IN HET LICHT WANDELEN

4 En deze dingen schrijven wij u, opdat uw blijdschap vervuld zij.
5 En dit is de verkondiging die wij van Hem gehoord hebben, en wij u verkondigen dat God een Licht is, en gans geen duisternis in Hem is.
7 Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, zo hebben wij gemeenschap met elkander, en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde. 1 Johannes 1 : 4, 5, 7 info

Echte blijdschap vinden wij in de bestudering van Gods Woord: de Bijbel. Wij danken God ervoor dat het Evangelie opgeschreven is en voor ons altijd en overal toegankelijk is. Bijvoorbeeld over de waarheid van het Licht. Gelovigen wandelen in het Licht en daarmee is er sprake van gemeenschap die door God Zelf tot stand is gebracht. Daardoor kunnen gelovigen gemeenschap met elkaar hebben, want er is niets wat hen scheidt. (Romeinen 8 : 38, 39) Dit is een gemeenschap die niet door de gelovigen tot stand gebracht is. Daarom kunnen zij die gemeenschap evenmin ongedaan maken. De Heer heeft Zijn hemelse Vader (niet ons!) om die gemeenschap gevraagd. (Johannes 17 : 21) Zijn gebed is uiteraard verhoord en ook dat zou ons vervullen met grote blijdschap.


Inleiding

1 Hetgeen van den beginne was, hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen wij gezien hebben met onze ogen, hetgeen wij aanschouwd hebben, en onze handen getast hebben, van het Woord des levens;
2 (Want het Leven is geopenbaard, en wij hebben het gezien, en wij getuigen, en verkondigen ulieden dat eeuwige Leven, Hetwelk bij den Vader was, en ons is geopenbaard.)
3 Hetgeen wij dan gezien en gehoord hebben dat verkondigen wij u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben, en deze onze gemeenschap ook zij met den Vader, en met Zijn Zoon Jezus Christus.
4 En deze dingen schrijven wij u, opdat uw blijdschap vervuld zij.
5 En dit is de verkondiging die wij van Hem gehoord hebben, en wij u verkondigen dat God een Licht is, en gans geen duisternis in Hem is.
6 Indien wij zeggen dat wij gemeenschap met Hem hebben, en wij in de duisternis wandelen, zo liegen wij, en doen de waarheid niet.
7 Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, zo hebben wij gemeenschap met elkander, en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde. 1 Johannes 1 : 1-7

De hoofdzin in het begin van deze brief van Johannes: “Hetgeen van den beginne was, …”, wordt pas in 1 Johannes 1 : 3 voortgezet: “… dat verkondigen wij u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben …”; 1 Johannes 1 : 4 “… opdat uw blijdschap vervuld zij”. Wat Johannes van den beginne gehoord heeft, dat blijft hij verkondigen. Dit betekent in ieder geval dat de boodschap die gepredikt werd, en hier op bijzondere wijze beschreven staat, onveranderlijk en onvergankelijk is. De prediking van het evangelie is een prediking van zaken die ongewijzigd de eeuwen trotseren.

Het Woord van God is onveranderlijk

Als mensen hebben wij van nature voortdurend te maken met zaken die voorbijgaan. Dit geldt in het bijzonder voor de dingen die gepredikt worden; op alle gebied. Opvattingen veranderen. De mens moet zich steeds aan de verschillende omstandigheden en leringen aanpassen. Wat wij vroeger op school hebben geleerd, blijkt nu vaak achterhaald te zijn. De mens kijkt hier helemaal niet vreemd van op. Sterker nog: men denkt dat het een bewijs van vooruitgang is. Hét kenmerk van de Bijbel is juist dat het Woord van God onveranderlijk is. Daarop kunnen wij dus volkomen ons vertrouwen stellen. De zaken die vroeger uit het Woord van God geleerd werden blijken nog steeds waar te zijn. Die zaken zijn niet veranderd.

Hetgeen gijlieden dan van den beginne gehoord hebt dat blijve in u. Indien in u blijft, wat gij van den beginne gehoord hebt, zo zult gij ook in den Zoon en in den Vader blijven. 1 Johannes 2 : 24

De dingen die vroeger verkondigd werden, worden nog steeds verkondigd. Daarom dienen wij deze dingen ook vast te houden. Het Woord van God heeft ook nog steeds dezelfde uitwerking. Waar het Woord van God gebracht wordt ontstaat aan de ene kant een definitieve scheiding, maar aan de andere kant ontstaat er een definitieve gemeenschap. Het is uiteraard de bedoeling dat die gemeenschap tot stand gebracht wordt. Het gaat hier weliswaar om een leer, maar het gaat primair om de Zoon van de Vader, de Here Jezus Christus. Het gaat namelijk niet om kunstig verdichte fabelen, (2 Petrus 1 : 16) maar om de Zoon. Johannes en de zijnen hebben Hem gezien, namelijk de verheerlijkte Christus. Het zijn geen kunstig verdichte fabelen en geen Joodse fabelen. (Titus 1 : 14) Het gaat om zaken die gehoord, gezien, aanschouwd en getast werden; niet alleen door Johannes, maar ook door vele andere gelovigen van zijn tijd. In Johannes 1 vinden wij hetzelfde terug.

