LEIDING EN LOT

En wij weten, dat dengenen, die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk dengenen, die naar Zijn voornemen geroepen zijn. Romeinen 8 : 28 info

Terwijl vele gelovigen betuigen dat hun leven door God wordt geleid, worden anderen gefrustreerd door de constatering dat bij hen tijd en toeval hun leven bepaalt en die goddelijke leiding kennelijk ontbreekt. Hoe zit dat eigenlijk? Deze vraag grijpt dieper dan men zou denken. Zij brengt ons bij de bekende discussie over de verantwoordelijkheid van de mens voor zijn eigen leven. Woont in hem werkelijk niets goeds en is hij geneigd tot alle kwaad? Is hij verantwoordelijk voor zijn eigen zaligheid? En als vervolg daarop: Is de gelovige verantwoordelijk voor zijn eigen leven, of wordt hij geleid door iets of iemand anders?

Over dit onderwerp is een immense hoeveelheid filosofische literatuur gepubliceerd in de loop der eeuwen. Maar zonder een oplossing te geven voor de levensvragen van de gelovige. En daarom gaan velen gebukt en tobbend door het leven. Maar wat zegt God Zelf in Zijn Woord over “leiding”? Hij belooft ons immers dat wanneer wij Hem zoeken Hij ons zal leiden in heel de waarheid, tot zoonschap en heerlijkheid.


1. Inleiding

Bepalen tijd en toeval onze levens of is alles van tevoren geregeld? Zijn wij zelf verantwoordelijk of is er iemand anders die de verantwoordelijkheid van ons heeft weggenomen? Over deze vragen bestaan verschillende opvattingen.

Talloze heidense filosofieën en oosterse leringen hebben als uitgangspunt dat er geen toeval bestaat. Zo is de I Tjing, een klassieke tekst uit het oude China, gebaseerd op de stelling dat alles van tevoren bepaald is. De achtergrond van deze filosofie is het in evenwicht brengen van tegenstellingen en de acceptatie van het onvermijdelijke. Elk mens maakt deel uit van het grote kosmische geheel, waarin ieder zijn plaats inneemt. De mens hoeft zich geen zorgen te maken over welke plaats dat is, want die is van tevoren bepaald. Het vervolg hierop is dat een mens na afloop van zijn leven opnieuw terugkomt en aan een volgend leven begint.

Een variant op bovengenoemde filosofie is het fatalisme. Het fatalisme is de leer die aanneemt dat de mens geen enkele invloed heeft op zijn lot. Elke handeling en elke daad in het leven van de mens zijn al bepaald door het lot en liggen dus op voorhand vast. De levensloop van de mens is tevoren voorgekend en vastgelegd. Alles komt zoals het komt. Wat hij doet of kiest maakt niet uit. Hij wandelt in platgetreden paden die voor hem liggen. Al zijn stappen zijn van de wieg tot het graf bepaald. De mens staat hulp- en machteloos in het leven, zonder iets aan zijn situatie te kunnen doen. Het gevolg hiervan is dat de mens apathisch wordt.

Binnen het christendom zijn er verschillende stromingen die op het fatalisme lijken. In de praktijk is het verschil tussen bovengenoemde filosofieën en deze christelijke stromingen niet zo groot. Het is de kosmische eenheid, respectievelijk God, die alles van tevoren bepaalt en regelt. Zo zijn er bijvoorbeeld de alverzoeners of universalisten. De gedachte van alverzoening zelf is er in verschillende vormen en bestaat al sinds de vroegste kerkgeschiedenis. De eenvoudigste vorm van alverzoening komt er op neer dat uiteindelijk, wel of niet na een periode van straf, alle mensen God zullen erkennen en behouden worden. Een uiterste vorm van alverzoening wordt gevonden bij hen die geloven dat de duivel en zijn engelen, na een periode van pijniging en straf, ook tot herstel zullen komen. Uiteindelijk komt het dus allemaal goed met iedereen, ongeacht hoe lang het duurt.

Ook bij de uitverkiezingsleer is alles van tevoren vastgelegd, maar het komt alleen goed met degenen die uitverkoren zijn. Er is zelfs sprake van een dubbele uitverkiezing: aan de ene kant zijn degenen uitverkoren die verloren gaan en aan de andere kant degenen die zalig worden. Men kan er verder niets aan doen, want God heeft alles al van tevoren geregeld. Hij weet alle dingen en het komt allemaal zoals Hij het bepaald heeft. Het geloof moet je gegeven worden. Als het je niet gegeven wordt, dan komt het niet goed, wat je ook doet.

