DE DUIZEND JAAR

2 En hij greep den draak, den oude slang, welke is de duivel en satanas, en bond hem duizend jaren;

6 Zalig en heilig is hij, die deel heeft in de eerste opstanding; over deze heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en Christus zijn, en zij zullen met Hem als koningen heersen duizend jaren. Openbaring 20 : 1, 7. info

Weet u wat een “chiliast” is? Dat is iemand die gelooft dat Christus in de toekomst 1000 jaar op aarde zal regeren. Er bestaan nogal wat misverstanden over de aard en het wezen van “de 1000 jaren”, waarin satan gebonden zal zijn. Het is een spraakverwarring, die mede ontstaat doordat men de term – “het 1000-jarig rijk” – gebruikt. Die term komt in de Bijbel niet voor. In Openbaring 20 wordt wel zesmaal over 1000 jaren gesproken. Dat gebeurt niet in verband met de heerschappij van Christus, want Zijn heerschappij zal voor eeuwig zijn. Daar zijn zowel het Oude- als het Nieuwe Testament heel duidelijk over. Er wordt gesproken over mensen die, in het eeuwig koninkrijk van Christus, 1000 jaren met Christus zullen regeren. Over wie dat zijn en waarom er een periode van 1000 jaren in Gods Plan is opgenomen, handelt deze Bijbelstudie.


Inleiding

1 ¶ En ik zag een engel afkomen uit den hemel, hebbende den sleutel des afgronds, en een grote keten in zijn hand;
2 En hij greep den draak, de oude slang, welke is de duivel en satanas, en bond hem duizend jaren;
3 En wierp hem in den afgrond, en sloot hem daarin, en verzegelde dien boven hem, opdat hij de volken niet meer verleiden zou, totdat de duizend jaren zouden geeindigd zijn. En daarna moet hij een kleinen tijd ontbonden worden.
4 En ik zag tronen, en zij zaten op dezelve; en het oordeel werd hun gegeven; en ik zag de zielen dergenen, die onthoofd waren om de getuigenis van Jezus, en om het Woord Gods, en die het beest, en deszelfs beeld niet aangebeden hadden, en die het merkteken niet ontvangen hadden aan hun voorhoofd en aan hun hand; en zij leefden en heersten als koningen met Christus, de duizend jaren.
5 Maar de overigen der doden werden niet weder levend, totdat de duizend jaren geeindigd waren. Deze is de eerste opstanding.
6 Zalig en heilig is hij, die deel heeft in de eerste opstanding; over deze heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en Christus zijn, en zij zullen met Hem als koningen heersen duizend jaren.
7 En wanneer de duizend jaren zullen geeindigd zijn, zal de satanas uit zijn gevangenis ontbonden worden. Openbaring 20: 1-7 

In deze studie gaat het over de openbaring van het nu verborgen koninkrijk. Er bestaan in het algemeen nogal wat misverstanden over de aard en het wezen van de 1000 jaren (het “Millennium”). Die geloven in een 1000-jarig rijk worden ook wel “chiliasten” genoemd. Het woord “chiliast” wordt doorgaans als een scheldwoord beschouwd. Een chiliast is iemand die gelooft dat Christus ooit 1000 jaar op aarde zal regeren. De verbondstheologen verklaren dat dit een onbijbelse stelling is, omdat Christus eeuwig regeert. Chiliasten brengen naar voren dat de Bijbel overal over het 1000-jarig rijk spreekt. Beiden hebben ongelijk of beiden hebben gelijk. Het is een spraakverwarring, die mede ontstaat doordat men een term gebruikt (vooral in Nederland) die in de Bijbel niet voorkomt. De term “het 1000-jarig rijk” komt in de Bijbel niet voor. In Openbaring 20 wordt wel zes maal over “1000 jaren” gesproken. De 1000 jaren worden wel genoemd in verband met heerschappij, maar niet in verband met de heerschappij van Christus. Er wordt gesproken over mensen die 1000 jaren zullen regeren. Bovendien worden de 1000 jaren genoemd als de termijn waarin Christus zal regeren. Nergens wordt in de Schrift geleerd dat Christus 1000 jaar zou regeren. De Schrift leert een eeuwig koninkrijk van Christus. De gehele Bijbel spreekt over het koninkrijk van Christus, waarin Christus zal regeren. Dat is zo vanaf Genesis 1. Het laatste hoofdstuk van de Bijbel en alles wat er tussen ligt spreekt er over. Het spreekt over de Zoon des mensen, Die de Zoon van God en de Zoon van David zou zijn en Die een eeuwig koninkrijk zou oprichten; ook hier op aarde. In het Oude Testament staat nergens dat dat koninkrijk beperkt wordt tot 1000 jaar. De enige plaats waar over “1000 jaar” wordt gesproken, is in Openbaring 20. Die 1000 jaren slaan op de tijd waarin de satan gebonden zal zijn. In 2 Samuël wordt de belofte aan David gedaan. Het is de verwoording van wat wij “het Davidisch verbond” noemen.

Het Davidisch verbond

12 Wanneer uw dagen zullen vervuld zijn, en gij met uw vaderen zult ontslapen zijn, zo zal Ik uw zaad na u doen opstaan, dat uit uw lijf voortkomen zal, en Ik zal zijn koninkrijk bevestigen.
13 Die zal Mijn Naam een huis bouwen; en Ik zal den stoel zijns koninkrijks bevestigen tot in eeuwigheid.
14 Ik zal hem zijn tot een Vader, en hij zal Mij zijn tot een zoon; dewelke als hij misdoet, zo zal Ik hem met een mensenroede en met plagen der mensenkinderen straffen.
15 Maar Mijn goedertierenheid zal van hem niet wijken, gelijk als Ik die weggenomen heb van Saul, dien Ik van voor uw aangezicht heb weggenomen.
16 Doch uw huis zal bestendig zijn, en uw koninkrijk tot in eeuwigheid, voor uw aangezicht; uw stoel zal vast zijn tot in eeuwigheid. 2 Samuël 7 : 12-16