1 In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God.
2 Dit was in den beginne bij God. Johannes 1 : 1, 2

De heerlijkheid van onze Here Jezus Christus

Johannes begon het evangelie dat hij schreef met dezelfde woorden als zijn eerste brief: “In den beginne”. Vervolgens schreef hij:

En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van den Vader), vol van genade en waarheid. Johannes 1 : 14

Johannes en de andere apostelen hadden de heerlijkheid van de Zoon aanschouwd. Deze heerlijkheid heeft betrekking op Zijn opstanding en verhoging. Ditzelfde vinden wij in de eerste brief van Johannes terug. Johannes spreekt ook over de heerlijkheid van Christus. Dergelijke woorden zijn ook door de apostel Petrus opgeschreven. Hij heeft eveneens de heerlijkheid van Christus aanschouwd.

16 Want wij zijn geen kunstelijk verdichte fabelen nagevolgd, als wij u bekend gemaakt hebben de kracht en toekomst van onzen Heere Jezus Christus, maar wij zijn aanschouwers geweest van Zijn majesteit.
17 Want Hij heeft van God den Vader eer en heerlijkheid ontvangen, als zodanig een stem van de hoogwaardige heerlijkheid tot Hem gebracht werd: Deze is Mijn geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb.
18 En deze stem hebben wij gehoord, als zij van de hemel gebracht is geweest, toen wij met Hem op de heilige berg waren. 2 Petrus 1 : 16-18

Petrus noemt hier niet alleen de toekomst van de Here Jezus Christus, maar ook Zijn kracht. Die kracht zal in de toekomst gemanifesteerd en geopenbaard worden. Die kracht van de Here Jezus Christus heeft Petrus aanschouwd. Dat is de kracht van Zijn majesteit. Petrus heeft Zijn majesteit aanschouwd bij de verheerlijking op de berg. (Matthéüs 17 : 1-13) De Here Jezus Christus heeft van God, de Vader, eer en heerlijkheid ontvangen. In Hebreeën 2 : 9 vinden wij de woorden “eer” en “heerlijkheid” eveneens in verband met de Here Jezus Christus.

Maar wij zien Jezus met heerlijkheid en eer gekroond, Die een weinig minder dan de engelen geworden was, vanwege het lijden des doods, opdat Hij door de genade Gods voor allen den dood smaken zou. Hebreeën 2 : 9

Petrus heeft de majesteit van Jezus Christus gezien. Christus heeft van de Vader eer en heerlijkheid ontvangen. Die eer en heerlijkheid heeft Petrus gezien en hij noemt dat “majesteit”. Toen hij dat zag, hoorde hij de stem van God de Vader, die zei: “Deze is Mijn geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb.” (Matthéüs 17 : 5) Petrus, Johannes en Jakobus waren op de berg der verheerlijking en zij hebben deze dingen gehoord en gezien. (Matthéüs 17 : 1-8) Zij hebben de Here Jezus Christus in een verheerlijkte gedaante aanschouwd. Alleen Petrus, Johannes en Jakobus hebben de heerlijkheid van de Heer gezien. Dit geeft aan dat slechts een klein deel van de gelovigen zich van de verheerlijkte positie van de Here Jezus Christus bewust is. Het is voor de meerderheid van de gelovigen verborgen. Het is uiteraard wel de bedoeling dat de gelovige Christus kent als de Verheerlijkte, zittend aan de rechterhand van de Vader. De gelovige dient Hem te kennen als Degene die uitermate verhoogd is. (Filippenzen 2 : 9) Deze verschijning van de Heer in heerlijkheid op de berg der verheerlijking was een uitbeelding van positie van Christus sinds Zijn opstanding. Hij is uitermate verheerlijkt. Hij heeft de hoogste positie ontvangen. Hij is vér boven iedere overheid, macht, kracht en heerschappij geplaatst.

20 Die Hij gewrocht heeft in Christus, als Hij Hem uit de doden heeft opgewekt; en heeft Hem gezet tot Zijn rechterhand in den hemel;
21 Verre boven alle overheid, en macht, en kracht, en heerschappij, en allen naam die genaamd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de toekomende;
22 En heeft alle dingen Zijn voeten onderworpen, en heeft Hem der Gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen;
23 Welke Zijn lichaam is, en de vervulling Desgenen die alles in allen vervult. Éfeze 1 : 20-23

