IZAK EN ISMAËL

9 En Sara zag den zoon van Hagar, de Egyptische, dien zij Abraham gebaard had, spottende.
10 En zij zeide tot Abraham: Drijf deze dienstmaagd en haar zoon uit; want de zoon dezer dienstmaagd zal met mijn zoon, met Izak, niet erven. Izak en Ismaël

12 Maar God zeide tot Abraham: Laat het niet kwaad zijn in uw ogen, over den jongen, en over uw dienstmaagd; al wat Sara tot u zal zeggen, hoor naar haar stem; want in Izak zal uw zaad genoemd worden. Genesis 21 : 9, 10, 12 info

In dit Schriftgedeelte liggen vele wetenswaardigheden opgesloten omtrent de twee vrouwen van Abraham en hun zonen. Eigenlijk moest Ismaël als oudste zoon het eerstgeboorterecht ontvangen. Hij moest daarmee een erfgenaam zijn van deze rijke – gelovige – Abraham, die ooit geroepen was uit Ur der Chaldeeën.

De erfenis van dé belofte van God ging echter naar Izak. God gebruikt Izak en Ismaël, en de volken die daaruit voort zijn gekomen, in Zijn plan. God gebruikt hen als illustraties om o.a. Zijn toorn en rechtvaardigheid te demonstreren. Alvorens Gods belofte vervuld wordt, wordt ons eerst geïllustreerd via welke weg die belofte vervuld zal worden. Dat is via vernedering, verdrukking en dood, waarna er – louter uit geloof en genade – verheerlijking en leven zal zijn.


1 Inleiding

1 En de HEERE bezocht Sara, gelijk als Hij gezegd had; en de HEERE deed aan Sara gelijk als Hij gesproken had.
2 En Sara werd bevrucht, en baarde Abraham een zoon in zijn ouderdom, ter gezetter tijd, dien hem God gezegd had.
3 En Abraham noemde den naam zijns zoons, dien hem geboren was, dien hem Sara gebaard had, Izak.
4 En Abraham besneed zijn zoon Izak, zijnde acht dagen oud, gelijk als hem God geboden had.
5 En Abraham was honderd jaren oud, als hem Izak zijn zoon geboren werd.
6 En Sara zeide: God heeft mij een lachen gemaakt; al die het hoort, zal met mij lachen.
7 Voorts zeide zij: Wie zou Abraham gezegd hebben: Sara heeft zonen gezoogd? want ik heb een zoon gebaard in zijn ouderdom.
8 En het kind werd groot, en werd gespeend; toen maakte Abraham een groten maaltijd op den dag, als Izak gespeend werd.
9 En Sara zag den zoon van Hagar, de Egyptische, dien zij Abraham gebaard had, spottende.
10 En zij zeide tot Abraham: Drijf deze dienstmaagd en haar zoon uit; want de zoon dezer dienstmaagd zal met mijn zoon, met Izak, niet erven.
11 En dit woord was zeer kwaad in Abrahams ogen, ter oorzake van zijn zoon.
12 Maar God zeide tot Abraham: Laat het niet kwaad zijn in uw ogen, over den jongen, en over uw dienstmaagd; al wat Sara tot u zal zeggen, hoor naar haar stem; want in Izak zal uw zaad genoemd worden.
13 Doch Ik zal ook den zoon dezer dienstmaagd tot een volk stellen, omdat hij uw zaad is.
14 Toen stond Abraham des morgens vroeg op, en nam brood, en een fles water, en gaf ze aan Hagar, die leggende op haar schouder; ook gaf hij haar het kind, en zond haar weg. En zij ging voort, en dwaalde in de woestijn Berseba.
15 Als nu het water van de fles uit was, zo wierp zij het kind onder een van de struiken.
16 En zij ging en zette zich tegenover, afgaande zo verre, als die met de boog schieten; want zij zeide: Dat ik het kind niet zie sterven; en zij zat tegenover, en hief haar stem op, en weende.
17 En God hoorde de stem van den jongen; en de Engel Gods riep Hagar toe uit den hemel, en zeide tot haar: Wat is u, Hagar? Vrees niet; want God heeft naar des jongens stem gehoord, ter plaatse, waar hij is.
18 Sta op, hef den jongen op, en houd hem vast met uwe hand; want Ik zal hem tot een groot volk stellen.
19 En God opende haar ogen, dat zij een waterput zag; en zij ging, en vulde de fles met water, en gaf den jongen te drinken.
20 En God was met den jongen; en hij werd groot, en hij woonde in de woestijn, en werd een boogschutter.
21 En hij woonde in de woestijn Paran; en zijn moeder nam hem een vrouw uit Egypteland. Genesis 21 : 1-21 *

Dit is een klein gedeelte uit de geschiedenis van de aartsvaders. Als je deze geschiedenis leest, heb je met Hagar en haar zoon te doen. Hagar, de slavin van Sara en zodoende ook van Abraham. Duidelijk zien we hier dat Ismaël niet mag erven, met Izak als de vrije zoon van Abraham. Hagar en Ismaël zien we hier als verworpenen. Ze zijn terzijde gesteld ter wille van Sara’s zoon Izak. In dit Schriftgedeelte ligt onnoemelijk veel opgesloten omtrent de twee vrouwen van Abraham en hun zoon. Bij één van de vele aspecten wil ik stil blijven staan in deze geschiedenis, namelijk bij één zoon en ook mede-erfgenaam van Abraham. Eigenlijk had Ismaël als oudste zoon het eerstgeboorterecht en moest hij dat ontvangen. Hij moest daarmee een erfgenaam zijn van deze rijke – gelovige – Abraham, die ooit geroepen was uit Ur der Chaldeeën; Abraham, die zich kan verheugen in de vriendschap van God, Die Zelf zegt dat Abraham Zijn vriend is. Het is deze Abraham waarmee God een verbond gesloten heeft. Dat is bekend als “het verbond der belofte”, soms ook wel genoemd “verbond der genade”. Het had betrekking op de toekomst. Daarom wordt dat verbond ook wel kortweg “de belofte” genoemd, omdat het een verbond is waarin bepaalde toekomstige dingen worden vastgelegd.

God beloofde aan Abraham iets te zullen doen. Abraham hoefde niets te beloven. Hij had al aan de enige voorwaarde voldaan, want hij was namelijk een gelovige en op grond van dat geloof sloot God met hem dit verbond. Dit verbond zou niet zo opvallend geweest zijn, ware het niet dat dit verbond opgeschreven is in de Bijbel. Dezelfde beloften die God aan Abraham gedaan heeft, gelden in principe ook voor de gelovigen die leefden vóór Abraham. In dit verbond met Abraham wordt vastgelegd dat de mens gerechtvaardigd wordt door geloof. Vastgelegd, zwart op wit beschreven. Abraham geloofde God en het werd hem gerekend tot gerechtigheid. Aangezien er bij God geen aanneming des persoons is, is het ook vanzelfsprekend dat iemand als Noach, die ver voor Abraham leefde, ook gerechtvaardigd werd uit geloof. Dat kan ook moeilijk anders, want van Noach wordt gezegd dat hij een rechtvaardig man was. Aan de andere kant wordt gezegd dat er in geen enkel mens enig goed is, wat betekent dat hij rechtvaardig was, omdat God hem rechtvaardig had verklaard. God doet dat alleen op grond van geloof. In Hebreeën 11 wordt dat bevestigd, want daar staat:

Door het geloof heeft Noach, door Goddelijke aanspraak vermaand zijnde,!….), en is geworden een erfgenaam der rechtvaardigheid die naar het geloof is. Hebreeën 11 : 7

Ook daar zit weer een hele geschiedenis aan vast, maar daar gaat het nu niet om. Het gaat om het principe dat God een verbond sloot met Abraham en dat verbond ook zwart op wit zette. Vervolgens is het zo dat dit verbond met Abraham in de eerste hoofdstukken van de Bijbel al genoemd wordt. Dat geeft meteen de basis aan voor alle zegeningen die alle gelovigen ooit ontvangen zullen. Dat is het belang van dit verbond met Abraham. Dit verbond begint al in Genesis 12, bij de roeping van Abraham. Later wordt de belofte en het verbond met hem bevestigd, namelijk in Genesis 15 waar gezegd wordt:

 En ziet, het woord des HEEREN was tot hem, zeggende: Deze zal uw erfgenaam niet zijn; maar die uit uw lijf voortkomen zal, die zal uw erfgenaam zijn. Genesis 15 : 4