Het zijn woorden die over de erfgenaam van David spreken. Het gaat over een Zoon Die uit zijn lijf zou voortkomen en Die een troon zou hebben, die niet (meer) zou wankelen. Het is een troon uit het huis van David, die tot in eeuwigheid zal blijven bestaan. Aan de ene kant hebben we natuurlijk met de Here Jezus te maken als “de Zoon Gods”, Die, omdat Hij eeuwig is, ook een eeuwige troon heeft. Hier wordt zelfs gesproken over de eeuwige troon van David. Het is ook niet zo, zoals sommigen suggereren, dat de Here Jezus een eeuwige troon in de hemel heeft en een 1000-jarige troon op aarde. Dat is onjuist, want ook de troon van David is een eeuwige troon. Dat is de reden, waarom deze profetie niet vervuld is in de persoon van Salomo. De troon van Salomo is verdwenen. Die verdween feitelijk meteen nadat Salomo verdween, want de troon werd direct na de dood van Salomo verdeeld. Tot vandaag is die troon niet alleen verdeeld, maar zelfs verdwenen. Op aarde is geen afstammeling van David aan te wijzen. Het aardse koninkrijk van David zal in de toekomst bestaan, omdat de Zone Davids op die troon zal zitten. De Zone Davids zal voor eeuwig op de troon van David zitten, omdat het een eeuwige troon is. Zijn koninkrijk is dan ook een eeuwig koninkrijk. (2 Samuël 7 : 16)

Sommigen zeggen dat “eeuwigheid” betekent dat het voor een vastgestelde tijd is. Dat klopt. Er staat ook bij hoelang die tijd duurt: “Doch uw huis zal bestendig zijn, …” De troon zal bestendig zijn. David is gestorven, maar Iemand Die na hem verwekt zou worden, zou voor eeuwig op de troon van David zitten. In Salomo kan het niet vervuld zijn, want die werd tijdens (en niet na) het leven van David verwekt. Deze belofte wordt in de Persoon van de Here Jezus vervuld. Hij is immers niet alleen de Zone Davids, maar bovendien ook de Zoon van God. Israël zegt dat hun God geen Zoon heeft. Ze hebben verzuimd hun eigen “Bijbel”, de Tenach, te lezen, want daarin staat dat hun God (de God van Abraham, Izak en Jakob) een Zoon zal hebben die voor eeuwig zal regeren op de troon van Zijn vader David. (2 Samuël 7 : 14) De afstammeling van David liep via de moeder van de Here Jezus, terwijl de afstammeling van God via de Vader van de Here Jezus liep. Nu bedoel ik uiteraard niet Jozef, maar de Geest van God.

Eeuwig koninkrijk

27 Hij zal Mij noemen: Gij zijt mijn Vader! mijn God, en de Rotssteen mijns heils!
28 Ook zal Ik hem ten eerstgeborenen zoon stellen, ten hoogste over de koningen
der aarde.
29 Ik zal hem Mijn goedertierenheid in eeuwigheid houden, en Mijn verbond zal hem vast blijven.
30 En Ik zal zijn zaad in eeuwigheid zetten, en zijn troon als de dagen der hemelen.
31 Indien zijn kinderen Mijn wet verlaten, en in Mijn rechten niet wandelen; Psalm 89 : 27-31

Deze Psalm spreekt, zoals alle Psalmen, over de Messias.

3 Want ik heb gezegd: Uw goedertierenheid zal eeuwiglijk gebouwd worden; in de hemelen zelve hebt Gij Uw waarheid bevestigd, zeggende:
4 Ik heb een verbond gemaakt met Mijn uitverkorene; Ik heb Mijn knecht David gezworen:
5 Ik zal uw zaad tot in eeuwigheid bevestigen, en uw troon opbouwen van geslacht tot geslacht. Sela.
6 Dies loven de hemelen Uw wonderen, o HEERE! ook is Uw getrouwheid in de gemeente der heiligen. Psalm 89 : 3-6

Hier wordt gesproken over de vestiging/opbouw van een eeuwige troon die aan David beloofd was. Het begin van die opbouw van de troon van David hier op aarde ligt inderdaad in Sela ( = Petra). Het is een eeuwige troon van David, dus niet voor 1000 jaar. Voor diegenen die leren dat “eeuwig” niet altijddurend is, staat er nadrukkelijk bij dat het van geslacht tot geslacht is, dat het bevestigd zal worden. Dat kan niet verkeerd uitgelegd worden! “Eeuwigheid” betekent hier “altijddurend”. Voor zover de troon op aarde bevestigd/gerealiseerd/geopenbaard wordt, begint dat in Sela. Het zal van daaruit verplaatst worden naar Jeruzalem. Van daaruit zal het uitgebreid worden over alle volkeren, over de heidenen.

1 Zingt den HEERE een nieuw lied; zingt de HEERE, gij ganse aarde!
2 Zingt den HEERE, looft Zijn Naam; boodschapt Zijn heil van dag tot dag.
3 Vertelt onder de heidenen Zijn eer, onder alle volken Zijn wonderen.
4 Want de HEERE is groot, en zeer te prijzen; Hij is vreselijk boven alle goden.
5 Want al de goden der volken zijn afgoden; maar de HEERE heeft de hemelen
gemaakt.
6 Majesteit en heerlijkheid zijn voor Zijn aangezicht, sterkte en sieraad in Zijn
heiligdom.
7 Geeft den HEERE, gij geslachten der volken! geeft den HEERE eer en sterkte.
8 Geeft den HEERE de eer Zijns Naams; brengt offer, en komt in Zijn voorhoven.
9 Aanbidt den HEERE in de heerlijkheid des heiligdoms; schrikt voor Zijn aangezicht, gij ganse aarde.
10 Zegt onder de heidenen: De HEERE regeert; ook zal de wereld bevestigd worden,
zij zal niet bewogen worden; Hij zal de volken richten in alle rechtmatigheid.
11 Dat de hemelen zich verblijden, en de aarde zich verheuge, dat de zee bruise
met haar volheid.
12 Dat het veld huppele van vreugde met al wat er in is, dat dan al de bomen des
wouds juichen.
13 Voor het aangezicht des HEEREN; want Hij komt, want Hij komt, om de aarde
te richten; Hij zal de wereld richten met gerechtigheid, en de volken met Zijn
waarheid. Psalm 96 : 1-13

In Psalm 89 wordt gezegd dat er sprake is van het eeuwige koninkrijk onder regering van de Zone Davids, Die tegelijk de Zoon van God is. Hij wordt in Psalm 89 : 28 de Eerstgeboren Zoon genoemd. Het Zaad van David zal voor eeuwig op de troon zitten. (Psalm 89 : 30) De plaatsnaam “Sela” wordt in Psalm 89 verscheidene malen herhaald.