De gelovige dient voortdurend bepaald te worden bij de verheerlijkte Christus, Die uitermate verhoogd is. Hij is bovendien tot Hoofd gegeven aan de Gemeente. Veel gelovigen zingen wekelijks liederen die spreken over de verheerlijking van Christus. Het is echter noodzakelijk voor de gelovige om zich af te vragen wat de consequenties van die verheerlijking zijn. Kent hij Christus ook als Degene die door God vanuit die verheven positie aan de Gemeente gegeven is als Hoofd? Het is de bedoeling dat de gelovige de Heer kent als zijn Heiland. Dit betekent dat hij Hem niet alleen kent als Degene die zijn zonde(n) heeft weggenomen, zodat hij ooit in de hemel zal komen. Het betekent dat hij Hem behoort te kennen als Degene die nu voor hem zorgt en Die zijn leven richting en inhoud geeft. Door, en in de verheerlijkte Christus, heeft de gelovige eeuwig leven ontvangen. Door, en in Christus, delen wij in de heerlijkheid die Christus Zelf ontvangen heeft. Vanuit dié positie zou de gelovige behoren te leven! Johannes verkondigde de verheerlijkte Christus. In 1 Johannes 1 spreekt Johannes over “den beginne”. Dit wijst op het begin van de nieuwe schepping. Dit begin is tevens het begin van een nieuwe bedeling die tot stand kwam bij de opstanding van Christus: de bedeling der genade Gods. (Éfeze 3 : 2)

Het Leven is geopenbaard

Het leven is geopenbaard. (1 Johannes 1 : 2) Dit betekent dat dit leven vroeger niet geopenbaard was. God heeft het op een bepaald moment geopenbaard. Dit leven was tevoren beloofd, namelijk in het evangelie van God. Dat evangelie handelt uiteraard over de Zoon van God, de Here Jezus Christus.

1 Paulus, een dienstknecht van Jezus Christus, een geroepen apostel, afgezonderd tot het Evangelie van God,
2 (Hetwelk Hij te voren beloofd had door Zijn profeten, in de heilige Schriften).
3 Van Zijn Zoon die geworden is uit het zaad van David, naar het vlees;
4 Die krachtelijk bewezen is te zijn de Zoon van God, naar den Geest der heiligmaking, uit de opstanding der doden namelijk Jezus Christus, onzen Heere: Romeinen 1 : 1-4

Het leven van de nieuwe schepping is begonnen bij de opstanding van de Here Jezus Christus. Bij Zijn opstanding werd het Leven, zoals dat in het Oude Testament was aangekondigd en beloofd, openbaar. Het gehele Oude Testament kondigt de komst van dat Leven, namelijk de komst van de levende Messias, aan. Het Leven ïs geopenbaard. Dit sluit aan bij Johannes 1 : 10-13 :

10 Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem gemaakt; en de wereld heeft Hem niet gekend.
11 Hij is gekomen tot het Zijne, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen.
12 Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven;
13 Welke niet uit den bloede, noch uit den wil des vleses, noch uit den wil des mans, maar uit God geboren zijn. Johannes 1 : 10-13

Degenen die Hem aangenomen hebben heeft Hij macht gegeven om kinderen van God te worden. Dit wijst op degenen die uit God geboren zijn. Dit zou later gerealiseerd worden, namelijk nadat Jezus Christus opgestaan was. Johannes komt daar in zijn eerste brief op terug en zegt dat dit inmiddels vervuld is.

1 Ziet, hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, namelijk dat wij kinderen Gods genaamd zouden worden. Daarom kent ons de wereld niet, omdat zij Hem niet kent.
2 Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods, en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen. Maar wij weten dat als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem zullen gelijk wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is. 1 Johannes 3 : 1, 2

In de grondtekst van het Griekse Nieuwe Testament staat: “Ziet, hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, namelijk dat wij kinderen Gods genaamd zouden worden en wij zijn het”. Wij zouden kinderen van God genaamd worden. Er was beloofd dat de gelovige een kind van God zou worden. Inmiddels is dit sinds de opstanding van de Here Jezus Christus vervuld. Het Leven is geopenbaard. Dit is een rechtstreekse verwijzing naar de opstanding van de Here Jezus Christus. Toen kwam het beloofde Leven tot stand. Het Leven is geopenbaard en op grond van dat Leven zijn wij wedergeboren.

Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren, tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden. 1 Petrus 1 : 3

Door de opstanding is het Leven geopenbaard waaraan wij uit geloof deel hebben gekregen. De opstanding van de Heer, die de dood heeft overwonnen, is hét centrale punt in de boeken van het Nieuwe Testament. Hij heeft het Leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht. (2 Timótheüs 1 : 10) Dat verkondigde Johannes. Daarom gebruikt hij de uitdrukking “Woord des levens”. (1 Johannes 1 : 1) Johannes heeft het over het Woord van God, maar dat Woord is Leven. Dat Woord, namelijk dat Leven, is geopenbaard. Johannes en de zijnen hebben dat Leven gezien. Dat verkondigen zij. Dat eeuwige leven is door de opstanding van de Here Jezus Christus geopenbaard.

