DE GOEDE STRIJD

Ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden; 2 Timótheüs 4 : 7 info

“Den goeden strijd strijden” gaat over een geestelijke strijd. De strijd van Paulus bestaat eruit dat hij de kennis van Christus openbaar maakt. De overwinning van die strijd is dat het inderdaad gebeurt. Als hij dat niet zou doen, zou dat een nederlaag zijn. Dit geldt niet alleen voor hem, maar ook voor alle gelovigen. Door het leven van Paulus werd altijd en overal de kennis van Christus openbaar gemaakt; niet alleen in woorden, maar ook in daden. Paulus’ strijd was om dat Woord te prediken en niet om andere mensen te bewegen dat Woord te accepteren. Paulus streed de goede strijd, beëindigde de loop, behield het geloof en ontving daarvoor de triomf.

Bij dit onderwerp is het ook goed te weten dat de strijd van een gelovige nooit een strijd kan zijn tegen de zonde in de eigen oude mens, noch tegen de zonde in een ander. Díe strijd hoeft, nee, mag zelfs niet (meer) gestreden worden, omdat díe strijd gestreden ís door de Heer Zelf en in Hem Die ons liefgehad heeft en nog heeft, zijn wij méér dan overwinnaars.

Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem, Die ons liefgehad heeft. Romeinen 8 : 37


1. Inleiding

14 En Gode zij dank die ons allen tijd doet triomferen in Christus, en den reuk Zijner kennis door ons openbaar maakt in alle plaatsen.
15 Want wij zijn Gode een goede reuk van Christus, in degenen die zalig worden, en in degenen die verloren gaan;
16 Dezen wel een reuk des doods ten dode; maar genen een reuk des levens ten leven. En wie is tot deze dingen bekwaam?
17 Want wij dragen niet, gelijk velen, het Woord Gods te koop, maar als uit oprechtheid, maar als uit God, in de tegenwoordigheid Gods, spreken wij het in Christus. 2 Korinthe 2 : 14-17 

1 Beginnen wij onszelven wederom u aan te prijzen? Of behoeven wij ook, gelijk sommigen, brieven van voorschrijving aan u, of brieven van voorschrijving van u?
2 Gijlieden zijt onze brief, geschreven in onze harten, bekend en gelezen van alle mensen;
3 Als die openbaar zijt geworden dat gij een brief van Christus zijt, en door onzen dienst bereid die geschreven is niet met inkt, maar door den Geest des levenden Gods, niet in stenen tafelen, maar in vlezen tafelen des harten.
4 En zodanig een vertrouwen hebben wij door Christus bij God.
5 Niet dat wij van onszelven bekwaam zijn iets te denken, als uit onszelven; maar onze bekwaamheid is uit God;
6 Die ons ook bekwaam gemaakt heeft, om te zijn dienaars des Nieuwen Testaments, niet der letter, maar des Geestes; want de letter doodt, maar de Geest maakt levend. 2 Korinthe 3 : 1-6

Maar blijft gij in hetgeen gij geleerd hebt, en waarvan u verzekering gedaan is, wetende, van wien gij het geleerd hebt; 2 Timótheüs 3 : 14

We vinden hier in de tweede brief aan Korinthe een aantal merkwaardige en veelzeggende uitspraken van de apostel Paulus. Deze uitspraken doet hij in verband met de levenswandel van de gelovige. De Bijbel houdt zich daar niet in de eerste plaats mee bezig. De Bijbel wijst ons niet op wat we zelf zijn, maar op wie God Zelf is, opdat we Hem zouden leren kennen. Het gaat erom dat we weten Wie Christus is, opdat we Christus zouden leren kennen. Dat is een thema dat we in de brieven van de apostel Paulus uitgebreid tegenkomen. Het is eigenlijk het hoofdthema van de hele Schrift. De Bijbel spreekt over Christus. Die kernachtige inhoud van de Schrift in verband met de kennis van God en in verband met de kennis van Christus is bepalend voor het leven van de gelovige, hoewel de mens zich dat misschien niet altijd bewust is. Hij krijgt problemen met zijn dagelijks leven.

In het gunstigste geval zegt hij dan: Wat zegt de Schrift daarover? Wat zegt de Schrift over de situatie, waarin ik verzeild ben geraakt? Soms vraagt men zich af: Heeft de Bijbel überhaupt nog wel een boodschap voor de mens van de eenentwintigste eeuw? Dat maakt niet zoveel uit, want ik beschouw mezelf niet zozeer als een mens van de eenentwintigste eeuw, maar eerder als een mens van het jaar nul. Dat wil zeggen: dicht in de buurt van de Here Jezus Zelf en dat blijkt nogal tijdloos te zijn.

Wij als mensen/gelovigen zijn vaak geïnteresseerd in het antwoord dat de Schrift geeft op de problematiek die wij in ons leven hebben. Helaas hebben we zo weinig oog voor de problematiek waarin God terechtgekomen is en waar Hij ons in betrekt of wil betrekken. Dat is het tegenovergestelde! Het gaat er niet om waar wij mee bezig zijn en wat wij er vervolgens van maken en of dat wel in overeenstemming is met de wil van de Heer. Het gaat om de zaken waar God mee bezig is en wat Hj daarvan maakt en of wij daarin ook een rol spelen of daarin betrokken zijn.

Vleselijke strijd

In Hebreeën 4 wordt gesproken over de situatie van Israël, het volk van God onder het oude verbond dat verlost werd uit Egypte en dat in feite niet eens hoefde te strijden, omdat de Heer hen Zelf in Zijn rust zou brengen.

De HEERE zal voor ulieden strijden, en gij zult stil zijn. Éxodus 14:14

De strijd die we in het leven van Israël tegenkomen is altijd het gevolg van het feit dat het volk niet vertrouwde op of niet geloofde in hetgeen de HEERE aan haar beloofd had. Als iemand een gelovige is, dan wordt hij geacht in de rust van de Heer ingegaan te zijn. Het eerste wat wij een mens voorhouden in verband met de eeuwige, geestelijke dingen is dat hij de rust kan ingaan op grond van geloof alléén. De Here Jezus riep Zijn tijdgenoten op om Zijn rust te accepteren.

Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. Matthéüs 11 : 28

Die rust ontvangt men niet in de toekomst (ooit eens, als men is overleden). Nee die rust ontvangt men als men in geloof tot de Heer gaat. Op veel grafstenen staat: “Hier rust …”. Het is jammer dat het alleen daar gebeurt, want als/nadat men tot geloof gekomen is, kan men al rusten. Dat is een geestelijke rust, maar er is geen belangrijkere rust dan een geestelijke rust. Het geheim van veel actieve mensen is dat ze geen rust hebben. Veel mensen zijn actief, zelfs actief voor de Heer, omdat ze geen rust hebben. Ze denken nog zoveel te doen te hebben. Desondanks spreekt de Schrift over de strijd die de gelovige heeft.

We maken vaak de fout dat wij de strijd die we gewoon in dit leven hebben, zien als de strijd die we hebben als gelovigen. Dat is een misverstand. Ook de ongelovige kent strijd in zijn leven. Ook hij wordt heen en weer bewogen en moet elke dag opnieuw keuzes maken. Dit is een strijd die ieder mens in zijn leven kent. De ellende van het wandelen is dat men elke keer op kruispunten komt en elke keer moet kiezen: links, rechts of rechtdoor. Rechtdoor is nooit zo’n probleem, maar als men moet kiezen tussen links en rechts, wordt het wel problematisch. Dat is de ellende van het leven. Het is beter om principes vanuit de Bijbel “aan te schaffen”. Dan hoeft men niet meer te kiezen, want dan hééft men al gekozen. Dat is gemakkelijk, want het vereenvoudigt de keuze. Als een gelovige een keus moet maken, denkt hij: Hoe was het principe ook al weer? Hij had namelijk al een keuze gemaakt. Dat is het eenvoudige van het leven met principes. Dit geldt ook voor de wereld. Daar zijn ook mensen die leven met principes. Die principes hebben overigens niets met gééstelijke dingen te maken.

