op het moment dat die staat zou worden uitgeroepen, die direct te vernietigen door bombardementen. Om slachtoffers onder de Arabische inwoners van Kanaän/Palestina te voorkomen riepen de buurlanden van Israël hen op om het land – de Joodse staat – te verlaten. Veel Arabieren gaven gehoor aan die oproep en zij werden opgevangen in daartoe opgerichte vluchtelingenkampen. Van het plat bombarderen van Israël is niets terecht gekomen, met als gevolg dat de Palestijnse vluchtelingen niet konden terug keren. Vanaf dat moment heetten zij “Palestijnse vluchtelingen”. Later werd dat verkort naar “Palestijnen”, om uiteindelijk “het Palestijnse volk” te gaan heten.

Uit politieke overwegingen hebben de Arabieren dit vluchtelingenprobleem gehandhaafd; immers een vluchtelingenprobleem moet je oplossen en dan buigt de internationale gemeenschap zich daar wel over. Zoals duidelijk moge zijn is de aanduiding “Palestijns volk” onterecht, maar dit is destijds met opzet gebeurd om de herinnering aan Israël – en in het bijzonder aan Juda, het Joodse volk – in verband met dat land uit te bannen. Vandaar dat men nu kan zeggen: “Dat land heet Palestina, dus behoort het toe aan de Palestijnen.” Maar het land heet van oudsher Kanaän en niet Palestina. Vergis u niet, de Arabische bevolking van Palestina is gevlucht voor Arabieren, niet voor Joden. Sterker nog, in de praktijk was het zelfs zo dat deze Palestijnse Arabieren in Palestina woonden, juíst omdat de Joden daar woonden. De Joden hebben het land in ontwikkeling gebracht, die zijn het land gaan bebouwen enzovoort. Door het zionisme ontstond er een cultuur, een economie. Wat vroeger een woestijn was – waar niemand wilde wonen en waar hooguit een paar bedoeïenen hun tenten hadden opgeslagen (dat zijn geen Arabieren overigens) – woonden daar ineens Joden, zionisten die het land bebouwden. Er werden kibboetsen gevestigd en dergelijke, en daar kwamen Arabieren op af om een graantje mee te pikken. Cultuurvolgers noemt men dat. Van oorsprong kwamen ze uit het omliggende gebied van Kanaän/Palestina. Het gevolg is wel dat na 1948 een zogeheten Palestijns volk, een volk van Palestijnen ontstaan is. Het eigenaardige is dat zij wonen in en om Gaza; in principe is dat van oudsher zo en Gaza werd ook beschouwd als hoofdstad/hoofdnederzetting van de Palestijnen. Ik meen trouwens dat Arafat in Gaza heeft gewoond, totdat de Palestijnse staat werd uitgeroepen en de stad Jericho aan hen werd toegewezen.

Gazastrook

Als de Bijbel spreekt – en nu maken we een grote sprong – over een ongelovig Joods volk met een ongelovige Joodse staat, en dus een Joodse staat in Kanaän, dan bestaat er dus vóór de wederkomst van Christus, en voordat de 70-ste week van Daniël aanbreekt, een ongelovige Joodse staat in Kanaän. Als de Bijbel spreekt over een oordeel over der Filistijnen land, dan betekent dat er dus weer een land der Filistijnen moet zijn. Een land waar Filistijnen wonen en zelfs een Filistijnse, zelfstandige staat. Op grond van de Bijbelse profetie, waaronder deze van Zefanja 2, kon men weten dat er ooit weer een Palestijns volk zou verschijnen. Hoe dat in zijn werk zou moeten gaan kon je honderd jaar geleden moeilijk zeggen. De (wrange) grap is: terwijl de Joodse staat ontstond, ontstond dus ook de Palestijnse staat. Weliswaar iets later, maar toch… Als er geen Joodse staat ontwikkeld en tot stand gekomen zou zijn in 1948, dan zou er nu niet een Palestijnse staat bestaan. Maar inmiddels bestaat die en vinden er onderhandelingen plaats tussen de Joodse staat en de Palestijnse staat. Beiden staten zullen echter geoordeeld worden. Te vrezen is bovendien dat beiden officieel dezelfde hoofdstad zullen hebben, althans voor korte tijd (hooguit drieëneenhalf jaar, maar zeker geen zeven jaar). Niettemin blijft Gaza de belangrijkste stad van de Palestijnen en dat is het ook.