1 Voorts, broeders, ik maak u bekend het Evangelie dat ik u verkondigd heb, hetwelk gij ook aangenomen hebt, in hetwelk gij ook staat;
2 Door hetwelk gij ook zalig wordt, indien gij het behoudt op zodanige wijze, als ik het u verkondigd heb; tenzij dan dat gij tevergeefs geloofd hebt.
3 Want ik heb ulieden ten eerste overgegeven, hetgeen ik ook ontvangen heb dat Christus gestorven is voor onze zonden, naar de Schriften;
4 En dat Hij is begraven, en dat Hij is opgewekt ten derden dage, naar de Schriften; 1 Korinthe 15 : 1-4

Het evangelie is dat de Here Jezus Christus is gestorven voor onze zonden, is begraven en op de derde dag is opgewekt; naar de Schriften. Dit is de inhoud van het evangelie. In de rest van 1 Korinthe 15 spreekt Paulus alleen nog maar over de opstanding. Deze boodschap verkondigde Johannes eveneens. Vervolgens vermeldt Johannes waarom hij deze boodschap verkondigde. Hij verkondigde dit: “… opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben, en deze onze gemeenschap ook zij met den Vader, en met Zijn Zoon Jezus Christus”. (1 Johannes 1 : 3) Het doel van de prediking van het evangelie is om gemeenschap (eenheid) tot stand te brengen. Het gaat in de eerste plaats om de gemeenschap met God, de Vader en met Zijn Zoon, de Here Jezus Christus. Wanneer een mens tot aanvaarding van het Woord des levens komt, dan komt hij tot aanvaarding van de Here Jezus Christus die hem gekocht heeft en hem verlost heeft uit de macht van de duisternis. Hij is met God verzoend. (Romeinen 5 : 10) Daardoor is hij wedergeboren geworden en is hij in gemeenschap met God gekomen. Hij is de goddelijke natuur deelachtig geworden. (2 Petrus 1 : 4) Hij heeft deel gekregen aan het opstandingsleven van Christus. Wanneer de gelovige gemeenschap met de Vader en de Zoon heeft, dan zal hij ook gemeenschap hebben/krijgen met de medegelovigen. Johannes draait hier de volgorde om en noemt eerst de gemeenschap tussen gelovigen onderling. Hij legt daarmee de nadruk op de eenheid van de Gemeente als zodanig.

Deel gekregen aan de Here Jezus Christus

In het Nederlands hebben wij verschillende uitdrukkingen, namelijk “de eenheid van de Gemeente” en “de verdeeldheid van de kerk”. In de grondteksten van de Bijbel bestaat er slechts één woord. Dat woord vertalen wij met “gemeente” of “kerk”. De Gemeente is één, want die eenheid heeft Christus tot stand gebracht. Het Griekse woord is “ekklesia”, hetgeen verband houdt met “gemeenschap”. De vertalers hebben het woord “gemeente” aangehouden om die eenheid aan te geven. De Gemeente wordt gevormd door een groep mensen die samen één zijn, omdat zij deel hebben gekregen aan die ene God. Zij hebben deel gekregen aan de Here Jezus Christus, aan het Woord van God.

2 Met alle ootmoedigheid en zachtmoedigheid, met lankmoedigheid, verdragende elkander in liefde;
3 U benaarstigende te behouden de enigheid des Geestes door den band des vredes.
4 Eén lichaam is het, en één Geest, gelijkerwijs gij ook geroepen zijt tot één hoop uwer roeping;
5 Eén Heere, één geloof, één doop,
6 Een God en Vader van allen, Die daar is boven allen, en door allen, en in u allen. Éfeze 4 : 2-6

Wij zijn tot geloof gekomen op grond van één evangelie. Daardoor zijn wij verzoend met God en zijn wij in één lichaam geplaatst. Paulus zegt: “Want ook wij allen zij door één Geest tot één lichaam gedoopt, … wij zij allen tot één Geest gedrenkt.” (1 Korinthe 12 : 13) Velen zien het evangelie als een soort “levensverzekering”. Wanneer zij komen te overlijden komt alles alsnog goed. Zij hebben de Heer voor hun (aardse) leven nodig, maar zéker voor daarna, want anders valt men onder het eeuwig oordeel. Vaak spreekt men in dat verband over “geloof in Jezus”. De titels (“Here” en “Christus”) vallen ineens weg. Dit is een zeer zwak aftreksel van hetgeen in de Bijbel als “evangelie” beschreven wordt. Johannes schrijft over het resultaat van het Woord van God en het resultaat van het evangelie in het bijzonder in het leven van de gelovige. Dat heeft uiteraard betrekking op de tijd die de gelovige nog op aarde leeft!