Een populaire variant op deze leer is die van het moeten houden van de wet. De wet is één van de grootste gevaren die het leven van een christen bedreigt. De wet schrijft nou eenmaal voor, verbiedt en verplicht. Het zoeken naar wat de wet voorschrijft: “Wat mag ik doen en wat mag ik niet doen?” is in de praktijk niets anders dan het vluchten voor de eigen verantwoordelijkheid. Meteen aan de wet vastgekoppeld is de traditie, die in hoge mate wettisch is. Je brengt mensen het evangelie, maar ze wijzen het af. Ze grijpen terug op de traditie en zeggen dat ze anders opgevoed zijn en niet verantwoordelijk zijn om nu een keuze te maken. Ze denken te moeten wandelen in de paden die hun door de traditie of wet zijn voorgeschreven.

Maar ook bij evangelische christenen bestaat de opvatting dat er geen toeval bestaat en dat God alle dingen voor ons regelt en onze weg bepaalt. Wij als kinderen van God worden stap voor stap geleid, elke dag. Dat is natuurlijk tot op zekere hoogte zo, maar de Bijbel bakent dat af. Als we er namelijk van uitgaan dat God de weg voor iedere gelovige tot in de kleinste details van tevoren bepaald heeft, roept dat vragen op: waarom deden de mensen in de Bijbel wat ze deden? Was het hun eigen keus of werden zij door God geleid? Waarom zou de Heer Abraham belonen als het toch de Heer was die alles van tevoren bepaald had? Waarom prijst de Heer David voor zijn briljante idee om voor Hem een huis te bouwen als Hij het David Zelf ingefluisterd zou hebben? (1 Kronieken 17; 2 Samuël 7) Waarom verwijt de Heer Israël dat ze nooit willen horen en dat het een hardnekkig volk is als Hij Degene is Die aan het volk geloof zou moeten geven? Het wordt meteen duidelijk dat we er op deze manier niet uitkomen. Daarom is het van essentieel belang om te kijken wat de Bijbel over leiding en lot zegt.

2. Tijd en toeval

In Psalm 90 wordt gesproken over de eindigheid van de mens op aarde.

10 Aangaande de dagen onzer jaren, daarin zijn zeventig jaren, of, zo wij zeer sterk zijn, tachtig jaren; en het uitnemendste van die is moeite en verdriet; want het wordt snellijk afgesneden, en wij vliegen daarheen.
12 Leer ons alzo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen. Psalm 90 : 10, 12 

Men gaat ervan uit dat het God is Die ons het leven gegeven heeft toen wij geboren werden. En het schijnt met nog grotere zekerheid de Heer te zijn Die het leven ook weer neemt. Men zegt dan vaak: “Er gaat niemand voor zijn tijd”. Het is dus allemaal bepaald. Als het je tijd is, dan ga je. Maar wat is iemand z’n tijd? Het idee dat iemand op zijn tijd overlijdt, komt voort uit het fatalisme en niet uit de Bijbel. Natuurlijk is het zo dat de Heer bij gelegenheid ingrijpt. Maar dat is de uitzondering. Daarentegen lijkt de normale gang van zaken veel op het zogenaamde deïsme. Dat houdt in dat God in het begin hemel en aarde schiep en daarna wat anders is gaan doen.

Psalm 90 zegt dat ouder worden met steeds grotere snelheid gaat. Als de mens een bepaalde leeftijd bereikt heeft, overlijdt hij. Het is dus niet zo dat God in de hemel zit te kijken wie Hij nou weer eens tot Zich zal nemen. Hoewel er op veel rouwkaarten staat: “God heeft tot Zich genomen[ …]” gebeurt dat niet pas bij iemands overlijden. God heeft ons al veel eerder tot Zich genomen. Op het moment dat we tot geloof gekomen zijn, zijn we al met Hem in de hemel gezet. (Efeze 2 : 6)

De aanleg van de mens bepaalt hoe lang hij leeft

God is niet Degene Die beslist wanneer een mens sterft. De aanleg van de mens bepaalt wanneer hij komt te overlijden. De tijd die hij hier op aarde is, heeft kennelijk te maken met hoe sterk zijn gestel is. Als iemand zeer sterk is, wordt hij tachtig en als hij minder sterk is wordt hij zeventig. (Psalm 90 : 10) Hoe oud iemand wordt, wordt dus bepaald door zijn genetische eigenschappen en niet door God in de hemel. Wij weten niet hoe oud wij worden. Dankzij onze gezondheidszorg en maatschappelijke voorzieningen kunnen we misschien nog een paar jaar toevoegen. Iemands leeftijd wordt bepaald door de kracht van de mens en zijn vatbaarheid voor allerlei kwalen.