Men zegt weleens: Het leven is een strijdtoneel, en ieder krijgt zijn deel. Die strijd is het leven van alle dag, zowel voor gelovigen als ongelovigen. Het heeft te maken met het leven van de oude mens, de zondaar. De Bijbel spreekt over de strijd van een gelovige, maar die strijd kan nooit de strijd zijn die een ongelovige in de wereld heeft. Het gaat dus over een strijd die zich op een ander niveau afspeelt. Het is een geestelijke strijd.

Want wij hebben den strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht. Éfeze 6 : 12

Alzo ook gijlieden, houdt het daarvoor dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levende zijt in Christus Jezus, onzen Heere. Romeinen 6 : 11

Als men iets voor dood houdt, strijdt men er niet tegen; integendeel. Zolang men ergens tegen strijdt, erkent men daarmee dat het leeft. Er is niets waar leven zó door wordt gekenmerkt als door strijd. Als we weten dat “leven” hetzelfde is als “communicatie”, dan is strijd één van de meest intensieve vormen van communicatie, dus van leven. We dienen de oude mens voor dood te houden. Voor God is hij is er niet meer. Hoewel we onze oude mens tegenkomen, zouden we er niet mee moeten rekenen, maar die behoren af te leggen. Onze strijd kan dus nooit een strijd zijn tegen de oude mens, de zonde in ons. Onze strijd dient evenmin tegen de zonde in een ander te zijn. De strijd hoeft niet (meer) gestreden te worden. Fundamenteel gezien, mag die strijd niet gestreden worden, omdat die gestreden is. De Heer hééft die strijd gestreden en in Hem zijn we méér dan overwinnaars.

Geestelijke strijd

Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem, Die ons liefgehad heeft. Romeinen 8 : 37

Wij hebben niet te strijden tegen vlees en bloed, maar tegen overheden en machten. Dit houdt in dat we niet hebben te strijden tegen vleselijke (zichtbare) dingen, maar tegen geestelijke (onzienlijke) dingen. Het is een gééstelijke strijd. Het kan een zéér hevige strijd zijn. De strijd die niet met onzienlijke dingen verband houdt, maar met zienlijke dingen, is een strijd die de wereld om ons heen ook heeft. Dat is een strijd waarvan we in principe verlost zijn. We hebben een geestelijke strijd. Het gaat hier over de strijd tegen de zonde, de dood en de oude mens. In dié strijd zijn we méér dan overwinnaars.

En Gode zij dank die ons allen tijd doet triomferen in Christus, en den reuk Zijner kennis door ons openbaar maakt in alle plaatsen. 2 Korinthe 2 : 14

In 2 Korinthe 2 : 14 staat dat God ons altijd doét triomferen. Dit wil zeggen dat het een triomf is die elke dag behaald wordt. Het is geen triomf die in het verleden ligt. De triomf van Paulus bestaat hieruit dat God de reuk van Zijn kennis door Paulus openbaar maakt in alle plaatsen, zoals wij in 2 Korinthe 2 : 14 hebben gelezen. De overwinning bestaat hieruit dat de kennis van Christus openbaar gemaakt/gepredikt wordt en zelfs getoond wordt. De strijd van Paulus bestaat dus hieruit dat hij de kennis van Christus openbaar maakt. De overwinning is dat het inderdaad gebeurt. De nederlaag zou zijn dat de kennis van Christus door hem moet worden uitgedragen, maar dat hij het niet doet. Dit geldt niet alleen voor hem, maar ook voor alle gelovigen. Paulus kreeg die triomf te allen tijde. Door het leven van (in ieder geval) Paulus werd altijd en overal de kennis van Christus openbaar gemaakt; niet alleen in woorden, maar ook in daden. De strijd die Paulus had, was de strijd om dat Woord te prediken. Het is niet de strijd om andere mensen te bewegen dat Woord te accepteren. Het is de strijd om dat Woord te prediken, ondanks het feit dat anderen het niet willen accepteren/aanhoren. Dat blijkt ook uit 2 Korinthe 2 : 15.

Want wij zijn Gode een goede reuk van Christus, in degenen die zalig worden, en in degenen die verloren gaan; 2 Korinthe 2 : 15

Het gaat erom dat die reuk openbaar gemaakt wordt; dat anderen eraan ruiken. Wat hij openbaar maakt heeft te maken met de Persoon van de Here Jezus Christus, de Opgewekte die zit aan de rechterhand des Vaders in de hemel. Dat heeft alles te maken met de bedeling van de verborgenheid (de vijfde bedeling), waarin wij (gelovigen, behorend tot het lichaam van Christus) leven. Het gaat om Gods plan met deze wereld, waarin de Christus inderdaad verborgen is. Hij is ingegaan in het binnenste van het heiligdom. Daar is Hij voor de wereld onzienlijk (vergelijk Hebreeën 6 : 19, 20; 9 : 12, 24). De wereld concludeert dat God dan wel dood zal zijn. Dit is een misvatting. Hij is in de hemel, teruggetrokken voor de wereld, maar Hij woont in de harten der gelovigen. Die gelovigen leven, omdat Hij in hen woont.

Paulus is dus een goede reuk van Christus; in degenen die zalig worden en in degenen die verloren gaan. Degenen die zalig worden, zijn zij die in ieder geval een deel van deze Bijbelse boodschap met betrekking tot Christus accepteren. Zij geloven in Zijn verzoenend sterven en in Zijn opstanding. Het is een overwinning voor degene die het Woord bedient, dat er mensen zijn die het aanvaarden en op grond daarvan behouden worden. Ze accepteren het Woord en komen daardoor tot leven. Dat is zonder meer een overwinning. Daarnaast wordt er ook gesproken over “degenen die verloren gaan”. Dat is nog steeds de verklaring van het feit dat Paulus triomfeert. De reuk van Zijn (Christus’) kennis wordt openbaar gemaakt door Paulus. Hij is die reuk van Christus. Hij heeft die overwinning in degenen die zalig worden én in degenen die verloren gaan. De conclusie is derhalve dat het er niet om gaat of de mensen die onder het Woord van God komen dat Woord accepteren of niet. Het gaat erom dat degene die het Woord moet bedienen dat ook inderdaad doet. De overwinning is niet dat iemand het Woord aanneemt, maar dat het Woord gespróken wordt. Als we niet redeneren vanuit onszelf, maar van God uit, dan is het eenvoudig te begrijpen. Wanneer het Woord tot een groep ongelovigen gesproken wordt, heeft het altijd hetzelfde resultaat. Er is een deel dat het aanneemt en er is een deel dat het afwijst.

En sommigen geloofden wel, hetgeen gezegd werd, maar sommigen geloofden niet. Handelingen 28 : 24

Zelfs als het Woord binnen de gemeente, bij gelovigen onderling, gebruikt wordt, scheidt het vaneen. Er zijn gelovigen die veel geloven en anderen die slechts weinig van het Woord aanvaarden. Toen Paulus hoorde dat er scheuringen waren in de gemeente, zei hij: “Ik geloof het maar half, maar die scheuringen moeten er wel zijn.”