5 Ik zal uw zaad tot in eeuwigheid bevestigen, en uw troon opbouwen van geslacht tot geslacht. Sela.

38 Hij zal eeuwiglijk bevestigd worden, gelijk de maan; en de Getuige in den hemel is getrouw. Sela.

46 Gij hebt de dagen zijner jeugd verkort; Gij hebt hem met schaamte overdekt. Sela.

49 Wat man leeft er, die den dood niet zien zal, die zijn ziel zal bevrijden van het
geweld des grafs? Sela. Psalm 89 : 5, 38, 46, 49

Psalm 89 is een complete toelichting op 2 Samuël 7. Deze hele Psalm spreekt namelijk over het feit dat de profetie aan David niet vervuld is. Het zal vervuld worden in Christus Zelf, in de Messias van Israël.

1 Een psalm van David. De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gezet zal hebben tot een voetbank Uwer voeten.
2 De HEERE zal de scepter Uwer sterkte zenden uit Sion, zeggende: Heers in het midden Uwer vijanden.
3 Uw volk zal zeer gewillig zijn op den dag Uwer heirkracht, in heilig sieraad; uit de baarmoeder des dageraads zal U de dauw Uwer jeugd zijn.
4 De HEERE heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek.
5 De HEERE is aan Uw rechterhand; Hij zal koningen verslaan ten dage Zijns toorns.
6 Hij zal recht doen onder de heidenen; Hij zal het vol dode lichamen maken; Hij zal verslaan dengene, die het hoofd is over een groot land.
7 Hij zal op den weg uit de beek drinken; daarom zal Hij het hoofd omhoog heffen. Psalm 110 : 1-7

In dit verband wordt Psalm 110 eigenlijk nooit aangehaald. Men verklaart slechts één helft van de Psalm. In deze speciale Psalm spreekt David over de Messias als “mijn Heere”. De Here Jezus zegt later Zelf tegen de Farizeeën in Matthéüs 22:

41 Als nu de Farizeen samenvergaderd waren, vraagde hun Jezus,
42 En zeide: Wat dunkt u van den Christus? Wiens Zoon is Hij? Zij zeiden tot
Hem: Davids Zoon.
43 Hij zeide tot hen: Hoe noemt Hem dan David, in de Geest, zijn Heere? zeggende:
44 De Heere heeft gezegd tot Mijn Heere: Zit aan Mijn rechter hand, totdat Ik Uw vijanden zal gezet hebben tot een voetbank Uwer voeten.
45 Indien Hem dan David noemt zijn Heere, hoe is Hij zijn Zoon? Matthéüs 22 : 41-45

Als wij westers denkende mensen erbij geweest waren, hadden we ook gezegd: “Dat kan niet! We moeten kiezen: één van twee.” Als we een beetje de Bijbel kennen, weten we dat het beide waar is. De Heer van David zou inderdaad de Zone Davids zijn. Dat is helemaal geen tegenstrijdigheid. Israël diende beide waarheden te leren. David spreekt over zijn Heer. Sion (Psalm 110 : 2) is de berg die midden in Jeruzalem ligt. Op die berg stond de troon van David. De Here Jezus Christus, de Zoon van God, zal (althans aanvankelijk) te midden van Zijn vijanden regeren. Sommigen denken dat, als de Heer begint te regeren, op de aarde geen vijanden meer zijn. Dat is niet het geval. De Heer zal aanvankelijk te midden van Zijn vijanden regeren. Pas daarna zullen die vijanden onderworpen worden (gedurende de 33 jaar van de zesde bedeling, die volgen op de 70ste week van Daniël 9).

Vanuit de geschiedenis van het Oude Testament weten we dat Israël een onwillig/hardnekkig volk is. De mens in het algemeen is onwillig en hardnekkig. In de toekomst zal Israël anders zijn. Het volk zal zeer gewillig zijn. (Psalm 110 : 3) “In eeuwigheid” (Psalm 110 : 4) wil volgens de brief aan de Hebreeën zeggen “voor altijd”. (Hebreeën 7 : 17-28) Het priesterschap van Aäron was vergankelijk, omdat dat het priesterschap van het oude verbond was. Het oude verbond was tijdelijk en vergankelijk. Het priesterschap naar de ordening van Melchizédek is echter een priesterschap dat deel uitmaakt van het nieuwe verbond, dat eeuwig is. Daarom is het een altijddurend priesterschap op grond van een altijddurend/eeuwig verbond. (Hebreeën 7 en 8) Het is een priesterschap naar de ordening van Melchizédek. Melchizédek betekent “rechtvaardige koning” (Melech – Tsadiek). Het priesterschap van Melchizédek is tegelijkertijd het koningschap van Melchizédek. Christus is Koning en Hogepriester naar de ordening van Melchizédek. Als er dus over het eeuwige, onvergankelijke priesterschap van Christus naar de ordening van Melchizédek gesproken wordt, wordt er tevens over het eeuwige, onvergankelijke koningschap van Christus naar de ordening van Melchizédek gesproken. In Psalm 110 wordt geleerd dat het koningschap van Christus niet in de toekomst zal beginnen (bij de openbaring van de Koning en Priester; eerst in Sela en later in Jeruzalem) maar dat het al begonnen is op het moment dat Christus/de Zone Davids gezeten is aan de rechterhand der Majesteit in de hoogste hemelen. (Hebreeën 1 : 3) Het koninkrijk van Christus begint dus niet in de toekomst, maar is in het verleden allang begonnen. Aan de ene kant hebben we te maken met een koninkrijk dat in de toekomst geopenbaard zal worden. Aan de andere kant is dat koninkrijk in het verleden al in de hemel gevestigd. Vanuit de hemel zal het in de toekomst op aarde geopenbaard worden. In de huidige (vijfde) bedeling is het nog een verborgen koninkrijk. In de toekomst (zesde bedeling) zal het een geopenbaard koninkrijk worden. Het is hetzelfde eeuwige koninkrijk, op grond van een eeuwig verbond met David. Dat eeuwige verbond (het nieuwe verbond) is met name via Jeremia bekendgemaakt. Wanneer Melchizédek voor het eerst in de Bijbel genoemd wordt (Genesis 14 : 18-20) gaat het in de eerste plaats om een koning. Pas later wordt Melchizédek (hoge)priester genoemd, namelijk in de brief aan de Hebreeën. Hij vervulde in Genesis 14 wel een priesterlijke taak, want hij bracht brood en wijn voort. Dat dit een priesterlijke taak is, blijkt pas uit het Nieuwe Testament. Het zijn immers beelden van de opstanding: ongezuurd (!) brood en wijn.