We gaan nu naar het boek Prediker. Hier vinden we in klare taal een verzameling van de meest wijze en algemene levenslessen. Salomo beschrijft herhaaldelijk dezelfde dingen. Hij brengt weliswaar verschillende gedachten naar voren, maar komt steeds tot dezelfde conclusie: het leven is volstrekt zinloos en de mens is overgeleverd aan de omstandigheden en daarmee aan zichzelf. Hij moet zich zien te redden.

11 Ik keerde mij, en zag onder de zon, dat de loop niet is der snellen, noch de strijd der helden, noch ook de spijs der wijzen, noch ook de rijkdom der verstandigen, noch ook de gunst der welwetenden, maar dat tijd en toeval aan alle dezen wedervaart;
12 Dat ook de mens zijn tijd niet weet, gelijk de vissen, die gevangen worden met het boze net; en gelijk de vogelen, die gevangen worden met den strik; gelijk die, alzo worden de kinderen der mensen verstrikt, ter bozer tijd, wanneer derzelve haastelijk over hen valt. Prediker 9 : 11, 12

Salomo was, op de Here Jezus na, de meest wijze man ooit op aarde. In vers 11 staat dat hij eens rondkeek. Toch keek hij niet verder dan de zon, zodat zijn blik redelijk beperkt bleef. Maar verder kunnen wij ook niet kijken. “Onder de zon” wil zeggen “waar de zon zijn licht op schijnt”. Want alles wat duister is, kunnen wij niet zien en daar weten wij niets van. Met “loop” wordt een hardloopwedstrijd aangeduid. Wij gaan ervan uit dat wie het hardst kan lopen, het eerste over de finish is. Maar dat is natuurlijk niet altijd zo. Onderweg kan namelijk van alles misgaan: je kunt je enkel verzwikken, van uitputting in elkaar storten of uit de bocht vliegen. “Noch de strijd der helden” betekent dat niet noodzakelijk de beste wint. “Noch ook de spijs der wijzen” impliceert dat iemand die wijs is aan de kost kan komen en in zijn onderhoud kan voorzien. Toch is dat in de praktijk vaak niet zo. “Noch ook de rijkdom der verstandigen” wil zeggen dat als je slim bent, je aan geld moet weten te komen. Maar dat blijkt dikwijls niet het geval te zijn. Het leven schijnt heel wat ingewikkelder en onrechtvaardiger in elkaar te steken.

Salomo zag onder de zon in dit leven hier op aarde dat “tijd en toeval aan alle dezen wedervaart”. Bij alle mensen – de snellen, de helden, de wijzen, de verstandigen en welwillenden – spelen tijd en toeval een rol. En dat beperkt hen in hun ontwikkeling. Iemand ligt op kop, maar dan gebeurt er iets onverwachts. Met “tijd” worden de omstandigheden in de wereld bedoeld en niet zo zeer de klok. Het gaat dus over denkwijzen en filosofieën van de mens. “Toeval” kan bijvoorbeeld iemands zwakke gezondheid zijn, die hem beperkt in zijn mogelijkheden. Of een ongelukkig huwelijk. Het zijn soms heel elementaire dingen die velen van ons overkomen. Omstandigheden veranderen en sommige dingen worden onmogelijk zonder iets eraan te kunnen doen. Alle mensen zijn aan tijd en toeval onderworpen en moeten zich zien te redden.

Vers 12 zegt dat de mens zijn tijd niet weet. Ook hier is “tijd” te lezen als “omstandigheden”. De vissen hebben niets in de gaten en zwemmen linea recta het net in. Zo is het ook met de mens. Hij heeft niets door en voor hij het weet kan hij niet meer terug en zit verstrikt in de zorgvuldigheden van het leven. Hij komt er niet meer uit en er is geen oplossing.