18 Want eerstelijk, als gij samenkomt in de Gemeente, zo hoor ik dat er scheuringen zijn onder u; en ik geloof het ten dele;
19 Want er moeten ook ketterijen onder u zijn, opdat degenen die oprecht zijn, openbaar mogen worden onder u. 1 Korinthe 11 : 18, 19

Niemand wil scheuringen, maar ze komen wel voor. Een ieder die het Woord brengt hoopt dat het geaccepteerd zal worden. De praktijk is echter dat er altijd een deel is die het niet accepteert. Dat is normaal. Het is problematisch, vooral als men een gemeente aan het opbouwen is en elke keer kijkt hoeveel mensen er nu weer geweest zijn. Dan is het vervelend als mensen weglopen of nooit meer terugkomen. Dat is echter het resultaat van het Woord van God, want het Woord van God scheidt vaneen.

In 2 Korinthe 2 wordt geleerd dat het niet gaat om het resultaat voor de mensen die het gehoord hebben. Het gaat er om dat het Woord van God in de wereld gepredikt behoort te worden. Waar het gepredikt wordt, keert het nooit ledig weer. Aan het einde van de hele heilshistorie moet vaststaan dat God een God is van liefde, genade en barmhartigheid. Dat is waar, maar het zal tevens vaststaan dat God een rechtvaardig God is en dat Hij rechtvaardig handelt/oordeelt. Degenen die Zijn Woord bewust afwijzen, die de weg ter zaligheid niet willen bewandelen, zijn vaten ter onere. Aan, en door hen, bewijst God Zijn toorn en rechtvaardigheid. Eén van de dingen die een goede prediker predikt is dat God een rechtvaardig God is, die zal komen om de levenden en de doden te oordelen.

Ik betuig dan voor God en den Heere Jezus Christus die de levenden en doden oordelen zal in Zijn verschijning en in Zijn Koninkrijk. 2 Timótheüs 4 : 1

Dit kan alleen omdat er mensen zijn die de boodschap hebben afgewezen. Het is niet naar de wil van God (2 Petrus 3 : 9), maar God komt er wel mee tot Zijn doel; zelfs met diegene die tegen Zijn wil indruist. Dat is het bijzondere van de hele heilshistorie. Alle dingen werken daarin mede ten goede; niet voor de mens, maar voor God!

Predik het Woord Gods

En wij weten, dat dengenen, die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk dengenen, die naar Zijn voornemen geroepen zijn. Romeinen 8 : 28

Als u wilt dat het ook voor uzelf meewerkt ten goede, moet u de keuze maken. Dan moet u God liefhebben en Zijn Woord aannemen. Wat goed is voor God, is goed voor de gelovigen. Wat goed is voor Christus, is goed voor de christenen. De triomf is dus dat het Woord van God gepredikt wordt. Het is een overwinning in degenen die zalig worden én in degenen die verloren gaan. Velen willen niet geloven in het opstandingswerk van Christus en het resultaat daarvan. Ze geloven wel in de kruisiging en de gevolgen daarvan, maar niet in de opstanding. Men heeft zich een grens gesteld: Als ik maar in de hemel kom, is het mij wel best. Dat is een zéér hoogmoedige vorm van nederigheid. Het betekent dat de rest van de Bijbel niet voor hen bestemd is. God heeft Zich “uitgesloofd” om ons Zijn Woord te geven en te zorgen dat het ook gepredikt wordt. De reactie is dan vaak: Dat is voor ons niet nodig. We zien het straks wel. Doe maar geen moeite. Dit is de houding van de eerste de beste ongelovige die zegt: “Dat kan wel zijn, maar ik moet er niets van hebben.”

Helaas komt deze houding ook voor onder degenen die behouden zijn. Het is allebei een afwijzen van het Woord van God, weliswaar op een verschillend niveau, maar het principe is hetzelfde. Een deel of alles van het Woord wordt afgewezen. Het brengen van het Woord van God roept in de regel zéér negatieve reacties op. Het gevolg is dat we geneigd zijn onze mond te houden en voortaan maar niet meer over bepaalde zaken te spreken, omdat er zoveel aversie tegen heerst. Op dat moment delft men het onderspit! Dan is men de triomf kwijt! Het Woord van God dient gesproken te worden. Als het allemaal zo gemakkelijk zou gaan, zou het geen strijd zijn en was er ook geen sprake van overwinning. Dus de strijd bestaat hieruit dat het Woord van God gepredikt wordt, ongeacht de reactie van degenen die er naar luisteren; ondanks de afwijzende houding van ongelovigen of de afwijzende houding van gelovigen.

Met de laatste categorie hebben we als gelovigen het meest te maken. Het komt (helaas) veel voor. We dienen goed te beseffen dat het niet gaat om het resultaat van de boodschap, maar om de reden waarom het Woord gesproken wordt. Dat wordt in de hele Bijbel geïllustreerd. Als men een Bijbels gefundeerd antwoord krijgt, reageert men meestal negatief/ afwijzend. Het horen van het Woord brengt consequenties met zich mee, waarvoor men in eerste instantie – als natuurlijk mens – terugschrikt. Het spreken van het Woord van God is daarom in principe een strijd. Die strijd vindt op twee verschillende niveau’s plaats. Het ene niveau is dat van de gelovige die het Woord aan een ongelovige brengt. Het aardige van deze strijd is dat hij daarin nog wel medestanders heeft. Velen zien gelukkig nog de noodzaak van de prediking van het evangelie, hoewel het er naar onze mening altijd te weinig zijn.

Het andere niveau is een stuk moeilijker. Dat is namelijk het prediken van het Woord van God aan gelovigen. Daar zijn maar héél weinig mensen mee bezig. De reden daarvoor is dat veel gelovigen het Woord van God niet willen horen. Als men maar behouden is. Daar trekken velen een grens: Het zal ons in het hiernamaals wel geopenbaard worden, is de vaak gehoorde reactie van gelovigen. Men erkent niet dat God al Zijn wegen in de Schrift geopenbaard heeft. Hetzelfde Woord van God, waardoor wij het leven ontvangen hebben, openbaart ons al wat God deed, doet en zal doen. Daarom is de Bijbel ook compleet. Alles wat God te vertellen heeft, is geopenbaard in Zijn Woord. Er zijn helaas zo weinig mensen die daarin geïnteresseerd zijn. Men is meer geïnteresseerd in het eigen behoud. Zolang iemand vertelt dat de Here, de Schepper van hemel en aarde, mens werd en Zijn leven gaf in onze plaats, zegt men: Dat is geweldig. Natuurlijk is het ook geweldig dat de almachtige God dat voor ons gedaan heeft. Er zijn zelfs mensen die zo “vroom” zijn dat ze dat niet eens willen geloven.

Maar er is méér. God wil ons veel méér vanuit Zijn Woord duidelijk maken. Helaas staan velen die behouden geworden zijn, daarvoor niet open. Onze weg is voor ons belangrijker dan de weg van medegelovigen, of de weg van ongelovigen. Wij zijn primair verantwoordelijk voor onszelf, niet voor anderen. Dat geldt ook als we wedergeboren zijn. Als we het eigendom des Heren geworden zijn dienen we ons rekenschap te geven van hetgeen de Heer van ons verwacht. Dat kan maar één ding zijn: het spreken van de Woorden Gods! Dat kan alleen als we die eerst tot ons hebben genomen.

Maar zo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven. Johannes 4 : 14

Er zijn gelovigen die zeggen dat zij het Woord niet kunnen spreken. Het kan altijd. Men moet het eerst echter wel tot zich nemen. Daarnaast is de één meer begaafd dan de ander, maar daar gaat het nu niet over. We dienen op onze eigen wijze het Woord van God te spreken; niet te koop (niet voor geld), maar opdat God verheerlijkt zou worden door ons leven. Daarvoor zullen wij bovendien nog geestelijke zegeningen ontvangen; uit genade! Velen zeggen dat ze het Woord van God niet kunnen spreken. Paulus vraagt: “… En wie is tot deze dingen bekwaam?” (2 Korinthe 2 : 16) Wie kan dat? Wie kan tegen zoveel tegenstand op? Hij geeft het antwoord in 2 Korinthe 3 : 5, 6.