Wij kennen uit de oudtestamentische geschiedenis het land der Palestijnen, ook wel – afhankelijk van de gebruikte taal – Palestina of Filistea genoemd. Dat land komt overeen met het gebied wat wij nu de Gazastrook noemen. Echter, men heeft na 1948 een veel groter gebied “Palestina” genoemd. Dat stelt ons voor een probleem, want hoe noem je nu het gebied waar de Palestijnen/Filistijnen in de oudtestamentische geschiedenis woonden? Palestina kan niet omdat deze naam een andere betekenis heeft gekregen. Dus moeten we het oudtestamentische Palestina noemen bij de huidige naam “Gazastrook”, genoemd naar Gaza, de belangrijkste stad – eigenlijk de hoofdstad – van het gebied. Het is de kuststrook aan de zuid-westzijde van het land, op de route naar Egypte. Het ligt tussen de grens van Egypte en de grens van Kanaän in; de grens van het tegenwoordige Israël. In de oudtestamentische geschiedenis lezen wij steeds opnieuw over de vijf steden der Filistijnen en dus ook over de vijf koningen, want wat wij tegenwoordig een burgemeester noemen, heette vroeger een koning. Die vijf steden waren: Gaza, Askelon, Asdod, Gath en Ekron. Ik heb er vroeger niet uitgebreid bij stilgestaan, maar ik heb me er wel eens over verbaasd dat in de profetieën nooit meer dan vier steden der Filistijnen genoemd worden. Dat is hier in Zefanja ook het geval. Daar staat namelijk in vers 4: Gaza, Askelon, Asdod en Ekron. Dat zijn er vier; de vraag is nu: waar is nummer vijf? Dit is vrij gebruikelijk in de Bijbel. Als er vijf zijn, is er meestal één van de vijf zoek. Met één van de vijf is iets mee. De vraag is natuurlijk waarom in de profetieën die vijfde stad niet genoemd wordt. Dat is heel eenvoudig, hij bestaat namelijk niet meer. Gath bestaat niet meer, zodat het inderdaad in onze dagen onmogelijk is dat er verwoesting komt over Gath. Gath is al verwoest, al kan men niet meer met zekerheid de lokatie van deze stad aanwijzen. Op diverse kaarten wordt het verschillend aangegeven, men weet het niet. Je vindt daar in de buurt natuurlijk overal ruïnes, maar welke nu precies Gath is geweest, daar is men niet zeker van. Van de vijf steden der Filistijnen bestaan er – in onze dagen – nog maar vier en dat zijn precies die vier die steeds in de profetieën genoemd worden, hier in Zefanja en op nog een paar andere plaatsen in de Bijbel.

De bijzonderheid van het verhaal is dat Gaza inderdaad beschouwd wordt als de hoofdstad van de Palestijnen, maar het eigenaardige is dat Askelon, Asdod en Ekron (meer naar het noorden gelegen) helemaal geen deel uitmaken van het huidige zogeheten Palestijnse territorium of Palestijnse staat. Het zijn namelijk Joodse steden en zelfs grote belangrijke steden, maar ze maken geen deel uit van de Palestijnse staat. Het is geen Palestijns gebied. Aan de andere kant bestaat er een ander probleem, namelijk dat Israël in één van de laatste oorlogen een belangrijk gebied bezet heeft, wat tevoren in handen was van de Arabieren. Men noemt ze dan natuurlijk weer Palestijnen. Dat gebied is wat men noemt de Westbank, namelijk de westelijke oever van de Jordaan. Dat is geen strookje land langs de Jordaan, maar dat is een flink gebied. Feitelijk beslaat het het grootste deel van het land gelegen tussen de Jordaan en de Middellandse Zee en het is het breedste gedeelte. De Westbank heet officieel bezet gebied. Op de Westbank zijn een aantal, voor de Joden, zeer belangrijke plaatsen gelegen en naar mijn mening horen daar de meest belangrijke namen van de stammen van Israël thuis.