Die belofte aan Abraham houdt niet slechts in dat een mens gerechtvaardigd wordt op grond van geloof. Nee, de belofte houdt feitelijk in dat de gelovige ook erfgenaam der wereld zou zijn. Niet tijdelijk, maar voor altijd. Aan Abraham en zijn zaad na hem wordt beloofd dat zij voor eeuwig zullen wonen in Palestina en dat hun dat land zou zijn. Breder gezegd: in Abraham en in al zijn zaad zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden. Niet alleen het geslacht van Abraham dus, maar ook andere geslachten des aardrijks. Daarom wordt er in het Nieuwe Testament uitdrukkelijk gezegd dat aan Abraham de belofte is gedaan dat hij “erfgenaam der wereld” zou zijn. Dat betekent dat zijn zaad, in ieder geval iemand uit zijn afstammelingen, voor eeuwig zou regeren over de wereld. In Galaten 3 wordt vervolgens gezegd:

Nu zo zijn de beloftenissen tot Abraham en zijn zaad gesproken. Hij zegt niet: En den zaden, als van velen; maar als van een: En uw zade; hetwelk is Christus. Galaten 3 : 16

Er wordt op gewezen dat dit zwart op wit staat in de Bijbel. Met die afstammeling wordt slechts één bedoeld, namelijk Christus. De belofte dat Abraham de erfgenaam der wereld zou zijn, is uiteindelijk terechtgekomen bij Degene, Die in Matthéüs 1 : 1 wordt aangekondigd als “de Zoon van Abraham”, Jezus Christus. In ieder geval is dat Degene Die is opgestaan uit de dood. Hij is eersteling geworden van een nieuwe schepping en heeft daardoor ook heerschappij over de schepping gekregen. Al die dingen zijn fundamenteel al beloofd aan Abraham en zijn zaad. Daarom wordt in het Nieuwe Testament vaak terugverwezen naar de geschiedenis van Abraham met betrekking tot het geloof en de levenswijze van Abraham. Vervolgens wordt er dan ook terug verwezen naar de eerste twee zonen van Abraham; Ismaël, geboren uit de dienstmaagd Hagar, en Izak, geboren uit de vrije, uit Sara. Er wordt naar terugverwezen omdat het zo belangrijk is te verstaan hoe het zit met de belofte aan Abraham gedaan en waar dan die geërfde belofte terechtkomt.

De beloften geïllustreerd

Het eigenaardige is dat alvorens die beloften werkelijkheid worden, ze eerst geïllustreerd worden. Een Bijbels beginsel dat ontzettend vaak voor komt. Als er een belofte wordt gedaan, gebeurt er eerst iets dat een illustratie is van hoe die belofte vervuld zal worden. Laat ik een voorbeeld geven: Neem de profetieën die spreken over de komst van iemand die over alle volkeren der aarde zou regeren. Dan hebben we het niet over Christus, maar over het beest uit Daniël. De vorst over het aanstaande wereldrijk. Hij zal blijken te zijn de koning van Babel, die vanuit Babel zal regeren over de verenigde naties. Bovendien zal hij de volkeren verleiden en in opstand brengen tegen God en tegen Zijn Gezalfde, zegt Daniël. Kortom, hij is degene die zich rechtstreeks opstelt tegenover Christus Zelf. Die dingen zullen zich afspelen binnen afzienbare tijd, rond de wederkomst van de Here Jezus, als Hij de Zijnen komt halen. Dan komt de oprichting van het rijk van satan zelf op aarde. Daar komt het dan op aan in deze wereld. De andere kant is de oprichting van het rijk van de Messias, Die al duizenden jaren geleden beloofd heeft dat Hij zou wederkomen.

Voordat echter die profetie van de vorst van Babel vervuld wordt, is er al een toepassing van die profetie geweest als een illustratie, om te laten zien hoe dat in werkelijkheid zal gebeuren. Die geschiedenis staat niet in de Bijbel, maar wordt er wel degelijk in aangekondigd. We hebben het over de geschiedenis van Antiochus Epifanes. De man die het ooit bestond om de godsdienst van de Joden te verbieden, de besnijdenis en de offerande te verbieden in de tempel te Jeruzalem, en die in diezelfde tempel een afgodsbeeld liet oprichten, gewijd aan Zeus en Jupiter. Ook liet hij daar zwijnen – voor de Joden de meest onreine dieren die er waren – offeren aan Jupiter. De Joodse godsdienst werd verboden en als je leest hoeveel gruwelen er toen plaatsvonden, word je er koud van. Je kunt die gruwelen lezen in de boeken van de Maccabeeën; boeken die niet als echte Bijbelboeken erkend worden. Je kunt er ook over lezen in de werken van Flavius Josephus. Het is gruwelijk om te lezen. Echter, wat er toen gebeurd is, houdt wel degelijk verband met de profetieën omtrent die komende vorst.

Als de Bijbel profetisch begint te spreken over die Antiochus Epifanes, dan vindt daar een kortsluiting plaats en springen die profetieën met betrekking tot deze Antiochus Epifanes over naar het beest in de eindtijd. Dat is meer dan 2000 jaar later, want Antiochus Epifanes trad op rond 167 jaar voor onze jaartelling. Het punt is dat daar – in het verleden – werd geïllustreerd hoe in de toekomst deze profetieën alsnog vervuld worden. Dat zijn dingen die zich vaker met betrekking tot overeenkomstige zaken afspelen. Als bijvoorbeeld Elia optreedt, heeft dat een profetische betekenis, omdat het een afschaduwing is van hetgeen er in de toekomst zal gebeuren. Het is uiteindelijk niet voor niets dat wij verwachten dat Elia ooit weer zal optreden in de Joodse natie. Het één is een uitbeelding van het andere wat later zou of zal gebeuren.

In het boek Handelingen staat dat in de dagen van de Here Jezus, Herodus en Pilatus – de vertegenwoordigers van respectievelijk Joden en heidenen – vrienden werden, opdat alle volkeren één werden in hun gemeenschappelijke vijandschap tegenover Jezus van Nazareth. (Handelingen 4) Daar wordt ook gezegd dat het de vervulling is van Psalm 2, waar staat dat de heidenen en de Joden het eens zouden worden in hun strijd tegen de beloofde Messias. Dat neemt niet weg dat wat er toen gebeurde, in die dagen van Handelingen, zich zal herhalen in de toekomst. De beesten uit de zee en uit het land zullen het eens worden in hun gezamenlijke strijd tegen hun gemeenschappelijke vijand, namelijk Jezus van Nazareth. Dat is de toekomst. Nogmaals, de zaak is dat profetieën die in de Bijbel voorkomen, eerst een soort voorvervulling krijgen of een illustratie zijn hoe deze later vervuld worden.

Met zo’n verschijnsel hebben we hier te maken in verband met Abraham, Izak en Ismaël. Er was een belofte gedaan omtrent een zoon die komen zou, omtrent het zaad van Abraham, want hoe zit het met dat zaad van Abraham? Er is een lang verhaal over te vertellen, over de persoon van de Here Jezus Christus, maar je kunt het ook kort samenvatten in de illustratie die we in de Bijbel kunnen vinden: de geschiedenis van Ismaël en Izak. Die geschiedenis is een simpele illustratie van hoe het zal gaan in de toekomst.

We denken bijvoorbeeld aan Adam, aan wie ook het één en ander beloofd was. Ook hj had twee zonen, waarvan echter de één de ander dood sloeg. Degene die gedood werd, leefde vervolgens voort in de derde zoon, namelijk Seth. Abel werd gedood, maar zijn plaats werd officieel ingenomen door Seth. Het gaat erom dat “de Zoon des mensen”, “de Zoon van Adam” zou sterven, opdat zijn plaats zou worden ingenomen door een ander, namelijk Degene Die uit de dood zou opstaan. Het gaat om het principe, de aankondiging hoe het later zou gaan. Hierbij is Abel een beeld van de Here Jezus, Die gedood zou worden. Het opmerkelijke is dat de Bijbel zegt in Matthéüs 23:

Opdat op u (de leidslieden) kome al het rechtvaardige bloed, dat vergoten is op de aarde, van het bloed des rechtvaardigen Abels af, tot op het bloed van Zacharia, den zoon van Barachia, welken gij gedood hebt tussen den tempel en het altaar. Matthéüs 23 : 35

Wij zeggen dat dat niet kan, omdat Israël er nog lang niet was toen Abel werd gedood. Hoe kan Israël dan schuld hebben aan de dood van Abel? Het punt is: Abel is een beeld van de Here Jezus en Kaïn een beeld van Israël. Ook hier een illustratie van hoe het in de toekomst zou gaan met Jezus, de “Zoon des mensen”, wat betekent “Zoon van Adam”. Hij zou namelijk gedood worden, maar vervolgens uit de dood opstaan. Dat is de gedachte en dus een vóór- afbeelding van wat later zou gebeuren. Zo is dat hier met het zaad van Abraham ook. Het eigenaardige is dat Ismaël het eerst wordt geboren en met vreugde ontvangen wordt en aan wie ook een heleboel beloften worden gedaan, maar toch moet wijken voor een tweede zoon, voor Izak. Dat is een eenvoudig Bijbels principe: de eerste moet plaats maken voor de tweede, zoals dit hier geïllustreerd wordt. Je kunt dan natuurlijk de vraag stellen: wie is hier de eerste en wie is hier de tweede?