5 Niet dat wij van onszelven bekwaam zijn iets te denken, als uit onszelven; maar onze bekwaamheid is uit God;
6 Die ons ook bekwaam gemaakt heeft, om te zijn dienaars des Nieuwen Testaments, niet der letter, maar des Geestes; want de letter doodt, maar de Geest maakt levend. 2 Korinthe 3 : 5, 6

Hier wordt niet gezegd dat ze zo’n brief moeten worden. Ze zijn het. Ze zijn het resultaat van de prediking van de apostel Paulus. Hoe zijn die Korinthiërs? Met andere woorden: Wat staat er in die brief? Wat weten wij van die Korinthiërs? De gemeente te Korinthe was de meest vleselijke gemeente die we in de Bijbel tegenkomen. We weten welke misstanden er in die gemeente voorkwamen. Bijna alles wat gebeurde, was verkeerd. Dat blijft zo tot aan het eind van de tweede brief aan Korinthe. Wat dat betreft was Paulus inderdaad een zeer teleurgesteld man. Dat blijkt wel uit de laatste hoofdstukken van deze brief. Er is heel weinig van terechtgekomen. Het gaat er echter om dat Paulus het Woord van God gepredikt heeft, opdat die Korinthiërs tot geloof en aanvaarding van het Woord zouden komen. Dat Woord diende vervolgens een uitwerking te hebben in hun leven. Die uitwerking ontbrak grotendeels.

Zó beschouwd is zijn dienst te Korinthe over het algemeen een mislukking geweest. Dat zegt hijzelf tenminste. De gemeente in Korinthe illustreert de waarheid die Paulus hier in 2 Korinthe 2 naar voren brengt, namelijk dat God hem altijd doet triomferen. Hij heeft namelijk dat Woord gepredikt. Het resultaat daarvan is dat God verheerlijkt wordt in degenen die zalig worden en in degenen die verloren gaan. De begrippen “zalig worden” en “verloren gaan” worden gebruikt om het onderscheid aan te geven tussen gelovigen (iemand die naar de hemel gaat) en ongelovigen (iemand die naar de hel/de poel des vuurs gaat). Diezelfde termen worden echter ook gebruikt om onderscheid te maken tussen degenen die weliswaar behouden zijn, maar er zich verder niets aangelegen laten liggen én degenen die hun zaligheid uitwerken en hun weg met de Heer verder gaan. Deze laatsten komen tot geestelijke wasdom en blijven geen jonge kinderen in Christus. (1 Korinthe 3 : 1)

23 En dit doe ik om des Evangelies wil, opdat ik hetzelve mede deelachtig zou worden.
24 Weet gijlieden niet, dat die in de loopbaan lopen, allen wel lopen, maar dat een den prijs ontvangt? Loopt alzo, dat gij dien moogt verkrijgen.
25 En een iegelijk, die om prijs strijdt, onthoudt zich in alles. Dezen dan doen wel dit, opdat zij een verderfelijke kroon zouden ontvangen, maar wij een onverderfelijke. 1 Korinthe 9 : 23-25

Paulus heeft het hier niet over zijn dagelijkse omstandigheden, want daar spreekt hij nooit over. Zelfs toen Paulus voorbede vroeg voor zijn dienst, vroeg hij voorbede, opdat hij in alle vrijmoedigheid zijn mond open zou kunnen doen om de verborgenheid van het evangelie bekend te maken.

18 Met alle bidding en smeking, biddende te allen tijd in den Geest, en tot hetzelve wakende met alle gedurigheid en smeking voor al de heiligen;
19 En voor mij, opdat mij het Woord gegeven worde in de opening mijns monds met vrijmoedigheid, om de verborgenheid van het Evangelie bekend te maken; Éfeze 6 : 18, 19

Het gaat hier om het prediken van de boodschap van de verborgen Christus die nu in de hemel is. De boodschap handelt over het hemelse burgerschap dat iedere gelovige van de huidige (vijfde) bedeling bezit, waardoor hij nu reeds – tijdens zijn leven op aarde – in de hemel geplaatst is. Paulus vroeg om voorbede, opdat hij die boodschap kon prediken. Het is een mooie boodschap, maar velen willen het niet horen, omdat ze liever hier zijn. Paulus was een gezant in een keten. Daar vroeg hij géén voorbede voor. Dat maakte voor hem niets uit. Als gelovigen bij hem kwamen, zou hij in vrijmoedigheid willen spreken over de positie die een gelovige in Christus heeft; over dat wat God in deze (vijfde) bedeling doet. God doet namelijk veel méér dan zondaren rechtvaardigen. Iets anders heeft u niet nodig. Als u de Schrift kent, bent en wordt u tot alle goed werk volmaaktelijk toegerust. Als er dan nog werk is waarvoor u niet bent toegerust, betekent het dat het geen goed werk is. Dan kunt u het maar beter laten. Paulus gaat vervolgens verder. Hij haalt de Heer Zelf als Getuige aan.

Ik betuig dan voor God en den Heere Jezus Christus, Die de levenden en doden oordelen zal in Zijn verschijning en in Zijn Koninkrijk: 2 Timótheüs 4 : 1

De Heer Zelf zal de levenden en doden oordelen. Dat gebeurt niet op de jongste dag, maar in Zijn verschijning en in Zijn koninkrijk. Met andere woorden: het gebeurt op het moment dat Hij in Zijn koninkrijk verschijnt. De Heer is nu verborgen. Het Woord dat wij spreken, handelt over de verborgen Christus. Hij zal ooit verschijnen in Zijn koninkrijk. De verborgenheid van Zijn koninkrijk zal eens geopenbaard worden. Als Christus, de Koning, verschijnt bij Zijn wederkomst, zal Hij de levenden en doden (op verschillende wijzen) oordelen. Vervolgens roept Paulus Timótheüs ertoe op om het Woord te prediken.

2 Predik het woord; houd aan tijdelijk, ontijdelijk; wederleg, bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid en leer.
3 Want er zal een tijd zijn, wanneer zij de gezonde leer niet zullen verdragen; maar kittelachtig zijnde van gehoor, zullen zij zichzelven leraars opgaderen, naar hun eigen begeerlijkheden; 2 Timótheüs 4 : 2, 3

Dit heeft alles te maken met het Woord van God. Ze hebben misschien iets geleerd over het verzoeningswerk van de Here Jezus in verband met het kruis. Daarna hebben ze zich van de Waarheid, Christus, afgekeerd. Ze keren zich tot fabelen. Ze keren zich van het Woord, de Waarheid en dus van het leven af. (vergelijk Johannes 14 : 6) Die leraars vertellen fabelen (vergelijk 1 Timótheüs 1 : 4, 7; Titus 1 : 14; 2 Petrus 1 : 16) en verkondigen die fabelen van de kansel. De oproep van Paulus is duidelijk: Wees wakker.

Maar gij, wees wakker in alles, lijd verdrukkingen; doe het werk van een evangelist, maak, dat men van uw dienst ten volle verzekerd zij. 2 Timótheüs 4 : 5

Wees wakker! Het ging er niet om of anderen de prediking geloofden, maar of Timótheüs zijn plicht deed. Paulus drukte hem op het hart om over de dingen te spreken die hij uit het Woord van God had geleerd; zonder aarzeling, in alle vrijmoedigheid. Dat is moeilijk. Daar is gebed voor nodig en een leven in afhankelijk van de Heer. God geeft daarin de overwinning. Predik het Woord; ook als het ongelegen komt. Bij de Heer komt het altijd gelegen. Tenslotte deelt Paulus nog iets mee over zichzelf.