U weet dat Israël indertijd Jeruzalem veroverd heeft, al wordt dat niet meteen gerekend tot de bezette gebieden, maar het gedeelte zuidelijk van Jeruzalem is van oudsher eigenlijk het gebied van de stam van Juda, het echte Judea dus. Het gebied van Jeruzalem zelf, die smalle strook, is het gebied van de kleine stam van Benjamin. Het grote gebied ten noorden van Jeruzalem, met de stad Samaria in het midden, is het gebied van Efraïm. Zodat we naast elkaar hebben: Juda, Benjamin en Efraïm; van onder naar boven dus. U herkent meteen de belangrijkste stammen van Israël: Juda staat eigenlijk voor het tweestammenrijk. Efraïm, met de hoofdstad Samaria, staat voor het tienstammenrijk. Benjamin (hoort eigenlijk bij het tienstammenrijk, maar werd bij het tweestammenrijk toegevoegd) die volgens de oudtestamentische profeten de verbinding zal maken, ligt daar ook inderdaad tussenin. In onze dagen claimen de Palestijnen de Westbank en het hele gebied van Judea en Efraïm als hun grondgebied. De achtergrond daarvan is dat dit gebied indertijd in hun handen was, maar in één van de laatste oorlogen is het veroverd door de Joodse staat. De Palestijnen noemen het dus bezette gebieden en men wil dat die bezetting verdwijnt. Of het echt als bezet beschouwd moet worden staat ter discussie. Men noemt het hardnekkig zo en als je die term maar vaak genoeg gebruikt denkt iedereen dat het zo is, met als gevolg dat men vindt dat Israël zich moet terugtrekken uit die zogenaamde bezette gebieden. De kans dat dat gebeurt acht ik zeer gering, omdat het een belangrijk gebied van de Joodse staat is en het is gevaarlijk als de vijand daar woont. Bovendien is het van groot historisch belang, omdat het van oudsher de grote gebieden zijn van de oorspronkelijke Israëlitische staten in de dagen van David. Vandaar dat je ook ziet dat de tegenwoordige staat Israël met grote voortvarendheid nederzettingen bouwt op de Westbank. Laat u dus niet misleiden door de naam dat het alleen maar het oevergebied is; het is een verbazend groot deel, het is het hart van het land. Het ziet er niet naar uit dat de Joodse staat heden ten dage bereid is om dat land terug te geven. Men is bezig zich daar te vestigen en terugtrekken wordt dan ook bijna onmogelijk. Er is nauwelijks een politieke grond voor te vinden.

Als de Palestijnen via onderhandelingen niet het recht krijgen op die zogenaamde Westbank – als Israël die Westbank niet teruggeeft – dan zullen de Palestijnen een ander stuk grond claimen. Dat zal het stuk grond zijn waar zij, op grond van oude historie, rechten kunnen laten gelden. Filistijnen woonden in die hele streek langs de kust, zoals het hier in Zefanja 2 : 5 wordt genoemd: “Wee de inwoneren van de landstreek der zee.” De kuststrook ten zuiden van Tel Aviv en Jaffa (Joppe vroeger), waren vroeger Filistijns. Dit land heette vroeger – ook in de oude profetieën van drieduizend jaar geleden, waaronder die van Jesaja en natuurlijk ook deze van Zefanja – Palestina en dat zullen de Palestijnen claimen. Ik verwacht dat binnen afzienbare tijd de tegenwoordige Joodse staat de steden Askelon, Asdod en Ekron inderdaad zal overdragen aan de Palestijnen. Omdat het daarmee Palestijnse steden worden, moet de Joodse bevolking uit die steden verdwijnen. Het ziet er op dit moment niet naar uit dat dit zal gebeuren. De Bijbel echter spreekt over “der Filistijnen land” – dat land van de kuststreek – en over vier steden. Drie van die vier zijn tot op heden Israëlisch, meer specifiek: Joodse steden. In de praktijk blijkt dat de problemen rond de Westbank zo ingewikkeld liggen dat men het laat voor wat het is en iets anders zal doen, namelijk een stuk land aanbieden wat helemaal niet ter discussie staat. Dat zullen dan de steden Askelon, Asdod en Ekron zijn; gebied dat de Palestijnen nu niet claimen. Dit werpt een totaal ander licht op de zaak en wellicht zijn de Palestijnen tevreden met dit aanbod. Bovendien heeft die hele kuststreek niet alleen oorspronkelijk aan de Filistijnen toebehoord, maar het is ook een belangrijk gebied vanwege de havens in Asdod. Ook Askelon is een belangrijke stad. Ik veronderstel dat de Palestijnen daarmee genoegen zullen nemen en dat Israël deze steden zal overdragen, inclusief het gebied waar ooit Gath heeft gelegen. Dat betekent dat het kustgebied ten zuiden van Jaffa inderdaad bij de Palestijnen terecht zal komen. Het lijkt mij een aannemelijke optie, omdat de profetie geen enkele andere ruimte laat. Als er staat dat er een oordeel komt over de Filistijnen of Palestijnen, dan betekent dat automatisch dat deze steden ook Palestijnse steden zullen moeten zijn. Aangezien ik verwacht dat het niet lang meer zal duren, moet deze kwestie dus binnen afzienbare tijd geregeld worden; en de kans is groot dat het wordt geregeld samen met dat ene verbond waar we allemaal op zitten te wachten.