Johannes schreef deze dingen opdat men gemeenschap zou hebben met de Vader en met de Zoon, maar vooral ook opdat de gelovigen gemeenschap met elkaar zouden hebben. De klemtoon wordt daarmee gelegd op de uitwerking van het leven van God in het leven van de gelovige zolang hij op aarde is. In de brieven van Johannes staat de eenheid en dus de gemeenschap centraal. Het Woord van God woont in de gelovige. Het is daarom te verwachten dat die gelovige het Woord van God bewaart. (1 Johannes 2 : 5) Johannes gebruikt synoniemen om hetzelfde steeds weer naar voren te brengen, zoals:

In het licht wandelen1 Johannes 1 : 7
Zijn geboden bewaren1 Johannes 2 : 3
Zijn Woord bewaren1 Johannes 2 : 5
In Hem blijven1 Johannes 2 : 28

Wanneer de gelovige in het licht wandelt, Zijn geboden/Woord bewaart en in Hem blijft, dan zal dat gevolgen hebben. Volgens Johannes heeft dat als uitwerking dat hij de broeders liefheeft. Het begrip “broeder” wijst overigens al op een fundamentele eenheid; op basis van geboorte. Gelovigen zijn broeders. Zij zijn namelijk uit dezelfde God geboren en hebben hetzelfde Leven in zich ontvangen. Daarom behoren zij vanuit dié positie van eenheid te wandelen. Met andere woorden: het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Er is eenheid, ondanks alles. Die eenheid is niet gebaseerd op onze karakters. Het is evenmin gebaseerd op onze wijze van leven. Die eenheid is slechts gefundeerd op hetzelfde leven dat wij als gelovigen in ons hebben. De prediking van het evangelie heeft volgens Johannes primair tot doel om de eenheid en de gemeenschap te bevorderen. Dit is de basis voor het geloofsleven van alle gelovigen sinds de opstanding van Christus; ongeacht de bedeling waarin zij leven. Bij de apostel Paulus vinden wij dezelfde principes aangaande de eenheid terug, hoewel hij er nog vele zaken aan toevoegt. (Romeinen 12 : 16; 15 : 5; Filippenzen 2 : 2)

De Here Jezus Christus sprak Zelf eveneens over die eenheid. Dit vinden wij in Johannes 13 t/m 17. Enkele voorbeelden:

Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb dat ook gij elkander liefhebt. Johannes 13 : 34

20 In dien dag zult gij bekennen, dat Ik in Mijn Vader ben en gij in Mij, en Ik in u.
21 Die Mijn geboden heeft, en dezelve bewaart, die is het, die Mij liefheeft; en die Mij liefheeft, zal van Mijn Vader geliefd worden; en Ik zal hem liefhebben, en Ik zal Mijzelven aan hem openbaren. Johannes 14 : 20, 21

Jezus antwoordde en zeide tot hem: Zo iemand Mij liefheeft, die zal Mijn woord bewaren; en Mijn Vader zal hem liefhebben, en Wij zullen tot hem komen, en zullen woning bij hem maken. Johannes 14 : 23

Gelijkerwijs de Vader Mij liefgehad heeft, heb Ik ook u liefgehad; blijft in deze Mijn liefde. Johannes 15 : 9

12 Dit is Mijn gebod, dat gij elkander liefhebt, gelijkerwijs Ik u liefgehad heb.
13 Niemand heeft meerder liefde dan deze, dat iemand zijn leven zette voor zijn vrienden.
14 Gij zijt Mijn vrienden, zo gij doet wat Ik u gebiede. Johannes 15 : 12-14

En Ik ben niet meer in de wereld, maar deze zijn in de wereld, en Ik kome tot U, Heilige Vader, bewaar ze in Uw Naam die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij één zijn, gelijk als Wij. Johannes 17 : 11

20 En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor degenen, die door hun woord in Mij geloven zullen.
21 Opdat zij allen één zijn, gelijkerwijs Gij, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt.
22 En Ik heb hun de heerlijkheid gegeven, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij één zijn, gelijk als Wij Eén zijn;
23 Ik in hen, en Gij in Mij; opdat zij volmaakt zijn in één, en opdat de wereld bekenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt. Johannes 17 : 20-23

Gemeenschap, blijdschap en Licht

Johannes spreekt in zijn brieven feitelijk over dezelfde zaken. Hij geeft in 1 Johannes 1 : 4 nog een reden aan waarom hij deze dingen schreef:

En deze dingen schrijven wij u, opdat uw blijdschap vervuld zij. 1 Johannes 1 : 4