Ismaël

De geschiedenis van Ismaël heeft me altijd verbaasd. Ik heb nooit echt begrepen waarom Ismaël zo nodig ook een groot volk zou moeten worden. Er wordt altijd gezegd dat Ismaël een groot volk werd, omdat hij een zoon van Abraham was, en dat God beloofd had dat Ismaël ook een groot volk zou worden. Dan zeg ik: het is jammer voor Izak dat Ismaël zo’n groot volk werd, want er is sindsdien een vijandschap tussen die beiden gebleven. De vijandschap die hier begon tussen Sara en Hagar, bestaat tot in onze dagen. Wij weten allemaal dat Ismaël voortleeft onder de Arabische volken. Hetzelfde geldt voor Jakob en Ezau, één generatie verder. Daar vinden we ook dat Ezau gezegend werd en een groot volk zou worden, maar er is van generatie op generatie een strijd geweest tussen Jakob en Ezau. Hun afstammelingen strijden tot op vandaag toe en die strijd is nog lang niet voorbij. Waarom is dat nu zo? is dan de vraag. Dat komt omdat deze dingen een andere beduiding hebben, om het met Paulus te zeggen en hiermee kom ik in Galaten 4 terecht.

22 Want er is geschreven, dat Abraham twee zonen had, een uit de dienstmaagd, en een uit de vrije.
23 Maar gene, die uit de dienstmaagd was, is naar het vlees geboren geweest; doch deze, die uit de vrije was, door de beloftenis; Galaten 4 : 22, 23

U kent het verhaal dat Abraham geen zoon gekregen had. Toen zei Sara tegen haar man Abraham: neem Hagar de dienstmaagd van mij maar. Dat zijn vleselijke overleggingen geweest, maar het werkte wel. Hagar werd zwanger en baarde Abraham een zoon die Ismaël heette. Het was met een omweg gebeurd, maar in de Bijbel is dat tamelijk gewoon. Denk maar eens aan het zwagerhuwelijk, waarbij ook met een omweg voor een erfgenaam als nageslacht gezorgd werd. Iets dergelijks gebeurde hier ook, maar het is naar het vlees gebeurd. Het is eigenaardig dat God dit niet veroordeelt; integendeel, het gaat hier om het vaststellen van een feit waaruit we moeten leren objectief de Schrift te bezien. Maar het was naar het vlees. De Heer zegt: dat kan wel zo zijn, maar dat hebben jullie zelf zo geregeld en daar heb Ik geen boodschap aan. Opmerkelijk dat we hier die oude gedachte vinden die zich ook vererfd. We zien dat later bij Jakob en zijn moeder Rebekka bijvoorbeeld, die ook dachten dat zij verantwoordelijk waren voor de vervulling van de beloften die God gedaan had. Een vreemde gedachtegang: God heeft wat beloofd en nu moeten wij zorgen dat het gebeurt.

Zo zijn er meer voorbeelden; God heeft beloofd Zijn Koninkrijk op aarde te vestigen en het wordt tijd dat wij die belofte nu eens vervullen, of dat wij eraan werken dat God Zijn belofte gaat vervullen. Dat zegt men gewoon! God heeft beloofd, dus wij zullen het doen. Echter, zo werkt het juist niet. God had beloofd dat Abraham een zoon zou krijgen. Dat wordt vervolgens zelfs onderling geregeld, maar God zegt: daar heb Ik geen boodschap aan, daar sta Ik buiten. God zegt: die zoon die jullie verwekt hebben heb Ik niet op het oog gehad en daar heb Ik ook niets mee te maken. Precies hetzelfde verhaal. Wij kunnen plannen gaan maken om dit of dat te doen – met de meest vrome argumenten misschien – om de Heer te helpen, maar de Heer kan zeggen: Ik heb jullie hulp niet nodig, want Ik heb iets anders in gedachten gehad. Dat ging toen al zo en zo is het ook altijd gebleven. Als je iets van de Bijbel begrijpt, dan moet het duidelijk zijn dat God anders werkt dan de mens. De mens bezit ook de gave om Gods woord mis te verstaan en blijkt dat altijd anders uit te leggen. Men verklaart het altijd naar zichzelf toe en zegt: wij moeten dit en wij moeten dat doen. Dat is natuurlijk niet zo. God zegt: Ik zal zus en Ik zal zo, en niet wij. De apostel Paulus haalt deze geschiedenis aan in Galaten 4 en zegt daarvan:

Maar gene, die uit de dienstmaagd was, is naar het vlees geboren geweest; …. Galaten 4 : 23a

God heeft echter niet aan vlees gedacht, aan wat mensen tot stand zouden brengen. God heeft gedacht aan wat Hij op het oog had, Izak en niet Ismaël. Daarom wordt er gezegd:

…. doch deze, die uit de vrije was, door de beloftenis; Galaten 4 : 23b

Door de Geest! De belofte is niet door vlees verkregen, maar de vervulling der belofte zou door de Geest geschieden, dat is hier de gedachtegang. Het is Gods Geest geweest die ervoor heeft gezorgd dat Abraham en Sara in staat waren om leven voort te brengen. Precies zoals vele jaren later Gods Geest ervoor heeft gezorgd dat Maria kon voortbrengen. Dat was op grond van dezelfde belofte, hoewel een andere gebeurtenis, maar fundamenteel was het gelijk. God had beloofd; daar ging het om. God heeft iemand op het oog gehad. Hier in de eerste plaats Izak en in een veel latere generatie uiteraard de Here Jezus Zelf. Dat is één van de vele toepassingen. Een andere toepassing is die welke de apostel Paulus ook in Galaten 4 aangeeft, als hij spreekt over “deze zoon uit de dienstmaagd en uit de vrije geboren”:

Hetwelk dingen zijn, die andere beduiding hebben; …. Galaten 4 : 24a

Wat net gezegd is over mensenwerk dat God passeert en waarbij God alleen kijkt naar hetgeen Hijzelf op het oog heeft, is natuurlijk waar, maar dat is niet de eerste betekenis van deze geschiedenis. Het is niet zo dat God Ismaël niet accepteert. Uiteindelijk blijkt dat God Ismaël, in een bepaalde situatie, wel degelijk accepteert. Dat is ook niet het belangrijkste; het belangrijkste is dat deze dingen een andere betekenis hebben. Dat moet duidelijk zijn, want als dit niet zo was, zou de Bijbel vol staan met betekenisloze dingen en de Bijbel geeft ons geen betekenisloze historie. Het is ook geen illustratie hoe je kinderen kunt krijgen. Hoe je aan een erfgenaam kunt komen en dat je de dienstbode kunt nemen als je vrouw geen kinderen kan krijgen. Dat is het verhaal niet. Hoewel men soms met het grootste gemak zo’n toepassing maakt. God honoreert dat toch in de Bijbel? Hij brengt er toch een zegen over? Het is echter de kern van de zaak niet en het heeft geen betekenis voor vleselijke dingen. Waar het om gaat is dat het een andere beduiding heeft, een veel hogere betekenis. Een die niet met vlees te maken heeft, maar met Gods Geest.