26 En na die twee en zestig weken zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hem zelven zijn; en een volk des vorsten, hetwelk komen zal, zal de stad en het heiligdom verderven, en zijn einde zal zijn met een overstromende vloed, en tot het einde toe zal er krijg zijn, en vastelijk besloten verwoestingen.
27 En hij zal velen het verbond versterken een week; en in de helft der week zal hij het slachtoffer en het spijsoffer doen ophouden, en over den gruwelijken vleugel zal een verwoester zijn, ook tot de voleinding toe, die vastelijk besloten zijnde, zal uitgestort worden over den verwoeste. Daniël 9 : 26, 27

Het verbond tussen de ongelovige Joodse staat en “de vorst van dat volk dat komen zal”, “die zal met de velen een verbond sluiten”. Dat volk is gekomen – het bestaan kan uit praktische overwegingen niet meer ontkent worden – en heeft een leider. Of de man nu Arafat heet of een andere naam heeft, dat maakt helemaal niets uit. Maar op dát verbond wachten wij. Een verbond uiteraard met betrekking tot Jeruzalem, maar daarmee ongetwijfeld een verbond met betrekking tot de Westbank, en zeker ook met betrekking tot de Gazastrook. Ik verwacht dat de Gazastrook ver uitgebreid zal worden naar het noorden, ongeveer tot aan Tel Aviv. Zo was het in vroegere tijden en zo zal het kennelijk in de toekomst weer zijn. Er zal een situatie ontstaan die zeer goed vergelijkbaar is met de situatie in de dagen van David. Dat was te verwachten: David en de discussie over het bezit van Jeruzalem, de strijd om Jebus. Over die dagen moet het gaan en ik wijs u erop dat er meer verbanden zijn tussen David in het verleden en de Here Jezus in de toekomst, in Zijn wederkomst. Dat gaat ook over een periode van veertig jaar, een verdeling van zeven jaar en drieëndertig jaar, over een strijd tegen de Filistijnen in het bijzonder.

1 Doorzoek uzelf nauw, ja doorzoek nauw, gij volk dat met geen lust bevangen
wordt!
2 Eer het besluit bare (gelijk kaf gaat de dag voorbij), terwijl de hittigheid van des HEEREN toorn over ulieden nog niet komt; terwijl de dag van de toorn des HEEREN over ulieden nog niet komt.
3 Zoekt den HEERE, alle gij zachtmoedigen des lands die Zijn recht werken! Zoekt gerechtigheid, zoekt zachtmoedigheid, misschien zult gij verborgen worden in den dag van den toorn des HEEREN. Zefanja 2 : 1, 2

Vers 2 zegt niet dat die dag des Heeren komt, maar er staat “terwijl de dag des HEEREN nog niet komt, doorzoek uzelf nauw”. In feite is dit niet primair de aankondiging van het uiteindelijke oordeel over Filistea/Palestina/de Palestijnse staat, maar in de eerste plaats is het een oproep tot bekering. Daar denken wij natuurlijk niet alle dagen aan, maar ik zou niet weten waarom het evangelie niet zou worden gepredikt aan de Palestijnen. Bovendien, er zijn Palestijnen die Christen zijn. Daarom staat er in vers 3: “Zoekt de Heere, alle zachtmoedigen des lands die Zijn recht werken”. U weet, zachtmoedigen is een synoniem voor gelovigen. Voor degenen die een ontvankelijk hart hebben voor het Woord van God. “Zoekt gerechtigheid, zoekt zachtmoedigheid.” Dan merk je direct het zachte gemoed, het zachte hart, het ontvankelijke hart onder het Nieuwe Verbond. Gerechtigheid, ook die van het Nieuwe Verbond die gerechtigheid die geopenbaard is zonder de wet, buiten de wet om (Romeinen 3) en dan staat er verder: “Misschien zult gij verborgen worden in de Dag van de Toorn des HEEREN”. Waar moeten ze dan verborgen worden? In Edom, Petra!

Volken der Cherétim

4 Want Gaza zal verlaten wezen, en Askelon zal ter verwoesting wezen; Asdod zal men in den middag verdrijven, en Ekron zal uitgeworteld worden.
5 Wee den inwonenden van de landstreek der zee, den volken der Cherétim! Het woord des HEEREN zal tegen ulieden zijn, gij Kanaan, der Filistijnen land! en Ik zal u verdoen, dat er geen inwoner zal zijn. Zefanja 2 : 4, 5