Er zijn nu twee redenen waarom het Woord van God gepredikt wordt, namelijk “gemeenschap” en “blijdschap”. De prediking van het evangelie heeft tot doel om gemeenschap tot stand te brengen en te onderhouden. Tevens heeft het tot doel om blijdschap tot stand te brengen en te doen groeien. Beide begrippen geven hetzelfde aan, want ze hebben met elkaar te maken. Wanneer iemand blij is wil hij dat met anderen delen. Blijdschap uit zich vaak in feestvieren (vreugde hebben). Feestvieren gebeurt altijd samen met anderen. Waar men samenkomt en zich met elkaar verbonden weet, daar ïs vreugde en blijdschap. Gemeenschap is een zaak van blijdschap en niet van verdriet. Wanneer wij iets anders beleven dan klopt er iets niet. Wanneer men samenkomt zonder dat er eenheid is, dan is er evenmin blijdschap. Zulke situaties zijn doorgaans aan de orde op plaatsen waar het Woord van God niet in het hart van de toehoorders aanwezig is. Men komt in zo’n geval niet samen tot blijdschap. Het leidt slechts tot grotere droefenis. Vaak leidt het zelfs tot grote(re) onenigheid. Wanneer men elkaar in de praktijk ontmoet vanuit de eenheid die er in Christus is, dan hééft men gemeenschap met elkaar. Dan is er eveneens blijdschap. Daarom is het evangelie “de blijde boodschap”. Gelovigen hebben deel aan de blijde boodschap, het evangelie. Wanneer zij rondom dat evangelie samenkomen leidt dat tot blijdschap.

Een voorbeeld daarvan vinden wij bij het volk Israël. Toen Israël uit Egypte verlost zou worden, zei Mozes tegen Farao dat het volk in de woestijn een feest zou gaan vieren. Dit is een beeld van onze verlossing. Wij zijn verlost en uit deze wereld (de duisternis) getrokken. (Kolossenzen 1 : 13) Wij zijn in Christus in de hemel geplaatst. (Éfeze 2 : 6) Wij zijn in gemeenschap gekomen met de Here Jezus Christus en dat is uiteraard een zaak van grote vreugde. In de oude schepping komt men weliswaar samen omdat men deel uitmaakt van een samenleving, maar daarin is niet of nauwelijks sprake van gemeenschap. Men vindt hooguit een oppervlakkige, opgelegde gemeenschap. De meeste mensen zijn in wezen helemaal alleen en zij gaan volstrekt alleen door het leven. Er is geen gemeenschap en daarom is er evenmin blijdschap. Men probeert het wel te organiseren, maar het leidt tot niets. De oude schepping kenmerkt zich niet door eenheid, maar juist door verdeeldheid en strijd. Velen menen dat het anders zou behoren te zijn en zij zetten zich daarom in om een bepaalde eenheid tot stand te brengen. Wie eerlijk is zal erkennen dat deze pogingen tot niets leiden. In de oude schepping is geen eenheid omdat eenheid overeenkomt met “leven”. Het Leven, namelijk het Woord des Levens, wordt weliswaar gepredikt, maar niet geaccepteerd. Slechts waar dat Woord geaccepteerd wordt komt eenheid tot stand. “Leven” is namelijk “gemeenschap”. Door gemeenschap ontstaat leven en daardoor wordt het leven onderhouden. De oude schepping is vergankelijk. Alles is van tijdelijke aard. Alles sterft uiteindelijk. In de praktijk bestaat daar feitelijk geen leven en dus ontbreekt de gemeenschap. Zonder gemeenschap is er geen blijdschap.

Van nature weet de mens dat “eenheid” en “blijdschap” zouden behoren te bestaan. Er zijn voldoende verschijnselen die daarop wijzen. In de praktijk vindt men echter geen eenheid en blijdschap. “Leven” en “gemeenschap” vindt men evenmin. In de oude schepping bestaan deze zaken niet, want in de oude schepping heerst de dood. Johannes benadrukt dat de vergankelijkheid van de oude schepping door de opstanding van de Here Jezus Christus is overwonnen. Hij heeft de dood overwonnen.

14 Overmits dan de kinderen des vleses en bloeds deelachtig zijn, zo is Hij ook desgelijks derzelve deelachtig geworden, opdat Hij door den dood te niet doen zou dengene die het geweld des doods had, dat is, den duivel;
15 En verlossen zou al degenen, die met vreze des doods, door al hun leven, der dienstbaarheid onderworpen waren. Hebreeën 2 : 14, 15

De dood is overwonnen. Wie dat gelooft heeft Leven ontvangen. In dat geval is er ruimte voor gemeenschap en blijdschap. Wie dat Leven heeft ontvangen, heeft Licht ontvangen, want God is Licht. (1 Johannes 1 : 5) Licht brengt eveneens gemeenschap tot stand. Waar licht is daar is leven. Wanneer een gelovige zegt dat hij gemeenschap heeft met God, dan kan het niet anders of hij moet in het licht wandelen. Het gaat om wandelen, hetgeen aangeeft dat het om de praktische levenswandel gaat. Wanneer iemand in de praktijk van zijn leven in de duisternis wandelt, dan heeft hij geen gemeenschap met God. Wie zegt dat hij in gemeenschap met God wandelt en tevens in duisternis wandelt is een leugenaar. Velen zeggen dat zij in gemeenschap met God wandelen, terwijl zij in duisternis wandelen. “Duisternis” is immers de afwezigheid van licht. Wanneer er geen licht is, dan is er evenmin wijsheid. Wie in duisternis wandelt heeft geen kennis van het Licht der wereld, de Here Jezus Christus.