6 Want ik word nu tot een drankoffer geofferd, en de tijd mijner ontbinding is aanstaande.
7 Ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geeindigd, ik heb het geloof behouden; 2 Timótheüs 4 : 6, 7

Paulus verwachtte dat hij niet lang meer in dit oude leven zou leven. Hij keek terug op zijn leven. Die loopbaan was de wedloop; niet een gewoon wandelen. De overwinning voor Paulus was dat hij dat Woord blééf prediken. De overwinning was dat hij aan het eind van zijn leven, in de gevangenis en in ketenen, nog steeds het Woord van God bracht. Velen zijn hun carrière begonnen met het spreken van het Woord van God, maar zijn geëindigd door te zwijgen over het Woord van God; nadrukkelijk! Dat is de waarschuwing: vasthouden aan dat Woord in verband met de Christus nu!

Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in dien dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen, die Zijn verschijning liefgehad hebben. 2 Timótheüs 4 : 8

De kroon der rechtvaardigheid is een kroon voor de vaardigheid van het recht. Het recht is een juridische aangelegenheid en spreekt over de positie van de gelovigen in Christus, gerechtvaardigd voor God en zittend aan Zijn rechterhand. Het gaat om dié boodschap! De Heer zal hem die kroon geven. De Heer is de Rechter. Hij zal straks rechtvaardig richten. We leven nu in de tijd waarin Christus verborgen is en in het verborgene werkt. Wij prediken dat, uitziende naar het moment waarop deze verborgen Christus Zich zal openbaren in heerlijkheid. Hij zal verschijnen; primair voor ons, maar ook voor de wereld. Wij hebben Zijn verschijning lief. Dit betekent niet dat we Hem nu hier zien verschijnen. Het betekent dat we Hem nu niét zien. (Hebreeën 2 : 8) We zien uit naar Zijn verschijning in de toekomst. We weten dat er aardse zegeningen voor de gelovigen zullen zijn in die dagen (in de volgende bedeling). Wij weten ook dat de hemelse/geestelijke zegeningen (in de hoogste zin van het woord) bestemd zijn voor degenen die nu (in de huidige – vijfde – bedeling) tot geloof komen. Die hemelse en geestelijke zegeningen zijn bestemd voor ons gelovigen, behorend tot het Lichaam van Christus.

2. De strijd is gestreden

15 En dat gij van kinds af de heilige Schriften geweten hebt, die u wijs kunnen maken tot zaligheid, door het geloof, hetwelk in Christus Jezus is.
16 Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is;
17 Opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaaktelijk toegerust. 2 Timótheüs 3 : 15-17

1 Ik betuig dan voor God en den Heere Jezus Christus, Die de levenden en doden oordelen zal in Zijn verschijning en in Zijn Koninkrijk:
2 Predik het woord; houd aan tijdelijk, ontijdelijk; wederleg, bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid en leer.
3 Want er zal een tijd zijn, wanneer zij de gezonde leer niet zullen verdragen; maar kittelachtig zijnde van gehoor, zullen zij zichzelven leraars opgaderen, naar hun eigen begeerlijkheden;
4 En zullen hun gehoor van de waarheid afwenden, en zullen zich keren tot fabelen.
5 Maar gij, wees wakker in alles, lijd verdrukkingen; doe het werk van een evangelist, maak, dat men van uw dienst ten volle verzekerd zij.
6 Want ik word nu tot een drankoffer geofferd, en de tijd mijner ontbinding is aanstaande.
7 Ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geeindigd, ik heb het geloof behouden;
8 Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in dien dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen, die Zijn verschijning liefgehad hebben. 2 Timótheüs 4 : 1-8

Het gaat er niet om of de Heer betrokken is in ons werk, maar of wij betrokken zijn in het werk van de Heer. Dat is véél belangrijker. Als we iets van de Bijbel willen leren verstaan, is het belangrijkste dat het niet gaat om ons, maar om de Heer. De Schrift spreekt uitgebreid over de strijd die de gelovige in zijn levenswandel ondervindt. Men reageert soms met: Daar heb ik ook last van. Dat is vaak te voorbarig, want de ondervinding leert dat dit meestal niet het geval is. Als we praten over iemand die het Woord accepteert, die al zover is gekomen dat hij heeft geaccepteerd dat de Here Jezus is gestorven voor zijn zonden en opgewekt is voor zijn rechtvaardigmaking, dan zijn we al een heel eind op de goede weg.

5 Doch dengene, die niet werkt, maar gelooft in Hem, Die den goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot rechtvaardigheid. Romeinen 4 : 5

De belangrijkste boodschap in dit eenvoudige evangelie is dat het om de strijd gaat die de Here Jezus voor ons (in onze plaats) gestreden heeft. Het gaat niet om ónze strijd. Er staat immers: “wie niét werkt, maar gelóóft …”. “Geloven” is dus het belangrijkste. De brief aan de Hebreeën gebruikt andere termen.

Want wij, die geloofd hebben, gaan in de rust, gelijk Hij gezegd heeft: Zo heb Ik dan gezworen in Mijn toorn: Indien zij zullen ingaan in Mijn rust! hoewel Zijn werken van de grondlegging der wereld af al volbracht waren. Hebreeën 4 : 3

Men behoort te werken. Dat kan, maar dan wel vanuit een geestelijke rust; vanuit het feit dat men rust in het volbrachte werk van de Heer. De gelovige werkt niet om de zaligheid te verdienen, maar om die zaligheid uit te werken, hetgeen hij moet doen “met vrezen en beven”.

12 Alzo dan, mijn geliefden, gelijk gij te allen tijd gehoorzaam geweest zijt, niet als in mijn tegenwoordigheid alleen, maar veelmeer nu in mijn afwezen, werkt uws zelfs zaligheid met vreze en beven;
13 Want het is God, Die in u werkt beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen. Filippenzen 2 : 12, 13

Dit is een werkzaamheid die voortkomt uit het feit dat wij – als gelovigen – rusten in Zijn volbrachte werk. Wij leven vanuit de rust, omdat wij weten dat Hij het werk in ons bewerkt. Die werkzaamheid heeft niets te maken met ons persoonlijk streven, maar is een resultaat van de werkzaamheid van God/de Heilige Geest in ons. Wij zijn niet degenen die werken. Het is de Heer die werkt door ons. De Bijbel spreekt over het werk dat door het lichaam geschied is.

Want wij allen moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage, hetgeen door het lichaam geschiedt, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad. 2 Korinthe 5 : 10

Er staat niet: “hetgeen het lichaam gedaan heeft”, maar: “… hetgeen dóór het lichaam geschied is”. Dit wijst op hetgeen God door ons lichaam heeft kunnen doen. Dan zijn het ineens niet meer onze werken, maar werken van God Zelf. Van Hem wordt gezegd dat Hij zowel het willen als het werken in ons werkt. De mensen in de wereld weten in de regel niets af van deze overheden, zodat ze er ook niet tegen kunnen strijden. Ze weten meestal niets van hun bestaan af, maar zijn wel in de macht van die geestelijke boosheden. Daarom strijden ze er niet tegen. Ze strijden (onbewust) met hun mee. Dat wil zeggen: zowel de natuurlijke (ongelovige) mens als de overheden en geestelijke boosheden strijden voor hetzelfde werk. De Schrift leert dat de hele wereld in de macht van de satan ligt. (1 Johannes 5 : 19) Daar strijdt de wereld niet tegen. Integendeel!