Twee verbonden

…. want deze zijn de twee verbonden; …. Galaten 4 : 24b

Dat staat niet in het Oude Testament, maar in het Nieuwe Testament. Dat wil zeggen dat Paulus hier dingen openbaart die we anders met onze eigen fantasie eruit hadden moeten halen, maar dat is nu niet nodig. Paulus zegt dat deze twee zonen uit verschillende vrouwen een beeld zijn van twee verbonden, en dan gaat het uiteraard om het oude en het nieuwe verbond. Het oude verbond is niet dat verbond met Abraham, maar met Mozes via de wet, 430 jaar na Abraham. (Galaten 3) Dat oude verbond moest plaatsmaken voor een nieuw verbond, dat in werking zou treden door degene waarvan Mozes een beeld was, namelijk de Here Jezus Christus. Het zijn twee verbonden die in elkaars verlengde liggen en na elkaar ook tot stand gebracht worden en in werking treden. Het oude verbond was bij Mozes, daarna, het nieuwe verbond, bij Christus. “Zoals Mozes de middelaar is van het oude verbond, zo is Christus de Middelaar van het nieuwe verbond”, zegt Galaten 3. Deze beide verbonden komen voort uit de beloften die aan Abraham zijn gedaan. Het heet niet voor niets: de beloftenissen. Dat komt omdat het er minstens twee zijn. Aan Abraham werd beloofd dat zijn nakomelingen voor altijd zouden wonen in het land Kanaan. Er wordt eerst tegen hem gezegd: Ga naar het land dat Ik u wijzen zal, het land dat Ik u geven zal en waarheen Ik u zal brengen.” Een land wordt niet genoemd. Er wordt alleen een gebaar gemaakt naar het zand der zee en naar de sterren des hemels.

Daar gaat het nu precies over, want de zaak is dat onder het oude verbond van de wet, namelijk bij de uittocht uit Egypte, het erop lijkt dat God Zijn belofte aan Abraham gaat vervullen. In Genesis 15 had God al tegen Abraham gezegd dat na 400 jaar zijn nakomelingen bevrijd zouden worden uit het land waarin zij in slavernij waren en dan zouden wederkeren naar Kanaan. Toen die tijd aanbrak, had men kunnen verwachten dat God Zijn beloften aan Abraham zou waarmaken en het land zou geven aan dat volk. Met andere woorden: het oude verbond trad in werking bij de uittocht uit Egypte in verband met de wet. Dat is in het verlengde van de beloften die aan Abraham gedaan zijn. Toch blijkt achteraf dat dit niet de vervulling was van de beloften; om de eenvoudige reden dat men dit land zou bezitten voor altijd en ongeveer zo’n 1500 jaar na de uittocht uit Egypte werd Israël in laatste instantie verdreven uit Kanaan. Het heeft bijna 2000 jaar geduurd voordat een deel van hen daarna weer terugkeerde. In ieder geval is men uit dat land weer verdreven; zelfs weer naar Egypte teruggekeerd, op de weg waarvan de Heer gezegd had dat ze die niet meer zouden moeten gaan. (Deuteronomium 28, Jeremia 42)

Dat betekende de totale verstrooiing van het jodendom in het begin van onze jaartelling. Die verstrooiing bewijst in laatste instantie dat de uittocht uit Egypte niet de vervulling was. Kortom, het oude verbond is niet de definitieve vervulling van de beloften die aan Abraham gedaan zijn. De zaak is dan, dat het nieuwe verbond daarna in werking trad. Namelijk bij de komst van een kind in de kribbe, Jezus geheten, en Zijn opstanding uit de dood, en daarmee ook met de komst van het zaad van Abraham. Bij de opstanding van de Heer trad het nieuwe verbond in werking en werd die belofte aan Abraham vervuld. De vervulling van de beloften aan Abraham zouden niet plaatsvinden onder de wet, maar onder de genade. Niet onder het oude, maar onder het nieuwe verbond. Niet door Mozes, maar door Christus. Het oude verbond is daarom juist een illustratie van hetgeen komen zou, onder het nieuwe verbond. Er zijn trouwens meerdere kanten aan zowel dit oude, als het nieuwe verbond. Mijn bedoeling is het principe te laten zien dat het oude verbond een illustratie is van het nieuwe verbond.

Het oude verbond leek de vervulling te worden van de beloften aan Abraham gedaan, maar in de praktijk bleek dat niet zo te zijn. Juist het tweede verbond na Abraham bracht de vervulling tot stand, wat geïllustreerd wordt in deze twee zonen met hun moeders, Hagar en Ismaël, Sara en Izak. Ismaël, die het eerst geboren was, bleek niet het beloofde zaad te zijn. De tweede zoon, Izak zou het beloofde zaad brengen. Nogmaals, Galaten 4 zegt: “niet uit de zoon van Hagar de dienstmaagd, maar uit de zoon van Sara, de vrije”. Vers 24 zegt ook: “dat het dingen zijn die een andere beduiding hebben”, want van deze twee verbonden is het ene het verbond van de Sinaï, waarop de wet werd gegeven bij de uittocht uit Egypte. “Sinaï baarde tot slavernij”, staat er. Hagar, de slavin bracht dus een slaaf voort, namelijk Ismaël. Hagar is daarom een beeld van de Sinaï, waar de wet tot Mozes kwam. Ze waren dienstbaar gemaakt tot slavernij onder de wet – onder het oude verbond – en daarom staat er:

Want dit, namelijk Agar, is Sinai, een berg in Arabie, en komt overeen met Jeruzalem, dat nu is, en dienstbaar is met haar kinderen. Galaten 4 : 25

Hagar en Ismaël zijn dus een beeld van het oude verbond, waar Israël onder leefde en onder het oude verbond werd Jeruzalem gebouwd als hoofdstad van dat rijk. Jeruzalem was representatief voor de Joodse staat, maar in dit geval een beeld van het oude verbond. De hele situatie van Hagar als slavin – en Ismaël haar zoon als slaaf – is een beeld van Gods volk Israël onder het oude verbond. Israël vindt het niet fijn om te horen, omdat men niet op een hoger niveau denkt. Ismaël – hoewel de halfbroer – is onze vijand denkt men. Ismaël is “Israël onder de wet”. Leven onder de wet is de doodsvijand van Israël als men uit het geloof wil leven. De Galatenbrief is daar duidelijk over:

27  Want er is geschreven: Wees vrolijk, gij onvruchtbare, die niet baart (dat slaat hier op Sara), breek uit en roep, gij, die geen barensnood hebt, want de kinderen der eenzame zijn veel meer, dan dergene, die den man heeft.
28 Maar wij, broeders, zijn kinderen der belofte, als Izak was. Galaten 4 : 27, 28

Ismaël is een beeld van de Joodse staat hier op aarde, die naar het vlees leeft. Het natuurlijke en vleselijke zaad van Abraham. Izak daarentegen, is een beeld van de Gemeente onder het nieuwe verbond, daar gaat het hier over. Zij stammen niet vleselijk van Abraham af, maar daar gaat het ook niet om, want het gaat om hen die naar de Geest erfgenamen zijn van Abraham. Als diezelfde Geest in ons is, die ook in Abraham was, dan zijn wij gelovigen en krijgen wij deel aan de zegeningen die God aan Abraham beloofd heeft. Bij God is, uiteraard, geen aanneming des persoons. Dat wordt hier in de Galatenbrief ook naar voren gebracht, namelijk dat onbesnedenen erfgenamen zijn geworden. Nota bene van de beloften die God aan Abraham gedaan heeft. In Romeinen 4 zegt Paulus ook dat Abraham zelfs die beloften ontving, hoewel hij nog niet was besneden, dus in de dagen dat Abraham nog gewoon een heiden, een Chaldeeër was.

Izak een beeld van de Gemeente

Abraham kreeg twee zonen waarvan de eerste zoon een beeld is van het eerste volk dat uit Abraham voortkwam, namelijk Israël. De tweede zoon – Izak – is een beeld van het tweede volk dat uit Abraham voortkwam, namelijk de Gemeente als volk van God. De beloften die aan Ismaël zijn gedaan, zijn feitelijk de beloften aan het natuurlijke, aardse Joodse volk. Dat is een belangrijk gegeven, want heel vaak zit men met de vraag of we die beloften, aan Abraham en zijn afstammelingen gedaan, letterlijk of geestelijk moeten nemen. Of heeft God aan het natuurlijke Israël, zoals wij het jodendom vandaag de dag kennen, daar nu de beloften aan gedaan. De ene partij zegt ja, want God heeft immers aan Abraham, Izak en Jakob en zijn twaalf zonen beloften gedaan en die beloften moeten natuurlijk worden vervuld. De andere partij zegt: nee, want uit Galaten 3 en 4 blijkt uitdrukkelijk dat die beloften aan Abraham gedaan, van toepassing zijn op de gelovigen. Het gaat niet om de afstammelingen naar het vlees, maar om de afstammelingen naar de Geest. Het gaat er niet om of het letterlijk een kind van Abraham is, maar of men geestelijk een erfgenaam van Abraham is. Dat is volkomen waar. Het gaat erom of men naar de Geest een erfgenaam van Abraham is.