Eeuwig koningschap van Christus

Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst; Jesaja 9 : 5

In de Bijbel is de schouder een beeld van “heerschappij” of “verantwoordelijkheid”. De Messias – de Zoon – wordt hier “Vader der eeuwigheid” genoemd.

Der grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn op den troon van David en in zijn koninkrijk, om dat te bevestigen, en dat te sterken met gericht en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toe. De ijver des HEEREN der heirscharen zal zulks doen. Jesaja 9 : 6

De uitdrukking “heerschappij en vrede” is een hendiadys (= één begrip uitgedrukt door twee woorden). Het gaat om een heerschappij in vrede. Het is een koninkrijk dat zich kenmerkt door vrede. De ijver des HEEREN zal dat doen. Dat is vanzelfsprekend, want niemand anders krijgt dat voor elkaar. Hier staat nadrukkelijk dat aan dat koninkrijk geen einde zal komen. De Vredevorst, de Zone Davids, is het Rijsje uit de afgehouwen tronk van Isaï. (Jesaja 11 : 1) Hij zal een eeuwig koninkrijk ontvangen. De HEERE der heirscharen Zelf zal dat tot stand brengen.

Neigt uw oor, en komt tot Mij, hoort, en uw ziel zal leven; want Ik zal met u een eeuwig verbond maken, en u geven de gewisse weldadigheden van David. Jesaja 55 : 3

Er staat dus eigenlijk: “…; want Ik zal met u een eeuwig verbond maken, de gewisse weldadigheden van David”. Het eeuwige verbond dat hier genoemd wordt, is niet zozeer het verbond dat in Jeremia 31 wordt aangekondigd. Het is meer het speciale verbond dat met David gesloten werd. Die twee verbonden horen bij elkaar, hoewel ze vaak uit elkaar gehaald worden. Het gaat om hetzelfde verbond. Er worden alleen verschillende aspecten naar voren gebracht. Beide verbonden spreken over het eeuwige koningschap van Christus, dat God reeds aan David beloofd had. De profetieën van Daniël spreken in het bijzonder over tijden en gelegenheden. Ze spreken over de volgorde waarin bepaalde dingen zullen plaatsvinden. Ze spreken over de achtereenvolgende wereldrijken en over de tijd waarin de dingen zullen gebeuren. De profetieën voorspellen (tot op de dag nauwkeurig) de gebeurtenissen in het leven van de Here Jezus. Daarna wordt nadrukkelijk gesproken over de 70-ste week; de periode waarin Israël tot bekering gebracht zal worden. Daniël spreekt dus over “wanneer” het allemaal gaat gebeuren. Juist Daniël spreekt nadrukkelijk over het feit dat het koninkrijk van Christus geen 1000-jarig rijk is.

Doch in de dagen van die koningen zal de God des hemels een Koninkrijk verwekken, dat in der eeuwigheid niet zal verstoord worden; en dat Koninkrijk zal aan geen ander volk overgelaten worden; het zal al die koninkrijken vermalen, en te niet doen, maar zelf zal het in alle eeuwigheid bestaan. Daniël 2 : 44

Deze profetie spreekt over de wereldrijken die zouden komen. Het zijn koninkrijken die voorbij zouden gaan. In tegenstelling daarmee wordt hier een koninkrijk voorzegd dat door God Zelf tot stand zou worden gebracht. Typologisch wordt dit koninkrijk voorgesteld door de Steen Die zonder handen werd afgehouwen en het hele beeld vermaalde. (Daniël 2 : 34) Van dat koninkrijk wordt gezegd dat het in der eeuwigheid niet verstoord zal worden. “Eeuwig” wil hier vanzelfsprekend zeggen: altijddurend. Dat koninkrijk zal aan geen ander volk overgegeven worden. De koninkrijken werden achtereenvolgens gegeven aan Babel, de Meden en Perzen, Griekenland en de Romeinen. Uiteindelijk zal dat koninkrijk aan geen ander volk worden overgegeven. Het zal aan Israël en met name aan de Vorst van Israël gegeven worden. Die Vorst is de Zoon uit het huis van David, Christus Zelf, Die hier wordt voorgesteld door de Rotssteen, Die zonder handen is afgehouwen. Er staat niet dat dat 1000 jaar zal duren, want het zal eeuwig zijn. Het zal in der eeuwigheid niet verstoord worden. Dit wordt in Daniël 7 herhaald. Ook die profetie spreekt over de opeenvolgende wereldrijken.

En Hem werd gegeven heerschappij, en eer, en het Koninkrijk, dat Hem alle volken, natien en tongen eren zouden; Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet vergaan zal, en Zijn Koninkrijk zal niet verdorven worden. Daniël 7 : 14

Elke keer dat er staat dat het koninkrijk eeuwig is, staat erbij dat het niet vergaan zal, dat het geen einde zal nemen en dat het bevestigd zal worden van geslacht tot geslacht. Het is voor eeuwig en het is altijddurend. Zijn koninkrijk zal niet verdorven worden en daarom is het eeuwig. Als “eeuwig” niet betekent “altijddurend”, dan spreekt de Schrift hier Zichzelf tegen. Dat is natuurlijk niet zo! Het is een eeuwig koninkrijk; niet 1000-jarig, maar eeuwig:

Maar het rijk, en de heerschappij, en de grootheid der koninkrijken onder dengansen hemel, zal gegeven worden den volke der heiligen der hoge plaatsen,  welks Rijk een eeuwig Rijk zijn zal; en alle heerschappijen zullen Hem eren en gehoorzamen. Daniël 7 : 27

Dit is duidelijk genoeg. We gaan weer terug naar Openbaring 20.