In verband met de carrière wordt van sommige mensen achteraf gezegd dat het de juiste persoon op de juiste plaats was, die zijn tijd en de omstandigheden meehad. Van anderen wordt gezegd dat zij veel hadden kunnen bereiken, maar dat zij in de verkeerde tijd leefden. Bij sommige mensen kun je verwachten dat het misloopt in hun leven, bij anderen verwacht je het niet en gebeurt het toch. Zelfs van de Here Jezus zegt men dat Hij een goede man met goede bedoelingen was. Hij was gedreven, maar leefde in de verkeerde tijd. Men beweert dat Hij de verkeerde mensen om Zich heen had. Zijn discipelen waren maar eenvoudige boeren en vissers, domme lui dus. Verder vindt men dat de Here Jezus bepaald niet subtiel of tactisch handelde. Hij sprak de Schriftgeleerden immers herhaaldelijk aan met: “Gij adderengebroedsels” (Matthéüs 3 : 7, 12 : 34, 23 :33). Men gaat ervan uit dat als de Heer Zich wat politiek correcter had gedragen, Hij het waarschijnlijk veel verder geschopt zou hebben. Maar zo rekent God niet.

De Bijbel leert dat de mens het moet doen met wat hij van huis uit heeft meegekregen. Hij heeft zijn genen van zijn ouders geërfd. Waarschijnlijk kunnen zijn ouders hem een poosje op weg helpen omdat er overeenkomst is in aanleg. Maar verder moet ieder mens zich zelf zien te redden. Het leven is een zee met storm en woedende golven. En op een gegeven moment houdt het op. We weten dat er een einde aan ons leven komt en dat we hier maar tijdelijk zijn. Dat zeggen zowel de psalmist als de prediker. Als we nog wat willen doen, kunnen we beter maar meteen beginnen. Misschien is het vandaag wel de laatste mogelijkheid.

Alles heeft zijn tijd

1 Alles heeft een bestemden tijd, en alle voornemen onder den hemel heeft zijn tijd.
2 Er is een tijd om geboren te worden, en een tijd om te sterven; een tijd om te planten, en een tijd om het geplante uit te roeien;
3 Een tijd om te doden, en een tijd om te genezen; een tijd om af te breken, en een tijd om te bouwen;
4 Een tijd om te wenen, en een tijd om te lachen; een tijd om te kermen, en een tijd om op te springen;
5 Een tijd om stenen weg te werpen, en een tijd om stenen te vergaderen; een tijd om te omhelzen, en een tijd om verre te zijn van omhelzen;
6 Een tijd om te zoeken, en een tijd om verloren te laten gaan; een tijd om te bewaren, en een tijd om weg te werpen;
7 Een tijd om te scheuren, en een tijd om toe te naaien; een tijd om te zwijgen, en een tijd om te spreken;
8 Een tijd om lief te hebben, en een tijd om te haten; een tijd van oorlog, en een tijd van vrede. Prediker 3 : 1-8

Salomo zegt hier dat er een tijd is om dit te doen en een tijd om dat te doen. De kunst van het leven is om de juiste tijd af te wachten. Maar het probleem van het leven is dat je die tijd eigenlijk niet hebt. Alleen als je zeer sterk bent, word je tachtig. Maar als je dan nog wat moet, is het erg laat. Wij hebben er niet zo veel aan wat anderen aan levenservaring hebben. Dat is hun ervaring, hun beleving. Er is niets subjectiever dan dat.

Alleen de Bijbel staat al die eeuwen al vast. Aan Gods Woord verandert niets. Inzicht in ons eigen leven in retrospectief kan interessant zijn, maar we zouden ons leven moeten spiegelen aan wat het Woord van God daarover zegt. Dan ziet onze levensweg er soms heel anders uit. Wij leven hier, wij doen ons best en onderweg roept de Heer ons en zegt: “Kom tot Mij allen die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven”. (Matthéüs 11 : 28) Hij zei niet dat Hij vervolgens ons leven zal leiden of onze zwakheden zal wegnemen. De Bijbel zegt dat als we niet zo sterk zijn, wij gewoon rechtdoor moeten lopen, rechte paden moeten maken voor onze voeten.