Soms zegt men dat de beloften die aan Abraham gedaan zijn van toepassing zijn geworden op de gelovigen, de kerk, en dus heeft Israël geen toekomst, want de beloften aan Abraham gedaan zijn niet meer van toepassing op Israël. Men zegt dan: Israël heeft geen toekomst meer, omdat men de toekomst van Israël heeft toegepast op de Gemeente. Echter, herinnert men zich dan niet hoe het zat met de zegeningen aan Jakob en Ezau gedaan? Jakob was een gladde jongen die zijn vader bedroog. Hij was zo glad dat hij zich ruig maakte en zo speelde hij het klaar om de eerstgeboortezegen te ontvangen van zijn vader Izak. Daarna kwam alsnog Ezau. Toen werd er door Ezau geklaagd dat er geen zegen was overgebleven. Dat laatste nu is niet waar, want ondanks dat de zegeningen aan Jakob waren gegeven als de tweede zoon, bleven er toch nog zegeningen over voor de eerste. Ezau kreeg in tweede instantie alsnog een zegen, zij het niet met de rechten van de eerstgeborene. Zo ligt het ook met de Gemeente en Israël.

Hetzelfde gebeurt met Izak en Ismaël. Izak is een beeld van de Gemeente op wie de beloften die aan Abraham zijn gedaan worden toegepast, maar dat wil nog niet zeggen dat Ismaël niet wordt gezegend. Als God Zijn zegeningen geeft aan de Gemeente, wil dat niet zeggen dat Hij alsnog geen zegeningen geeft aan een ander volk. Uit deze geschiedenis zien wij dat die beloften zich vererven naar twee kanten. Op verschillend niveau en met verschillende strekking. Zij gaan naar Izak, zowel als Ismaël. Naar zowel Jakob als Ezau. Jakob en Ezau waren zelfs een tweeling, maar hoe verschillend ze ook zijn, ze horen bij elkaar en worden beiden dan ook gezegend. Dat is het sterkste argument voor het feit dat ook de natuurlijke afstammelingen van Abraham, Izak en Jakob zegeningen gegeven zijn. Het heeft alles een dubbele toepassing en zo ook hier in deze geschiedenissen uit Genesis 16 en 21.

Die geschiedenissen zijn eigenlijk alleen te begrijpen, wanneer we ze lezen en tegelijkertijd toepassen op Israël en de Gemeente. Wanneer we die waarheid omtrent het nieuwe verbond kennen, gaan we zien dat het een dubbele toepassing heeft, één in verband met de Gemeente en één in verband met Israël. In Genesis 21 staat dat Sara bevrucht werd en zij Abraham een zoon baarde in zijn ouderdom. Dat betekent dat het lang zou duren voor de echte erfgenaam van de belofte zou verschijnen hier op aarde. Hier in Genesis 21 staat dat Abraham in zijn ouderdom vader werd. Als we verstaan dat Izak een type is van de Gemeente, dan moeten we meteen vaststellen dat de Gemeente tot stand is gekomen in de ouderdom, namelijk in de laatste dagen. Lees Galaten 4 maar eens rustig door, want daar staat namelijk dat na een lange tijd – in de “volheid des tijds” – de Here Jezus is gekomen en geworden uit een vrouw en onder de wet om juist degenen die onder de wet waren te verlossen, opdat wij die in Hem geloven de aanstelling tot zonen zouden verkrijgen. De aanstelling tot erfgenaam dus.

Dit gebeurde pas in de laatste dagen en vanaf Abraham gerekend is dat 2000 jaar wachten. Het gaat om het begrip dat het pas laat zou komen. Sara werd bevrucht en baarde Abraham een zoon in zijn ouderdom. Sara betekent: “vorstin”. Uit de vorstin wordt Izak geboren en Ismaël uit de slavin. De naam Hagar wordt vertaald met “vlucht”, waarbij gedacht moet worden aan iemand die vluchtende is. Een groter contrast is haast niet denkbaar. Hagar was degene die moest vluchten, een vervolgde dus, en daarmee een beeld van de Joodse natie door de eeuwen heen. Wat Hagar overkwam, is Israël ook overkomen. Zolang als dit volk bestaat is het vervolgd. Toch heeft de Here het bewaard, zo ook met deze Hagar hier. Maar Sara baarde Abraham een zoon ter gezette tijd, die God hem gezegd had.

Het bijzondere is dat de dingen altijd gebeuren op Gods tijd en bovendien dat God het van tevoren aankondigt, zodat niemand voor een verrassing komt te staan. Behalve diegenen die niet willen weten wanneer God Zijn beloften feitelijk gaat vervullen en vervolgens menen dat zij zelf Gods beloften moeten vervullen. God kondigt tevoren aan, net zoals de komst van Izak hier. Evenzo als de komst van de Here Jezus, zoals er staat in Galaten, “in de volheid des tijds”. Het zal blijken dat het precies in het jaar, op de juiste dag en op de juiste plaats is waar de Here Jezus geboren werd. Zo gebeuren ook alle andere dingen op de juiste tijd en plaats. Als dat laatste niet zo was, dan trok de Heer zich terug. De Heer zei: “Mijn tijd is nog niet gekomen”. Het ging allemaal volgens God plan. Er staat in Genesis 21:

En Abraham noemde den naam zijns zoons, dien hem geboren was, dien hem Sara gebaard had, Izak. Genesis 21 : 3

Izak betekent: “gelach”, in de zin van “Gij hebt mij doen lachen”. Hier was het een lachen van blijdschap. Abraham besneed zijn zoon Izak, zoals God geboden had. Dat is een beeld van dood en opstanding, waaruit men ziet dat het uiteindelijk beloofde zaad zal verschijnen, uit de dood. Het zal eerst moeten sterven om daarna op te staan. In de geschiedenis waarbij Abraham zijn zoon Izak moest offeren, wordt dat heel uitdrukkelijk naar voren gebracht, zodat dan ook in Hebreeën 11 staat dat “Abraham zijn zoon bij gelijkenis uit de dood heeft weergekregen”. Het gaat om wedergeboorte en niet om wat in het vlees geboren wordt, de oude mens. Het gaat om datgene wat uit de dood opstaat en tot stand komt door Gods Geest. Dat wordt geïllustreerd in de besnijdenis. Dat is nu niet allemaal uit te leggen, want daar zit zoveel in. Hopelijk begrijpt u dat al deze woorden hier beschouwd kunnen worden als trefwoorden. Woorden die ons kunnen leiden naar Schriftplaatsen die dezelfde woorden en inhoud hebben. En ze zullen ons naar dezelfde waarheid leiden. Welke lijn we ook gaan, we komen altijd weer bij dezelfde Bijbelse waarheden terecht, zodat er geen onzekerheid over hoeft te bestaan.

Abraham besneed zijn zoon Izak, toen hij acht dagen oud was. De achtste dag is de eerste dag van de nieuwe week, de dag van de opstanding, wedergeboorte dus. Abraham was 100 jaar oud toen hij Izak besneed. Het getal 100 is in de Bijbel het getal voor “het ingaan in het Koninkrijk”. Ik zeg het eenvoudig en kort, maar het betekent allemaal precies hetzelfde. Het beloofde zaad zou het Koninkrijk ingaan door opstanding uit de dood. Izak komt dan en is daarmee een uitbeelding van het komende Koninkrijk van Abrahams zaad. Daarom dus 100. We lazen dat Sara (de vorstin) zei: “God heeft mij een lachen gemaakt”. Het is toch ook om te lachen dat een man die 100 jaar oud is nog vader zal worden! Het zijn lachwekkende dingen, maar ze zijn wel waar. God doet dat zo.

Als uiteindelijk Die Zoon verschijnt en dat Koninkrijk komt, dan is daar alle reden om te lachen. Lachen van blijdschap maar ook lachen vanwege de humor. Op het moment namelijk, dat men het niet verwacht, komen de dingen alsnog tot stand. Het schijnt één van de geheimen van humor te zijn, dat dingen komen als je ze niet verwacht, en mede in het onverwachte schuilt het geheim. Zo zal het ook gaan in de toekomst. Als niemand het meer verwacht en de Joodse staat ten andere male volledig vernieuwd en de stad verwoest wordt en alle zionistische verwachtingen verdwenen zijn (want daar gaat het naartoe) dan komt het juist. Dan zal de Heer, van Wie Izak een beeld is, namelijk Abrahams zaad, verschijnen op de Olijfberg. Dat is reden om te lachen; niemand verwacht dat. Nauwelijks iemand gelooft dat, maar het gebeurt wel zo.