Vers 4 zegt dat Asdod verwoest zal worden. Men zal eruit verdreven worden. In vers 5 wordt gesproken over “Wee den inwoneren van de landstreek der zee, den volken der Cherétim!” Over Cherétim bestaat verschil van mening, maar voor zover ik weet zijn de volken van Cherétim hetzelfde als Creti of Pleti. En Pleti zijn… Palestijnen! Over deze volken bestaan enkele theorieën. De eenvoudigste is: het is hetzelfde, Creti namelijk Pleti. Men kan zich vervolgens afvragen: Waarom noemt men Pleti dan Creti? De Pleti zijn Palestijnen, maar ze heten Creti omdat ze oorspronkelijk van Kreta komen. Het eigenaardige is dat men van de Filistijnen/de Palestijnen van oudsher geen afstamming kan terugvinden. Het is namelijk geen volk dat afstamt van ene Fili of Filist, of hoe zo’n stamvader ook mag heten. Ze heten Filistijnen, omdat ze wonen in een land dat zo heet. Als je dus vraagt naar de oorsprong van die oude Filistijnen, dan is de gedachte: Het zijn inwoners van Kreta die zijn overgevaren en die zich aan de andere kant van het water – aan de kust – hebben gevestigd. Ze wonen dan in Palestina, maar hun naam – Kretenzen (van Kreta afkomstig) – hebben ze behouden en die is in de loop der tijd verbasterd tot Creti, Cherétim of Pleti. Als men Pleti (Palestijnen) vertaald, betekent dit “Zwervers”. Deze naam is veelzeggend en drukt uit dat ze ergens anders vandaan komen. Het land waar ze uiteindelijk zijn gaan wonen heeft de naam van de inwoners gekregen, namelijk Cherétim, het land van de Creti. Dit principe zie je ook bij andere volkeren.De meeste Belgen bijvoorbeeld wonen in de omgeving van Dover in Groot Brittannië. De Keltische stam der Belgen (Belgae) is al eeuwen geleden vanuit België overgetrokken naar Engeland. In België wonen nu hoofdzakelijk Franken, en dat zijn niet de oorspronkelijke Kelten. Ooit kwamen de Franken in Gallië, sindsdien heet Gallië Frankrijk, althans daar waar de Franken wonen.

Vers 5 vervolgt met: “Het Woord des HEEREN zal tegen ulieden zijn, gij Kanaän, der Filistijnen land! en Ik zal u verdoen dat er geen inwoner zal zijn”. Dat is wat wij ook verwachten, want – en nu vertel ik het beknopt – als in de toekomst de Russen vanuit de Middellandse Zee Kanaän binnenvallen, zoals beschreven in Joël 2 en Ezechiël 39, dan landen ze niet alleen in Israël, maar nemen ze de hele kust in en waarschijnlijk ook Egypte. Ik verwacht dan ook dat de Russen voet aan wal zullen zetten in Tyrus, Sidon en Libanon. Deze streken zijn onderling verdeeld en daardoor verzwakt, waardoor ze weinig tegenstand kunnen bieden. Nadat de Russische legers daar geland zijn zullen zij – vanwege het aanroepen van de Naam des Heren in Jeruzalem door Israël – omkomen door tussenkomst van de Heer. Dat gebeurt dan vanzelfsprekend ook in Filistea en in Libanon. Misschien ook wel in Egypte, maar daar ben ik niet helemaal zeker van. Aangezien dat oordeel niet alleen komt over de Russen in het land, maar over allen die in het land zijn (ze moeten er niet voor niets uit vluchten, naar Petra bijvoorbeeld), komt het oordeel dus ook over de Joodse staat en tegelijkertijd over de Palestijnse staat. Dat geldt ook voor Edom. En dus staat in vers 5: “Er geen inwoner meer zal zijn”. Met betrekking tot het oordeel over Juda staat er in Jesaja: “Er zal geen inwoner meer zijn”. Dat wil zeggen: het hele land is zonder leven en dat geldt zelfs voor dierlijk leven. Het is weg, is helemaal niets meer.

En de landstreek zal wezen voor het overblijfsel van het huis van Juda dat zij daarin weiden; des avonds zullen zij in de huizen van Askelon legeren, als de HEERE, hunlieder God, hen zal bezocht, en hun gevangenis zal gewend hebben. Zefanja 2 : 7

Hier in vers 7 staat: “En de landstreek zal wezen voor het overblijfsel van het huis van Juda dat zij daarin weiden;…”. Dat betekent niet dat het overblijfsel van het huis van Juda er schapen op na zal gaan houden, maar dat het overblijfsel van het huis van Juda een kudde is. Het wordt beschouwd als een kudde. Waarna wij ons afvragen: “Waar is dan de schaapskooi van deze kudde die daar zal weiden? Dat is al gezegd, want het woord schaapskooi vertaald in het Hebreeuws is Bosra, en zo zijn we weer rond en zijn we weer bij Petra. Het overblijfsel dat verzameld wordt in Petra, zal vanuit Petra het land weer in bezit nemen naar de kust toe. Men komt dan terecht in de Gazastrook, in Palestina.