Van de gelovige wordt in Éfeze 6 : 12 gezegd dat zijn strijd niet is tegen vlees en bloed; niet tegen aardse omstandigheden. Alle aardse situaties worden namelijk veroorzaakt door vlees en bloed. Het zijn altijd mensen die ons voor een keuze plaatsen en die strijd op onze weg brengen. De gelovige mens heeft daar niet tegen te strijden, want hij heeft die strijd in verband met de levensomstandigheden allang achter de rug. De oude dingen zijn immers allang weggedaan! Ze kunnen hem nooit zó beheersen dat ze een strijd voor hem vormen, omdat ze allang gerelativeerd zijn bij het nieuwe leven dat hij in Christus ontvangen heeft. Hij wordt geacht te rekenen naar de nieuwe mens. Al het oude is voorbijgegaan en het is allemaal nieuw geworden.

Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden. 2 Korinthe 5 : 17

Onze strijd is niet tegen dat wat voorbijgegaan is. Dat kan een gelovige wel doen, maar dat kan alleen vanuit ongeloof. De Schrift zegt dat gelovigen de oude mens moeten afleggen. Er zijn gelovigen die menen dat dit betekent dat zij moeten strijden tegen die oude mens, tegen hun eigen vlees en bloed. Gelovigen worden niet geacht daartegen te strijden! Die behoren de oude mens af te leggen (voor dood te houden)! Waaruit bestaat die strijd dan? Hoewel velen dit antwoord niet in één keer zullen begrijpen, is het toch eenvoudig. Velen begrijpen niet waaruit deze geestelijke strijd bestaat, omdat ze die strijd nooit ervaren hebben, omdat ze zich aan die strijd onttrekken; dat kan namelijk. Paulus is erg positief over die strijd.

En Gode zij dank, Die ons allen tijd doet triomferen in Christus, en den reuk Zijner kennis door ons openbaar maakt in alle plaatsen. 2 Korinthe 2 : 14

Wat voor strijd Paulus ook heeft, hij dankt God dat hij en de zijnen daarin altijd triomferen. Dat is niet uit eigen kracht, want er staat dat God hen doét triomferen. God schenkt hen de overwinning in die strijd. Triomferen betekent immers de overwinning behalen. God doet ons altijd triomferen. Dat is wat anders dan dat wij méér dan overwinnaars zijn. Dat zijn we ook, maar dat gaat over de strijd tegen vlees en bloed en staat in verband met de oude mens. Deze uitspraak vinden wij daarom aan het slot van het leerstellige gedeelte van de brief aan de Romeinen.

37 Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem, Die ons liefgehad heeft.
38 Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen,
39 Noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere. Romeinen 8 : 37-39

In Christus zijn we méér dan overwinnaars. Er is niets dat ons kan scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Heer.

Die Hij gewrocht heeft in Christus, als Hij Hem uit de doden heeft opgewekt; en heeft Hem gezet tot Zijn rechter hand in den hemel; Éfeze 1 : 20

Dewelke, alzo Hij is het Afschijnsel Zijner heerlijkheid, en het uitgedrukte Beeld Zijner zelfstandigheid, en alle dingen draagt door het woord Zijner kracht, nadat Hij de reinigmaking onzer zonden door Zichzelven te weeg gebracht heeft, is gezeten aan de rechter hand der Majesteit in de hoogste hemelen; Hebreeën 1 : 3

Deze prediking wordt een goede reuk genoemd. Het wordt “reuk” genoemd, omdat reuk te maken heeft met dingen die niet gezien kunnen worden (geestelijk zijn). Als er iets in de Bijbel geestelijk is, dan is dat gas of wind. Het is er wel en we kunnen de resultaten ervan waarnemen, maar we kunnen het niet zien; eventueel wel ruiken. Dat zijn geestelijke dingen. Die geestelijke dingen met betrekking tot Christus moeten openbaar gemaakt worden. Het heeft te maken met Christus die op dit moment slechts te kennen is als de Geest, de Onzienlijke. Hij kan niet gezien worden, omdat Hij ter rechterhand Gods zit, maar ook omdat Hij (als de Geest) in onze harten woning heeft gemaakt.

En overmits gij kinderen zijt, zo heeft God den Geest Zijns Zoons uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader! Galaten 4 : 6

Rechtvaardiging en toorn

Hij “verbergt” Zich in de gelovigen en wordt niet waargenomen. Paulus droeg die verborgen Christus uit. Het gaat God er in de eerste plaats om dat Zijn Woord gesproken wordt. Het ging er altijd om dat het Woord van God in de wereld zou klinken; ook tegenwoordig. Als het Woord van God gesproken wordt, heeft het een tweeledig resultaat.

Want het Woord Gods is levend en krachtig, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verdeling der ziel, en des geestes, en der samenvoegselen, en des mergs, en is een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten. Hebreeën 4 : 12

Het Woord van God maakt onderscheid. De Geest is het nieuwe leven dat er is in Christus. De ziel is het oude leven dat er is in Adam. Het Woord maakt als een tweesnijdend scherp zwaard een verdeling tussen een oude en een nieuwe schepping, tussen gelovigen en ongelovigen. Ongelovigen hebben deel aan het leven van Adam. Gelovigen krijgen deel aan het leven van de laatste Adam, namelijk Christus. Als iemand dat tweesnijdend zwaard hanteert, is dat in de eerste plaats een pijnlijke aangelegenheid. Bovendien splitst het aanwezige publiek in twee delen. Dat gebeurt altijd, want het zwaard snijdt en het scheidt vaneen.

Als het evangelie goed gebracht wordt, zijn er na afloop mensen die óf behouden zijn óf verloren gaan. De overwinning is dan aanwezig, want het Woord is gepredikt. De ene categorie neemt het aan en de andere categorie wijst het af. Dat is het resultaat van de prediking van het Woord van God, want dat scheidt vaneen. Sommigen menen dat het Woord van God mensen bij elkaar brengt. Dit is onjuist. Wij zouden dat wel willen en we proberen misschien het Woord van God op die wijze te gebruiken. Dan moet het echter eerst zódanig verdraaid worden dat het niet meer het Woord van God is. Sommigen hebben daar hun beroep van gemaakt. Het natuurlijk gevolg van het Woord van God is dat het vaneenscheidt; altijd en overal.

Alzo zal Mijn woord, dat uit Mijn mond uitgaat, ook zijn, het zal niet ledig tot Mij wederkeren; maar het zal doen, hetgeen Mij behaagt, en het zal voorspoedig zijn in hetgeen, waartoe Ik het zende. Jesaja 55 : 11

Dit vers betekent niet dat alle mensen uiteindelijk wel tot geloof zullen komen. Het betekent dat God ook tot (één van) Zijn doel(en) komt in degenen die Zijn Woord afwijzen. Deze waarheid treffen we ook aan in

Romeinen 9, waar een vergelijking gemaakt wordt tussen het oude volk van God onder het oude verbond (Israël) en het nieuwe volk van God onder het nieuwe verbond (de Gemeente).