Voorts zeide zij: Wie zou Abraham gezegd hebben: Sara heeft zonen gezoogd? want ik heb een zoon gebaard in zijn ouderdom. Genesis 21 : 7

Niemand zou dat geloofd hebben en dan heeft het ook geen zin om dat te zeggen, maar het gebeurde wel. Op Abrahams oude dag wordt hij toch nog vader.

En het kind werd groot, en werd gespeend; toen maakte Abraham een groten maaltijd op den dag, als Izak gespeend werd. Genesis 21 : 8

Toen ging Izak van de borst af als het onafhankelijke zaad van Abraham. Als Izak vijf jaar oud is, wordt die maaltijd gehouden om gemeenschap te hebben met elkaar en als teken van eenheid. Een maaltijd is altijd een beeld van het Messiaanse Rijk. Meestal vertalen wij het met “bruiloft”, maar het hoort “maaltijd” te zijn. Toen gebeurde er iets wat niet leuk was, want Sara zei tegen Abraham:

En zij zeide tot Abraham: Drijf deze dienstmaagd en haar zoon uit; want de zoon dezer dienstmaagd zal met mijn zoon, met Izak, niet erven. Genesis 21 : 10

Op dat moment pas kwam de vijfde bedeling tot stand, toen de zoon en de dienstmaagd werden uitgedreven. Vanaf dat moment werd Israël alsnog verstrooid.

2. De Gemeente geïllustreerd

In Genesis 16 wordt Hagar bespot en vervolgd en feitelijk weggestuurd door Sara. De Heer roept haar terug en zegt: “Nee, Hagar, je moet nog blijven. Je wordt nu wel vernederd, maar dat moet je nemen.” Zo moet ze dan nog blijven en mag nog niet gaan. Dat is de situatie van Israël in het verleden, toen ze gedeeltelijk in ballingschap was. Weer terugkerend en vernederd wordend. Hier in Genesis 21 worden Hagar en Ismaël alsnog (als beeld van Israël) verstrooid. Nu wordt alsnog de dienstmaagd, de slavin, uitgedreven. Want de zoon van de slavin zal niet erven met de zoon van de vrije. De zaak is dat de zoon van de slavin een beeld is van Israël onder de wet, in dienstbaarheid, en die erft niet. Zeker niet als er aan de andere kant een zoon geboren wordt uit de vrije. Lang nadat de zoon uit de slavin werd geboren, namelijk Israël, werd er een zoon geboren uit de vrije, namelijk de Gemeente, en daar maken wij deel van uit. Daarom is het erfrecht van de Gemeente, als erfgenamen van Abraham, hoger dan dat van Israël.

Men zegt wel eens dat Israël onze oudste broeder is. Dat is ook zo, maar het is ook zo dat bij die oudste broer toch niet het eerstgeboorterecht rust. Daar komt nog bij dat in de geschiedenis de oudste broer altijd de aartsvijand van de tweede broer is. Denk maar aan de lijn van de oudste broer in de Bijbel, aan Ismaël, Ezau, Amalek, Agag of Haman. Het moet duidelijk zijn, wij hebben de Joden vervolgd, maar wanneer zullen de Joden toegeven dat zij de Christenen hebben vervolgd? Het staat in de Bijbel. Die vijandschap is er van beide kanten en het verdragen van elkaar is ver te zoeken. Jakob en Ezau verdroegen elkaar ook niet, maar Jakob – de jongere – had de hoogste rechten. Hij was degene die het dichtst bij de dood is geweest. Denk maar aan Izak en Jakob. De één werd geofferd en de ander werd vervolgd en moest vluchten. Dat allemaal is een beeld van de Gemeente. We mogen wel broer zijn, maar hebben wel de hoogste rechten. Het eerstgeboorterecht, dus. Het zal ook blijken dat onze hoge rechten, rechten zijn op een vaderland dat niet eens op aarde is, maar in de hemel. Niet in Jeruzalem hier op aarde, maar het Jeruzalem, zegt Galaten 4, dat boven is. Zodra de Gemeente tot stand komt, wordt Israël verstrooid onder de volkeren. Romeinen 11 zegt dan ook duidelijk:

Zo zeg ik dan: Hebben zij gestruikeld, opdat zij vallen zouden? Dat zij verre; maar door hun val is de zaligheid den heidenen geworden, om hen tot jaloersheid te verwekken. Romeinen 11 : 11

Zo is dat gegaan en er is een duidelijk verband tussen die beide zaken. Israël verwierp haar Messias en de Messias verwierp Israël. Er waren anderen die geboren werden onder de vrije, niet onder de wet, maar door de genade. Anderen, die op grond van geloof, op grond van geestelijke dingen, erfgenaam waren van de zegeningen die aan Abraham werden beloofd. Zodra die Erfgenaam verschijnt, moet de andere gaan en dat is wat hier gebeurt met Ismaël in Genesis 21:

10 En zij zeide tot Abraham: Drijf deze dienstmaagd en haar zoon uit; want de zoon dezer dienstmaagd zal met mijn zoon, met Izak, niet erven.
11 En dit woord was zeer kwaad in Abrahams ogen, ter oorzake van zijn zoon. Genesis 21 : 10, 11

Een logische reactie van Abraham, want hier verdwijnen zijn natuurlijke afstammelingen. Ze moeten verdreven worden en ze moeten plaatsmaken voor zijn geestverwanten. Het is vanzelfsprekend kwaad in de ogen van Abraham, als hem feitelijk verteld wordt, dat zijn afstammelingen (het volk waarvan hij de vader is, namelijk Israël) verstrooid zouden worden uit het land en vanuit de bezitting, en dat de bezitting in een hogere betekenis gegeven zou worden aan een heel ander volk, dat niet van hem afstamt. Het was kwaad in Abraham’s ogen staat er, vanwege zijn zoon, want hij erkende Ismaël als zijn zoon. Net zo goed als Abraham natuurlijk Israël als zijn volk en afstammeling, als erfgenaam en zoon erkent. God echter zegt tot Abraham:

Maar God zeide tot Abraham: Laat het niet kwaad zijn in uw ogen, over den jongen, en over uw dienstmaagd; al wat Sara tot u zal zeggen, hoor naar haar stem; want in Izak zal uw zaad genoemd worden. Genesis 21 : 12

Waarom moet Abraham naar zijn vrouw Sara luisteren? Eenvoudig omdat Sara een beeld is van Israël als zodanig aan wie de beloften zijn gedaan. Aan Israël zijn Gods Woorden toevertrouwd en Israël zal dat Woord brengen. Daarom is deze vrouw – Sara – tevens een profetes. In de Bijbel is een profetes altijd een beeld van Israël. Israël is de vrouw waarmee God is getrouwd. Sara is een beeld van de Gemeente in hoger opzicht. Net zoals Gomer dat is in de geschiedenis van Hoséa. Het gaat hier om Sara’s woorden. Abraham wordt vermaand om naar haar te luisteren. God kiest, want er staat: “…in Izak zal uw zaad genoemd worden”. God had trouwens allang gekozen toen Hij sprak over het zaad van Abraham. Wij kunnen zeggen: Hij had niet Ismaël maar Izak op het oog, maar dat bedoel ik niet. Toen God sprak over Abraham en zijn zaad, “het zaad” in enkelvoud, sprak Hij van de Christus. Zijn Zoon, Die had God op het oog. Hij wist aan Wie die beloften zouden vererven. Daarom wordt het ook hier geïllustreerd. God zegt: niet Ismaël, maar Izak. Dat is de hogere betekenis. God wist aan wie Hij geven zou. Niet Ismaël, maar Izak, in de zin van wie het eerstgeboorterecht zou hebben. Achteraf zou blijken dat Ismaël wel degelijk gezegend wordt, maar dat komt later. De zegeningen die aan het natuurlijke zaad van Abraham beloofd zijn, zullen pas bij Israël terechtkomen na de voltooiing van de Gemeente. Na de vervulling aan Izak, na de opname van de Gemeente, want daar komt het op neer. Dan zal blijken dat de Gemeente wel tweede was in de chronologie met betrekking tot de heilshistorie, maar aan de andere kant juist de eerste, die wedergeboren werd. De Gemeente is degene die het eerstgeboorterecht ontvangt boven de oudste broer Israël, want er staat:

12b …want in Izak zal uw zaad genoemd worden.
13 Doch Ik zal ook den zoon dezer dienstmaagd tot een volk stellen, omdat hij uw zaad is. Genesis 21 : 12b, 13

Op basis van het vleselijke zoonschap zal ook Ismaël erven, die overdrachtelijk Israël is. Romeinen, Galaten en Hebreeën zijn daar heel duidelijk over, want Paulus zegt: “… en het zaad van Abraham is enkelvoud, hetwelk is Christus, in Wie alle gelovigen Abrahams zaad zijn en naar de beloftenis erfgenamen.” Die erfgenamen zijn de kinderen der belofte, kinderen der vrije en niet der dienstmaagd.