1 En ik zag een engel afkomen uit den hemel, hebbende den sleutel des afgronds, en een grote keten in zijn hand;
2 En hij greep den draak, den oude slang, welke is de duivel en satanas, en bond hem 1000 jaren; Openbaring 20 : 1, 2

Het enige wat de Schrift zegt over de 1000 jaren, is dat satan daarin gebonden zal zijn. Het woordje “oude” in de uitdrukking “de oude slang” is een omschrijving voor de satan. De “nieuwe” slang is Christus.

13 En niemand is opgevaren in den hemel, dan Die uit den hemel nedergekomen is, namelijk de Zoon des mensen, Die in de hemel is.
14 En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzo moet de Zoon des mensen verhoogd worden;
15 Opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Johannes 3 : 13-15

De koperen slang in de woestijn, die door Mozes op een staak werd gezet, is een beeld van de Zoon des mensen Die verhoogd zou worden. Dat is Christus, de nieuwe slang, de nieuwe Vorst over de stoffelijke, materiële wereld. De oude slang, de oude vorst over de stoffelijke wereld, is de draak, de duivel (dooréénwerper), die ook de satan genoemd wordt. Deze oude slang wordt gebonden en in de afgrond geworpen.

En wierp hem in den afgrond, en sloot hem daarin, en verzegelde dien boven hem, opdat hij de volken niet meer verleiden zou, totdat de duizend jaren zouden geëindigd zijn. En daarna moet hij een kleinen tijd ontbonden worden. Openbaring 20 : 3

De 1000 jaren is dus de periode waarin de satan gebonden zal zijn. Het koninkrijk van Christus begint niet met de binding van de satan. Zijn koninkrijk eindigt ook niet met de loslating van de satan. Die dingen hebben in werkelijkheid niets met elkaar te maken. Het zijn totaal onafhankelijke zaken. Het koninkrijk van Christus is in het verleden al begonnen, namelijk bij Zijn opstanding en hemelvaart. Christus regeert dus al enkele duizenden jaren voordat de satan gebonden wordt. Ook als satan wordt losgelaten zal Hij nog regeren. Dat wordt niet beperkt. De 1000 jaren – het millennium – is een periode in het koninkrijk van de Messias. In die periode wordt de satan in de afgrond gebonden. Na de 1000 jaren moet hij een kleine tijd ontbonden worden.

En ik zag tronen, en zij zaten op dezelve; en het oordeel werd hun gegeven; en ik zag de zielen dergenen, die onthoofd waren om de getuigenis van Jezus, en om het Woord Gods, en die het beest, en deszelfs beeld niet aangebeden hadden, en die het merkteken niet ontvangen hadden aan hun voorhoofd en aan hun hand; en zij leefden en heersten als koningen met Christus, de duizend jaren. Openbaring 20 : 4

Het gaat hier over tronen. Hier wordt niet gesproken over de ene troon van Christus, maar over degenen die met Hem zullen regeren. De heerschappij van Christus is dan allang begonnen. Zij zullen leven, hoewel ze eerst gestorven waren. Ze zullen gedurende de 1000 jaren als koningen heersen met Christus. Het gaat hier om de martelaren uit de grote verdrukking. Degenen die vanwege de prediking van het evangelie tijdens de grote verdrukking worden gedood, zullen weer worden opgewekt en zij zullen met Christus regeren. Dat gebeurt wanneer de satan gebonden wordt. Dat is dus bij de aanvang van de 1000 jaren. Zij zullen met Christus regeren en als de 1000 jaren beginnen, begint ook hun heerschappij. Ze zullen dus opgewekt worden. Deze martelaren uit de grote verdrukking hebben tijdens hun leven op aarde gepredikt dat Christus op aarde zou regeren; dat Hij Zijn koninkrijk hier op aarde zou openbaren. Op het moment dat die openbaring voltooid is, zullen zij met Hem regeren. Mochten zij vóór die tijd (juist vanwege deze prediking) ter dood gebracht zijn, dan zullen ze worden opgewekt om alsnog met Hem te regeren.

Maar de overigen der doden werden niet weder levend, totdat de duizend jaren geëindigd waren. Deze is de eerste opstanding. Openbaring 20 : 5

De martelaren uit de grote verdrukking zullen worden opgewekt. Alle andere doden zullen niet vóór de 1000 jaren worden opgewekt, maar na de 1000 jaren. Zij die vóór de 1000 jaren opstaan, hebben deel aan de eerste opstanding. Dat zijn – zonder uitzondering – allemaal gelovigen.

Zalig en heilig is hij, die deel heeft in de eerste opstanding; over deze heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en Christus zijn, en zij zullen met Hem als koningen heersen duizend jaren. Openbaring 20 : 6

We hebben hier te maken met het hogepriesterschap en dus met het koningschap naar de ordening van Melchizédek. Onder het oude verbond gold het hogepriesterschap van Aäron, maar sinds de opstanding van Christus geldt het hogepriesterschap naar de ordening van Melchizédek. Christus is de Hogepriester. Hij is de Eersteling; de Eerste onder vele broederen. (Romeinen 8 : 29) De Gemeente is het Lichaam van de Hogepriester en heeft een priesterlijke taak. De Gemeente is een volk van priesters. (vergelijk 1 Petrus 2 : 9)

En wanneer de 1000 jaren zullen geëindigd zijn, zal de satanas uit zijn gevangenis ontbonden worden. Openbaring 20 : 7

Het is al de derde keer dat dit genoemd wordt. De 1000 jaren zijn voorbij en de satan wordt losgelaten. Hij zal uitgaan om de volken te verleiden, die in de vier hoeken der aarde zijn, de Gog en de Magog. (Openbaring 20 : 8) Gedurende de 1000 jaren zal de satan niet in staat zijn om de volkeren te verleiden. Hij is dan namelijk niet meer in de hemel, noch op de aarde. Hij is dan onder de aarde. Na de 1000 jaren wordt hij losgelaten in het koninkrijk van Christus. Terwijl Christus regeert, zal de satan de volkeren verleiden om in opstand te komen tegen de heersende Koning, Christus Zelf. De 1000 jaren, als onderdeel van het eeuwige koninkrijk van Christus, hebben nog niet de volmaaktheid en de eeuwigheid gebracht. Het koninkrijk is wel eeuwig, maar hetgeen in het koninkrijk is, is nog niet eeuwig. De aarde, waarover dat koninkrijk gevestigd en geopenbaard is, is nog niet eeuwig. We vinden hier een eeuwig koninkrijk over een oude schepping. De 1000 jaren beginnen met een wereldbevolking die alleen uit gelovige mensen bestaat. Die gelovige mensen zijn op dezelfde manier wedergeboren als wij en zij planten zich dus voort. Er worden kinderen geboren. Die kinderen moeten op dezelfde manier wedergeboren worden als wij en onze kinderen. Aan het eind van de 1000 jaren zullen er ongelovigen zijn, want niet alle kinderen die gedurende de 1000 jaren geboren worden zullen tot geloof komen.