3. Oordeel over het land

Dit was Zefanja 2, maar we hebben nog enige uitspraken van deze aard in andere Bijbelboeken.
Dat is in de eerste plaats Jesaja; hier vinden we ook profetieën tegen verschillende volken, in
het bijzonder tegen de Filistijnen.

28 In het jaar, toen de koning Achaz stierf, geschiedde deze last.
29 Verheug u niet, gij gans Palestina! dat de roede die u sloeg, gebroken is; want uit de wortel der slang zal een basilisk voortkomen, en haar vrucht zal een vurige vliegende draak zijn.
30 En de eerstgeborenen der armen zullen weiden, en de nooddruftigen zullen zeker nederliggen; uw wortel daarentegen zal Ik door den honger doden, en uw overblijfsel zal hij ombrengen.
31 Huil, gij poort, schreeuw, gij stad! gij zijt gesmolten, gij gans Palestina! want van het noorden komt een rook, en er is geen eenzame in zijn samenkomsten. Jesaja 14 : 28-31

Vers 28: Achaz was de koning van Juda en uit het huis van David. Achaz “de zoon van David” was gestorven.

Vers 29: “Verheug u niet, gij gans Palestina!” Palestina is niet Kanaän, maar Palestina is de Gazastrook. Het land der Filistijnen. Vers 29 vervolgt met: Dat de roede die u sloeg (deze “zoon van David”) gebroken is, want uit de wortel der slang zal een basilisk (een andere slang) voortkomen, en haar vrucht zal een vurige vliegende draak zijn. Een vurige slang namelijk zal voortkomen in de toekomst. We weten dat de vurige slang de verhoogde slang is, namelijk Christus. De uiteindelijke en ultieme Zoon van David. Het gaat hier dus om een profetie over de komst van Christus.

Vers 30: “En de eerstgeborenen der armen zullen weiden. En de nooddruftigen zullen zeker (veilig) nederliggen”. Dat is het gelovig overblijfsel van Juda. Diezelfde kudde die zou weiden, volgens Zefanja. Die kudde die volgens Micha verzameld wordt in Bosra. Vers 30 vervolgt met: “Uw wortel daarentegen zal Ik door den honger doden, want met het overblijfsel van Juda zal het goed gaan dat zal gezegend worden, maar u, Palestijnen, Filistijnen, uw wortel daarentegen zal Ik door den honger doden en uw overblijfsel zal hij ombrengen”.

Vers 31: “Huil, gij poort! Schreeuw, gij stad! Gij zijt gesmolten, gij gans Palestina! En als het over één stad gaat en het gaat over Palestina, dan is het dus Gaza. In onze dagen de zetel van de Palestijnen, de hoofdstad. “Want van het noorden komt een rook, en er is geen eenzame in zijn samenkomsten”. Dat betekent er blijft er niet één over. Er komt namelijk een oordeel vanuit het noorden. Je vraagt je dan af, wat komt er uit het noorden? In Joël 2 zowel als in Ezechiël 39 wordt gesproken over de Russen die Jeruzalem zouden veroveren en daarvan staat uitdrukkelijk dat zij komen uit het noorden. Hier staat: er komt een rook uit het noorden. Ik denk dat het diezelfde Russen zijn. Het punt is dat uiteindelijk de Heer Zelf ingrijpt en dat heeft tot gevolg dat alle inwoners in het land omkomen. Of dat nu Joden, Palestijnen of Russen zijn, dat maakt niets uit. Er staat dat er een oordeel over het land komt.

Nog een uitspraak over dit onderwerp vinden we in Amos.

6 Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen van Gaza, en om vier zal Ik dat niet afwenden; omdat zij Mijn volk gevankelijk hebben weggevoerd met een volkomen wegvoering, om aan Edom over te leveren.
7 Daarom zal Ik een vuur zenden in den muur van Gaza, dat zal haar paleizen verteren.
8 En Ik zal den inwoner uitroeien uit Asdod, en dien, die den scepter houdt, uit Askelon; en Ik zal Mijn hand wenden tegen Ekron, en het overblijfsel der Filistijnen zal vergaan, zegt de Heere HEERE.
9 Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen van Tyrus, en om vier zal Ik dat niet afwenden; omdat zij Mijn volk met een volkomen wegvoering hebben overgeleverd aan Edom, en niet gedacht aan het verbond der broederen. Amos 1 : 6-9

De verzen 1 t/m 5 van Amos 1 gaan over Moab en Juda. De profetie over hen wordt in één adem met Israël genoemd, omdat het in dezelfde tijd gebeurt. De profetie zal ook betrekking hebben op Syrië en Damascus, omdat deze plaatsen allen bij elkaar in de buurt liggen en het om dezelfde gelegenheid gaat. Vanaf vers 6 lezen we: “Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen van Gaza, en om vier zal Ik dat niet afwenden; omdat zij gevankelijk hebben weggevoerd met een volkomen wegvoering, om aan Edom over te leveren”. Er is namelijk een aanleiding voor deze profetie. De Filistijnen, of althans de inwoners van Gaza, hebben ooit een keer verraad gepleegd ten opzichte van Juda in de strijd tegen Edom. Dat is de achtergrond en de aanleiding van deze profetie, die gaat over de verre toekomst.