Twee geslachtslijnen

Ismaël en Israël zijn namen die twee lijnen voorstellen in de Bijbel. Israël betekent: “strijder Gods” of “vorst Gods”. In de naam Israël zit ook de naam Sara opgesloten, wat “vorstin” betekent. Het is een vorstin met God. Israël zal in de toekomst heersen met God, die belofte zit erachter, vandaar die “f’ aan het begin. Ismaël betekent: “God hoort”. Ook de naam Sim(e) on zit er in, wat betekent: “verhoring”. De Bijbelse belofte is deze: er zullen dagen en jaren zijn, eigenlijk langer dan 2000 jaar, dat de Heer niet zal horen naar het geschrei van Israël. God verbiedt Jeremia zelfs om te bidden voor het volk Israël. (Jeremia 7 : 16) Hij zegt: Ik zal niet horen naar hun geschrei. De Heer zou Zich verbergen. Er is een tijd geweest dat de Heer Zelf sprak en zelfs weende over hen, maar Israël wilde niet luisteren. Daarom heeft de Heer Zijn aangezicht voor hen verborgen en Zich teruggetrokken. We leven nu in de dagen waarin Israël tot God schreeuwt, maar de Heer heeft Zich teruggetrokken en luistert niet. Israël luisterde niet naar de Heer toen Hij nog op aarde onder hen was en nu heeft Hij Zijn oor van hen afgewend. God had gezegd wat Hij doen zou, maar Israël wilde niet luisteren. De weg van Israël staat vast voor de toekomst. In de Bijbel wordt dat geïllustreerd en gezegd. Nu luistert God niet. De profeten zeggen dat na die dagen de Heer Zijn beloften, die Hij aan Abraham gedaan heeft, gedenken zal. In de toekomst dus. Hij zal Zijn aangezicht wenden, Zijn oor neigen en luisteren naar het geschreeuw van Israël in de grote verdrukking. Dan zal Hij het verbond van Abraham – Zijn vriend – gedenken, dat van geslacht tot geslacht is. Niet het verbond van Mozes, maar het verbond van Abraham. God zal dan horen naar hun geschrei. Naar een Israël dat had moeten luisteren naar Ismaël.

Nu hoort God naar ons als Gemeente, dat Zijn volk is. De Bijbel zegt ons dat. God bemoeit Zich nu met de eerstgeborene, de Gemeente. Op het moment dat Izak de melk loslaat en gespeend wordt, neemt hij de vaste spijs aan. Dat is overdrachtelijk gezien de geestelijke spijs. Op het moment dat er gesproken wordt over Gemeentelijke waarheden, worden Hagar en Ismaël de woestijn ingestuurd. Worden later in de dagen van de Handelingen de Gemeentelijke waarheden bekendgemaakt, dan wordt ook inderdaad het jodendom verstrooid over de wereld. Niet de christenen hebben Israël verstrooid over de wereld en het christendom draagt daar ook geen schuld aan, maar de Romeinen. Dat zijn dezelfde Romeinen die ook het christendom vervolgd hebben. Er is echter wel verband tussen beiden, namelijk waar plaats is voor het hemelse volk van God, uitgebeeld door Izak, is geen plaats meer voor Ismaël, voor Israël dus. Dat hebben wij niet verkozen, maar dat is Gods plan. Vandaar de uitdrijving van de dienstmaagd en haar zoon.

Toen stond Abraham des morgens vroeg op, en nam brood, en een fles water, en gaf ze aan Hagar, die leggende op haar schouder; ook gaf hij haar het kind, en zond haar weg. En zij ging voort, en dwaalde in de woestijn Ber-seba. Genesis 21 : 14

Een schouder speelt in de Bijbel altijd een belangrijke rol, ook al in de geschiedenis van de aartsvaders. Op een schouder kan iets rusten, namelijk een juk. In deze geschiedenis is dat typologisch het juk van de wet, want de slavernij van Hagar is een beeld van de slavernij van Israël onder de wet. De slavernij van Israël in Egypte is daar eveneens een beeld van. Op de schouder van Israël zou eerst wel een juk liggen, maar dat juk zou er af moeten, want op een schouder behoort heerschappij terecht te komen. Jesaja 9 zegt:

 …. en de heerschappij is op Zijn (de Messias) schouder; …. Jesaja 9 : 5

Waarom legde Abraham die fles water op de schouder van Hagar? Ze krijgt zegeningen mee, wat hier uitgebeeld wordt met brood en water. Eigenlijk was dat het brood en water van Melchizedek, want die bracht voort “brood en wijn”, wat een beeld is van dood en opstanding. De opstanding van Christus. Brood is immers het eerste levensonderhoud. Hagar en Ismaël kregen leven mee, namelijk de zegeningen die God geeft. God geeft brood om te leven, wat het beeld is van onze Here Jezus Christus, want Hij is “het Brood des levens”. Hij leed en stierf voor ons en stond daarna op uit de doden. Voor Zijn Gemeente, maar ook wel degelijk voor Israël, want uiteindelijk komen de zegeningen bij Israël terecht. Zo worden Hagar en Ismaël weggestuurd met brood en water. Water is sowieso een beeld van het Woord van God dat leven voortbrengt. Hagar en Ismaël krijgen leeftocht mee, uitgebeeld in brood en water en gelegd op de schouder van Hagar.

Een weg van vernedering

Met het kind Ismaël zond Abraham haar de woestijn in. Ze gingen voort en dwaalden in de woestijn Berséba. Israël wordt geacht te zijn van Dan tot Berséba. Dan ligt in het noorden en het zuidelijkst ligt Berséba en betekent: “bron, of put, van Seba”. De put van de eed wordt het ook wel genoemd, in verband met de overeenkomst tussen Abraham en Abimelech (Genesis 21 : 31). Het is het meest zuidelijkste punt, het diepste punt, ook in de vernedering voor Hagar en haar zoon, hoewel zij zich al eerder had moeten laten vernederen (Genesis 16). Het is daarmee ook een beeld van de weg van volk Israël, die het vandaag de dag gaat. Een weg van vernedering. Uitgedreven in een woestijn waar verder geen leven is. Waar hun leven gedoemd is te eindigen, want de weg is moeilijk en het water uit de fles was op, evenals misschien het brood. Hagar legt het kind onder één van de struiken en gaat op een boogsafstand zitten. Een gespannen boog spreekt over menselijk kracht. Hoever de kracht van het vlees reikt, wordt door een boog bepaald. Denk maar aan de geschiedenis van David en Jonathan. Tot waar de pijl schiet, tot zover strekt het leven en daarna houdt het op. Op zo’n afstand ging Hagar zitten. Weg uit het bereik van de jongen en wachten op de dood. Alle hoop was afgesneden. Dan verschijnt de Heer en zegt:

 …. Wat is u Hagar? Vrees niet; want God heeft naar des jongens stem gehoord, ter plaatse waar hij is. Genesis 21 : 17b

Een toespeling op de naam Ismaël: “God hoort”.

…. en gij (Hagar) zult zijn naam Ismaël noemen, omdat de HEERE uw verdrukking aangehoord heeft. Genesis 16 : 11b

God zal straks in de verdrukking horen. Als die over Israël komt zal de Heer Zich ontfermen. Dat is profetisch en zal nog in de toekomst gebeuren. We lazen: “God heeft naar des jongens stem gehoord, ter plaatse waar hij is”. In het diepste punt van zijn verdrukking en vernedering gedenkt de Heer Zijn eed. De Heer zegt dan:

18 Sta op, hef den jongen op, en houd hem vast met uwe hand; want Ik zal hem tot een groot volk stellen.
19 En God opende haar ogen, dat zij een waterput zag; en zij ging, en vulde de fles met water, en gaf den jongen te drinken. Genesis 21 : 18, 19

Dat water had ze niet gezien, en toch was het daar. Dit spreekt over de verblinding die over Israël gekomen is. Water, als het beeld van God. Het is aanwezig maar men ziet het niet, men is er blind voor. Het is echter de Heer die de ogen opent.