De 1000 jaren zullen eindigen met een opstand van de volkeren tegen God en tegen Christus, de van God aangestelde Koning. Dan zal blijken dat de mens van nature door en door slecht is. Vandaag aan de dag krijgt de satan vaak de schuld. In de 1000 jaren kan de satan niet de schuld krijgen, want hij is gebonden in de afgrond. Dan zal blijken (meer dan ooit) dat uit het hart boze bedenkingen, doodslagen, overspelen enzovoorts voortkomen. (zie Matthéüs 15 : 19) Het zit allemaal in de mens, omdat de mens uit de aarde aards is. (1 Korinthe 15 : 47) De 1000 jaren, de zevende bedeling, is net zoals alle andere bedelingen uit de reeks. Uit alle bedelingen blijkt dat de mens tekortschiet. De 1000 jaren eindigen met een opstand van de volkeren tegen God. Niet alle mensen zullen daaraan deelnemen; vanzelfsprekend niet. Ook dan zal er op aarde een gelovig overblijfsel zijn.

Opmerkingen over de 1000 jaar

  1. De satan is dan gebonden. Hij zal niet in staat zijn de volkeren te verleiden. Voorzover er iets misgaat, ligt dat aan de mens zelf en niet aan de satan.
  2. De 1000 jaren beginnen met een wedergeboren mensheid. Die mensen zijn op dezelfde manier wedergeboren als wij. Vlees en bloed zullen/kunnen het koninkrijk niet zien/ingaan/beërven. (1 Korinthe 15 : 50) De ongelovigen zullen van de aarde worden weggenomen. (Matthéüs 13 en 24) De ongelovigen gaan uiteraard niet naar de hemel. Ze zullen naar het dodenrijk gaan.
  3. De 1000 jaren kenmerken zich door de heerschappij van Christus.
  4. De 1000 jaren worden gekenmerkt door de heerschappij van ons, de gelovigen uit deze (vijfde) bedeling. Wij zullen met Christus regeren; weliswaar niet op aarde, maar wel in de hemel.
  5. Alle getuigen uit de grote verdrukking zullen gedurende de 1000 jaren met Christus regeren. Het is een Israëlitisch wereldrijk. Het zal aan geen ander volk worden overgelaten dan juist aan Israël. Ook Israël zal met Christus regeren.
  6. De heerschappij zal gebaseerd zijn op de wetten en regels, die daarvoor in de Schrift gegeven zijn. Het zijn de wetten en regels, zoals wij die bijvoorbeeld tegenkomen in de bergrede. (Matthéüs 5-7) Maar ook de wet uit het Oude Testament zal dan gelden. Ik zeg niet dat de wet in elk detail toegepast zal
    worden, want dat is niet het geval. Als we spreken over economische en maatschappelijke wetten, dan zullen die zeer zeker straks van toepassing worden gebracht in het koninkrijk van Christus. De wetten die God aan Israël gaf, zullen pas in de toekomst, wanneer Christus Zelf de Koning van Israël zal zijn, worden toegepast.
  7. Er zullen in de 1000 jaren geen oorlogen gevoerd worden. Als Christus Koning wordt, zal Hij dat te midden van Zijn vijanden worden. Zoals David oorlogen voerde om zijn koninkrijk te vestigen, zo zal de Zone Davids oorlogen voeren om Zijn koninkrijk te vestigen. Eén van de belangrijkste gebeurtenissen daarin is juist de verovering van Jeruzalem. De Here Jezus Christus zal Jeruzalem veroveren en daar Zijn koninkrijk vestigen.

Die oorlogen worden gevoerd voordat de satan gebonden wordt. Dat gebeurt in de 33 jaar die op de verschijning van de Heer op de Olijfberg volgen. In die tijd zullen de volkeren nog verleid worden. Als de volkeren onderworpen zijn (aan het einde van de 33 jaren), wordt de satan gebonden en dan beginnen de 1000 jaren. De 1000 jaren kenmerken zich dus door vrede, zoals de regering van Salomo zich kenmerkte door vrede. Vandaar dat de Schrift zegt, dat de oorlog niet meer geleerd zal worden. (Jesaja 2 : 4) Als Israël straks definitief de Jordaan is overgetrokken en definitief bezit heeft genomen van het heilige land, dan zal daar de oorlog niet meer geleerd worden. Het is een vrederijk. Zwaarden zullen tot ploegen worden omgesmeed. (Jesaja 2 : 4)

Maar Hij zal de armen met gerechtigheid richten, en de zachtmoedigen des lands met rechtmatigheid bestraffen; doch Hij zal de aarde slaan met de roede Zijns monds, en met den adem Zijner lippen zal Hij den goddeloze doden Jesaja 11 : 4

Jesaja 11 is een profetie waarvan men gewoonlijk zegt dat die over de 1000 jaren spreekt. Jesaja 11 spreekt over “het Messiaanse rijk” en daarom kan deze profetie over de 1000 jaren spreken, maar ook over de eeuwigheid (nieuwe aarde en nieuwe hemel). Als de profetieën over het koningschap van de Messias (het Messiaanse rijk) spreken, kan dat over een nieuwe schepping gaan. Het kan ook over de oude schepping gaan, waarover Christus regeert. Het is namelijk hetzelfde koninkrijk. Het koninkrijk verbindt de oude schepping met de nieuwe.