21 Of heeft de pottenbakker geen macht over het leem, om uit denzelfden klomp te maken, het ene vat ter ere, en het andere ter onere?
22 En of God, willende Zijn toorn bewijzen, en Zijn macht bekend maken, met vele lankmoedigheid verdragen heeft de vaten des toorns, tot het verderf toebereid; Romeinen 9 : 21, 22

Dit zegt Paulus in verband met het natuurlijke Israël dat in het verleden onder de toorn kwam en ook in de toekomst nog onder de toorn van God zal vallen. Wat God aan degenen die Hem afwijzen demonstreert, is Zijn rechtvaardigheid en Zijn toorn. Hij demonstreert dat Hij een rechtvaardig God is die zonden straft. Hij doet dat in degenen die Zijn Woord afwijzen en zó komt God tot Zjn doel. In het hele heilsplan van God, van Genesis 1 tot en met Openbaring 22, gaat het niet om de mens of de redding van de mens, maar om de rehabilitatie van God Zelf. Het gaat er om dat God gerechtvaardigd zou worden en dat Hij eer zou ontvangen.

Dezen wel een reuk des doods ten dode; maar genen een reuk des levens ten leven. En wie is tot deze dingen bekwaam? 2 Korinthe 2 : 16

In beide gevallen strekt het tot eer van God. Ten eerste is het tot eer van God vanwege het verzoeningswerk van Christus, Zijn liefde en barmhartigheid, waaraan gelovigen deel krijgen. Ten tweede is het tot eer van God vanwege Zijn rechtvaardig oordeel dat over degenen komt die Zijn leven niet hebben willen accepteren. Het gaat er niet in de eerste plaats om dat mensen op grond van het Woord van God tot geloof komen, maar dat het Woord gepredikt wordt door degenen die daar verantwoordelijk voor zijn. Dat is de geestelijke strijd. Het Woord van God is niet leuk voor de mens, want het verkondigt de dood van de oude mens. De oude mens is uit de aarde, aards (1 Korinthe 15 : 47) en keert daarom tot de aarde weder. (Genesis 3 : 19) De enige blijde boodschap is dat u een nieuwe mens kunt worden, maar dan raakt u wel die oude kwijt. Daarom is het een slechte, harde boodschap voor de oude mens.

Velen dan van Zijn discipelen, dit horende, zeiden: Deze rede is hard; wie kan dezelve horen? Johannes 6 : 60

Omdat de boodschap hard is voor de oude natuur, wordt die boodschap door velen niet geaccepteerd. Voor mensen die het best met zichzelf getroffen menen te hebben is de Bijbel een harde boodschap. Bij hen komt het evangelie meestal niet als een blijde boodschap over. Dit geldt in verband met het evangelie, maar het geldt ook nadat men tot geloof gekomen is. Daarover spreekt Paulus hier. De mensen in de gemeente te Korinthe geloofden allemaal in het verzoeningswerk van de Here Jezus, maar ze weigerden nog méér van de Schrift te geloven.

En zij, hetzij dat zij het horen zullen, of hetzij dat zij het laten zullen (want zij zijn een wederspannig huis), zo zullen zij weten, dat een profeet in het midden van hen geweest is. Ezechiël 2 : 5

Maar als dat komt (zie, het zal komen!) dan zullen zij weten, dat er een profeet in het midden van hen geweest is. Ezechiël 33 : 33

Als een profeet gezonden werd, ging het niet in de eerste plaats om het resultaat van de boodschap, maar dat de boodschap zou klinken, opdat degenen die veroordeeld werden achteraf niet konden zeggen: “Wij hebben het niet geweten. De boodschap is niet gepredikt. God is in gebreke gebleven.” Er staat: “... opdat er een profeet in het midden van hen geweest is“. De erkenning zal dus pas achteraf plaatsvinden, als vervuld zal zijn wat de profeet gesproken heeft; opdat God rechtvaardig zou zijn. God is rechtvaardig en Hij is in staat Zijn Woord/ boodschap over te dragen aan zowel gelovigen als ongelovigen. God blijft niet in gebreke. De triomf voor de gelovige van vandaag bestaat hieruit dat hij het Woord van God, dat hij geaccepteerd heeft en gelooft, ook inderdaad uitdraagt. Hij hoeft niet meteen naar een Bijbelschool te gaan om “full-timer” te worden. Hij dient gewoon over de dingen te spreken; ondanks dat hij de wind tegen krijgt.

Men stelt vaak vragen. Als u (na verloop van tijd) het antwoord op die vragen weet, zijn veel mensen er helemaal niet blij mee als ze dat antwoord horen. Integendeel! Mensen hebben meestal liever hun vragen en onzekerheden, zodat ze een excuus hebben. Ze kunnen dan maar raak leven, want ze hebben het niet geweten. Iedere gelovige moet leren zien dat God Zijn verlossingswerk weliswaar vóór ons deed, maar dat het daarbij niet om óns gaat. Het gaat om Hém. Zelfs het feit dat God ons met Zich verzoend heeft is in de eerste plaats tot eer van Hém en pas in de tweede plaats tot behoud van ons. Ook als iemand het Woord van God afwijst en als gevolg daarvan veroordeeld en in de poel des vuurs geworpen zal worden, is dat eveneens tot eer van God. In beide gevallen is dat het resultaat van het Woord van God, want dat predikt het Woord van God immers! We dienen dus het Woord van God te bestuderen en bovendien te spreken. Dat is de overwinning.

Want wij dragen niet, gelijk velen, het Woord Gods te koop, maar als uit oprechtheid, maar als uit God, in de tegenwoordigheid Gods, spreken wij het in Christus. 2 Korinthe 2 : 17

Paulus sprak het Woord Gods in Christus, in aanwezigheid Gods. Paulus was zich de tegenwoordigheid van God in zijn leven bewust, namelijk in de Persoon van Christus die in zijn hart woning had gemaakt. Velen doen bij de prediking van het Woord water bij de wijn. Paulus droeg het Woord niet te koop. Hij verhandelde het niet, maar hij sprak het Woord der Waarheid vanuit oprechtheid, zich ervan bewust zijnde dat hij het predikte voor en in tegenwoordigheid van God. Met Christus in zich sprak hij over Diezelfde Christus. Het prediken is niet iets om brood mee te verdienen, want dat is geen overwinning. Het Woord van God dient gewoon uitgedragen te worden; tot eer van God. Wij behoren het Woord van God te prediken, opdat wij zouden triomferen; zouden wandelen op de weg die de Heer voor ons uitgestippeld heeft.

Die bekwaamheid heeft niets te maken met onze persoonlijke aanleg, capaciteit of vooropleiding. Onze bekwaamheid is uit Gód! Wij zijn dienaren des Geestes, namelijk van Christus. Wij behoren dus het Woord van Christus te spreken. Daaruit bestaat onze overwinning. We zagen al dat het Woord van Christus een goede reuk is in degenen die zalig worden en in degenen die verloren gaan. Dit wordt in 2 Korinthe 3 bevestigd. Hier begint Paulus met te vragen of hij soms brieven van voorschrijving (diploma’s) nodig heeft (vers 1). Het beste getuigschrift waren de Korinthiërs zelf.

Gijlieden zijt onze brief, geschreven in onze harten, bekend en gelezen van alle mensen; 2 Korinthe 3 : 2

Het is inderdaad zo dat de gemeente van Korinthe tot op vandaag bekend is en zelfs spreekwoordelijk is. Die gemeente is een brief. Een brief is een uitdrukking, een zichtbaar-wording van Woord. Woord komt overeen met een gedachte, eventueel dat, wat gesproken wordt. Als woord zichtbaar gemaakt wordt door het op te schrijven, ontstaat een brief. Paulus zegt dat deze gemeente een brief van hem is. De Korinthiërs zijn een brief, door Paulus geschreven. Daarom heeft hij geen brief van voorschrijving nodig. In vers 3 noemt hij hen ‘een brief van Christus’.