12 Daarom richt weder op de trage handen, en de slappe knieën;
13 En maakt rechte paden voor uw voeten, opdat hetgeen kreupel is, niet verdraaid worde, maar dat het veelmeer genezen worde. Hebreeën 12 : 12, 13

We zouden ons beperken en de rechte weg lopen. Daar zijn wij zelf verantwoordelijk voor. Als we alleen maar blijven wachten, zal het niet gaan lukken. Het idee dat de Heer onze levens invult, elke stap voor ons bepaalt, precies zegt wanneer wij links of rechts moeten, is altijd gekoppeld aan het werkwoord “wachten”. Men schijnt te wachten op de leiding van de Heer. Maar dat werkt zo niet. Als “leiden” “sturen” is en je staat stil, dan kan God blijven trekken aan je stuur, maar dan gebeurt er niets. Eerst moet je je in beweging zetten voordat God überhaupt iets kan sturen.

Sterven buiten je tijd

We gaan weer terug naar de Prediker.

15 Dit alles heb ik gezien in de dagen mijner ijdelheid; er is een rechtvaardige, die in zijn gerechtigheid omkomt; daarentegen is er een goddeloze, die in zijn boosheid zijn dagen verlengt.
16 Wees niet al te rechtvaardig, noch houd uzelven al te wijs; waarom zoudt gij verwoesting over u brengen?
17 Wees niet al te goddeloos, noch wees al te dwaas; waarom zoudt gij sterven buiten uw tijd? Prediker 7 : 15-17

Sommige mensen kunnen goed zonder God leven. Ze komen heel ver in dit leven en verlengen zelfs hun dagen. Daarentegen komen nette, aardige en rechtvaardige mensen in hun gerechtigheid om. Sommige van hen leven niet zo lang. Het is dus niet zo dat als men God in dit leven op aarde dient, men een lang, gelukkig en voorspoedig leven zal hebben. Het is wel zo dat als men hier de Heer dient, men in de toekomst door de Heer beloond zal worden.

We zullen nog wat nader ingaan op de verzen 16 en 17: “Wees niet al te rechtvaardig” en: “Wees niet al te goddeloos”. Het ene is het tegenovergestelde van het andere. Het gaat om twee uitersten. Hoewel hier gezegd wordt dat een rechtvaardig leven wijs en een goddeloos leven dwaas is, brengen beide extremen verwoesting over iemand, of doen iemand buiten zijn tijd sterven. De uitdrukking “sterven buiten zijn tijd” is opmerkelijk, want er zijn veel mensen die beweren dat men sterft óp zijn tijd. Zo van: “Het is zijn tijd, daarom is er niets aan te doen en dus sterft hij”. Dit leert de Bijbel nergens. God is niet Degene Die bepaalt hoe lang een mens leeft. Als dat wel zo was, zou men niet kunnen sterven buiten of vóór zijn tijd. Hier wordt eenvoudig gezegd dat als men al te goddeloos of al te rechtvaardig leeft, dit zo’n aanslag op de krachten en de reserves van een mens pleegt, dat zijn leven daardoor bekort wordt. Als de mens zich te zwaar uitput en belast, gaat hij niet zo lang mee. Natuurlijk zijn er uitzonderingen, maar dat heeft te maken met iemands aanleg die bepaalt wat hij kan hebben en hoe sterk hij van nature is.

Men zou dus niet al te rechtvaardig zijn. Dat leidt tot niets. Men moet soms dingen doen die men liever niet doet en die tegen de eigen idealen ingaan. Ze gaan misschien zelfs tegen de wet Gods in, maar het kon wel eens verstandig zijn om ze toch te doen. Men zou compromissen sluiten en verlies incasseren. Men zou accepteren dat men door anderen misbruikt en beledigd wordt. Het heeft geen zin om al te rechtvaardig te zijn, want men richt zichzelf daarmee te gronde. Andersom trouwens ook. Als men geen principes kent en zich in het algemeen niet aan richtlijnen, rechten, normen en waarden houdt, richt men zich net zo goed te gronde. Dan heeft men ook geen leven. Er is dus niets mis mee als wij bij gelegenheid een deal sluiten en concessies doen. Zo gaat het nou eenmaal in de wereld.

Een mooi voorbeeld is dat van de rijbaan. Er staan twee strepen op de weg. Daar moet je ongeveer tussen rijden, want exact ertussen gaat niet. Bovendien is het heel verstandig om de volle breedte van de rijbaan te gebruiken, vooral in de bocht. Dan kun je er vlotter doorheen. Op precies dezelfde wijze kom je beter door het leven heen. Men zou leren z’n balans te bewaren. In de praktijk krijgt men in het leven wat ruimte en binnen die ruimte zou men leven. Op het moment dat je compromissen sluit, neem je verantwoordelijkheid op je. Als het belangrijke dingen zijn met betrekking tot je levensweg, draag je dat dus de rest van je leven mee.