“De Heer zal de goddelozen doden door de adem Zijner lippen.” Dit spreekt vanzelfsprekend niet over een nieuwe schepping, maar over hetgeen op de oude aarde gebeurt. Het gebeurt in het koninkrijk van Christus, maar in een wereld, waarin goddelozen zullen zijn. Als mensen nadrukkelijk ongelovig zijn en dat ook duidelijk demonstreren, zal God (vermoedelijk na zekere tijd) ingrijpen en hen doden. Het is een rechtmatige daad van God Die aanvankelijk geen enkele ongelovige in dat koninkrijk toeliet. Van Hem moet ook verwacht worden dat, wanneer in het koninkrijk goddelozen zijn, Hij ze eruit zal sturen.

1 ¶ Toen nu Jezus geboren was te Bethlehem, gelegen in Judea, in de dagen van den koning Herodes, ziet, enige wijzen van het Oosten zijn te Jeruzalem aangekomen.
2 Zeggende: Waar is de geboren Koning der Joden? want wij hebben gezien Zijn ster in het Oosten, en zijn gekomen om Hem te aanbidden.
3 De koning Herodes nu, dit gehoord hebbende, werd ontroerd, en geheel Jeruzalem, met hem.
4 En bijeenvergaderd hebbende al de overpriesters en Schriftgeleerden des volks, vraagde van hen, waar de Christus zou geboren worden.
5 En zij zeiden tot hem: Te Bethlehem, in Judea gelegen; want alzo is geschreven door den profeet:
6 En gij Bethlehem, gij land Juda! zijt geenszins de minste onder de vorsten van Juda; want uit u zal de Leidsman voortkomen, Die Mijn volk Israel weiden zal.
7 Toen heeft Herodes de wijzen heimelijk geroepen, en vernam naarstiglijk van hen den tijd, wanneer de ster verschenen was;
8 En hen naar Bethlehem zendende, zeide: Reist heen, en onderzoekt naarstiglijk naar dat Kindeken, en als gij Het zult gevonden hebben, boodschapt het mij, opdat ik ook kome en Datzelve aanbidde.
9 ¶ En zij, den koning gehoord hebbende, zijn heengereisd; en ziet, de ster, die zij in het oosten gezien hadden, ging hun voor, totdat zij kwam en stond boven de plaats, waar het Kindeken was.
10 Als zij nu de ster zagen, verheugden zij zich met zeer grote vreugde.
11 En in het huis gekomen zijnde, vonden zij het Kindeken met Maria, Zijn moeder, en nedervallende hebben zij Hetzelve aangebeden; en hun schatten opengedaan hebbende, brachten zij Hem geschenken: goud en wierook, en mirre.
12 En door Goddelijke openbaring vermaand zijnde in den droom, dat zij niet zouden wederkeren tot Herodes, vertrokken zij door een anderen weg weder naar hun land.
13 ¶ Toen zij nu vertrokken waren, ziet, de engel des Heeren verschijnt Jozef in den droom, zeggende: Sta op, en neem tot u het Kindeken en Zijn moeder, en vlied in Egypte, en wees aldaar, totdat ik het u zeggen zal; want Herodes zal het Kindeken zoeken, om Hetzelve te doden.
14 Hij dan opgestaan zijnde, nam het Kindeken en Zijn moeder tot zich in den nacht, en vertrok naar Egypte; Matthéüs 22 : 1-14

In deze gelijkenis wordt de oprichting van het koninkrijk van de Messias op aarde uitgebeeld. Een man ging de bruiloftszaal in, maar niet met het juiste kleed aan. Er staat niet bij hoe hij erin gekomen was. Het gaat om iemand in dat koninkrijk die tot ongeloof vervalt (dit is één van de toepassingen). Hij wordt eruit gezet en komt in de buitenste duisternis terecht, onder de aarde. Hij wordt geoordeeld. Ditzelfde komt ook in Jesaja 11 : 4 naar voren: “Hij zal de goddelozen slaan met de adem Zijner lippen”. God zal het oordeel over hem uitspreken.

En de wolf zal met het lam verkeren, en de luipaard bij den geitenbok nederliggen; en het kalf, en de jonge leeuw, en het mestvee te zamen, en een klein jongske zal ze drijven. Jesaja 11 : 6

Uit dit vers blijkt duidelijk dat deze beesten wedergeboren zijn. Zij zijn nieuwe scheppingen. Er zal een nieuwe aarde komen, waarop ook dieren zullen voorkomen. In dit vers gaat het om andere dieren! Ze dragen dezelfde naam, maar ze zijn in wezen veranderd. Als een leeuw tegenwoordig stro zou eten, zou hij doodgaan. Hier wordt niet over de 1000 jaren gesproken, maar over het eeuwige koninkrijk. Ergens gedurende dat koninkrijk (na meer dan 1000 jaar) komen er nieuwe hemelen en een nieuwe aarde. Voorzover er dieren zijn (en die zijn er blijkbaar) zullen ze anders geaard zijn. Dit is dus geen beschrijving van de dierenwereld in de 1000 jaren, maar op een nieuwe aarde. In Jesaja 11 staat dat de goddelozen gedood zullen worden en dat zelfs de dierenwereld veranderd zal worden. Ditzelfde staat in Jesaja 65:

Van daar zal niet meer wezen een zuigeling van weinig dagen, noch een oud man, die zijn dagen niet zal vervullen; want een jongeling zal sterven, honderd jaren oud zijnde, maar een zondaar, honderd jaren oud zijnde, zal vervloekt worden. Jesaja 65 : 20

Jesaja 11 en Jesaja 65 kunnen naast elkaar gelegd worden. Daardoor verklaren ze elkaar. Beide spreken over datzelfde koninkrijk. In Jesaja 65 gaat het om de gedachte dat er in feite geen sterfte is; geen kindersterfte, maar ook geen sterfte van ouderen. Zij zullen leven en dat allemaal onder de heerschappij van Christus. Die oude man zal zijn dagen vervullen. Een jongeling zal sterven, honderd jaren oud zijnde. Dit vers heeft velen voor problemen gesteld. Het zijn twee zinnen, waarvan de zinsbouw (in deze vertaling) verschillend is. In de grondtekst is het dezelfde volgorde in woorden:

De eerste zin is:een jongeling100 jaar oudzal sterven.
De tweede zin is:een zondaar100 jaar oudzal vervloekt worden.