Als die openbaar zijt geworden, dat gij een brief van Christus zijt, en door onzen dienst bereid, die geschreven is niet met inkt, maar door den Geest des levenden Gods, niet in stenen tafelen, maar in vlezen tafelen des harten. 2 Korinthe 3 : 3

Zij zijn dus een brief die door Paulus is geschreven, maar die handelt over Christus. Daarom is het een brief van/over Christus. In het laatste geval zijn de termen “zalig worden” en “verloren gaan” de termen voor degenen die wél verdergaan met het Woord van God en degenen die helemaal niet verdergaan met het Woord van God. De eerste groep van gelovigen is trouw aan het Woord van God, terwijl de tweede groep van gelovige omschreven kan worden als “ontrouwe gelovigen”. De gemeente in Korinthe illustreert deze waarheid. Hoewel deze gemeente bestond uit mensen die het hemels burgerschap hadden ontvangen, wezen ze juist die boodschap met betrekking tot het hemels burgerschap af. Ze hebben net als de wereld geleefd; in de oude mens. Daardoor hebben ze getuigd/gedemonstreerd wat er gebeurt als men zich niet afhankelijk stelt van de Heer en als men niet leeft vanuit het Woord van God. Wanneer iemand zó leeft, komt er niets van zijn leven terecht. Deze gemeente is een brief van Christus, want ze demonstreert wat er gebeurt met een gelovige als hij de rest van het Woord van God afwijst. Paulus heeft er zelfs op gewezen dat er mensen in die gemeente waren die ontslapen waren, omdat ze niet wensten te luisteren naar het Woord van God.

Daarom zijn onder u vele zwakken en kranken, en velen slapen. 1 Korinthe 11 : 30

Een gelovige heeft nieuw leven ontvangen in Christus. Als hij daar echter niet uit leeft, heeft het tijdens zijn leven hier op aarde geen enkele uitwerking. Iemand kan wel behouden zijn, maar in de praktijk komt er van het nieuwe leven niets terecht; laat staan dat zo iemand de overwinning zou hebben. Iemand die het Woord van God afwijst, kan dat Woord nooit spreken. Paulus beschouwde zijn leven in verband met de prediking van het Woord van God als het lopen van de loopbaan. Paulus schreef aan Timótheüs over het vasthouden aan het Woord.

14 Maar blijft gij in hetgeen gij geleerd hebt, en waarvan u verzekering gedaan is, wetende, van wien gij het geleerd hebt;
15 En dat gij van kinds af de heilige Schriften geweten hebt, die u wijs kunnen maken tot zaligheid, door het geloof, hetwelk in Christus Jezus is. 2 Timótheüs 3 : 14, 15

Timótheüs moest niet vasthouden aan de traditie die hem was overgedragen, maar aan een traditie, waarvan hem verzekering was gedaan. Het was hem dus aangetoond door de Schrift. Het was zeker gesteld door het Woord van God. De Schriften maken ons wijs tot zaligheid; door het geloof! Dat wil zeggen: als we de Schriften geloven, maken die ons wijs en dat leidt tot zaligheid. Geloof in de Bijbelse zin, is geloof in het Woord van God. We behoren te geloven in hetgeen God gesproken heeft. Verder niets!

16 Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is;
17 Opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaaktelijk toegerust. 2 Timótheüs 3 : 16, 17

Al de Schrift (dus niet een gedeelte ervan) is nuttig tot lering, verbetering, enzovoorts. De gehele Schrift is voor ons nuttig tot onderwijzing die in de rechtvaardigheid is. De Schrift onderwijst in de rechtvaardigheid; in dingen die recht zijn. Paulus spreekt hier niet over “de mens”, maar over “de mens Gods”. Dat wil zeggen: de mens die uit God geboren is. Als u volmaakt toegerust wilt zijn tot het werk van de Heer, dan kan dat alleen door het onderricht in en de bestudering van het Woord van God. Dat zei Timótheüs immers.

Daarom: predik het Woord! Het was namelijk de taak van Timótheüs. Het gaat om de verheerlijking van God en om het spreken van het Woord van God. Wanneer de prediker zich daarvan bewust is, dan hoeft hij niet teleurgesteld te zijn als hij merkt dat de prediking niets uithaalt. Het haalt altijd iets uit, omdat God – door het spreken van Zijn Woord – tot Zijn doel komt. Timótheüs moest het Woord prediken, omdat er een tijd zou komen dat men de gezonde leer niet meer zou verdragen. Dit verschijnsel nemen wij tegenwoordig ook waar. Men leidt zelf mensen op door middel van een zelf gestichte opleiding. Deze mensen vertellen achteraf precies dat wat men zelf al wist. Daardoor wordt men bevestigd. Men is bang om iets nieuws uit het Woord van God te horen. Dat stelt de mensen namelijk voor een keus. Ze verdragen de gezonde leer niet. Daar kunnen ze niet tegen. Ze moeten echter wel een leer hebben en daarom zoeken ze een leraar die een leer heeft die aangenaam is. Zo’n leraar leert dingen die ze graag willen horen.

En zullen hun gehoor van de waarheid afwenden, en zullen zich keren tot fabelen. 2 Timótheüs 4 : 4

Het gaat hier niet over mensen die ongelovig (voor eeuwig verloren) zijn. Het gaat over gelovigen (leden van het Lichaam van Christus) die niet open staan voor het Woord van God. Daarom vergaderen zij zich andere leraren. Ze zullen hun gehoor van de waarheid afwenden. Ze zijn dus ooit met hun gehoor naar de waarheid toegekeerd geweest.

Timótheüs geeft een drievoudig parallellisme:

Ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden; 2 Timótheüs 4 : 7

  • de goede strijd strijden
  • de loop beëindigen
  • het geloof behouden

De eerste twee samen zijn bovendien gelijk aan de derde: het geloof behouden. Dit betekent niet dat Paulus aan twijfel ten prooi gevallen is. “Geloven” is geen werk. Het is juist het tegenovergestelde van werk.

4 Nu dengene, die werkt, wordt het loon niet toegerekend naar genade, maar naar schuld.
5 Doch dengene, die niet werkt, maar gelooft in Hem, Die den goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot rechtvaardigheid. Romeinen 4 : 4, 5

De strijd van Paulus was niet om tot geloof te komen, maar om het geloof te behouden. Geloof is het vertrouwen hebben in het Woord van God. Het is het zich afhankelijk stellen van hetgeen God gesproken heeft. Geloof komt tot uitdrukking in het vertrouwen dat men heeft in hetgeen God gesproken heeft. De strijd van Paulus was de strijd om te spreken over de verborgenheid van Christus. De apostel brengt hier naar voren dat zijn strijd eruit bestond het geloof te behouden, om het Woord van God vast te houden en dat te spreken. Daar had hij zijn hele leven moeite mee.

Dat is ook heel begrijpelijk. We lezen van Paulus dat hij aan het eind van zijn leven helemaal alleen in een huis zat. In de rest van dit hoofdstuk in de brief aan Timótheüs gaat hij daarop ook in. Demas had Paulus verlaten. (2 Timótheüs 4 : 10) Alleen Lukas was nog bij hem. (2 Timótheüs 4 : 11) Iedereen had hem verlaten en hij was alleen. In de gemeente was hij niet meer welkom. Bovendien zat hij gevangen in zijn eigen huis. Hij kon nergens heen. Hij heeft dus een teruggang in zijn leven moeten meemaken; alleen omdat hij het Woord van God predikte.

Daarom spreken we over het Woord dat ons leven gaf, dat ons leven onderhoudt en voedt; dat ons openbaart Wie Christus is en ons doet vergeten wie wijzelf waren.

Amen



 Gerelateerde bijbelezing:
* De goede strijd.







Dit is een bewerking van de Brochure "Tijden en gelegenheden" 

https://www.bijbelspanorama.nl/

https://www.bijbelstudie.nl/