Doet handeling totdat Ik kom

Dan is er nog de gelijkenis in Lukas 19.

12 Hij zeide dan: Een zeker welgeboren man reisde in een ver gelegen land, om voor zichzelven een koninkrijk te ontvangen, en dan weder te keren.
13 En geroepen hebbende zijn tien dienstknechten, gaf hij hun tien ponden, en zeide tot hen: Doet handeling, totdat ik kome.
14 En zijn burgers haatten hem, en zonden hem gezanten na, zeggende: Wij willen niet, dat deze over ons koning zij.
15 En het geschiedde, toen hij wederkwam, als hij het koninkrijk ontvangen had, dat hij zeide, dat die dienstknechten tot hem zouden geroepen worden, wien hij het geld gegeven had; opdat hij weten mocht, wat een ieder met handelen gewonnen had.
16 En de eerste kwam, en zeide: Heer, uw pond heeft tien ponden daartoe gewonnen.
17 En hij zeide tot hem: Wel, gij goede dienstknecht, dewijl gij in het minste getrouw zijt geweest, zo heb macht over tien steden.
18 En de tweede kwam, en zeide: Heer, uw pond heeft vijf ponden gewonnen.
19 En hij zeide ook tot dezen: En gij, wees over vijf steden.
20 En een ander kwam, zeggende: Heer, zie hier uw pond, hetwelk ik in een zweetdoek weggelegd had;
21 Want ik vreesde u, omdat gij een straf mens zijt; gij neemt weg, wat gij niet gelegd hebt, en gij maait, wat gij niet gezaaid hebt.
22 Maar hij zeide tot hem: Uit uw mond zal ik u oordelen, gij boze dienstknecht! Gij wist, dat ik een straf mens ben, nemende weg, wat ik niet gelegd heb, en maaiende, wat ik niet gezaaid heb.
23 Waarom hebt gij dan mijn geld niet in de bank gegeven, en ik, komende, had hetzelve met woeker mogen eisen?
24 En hij zeide tot degenen, die bij hem stonden: Neemt dat pond van hem weg, en geeft het dien, die de tien ponden heeft.
25 En zij zeiden tot hem: Heer, hij heeft tien ponden.
26 Want ik zeg u, dat een ieder, die heeft, zal gegeven worden; maar van degene, die niet heeft, van dien zal genomen worden ook wat hij heeft. Lukas 19 : 12-26

De welgeboren man uit de gelijkenis is de Heer Zelf. Voordat Hij vertrok gaf Hij Zijn goederen over aan Zijn dienstknechten. Deze goederen waren een bepaalde verantwoordelijkheid in deze gelijkenis uitgedrukt in geld. Toen zei hij: “Doet handeling totdat ik terugkom”. Hij zei niet: “Wacht op mijn leiding, doe niets totdat je mijn leiding ervaart”. Na lange tijd kwam hij terug, riep zijn dienstknechten en vroeg hoe het allemaal gegaan was. De dienstknecht uit vers 20 had wel vrome verhalen, maar in de praktijk had hij niets uitgevoerd. Dat was niet best, want hij had moeten handelen. Daarvoor was hij zelf verantwoordelijk. Het is mooi als de Heer je een bediening geeft, maar daarna moet je er wat van zien te maken. Er staat nergens in de Bijbel dat de Heer daar dan de hand in heeft of het dan zo leidt.

Natuurlijk kennen we voorbeelden genoeg uit de Bijbel waar de Heer bij gelegenheid ingrijpt en een andere route wijst, soms zelfs letterlijk. Bij Paulus is dit bijvoorbeeld gebeurd.

6 En als zij Frygië, en het land van Galatië doorgereisd hadden, werden zij van den Heiligen Geest verhinderd het Woord in Azië te spreken.
7 En aan Mysië gekomen zijnde, poogden zij naar Bithynië te reizen; en de Geest liet het hun niet toe.
8 En zij, Mysië voorbij gereisd zijnde, kwamen af tot Troas.
9 En van Paulus werd in den nacht een gezicht gezien: er was een Macedonisch man staande, die hem bad en zeide: Kom over in Macedonië, en help ons.
10 Als hij nu dit gezicht gezien had, zo zochten wij terstond naar Macedonië te reizen, besluitende daaruit, dat ons de Heere geroepen had, om denzelven het Evangelie te verkondigen. Handelingen 16 : 6-10

De Heer liet Paulus weten dat hij naar Macedonië moest gaan. Hij moest de zee oversteken en vanuit Troje via een eiland naar Europa gaan.