Deze twee zinnen zijn qua opbouw en qua betekenis volkomen gelijk. Het is een parallellisme. De jongeling, die zal sterven en de zondaar, die vervloekt zal worden. Hij is honderd jaar en dus is hij een jongeling.

Als men een gelovige is, leeft men. De mens is daar in staat meer dan 1000 jaren oud te worden. De gelovige is dus in staat de hele 1000 jaren te overleven en zo de eeuwigheid in te gaan. Dat is bovendien volledig in overeenstemming met de prediking van het evangelie van het koninkrijk. Daarin wordt niet alleen gesuggereerd dat men de 1000 jaren in zal gaan, maar ook rechtstreeks in de nieuwe schepping zal komen. Men zal leven! Wie echter een goddeloze is, zal sterven/vervloekt worden. Wanneer men zich niet aan de heerschappij van Christus onderwerpt, zal men uit dat koninkrijk verwijderd worden; op de vanouds bekende wijze, namelijk door te sterven. Het leven wordt van die goddeloze weggenomen. Dit hebben we al in Jesaja 11 gezien. De goddelozen zullen gedood worden door de adem van Zijn lippen. Hij zal hen veroordelen.

De wolf en het lam zullen te zamen weiden, en de leeuw zal stro eten als een rund, en stof zal de spijze der slang zijn; zij zullen geen kwaad doen noch verderven op Mijn gansen heiligen berg zegt de HEERE. Jesaja 65 : 25

De slang zal stof eten. Sinds wanneer kan een levend wezen van stof leven? De heilige berg is niet slechts de aanduiding voor de berg Zion, waar de troon van David zal staan. Het is tegelijk de aanduiding van het hele koninkrijk. De hele aarde zal vanaf Zion geregeerd worden. Jesaja 65 : 25 spreekt niet over de 1000 jaren, maar over de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde. Zo werd het ook aangekondigd.

Want ziet, Ik schep nieuwe hemelen en een nieuwe aarde; en de vorige dingen zullen niet meer gedacht worden, en zullen in het hart niet opkomen. Jesaja 65 : 17

Vóór de nieuwe schepping komt, komen er eerst de 1000 jaren, waarin de goddelozen weggedaan zullen worden. Daarin zal de rechtvaardige leven. Na de 1000 jaren zullen inderdaad nieuwe hemelen en een nieuwe aarde komen, waarin gerechtigheid woont. (2 Petrus 3 : 13) In Jesaja 65 : 17 wordt over twee nieuwe hemelen en één nieuwe aarde gesproken. Datzelfde is ook waar voor Jesaja 66 : 1, 2. In den beginne schiep God twee hemelen en één aarde. (Genesis 1 : 1) In plaats van de oude hemelen en aarde maakt Hij straks nieuwe hemelen en een nieuwe aarde. Dat wordt later ook bevestigd in 2 Petrus 3 en Openbaring 21. Als de 1000 jaren de eeuwigheid zouden brengen, zouden er voor nieuwe hemelen en een nieuwe aarde geen plaats zijn. Het belangrijkste aspect van de 1000 jaren is dat daarin de oorspronkelijke opdracht aan de mens vervuld wordt. Die oorspronkelijke opdracht aan de mens houdt verband met de vraag: waarom schiep God de mens?

En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over het vee, en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt. Genesis 1 : 26

Het doel van de mens is dat hij het beeld Gods is en dat hij heerschappij heeft over de gehele aarde en over al het gedierte. Is de mens het beeld Gods? Heeft hij heerschappij? Ja, maar die Mens is Christus! (2 Korinthe 4 : 4; Kolossenzen 1 : 15) Hij is het uitgedrukte Beeld Zijner zelfstandigheid. (Hebreeën 1 : 3) Ook Psalm 8 spreekt hierover. Als de mens een beelddrager Gods was, waarom moet hij dan alsnog het beeld Gods gelijkvormig worden?

Want die Hij te voren gekend heeft, die heeft Hij ook te voren verordineerd, den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zij onder vele broederen. Romeinen 8 : 29

Wij, die tot geloof zijn gekomen, zijn geroepen om het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn. Het Beeld van de Zoon Gods is het Beeld van God Zelf. Wij moeten dat beeld van Zijn Zoon gelijkvormig worden, omdat wij dat van nature niet zijn. De uitspraak in Genesis 1, die later herhaald wordt, wordt pas vervuld in dé Mens. Pilatus zeide tot hen: Ziet de Mens! (Johannes 19 : 5) Dat is Christus, de Zoon des mensen. Hij is het Beeld Gods en Hij zal heersen.

Hier in Genesis 1 wordt niet gezegd dat Adam over een nieuwe schepping zou heersen, maar dat hij zou heersen over deze oude schepping. Als er geen zichtbaar koninkrijk hier op aarde zou komen, waarin Christus zichtbaar regeert, dan is de opdracht die God ooit aan de mens gaf nooit vervuld geworden en zal ook nooit vervuld worden. Er wordt een koninkrijk gebouwd dat al aan Adam werd aangekondigd, maar dat niet door Adam gesticht zou worden. Het zal gesticht worden door de Zoon van Adam, de Zoon des mensen. Hij zal voor eeuwig regeren; aanvankelijk op deze oude schepping, omdat dat in overeenstemming is met Genesis 1, maar vervolgens op een nieuwe schepping. Dat gebeurt niet voordat in/door de 1000 jaren is aangetoond, dat de oude mens uit de aarde aards is, dat hij vergankelijk is en dat in hem geen goed woont. (Romeinen 7 : 18)

Amen

https://www.bijbelspanorama.nl/

https://www.bijbelstudie.nl/


 Gerelateerde bijbelezingen:

* De duizend jaren
* De duizend jaren
* De Gemeente en de Duizend jaren
* De 70ste week en de 1000 jaren 
* Tussen de 70ste week en 1000-jarig rijk
* De profetie van Daniël
* Het boek Openbaringen

  * Bijbelse panorama's

Bijbelstudies door: Ab Klein Haneveld
Dit is een bewerking van de Brochure "De 1000 jaren"