Wanneer een gelovige over de Bijbel begint blijkt dat velen de Bijbel nog nooit gelezen hebben, hoewel zij zich voor christen uitgeven. Er zijn er die de Bijbel lezen zonder dat zij er iets van begrijpen. Velen willen overigens niet eens over de Bijbel praten. Men is niet geïnteresseerd in de wijsheid van God en men wandelt dus in duisternis. Velen gebruiken de Bijbel om een bepaalde visie naar voren te brengen. De mensen zijn niet geïnteresseerd in de Bijbel op zich, maar veelal wel in de visies die over de Bijbel in omloop zijn. Die visies zijn doorgaans erg tegenstrijdig, zodat ze nooit als “licht” omschreven kunnen worden. Men verdiept zich in allerlei visies en wandelt derhalve in duisternis. Men heeft hooguit theoretische kennis over bepaalde visies. Er kunnen allerlei visies worden verkondigd. Er kunnen allerlei Bijbelse zaken naar voren gebracht worden in mooie verhandelingen. Het gaat er echter niet om of de gelovige naar uiteenzettingen van een ander luistert. Het gaat erom of hij in het Licht wandelt. Het streven van iedere gelovige behoort te zijn om in het Licht te wandelen. De prediking van het Woord van God heeft tot doel om eenheid, blijdschap en licht tot stand te brengen en in stand te houden. Deze zaken komen zelden voor omdat men meestal in duisternis wandelt. Iedereen weet dat de Bijbel voor iedere uitleg gebruikt kan worden. Velen concluderen daaruit dat de Bijbel niet bruikbaar is om tot het Licht te komen.

Johannes roept de gelovige op in gemeenschap met de Vader en de Zoon en in gemeenschap met de medegelovigen te wandelen. Dan wandelt hij ook in het Licht, want God is Licht. Wie dat doet, doet de waarheid. “Waarheid” staat altijd in het enkelvoud, want het bestaat niet in het meervoud. Er is één waarheid die zeer veelomvattend is. Johannes predikte het Woord van God opdat er gemeenschap tot stand zou komen. In 1 Johannes 1 : 7 zegt hij dat er gemeenschap is wanneer men in het licht wandelt. Hieruit dient geconcludeerd te worden dat dit Licht overeenkomt met het Woord van God. Het gaat namelijk om de Persoon van de Here Jezus Christus. God is Woord (Johannes 1 : 1) en God is Licht. (1 Johannes 1 : 5) “Woord” en “Licht” zijn dus gelijk. Beide begrippen wijzen op de Here Jezus Christus. Wanneer de gelovigen in dat Licht wandelen hebben zij gemeenschap met elkaar. Wanneer een gelovige bedriegt en de leugen voorhoudt in plaats van de waarheid, dan is er geen enkele gemeenschap. Die gemeenschap ontbreekt eveneens wanneer hij zich voorneemt eens niet te liegen. Hij heeft een kwaad geweten en dat roept bepaalde spanningen op. Wanneer er Licht en Waarheid in de gelovigen is, dan is er eenheid en gemeenschap, want daar staat Christus centraal. In dat geval zien en kennen de gelovigen elkaar, want zij wandelen samen in het Licht. In dat geval kan er niets zijn wat scheiding brengt. De dingen (de zonde, de leugen), waardoor van nature scheiding ontstond, zijn door de Zoon weggenomen. Hij heeft ons gereinigd van alle zonde. Hij is de Zoon, namelijk het Woord van God. Paulus zegt in dit verband met betrekking tot de Gemeente:

26 Opdat Hij haar heiligen zou, haar gereinigd hebbende met het bad des waters door het Woord;
27 Opdat Hij haar Zichzelven heerlijk zou voorstellen, een Gemeente, die geen vlek of rimpel heeft, of iets dergelijks, maar dat zij zou heilig zijn en onberispelijk. Éfeze 5 : 26, 27

Christus heeft de Gemeente gereinigd door het bad des waters, namelijk door het Woord van God. Wij zjn door het Woord van God gereinigd. Johannes spreekt over de reinigende werking van het bloed van de Zoon. De Zoon is het Woord van God, zodat het feitelijk over Dezelfde gaat. Het Woord van God leert ons dat wij als gelovigen rein voor God staan. Christus hééft onze zonde(n) weggedaan. Wij hébben nieuw, Goddelijk leven ontvangen. Er is niets wat ons van de liefde van God zou kunnen scheiden. (Romeinen 8 : 38, 39) Wij zijn door één Geest tot in één Lichaam gedoopt. (1 Korinthe 12 : 13) Wanneer wij ons dat bewust zijn is er niets dat ons van Hem en van elkaar zou kunnen scheiden. Wij zijn gereinigd en hebben dus gemeenschap met de Vader en met Zijn Zoon. Wanneer een kind iets uitgehaald heeft dan hebben zijn ouders dat direct in de gaten, want er iets dat scheiding brengt. Onderling merken gelovigen dit eveneens van elkaar. Gelovigen wandelen in het Licht. Er is gemeenschap die door God Zelf tot stand gebracht is. Daardoor kunnen gelovigen gemeenschap met elkaar hebben, want er is niets wat hen scheidt. Dit is een gemeenschap die niet door de gelovigen tot stand gebracht is. Daarom kunnen zij die gemeenschap evenmin ongedaan maken. De Heer heeft Zijn hemelse Vader (niet ons!) om die gemeenschap gevraagd. (Johannes 17 : 21) Zijn gebed is uiteraard verhoord.