20 En God was met den jongen; en hij werd groot, en hij woonde in de woestijn, en werd een boogschutter.
21 En hij woonde in de woestijn Paran; en zijn moeder nam hem een vrouw uit Egypteland. Genesis 21 : 20, 21

Een boogschutter spreekt van natuurlijke kracht en is een aardse toepassing; hier is het ook van toepassing op Israël, hier op aarde. Ismaël woonde in de woestijn Paran. Dit moet de plaats zijn waar Israël in de woestijn zal zijn en waar ze door God gevoed zal worden, op grond van Openbaring 12. Israël moet bewaard worden in de toekomst, in de woestijn Paran, de plaats waar Ismaël hier bewaard wordt. Die plaats heet nu “Petra” of ook wel “Sela”.

Het is niet altijd gemakkelijk dit soort waarheden te zien doordat ze zich achteraf op heel andere gronden laten bevestigen. In dit soort Schriftplaatsen vindt je het echter al terug. Je ziet bijvoorbeeld dat later David vlucht in de woestijn in Paran en volgens mij is dat dezelfde plek waar ooit Ismaël verstoten werd. De geschiedenis herhaalt zich. Dezelfde plaatsen spelen altijd dezelfde rol. Ze houden ook altijd dezelfde betekenis, net zoals hier.

En hij woonde in de woestijn Paran; en zijn moeder nam hem een vrouw uit Egypteland. Genesis 21 : 21

U weet hoe het is met het natuurlijke Israël; het is ooit in Egypteland geboren. Het werd daar geboren uit slavernij en in de toekomst zal dat ook weer zo zijn. “Een vrouw” spreekt over de uiterlijke verschijning in de wereld. Zo is het straks met een Israël dat opnieuw gered zal worden, opnieuw verlost gaat worden en in feite opnieuw vanuit Egypte genomen zal worden. Opnieuw naar Kanaan toe, door de woestijn heen, net zoals het al in het verleden gebeurde, via deze plek Paran. Het beeld dat Ismaël en zijn moeder oproept is het beeld van het Israël van vandaag. In de toekomst, wanneer het zijn geschreeuw zal richten tot de Heer, zal dat door de Heer verhoord worden. In de eerste plaats op grond van geloof en in de tweede plaats op grond van de afstamming van Abraham.

Het blijft waar dat in de Bijbel mensen verkozen worden door God, waarna de verkiezing overgaat op de afstammelingen. Niet dat mensen behouden worden omdat hun ouders behouden werden, dat is niet zo. Ik zeg wel dat bepaalde voorrechten, zegeningen, zich vererven. In de Bijbel zie je dat bepaalde families altijd dezelfde rol spelen, dat is nu eenmaal zo. God zegent ons omdat wij gelovigen zijn en daarom zegent God ook onze kinderen. Dat is de normale gang van zaken. Op grond van de beloften aan Abraham, Izak en Jakob gedaan, zal God alsnog Israël verkiezen. Laat ik tot besluit erbij zeggen dat aangezien de werkelijke zegeningen aan Abraham beloofd werden, die slechts gegeven kunnen worden aan de echte gelovigen. Daarom zal Israël in de toekomst wel degelijk eerst tot geloof moeten komen in de God van Abraham, Izak en Jakob. Pas daarna zal het zegeningen ontvangen, zelfs met betrekking tot deze wereld, hier op aarde. Aardse zegeningen met betrekking tot het vlees dus eigenlijk, maar dan wel omdat men geloofd heeft en tot aanvaarding is gekomen van de God van Abraham, Izak en Jakob.

In deze geschiedenis zien we dat er in de dagen van Izak geen plaats meer is voor Ismaël. Daar is niets aan te doen, want het is Gods weg. Izak en Ismaël werden gebruikt voor Gods doel en plannen. De belangrijkste plannen waren waar we het nu over hebben. Waarom heeft Ismaël moeten vluchten met zijn moeder? Ze hadden niets kwaads gedaan feitelijk. Er was hen ook niets te verwijten, maar God gebruikte hen en het paste in Gods plan dat ze vernederd en vervolgd moesten worden, omdat God daarmee Zijn Woord aan ons illustreert. Daarom is het zo tragisch dat zo weinigen oog hebben voor dit soort illustraties. Deze mensen zijn er om vervolgd geworden en ze hebben daaronder geleden. Ze hebben in doodsangst verkeerd, alleen opdat wij erdoor geleerd zouden worden door God. Ik zeg dit nu over Hagar en Ismaël, maar hetzelfde geldt voor het natuurlijke Israël. Een volk dat door God Zelf is uitverkozen om enerzijds te laten zien Wie God is, want het gaat om het Woord van God. Ze moesten het evangelie brengen, ook aan ons die heidenen waren. Anderzijds is het een volk dat door God gebruikt wordt om Zijn toorn en rechtvaardigheid te demonstreren. Als we willen weten wat er gebeurt met iemand die het evangelie van God afwijst, moeten we alleen maar kijken naar de geschiedenis van Israël. Als er iemand is die niet gelooft in het bestaan van God, dan is het echt voldoende om te kijken naar de geschiedenis van Israël. Het wordt daarin getoond. Als God er niet was, dan was er geen Israël. Als God er wel is, dan dienen we ook te beseffen wat Hij nu doet. Dat de weg die Israël gaat echt een weg is die God bepaalt voor hen die Hem afwijzen. God heeft Israël terzijde gesteld, maar God heeft niet de Israëliet terzijde gesteld.

Ook vandaag is het nog steeds zo dat elk die wil, kan komen tot geloof in de Here Jezus Christus. Hij is de God en de Messias van Israël. Alleen daardoor kan men (óók Israël) behouden worden. Men moet (opnieuw, óók Israël) in Hem gaan geloven. Wat ik nu zeg over het volk, dat geldt niet voor de leden van dat volk, hoe vreemd dat ook is, want, en zo zegt de Bijbel dat ook, elke Israëliet van vandaag kan deel hebben aan de zegeningen die God heeft beloofd aan Abraham en Izak. Het beste bewijs daarvan is dat de apostel Paulus gemeentelijke en geestelijke waarheden verkondigde. Paulus was een Jood, maar Paulus kreeg deel aan de beloften die God gedaan had aan Izak. Er is dus niets discriminerends aan, integendeel, maar het gaat er slechts om dat God een weg bepaald heeft. Want God heeft gezegd: “De beloften zijn voor de erfgenamen van Abraham”. Erfgenaam van Abraham zijn kan men alleen door geloof in de God van Abraham. In Johannes 8 zegt de Heer dat ook:

39 Zij (de joden) antwoordden en zeiden tot Hem: Abraham is onze vader. Jezus zeide tot hen: Indien gij Abrahams kinderen waart, zo zoudt gij de werken van Abraham doen.
40 Maar nu zoekt gij Mij te doden, een Mens, Die u de waarheid gesproken heb, welke Ik van God gehoord heb. Dat deed Abraham niet. Johannes 8 : 39, 40

Slechts door geloof wordt men erfgenaam en krijgt men deel aan de zegeningen die God beloofd heeft aan Abraham en zijn zaad. Elke gelovige in deze bedeling krijgt deel aan die zegeningen en – overdrachtelijk gezegd – deel aan Izak. Het is geen kwestie van keus. Pas in de volgende generatie zal het zo zijn dat men deel krijgt aan de zegeningen die God, naar Zijn belofte, ook aan Ismaël gaf in verband met de aarde.

Wij hebben niet te kiezen en er is ook geen achterstelling. Alle mensen zijn wat dat betreft gelijk, maar degene die nu leeft en echt gelooft in de Here Jezus Christus krijgt deel aan deze beloften. Omdat hij uitverkoren is op grond van geloof, en anders niets. Wie dat niet wil geloven – ongeacht of hij een Israëliet is of niet – die zal op de vlucht moeten. Want voor een ongelovige is er geen plaats, althans niet bij God. In feite nu al niet en zeker niet in de toekomst. Een nieuwe wereld, waarover het Zaad van Abraham erfgenaam is en zal regeren. Daar zullen slechts gelovigen binnengaan. De verantwoordelijkheid die wij hebben is te wandelen in geloof. Dat betekent dus te leven als Izak, een vreemdeling in het land der belofte, omdat dat de weg is waarlangs God Zijn beloften aan de gelovigen vervult.

Amen



 Gerelateerde bijbelezingen o.a.:
* Het zaad van Ismaël.
* Het zaad van Amalek.
* Het anti christelijke rijk
* Profetie & actualiteit


Bijbelstudies door: Ab Klein Haneveld

Dit is een bewerking van de Brochure "Izak en Ismaël" 

https://www.bijbelspanorama.nl/

https://www.bijbelstudie.nl/