Vers 7: “Daarom zal Ik een vuur zenden in den muur van Gaza,” (en dus in de verdediging van Gaza, de stad zal verwoest worden) “dat zal haar paleizen verteren”. Er zouden dus in onze dagen paleizen moeten staan in Gaza. Het zou dus een hoofdstad moeten zijn van een staat en dat is het ook. Paleizen zijn dan misschien wat overdreven, maar het beantwoordt aan de situatie in onze dagen.

Vers 8: En Ik zal den inwoner uitroeien uit Asdod, en dien die de scepter houdt, (de koning) uit Askelon; en Ik zal Mijn hand wenden tegen Ekron. (Dat zijn op dit moment Joodse steden.) En het overblijfsel der Filistijnen zal vergaan, zegt de Heere HEERE. Dus in de dagen rond de 70-ste week van Daniel en bij de wederkomst van Christus, moeten niet alleen Gaza, maar ook Asdod, Askelon en Ekron Palestijnse steden zijn. Dat is de enige conclusie die je kunt trekken. Zoals we eerder al zagen wordt Gath niet genoemd, omdat die stad verwoest is en niet meer bestaat. Ook in de toekomst zal Gath niet meer bestaan. Vanaf vers 9 gaat het verder over Tyrus en dus over Syrië, in vers 12 gaat het over Edom (overigens hetzelfde gebied) en in vers 14 gaat het over Rabba, dat is Amman in Jordanië (heeft in de Romeinse tijd ook nog Philadelphia geheten). Het ligt allemaal in hetzelfde gebied en ik denk dat de profetie betrekking heeft op dat hele gebied (dus ook op Moab, dat wat zuidelijker ligt dan Amman).

Tot slot komen we terecht bij Zacharia 9 en wat daarboven staat was te verwachten: “Kastijding van verschillende volken”.

1 De last van het woord des HEEREN over het land Chadrach en Damaskus, deszelfs rust; want de HEERE heeft een oog over den mens, gelijk over al de stammen Israëls.
2 En ook zal Hij Hamath met dezelve bepalen; Tyrus en Sidon, hoewel zij zeer wijs is;
3 En Tyrus zich sterkten gebouwd heeft, en zilver verzameld heeft als stof, en fijn goud als slijk der straten;
4 Ziet, de HEERE zal haar uit het bezit stoten, en Hij zal haar vesting in de zee verslaan; en zij zal met vuur verteerd worden.
5 Askelon zal het zien, en zal vrezen; desgelijks Gaza, en zal grote smart hebben, mitsgaders Ekron, dewijl hetgeen, waar zij op zagen, hen heeft te schande gemaakt; en de koning van Gaza zal vergaan, en Askelon zal niet bewoond worden.
6 En de bastaard zal te Asdod wonen, en Ik zal den hoogmoed der Filistijnen uitroeien.
7 En Ik zal zijn bloed uit zijn mond wegdoen, en zijn verfoeiselen van tussen zijn tanden; alzo zal hij ook onzen God overblijven; ja, hij zal zijn als een vorst in Juda, en Ekron als de Jebusiet.
8 En Ik zal Mij rondom Mijn huis legeren, vanwege het heirleger, vanwege den doorgaande, en vanwege den wederkerende, opdat de drijver niet meer door hen doorga; want nu heb Ik het met Mijn ogen aangezien.
9 Verheug u zeer, gij dochter Sions! juich, gij dochter Jeruzalems! Ziet, uw Koning zal u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland; arm, en rijdende op een ezel, en op een veulen, een jong der ezelinnen. Zacharia 9 : 1-9

Vers 1: Hier gaat het ook over Syrië; Chadrach en Damascus liggen immers in Syrië.

Vers 2: Hamath is Syrië en Tyrus en Sidon is tegenwoordig Libanon, maar vroeger was dat ook Syrië.

Vers 4a: “Ziet, de HEERE zal haar uit het bezit stoten”. Dit gaat over Tyrus. Tyrus ligt ook aan de kust en is ook een havenstad. Je mag aannemen dat de Russen ook daar terecht komen.