1 Johannes 1 : 7 spreekt over de relatie tussen gelovigen onderling. Wanneer zij in het licht wandelen hebben zij gemeenschap met elkaar. Die gemeenschap wordt niet ongedaan gemaakt door bepaalde zonden die gedaan zijn, want die zonden worden door de Zoon gereinigd. Het gaat hier feitelijk niet eens over de eenheid die zij met God hebben. Gelovigen hebben gemeenschap met elkaar doordat het bloed van Christus hen reinigt van elke zonde. Zijn Woord, Zijn Leven, heeft die reinigende werking. De gelovige wandelt niet langer in onzekerheid, want hij wandelt niet langer in duisternis. Hij heeft de vaste grond gevonden, namelijk de Rots: de Here Jezus Christus. Hij is daarom niet bang voor zijn medegelovigen. Hij hoeft zich ook niet vast te houden aan medegelovigen. Hij staat in de genade. De gelovige is zich bewust van het leven dat God hem geschonken heeft. Er staat niets tussen hem en God in. Hij is immers een kind van God! Het bloed van Christus Jezus reinigt. Het bloed in ons lichaam heeft diezelfde werking. Ons eigen bloed reinigt ons lichaam. Bovendien voorziet het bloed ons lichaam van voedsel. Het transporteert alle noodzakelijke stoffen door ons lichaam. Door het bloed worden alle onderdelen van ons lichaam aan elkaar verbonden. Daarom is het één lichaam.

Ditzelfde principe geldt voor onze bedeling. Gelovigen maken deel uit van het lichaam van Christus. Door het bloed van Christus worden de gelovigen (de leden van Zijn lichaam) opgebouwd en gevoed. Door Zijn bloed hebben de gelovigen gemeenschap, want zij maken deel uit van Zijn lichaam. Zij zetten hun harten (het gaat immers over de bloedsomloop) open voor Zijn Woord waardoor hun leven ook in de praktijk wordt veranderd. Dan leven zij in gemeenschap met elkaar en worden door niets gehinderd. Gelovigen zondigen nog wel, maar hun geweten wordt daardoor niet belast. Het bloed van Christus reinigt namelijk ook het geweten. (Hebreeën 9 : 14) Bovendien is er de Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige. (1 Johannes 2 : 1) Hier wordt het Griekse woord “paraklètos” (dat hier vertaald is met “Voorspraak”) vertaald met “Trooster”. Wanneer de vertalers consequent waren geweest hadden zij het woord hier eveneens met “Trooster” vertaald. In het Latijn zou het met “advocaat” vertaald worden, hetgeen betekent: “hij die erbij geroepen is”. De Here Jezus is als het ware onze advocaat; Hij is onze Trooster. Hij behartigt onze zaken, want wij zijn leden van Zijn lichaam. Hij hééft ons van alles vrijgemaakt, namelijk van de zonde(n) en de zondeschuld. Hij is namelijk onze verzoening. (1 Johannes 2 : 2) Daarom zijn wij volkomen vrij en zijn wij niet langer belast met zaken die wij niet kunnen dragen. Bovendien reinigt en heiligt Christus de gelovigen door middel van Zijn Woord. Daardoor zijn zij in staat om gemeenschap met Hem en met elkaar te hebben. Daarover handelen de brieven van Johannes. Daarin staat met name het praktische leven van de gelovige op aarde centraal.

Het enige wat van de gelovige tijdens zijn aardse bestaan verwacht wordt, is dat hij zijn hart openstelt voor de Heer en voor Zijn Woord. Hij dient dat Woord van God serieus te nemen. Daaruit dient hij te leven. Het leven van de gelovige wordt dan niet gekenmerkt door strijd, maar door gemeenschap. Dat is een leven dat gekenmerkt wordt door liefde, namelijk liefde tot God en liefde tot de medegelovige. Dan leeft de gelovige in gemeenschap en wordt zijn blijdschap vervuld. Dan wandelt hij in het licht!



 Gerelateerde bijbelezingen. o.a.:
* Wandel in het licht.
* Licht of Duisternis
* Het licht is aan
* Licht uit de Honing




Bijbelstudies door: Ab Klein Haneveld.
Dit is een bewerking van de Brochure "In het licht wandelen" 

https://www.bijbelspanorama.nl/  https://www.bijbelstudie.nl/