Vers 4b: “en Hij zal haar vesting in de zee verslaan”; Dat is inderdaad Tyrus, het ligt in de zee, een schiereiland, vroeger zelfs een echt eiland. “en zij zal met vuur verteerd worden”.

Vers 5: “Askelon” (veel zuidelijker langs de kust) “zal het zien, en zal vrezen; desgelijks Gaza”, (nog zuidelijker aan de kust) “en zal grote smart hebben, mitsgaders Ekron, dewijl hetgeen, waar zij op zagen, hen heeft te schande gemaakt; en de koning uit Gaza” (let op dat een koning alleen genoemd wordt in verband met Gaza! Dat klopt want dat is de hoofdstad van de Palestijnen. Officieel is het Jericho, maar dat is een papieren kwestie) “zal vergaan, en Askelon zal niet bewoond worden”.

Vers 6: In de voorgaande verzen worden ook hier weer de vier plaatsen genoemd, de vijfde is er nu ook weer niet bij, in ieder geval zal er een oordeel komen over al die steden en over heel Palestina.

Daarna lezen wij in het bijzonder vers 9: “Verheug u zeer, gij dochter Sions! Juich gij dochter Jeruzalems! Ziet Uw Koning zal u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland; arm, en” (samen met de Gemeente) “rijdende op een ezel, en op een veulen, een jong der ezelinnen”. Ik hoop dat u begrijpt dat deze profetie niet zijn uiteindelijke vervulling heeft gevonden in de eerste komst van Christus bij de intocht in Jeruzalem, maar dat het in werkelijkheid een profetie is over de wederkomst van Christus straks op de Olijfberg met de “ezel”, namelijk de Gemeente. De ezel die gekleed was in de kleding van de discipelen, vermomd als de discipelen, namelijk de Gemeente. Dat moet nog in de toekomst gerealiseerd worden.

Als Ik Mij Juda zal gespannen, en Ik Efraïm den boog zal gevuld hebben; en Ik uw kinderen, o Sion! zal verwekt hebben tegen uw kinderen, o Griekenland! en u gesteld zal hebben als het zwaard van een held. Zacharia 9 : 13

“Als Ik Mij Juda zal gespannen,” (Juda een boog, Gods kracht, Gods wapen)”en Ik Efraïm den boog zal gevuld hebben;” (Daar heb je ineens Juda en Efraïm bij elkaar, de twee en de tien stammen van Israël; geheel Israël zal verzameld worden) “en Ik uw kinderen, o Sion! Zal verwekt hebben tegen uw kinderen, o Griekenland! en u gesteld zal hebben als het zwaard van een held”. Het punt is dat in die dagen, in het oosten, een wereldrijk ontstaan is, namelijk dat van Babel. Dit wereldrijk ligt dan in Irak, met Babel als hoofdstad, maar volgens de Bijbelse profetie wordt het beschouwd als het herstel van het Griekse Rijk van Alexander de Grote die ook Babel als hoofdstad verkoos. Als in dit vers staat dat in de toekomst ook Griekenland geoordeeld zal worden, moet u niet denken aan wat wij tegenwoordig Griekenland noemen, maar aan dat rijk dat Babel als hoofdstad heeft. Maar het begin van dit alles vindt plaats in het gebied waar van oudsher Israël woonde en zou wonen, al heet het tegenwoordig Libanon, Palestina, Jordanië. Dit gebied zal in de eerste plaats door de Heer in bezit genomen worden, alle leven zal eruit verdreven worden en het zal vervolgens bevolkt worden door het overblijfsel van Israël. Zij zullen eerst het land moeten opruimen en dan is er sprake van echt en Bijbels verantwoord Zionisme.

De wereld is een schouwtoneel en men zal het te zien krijgen. Wij gelovigen waarschijnlijk van bovenaf. Voor het grootste gedeelte zullen we er ook in betrokken zijn, maar het is toch aardig om – aan het eind van dit verhaal – een verband te kunnen leggen tussen deze profetieën en de tegenwoordige ontwikkelingen in het Midden-Oosten, want het lijdt geen enkele twijfel dat daar de stukken op het bord staan.

Amen

https://www.bijbelspanorama.nl/

https://www.bijbelstudie.nl/


 Gerelateerde bijbelezingen:

* Profetie over Palestina.
* De Palestijnse Staat.
* Jordanië en de Palestijnen
* Gog en zijn benden






* Israel, Gods Volk-Palestina, Gods Land
* de verborgen strijd in de profetie
* Profetisch panorama

Bijbelstudies door: Ab Klein Haneveld
Dit is een bewerking van de Brochure "De Palestijnse staat"