Ook Bileam werd gecorrigeerd toen hij dreigde de verkeerde kant op te gaan. De Heer hield Bileam tegen, wat Hem trouwens enige moeite kostte. (Numeri 22-24; Nehemia 13 : 2)

Bij Noach greep de Heer eveneens in. De Heer zei tot Noach dat het over 120 jaar zou gaan regenen en dat hij er verstandig aan zou doen om een boot te bouwen. (Genesis 6)

3. Woorden voor “leiding” in de Bijbel en vervoegingen daarvan

Om erachter te komen wat leiding voor ons in de praktijk betekent, ligt het voor de hand dat we alle Schriftplaatsen opzoeken waar het woord “leiding” en vervoegingen daarvan voorkomen.

Wij beperken ons tot het Nieuwe Testament, omdat we het hebben over de vraag of wij in onze dagen afhankelijk zijn van de leiding van de Heer en waar die leiding eventueel uit zou bestaan.

We kennen twee Griekse woorden voor “leiden”. Dat zijn de werkwoorden “hodegéo” en “ago”. “Hodegéo” wordt voornamelijk gebruikt in de zin van “de weg wijzen”. Daarover later meer. “Ago” heeft naast de betekenis van “leiden” door implicatie, ook de betekenis van “brengen” of “(op)halen”. Dan zijn er verschillende samenstellingen met het woord “ago”. Op die manier krijgen we de woorden “diago” , “exago” en “archègos”. Ook vinden we het woord “ago” in het Nederlands terug in de term “agogiek”.

Agogiek

Agogiek wordt beoefend door agogen. “Agoog” betekent letterlijk “leider”. In de Nederlandse taal hebben we samengestelde woorden als “pedagogiek”. Pedagogen zijn leiders van kinderen.

Op Wikipedia staat de volgende definitie bij “sociale agogiek”:

“Sociale agogiek is de praktijktheorie van het professioneel interveniëren in psychosociale veranderingsprocessen. De verandering kan exagogisch (hulpverlening), anagogisch (vorming) of catagogisch (preventie) zijn. Het resultaat kan incidenteel en productgericht zijn (het invullen van een document voor kinderbijslag) of structureel en procesgericht (de cliënt wordt versterkt in zijn probleemoplossende vaardigheid). Om de verandering mogelijk te maken hanteert de sociaal-agoog interactieve communicatie, relatie-opbouw en gesprekstechnieken (die ofwel vertrouwen opbouwen ofwel aanzetten tot actie). Verandering komt er via het agogisch proces dat bestaat uit een reeks stappen: motivatie, diagnose, doelstellingen, strategiebepaling, uitvoering en evaluaties.”

Met “veranderingsprocessen” worden de zorgvuldigheden des levens, ofwel de problematiek en de strijd om het bestaan aangeduid. Daar schijnen wij mensen tegenwoordig hulp bij nodig te hebben, die geleverd wordt door agogen. Het idee dat het leven verandering is en dat die verandering begeleid moet worden, vindt zijn oorsprong in de opvatting dat de mens en daarmee de samenleving maakbaar is. Als je de mens wilt vormen of maken, moet er van alles veranderen. De mens moet beïnvloed en gevormd worden naar een ideaalbeeld.

Als je jezelf blijft, ben je niet maakbaar. Maar de mens mag in onze maatschappij niet zichzelf zijn. Tegenwoordig moet hij gevormd en veranderd worden. Maar het probleem is, dat een mens niet kan veranderen. Hem kan hooguit gedrag aangeleerd worden. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij mensen met een psychische stoornis. De begrippen “psychische stoornis” of “neurose” zijn afgeschaft en er worden verzachtende uitdrukkingen als “een verward iemand” gebruikt. In plaats van dat men zegt dat iemand een psychische stoornis heeft, zegt men dat zijn gedrag gestoord is. Die mensen moeten begeleid worden om bepaald gedrag te leren. Omdat men de binnenkant van een mens nou eenmaal niet veranderen kan, wordt er alleen nog maar op gelet dat de buitenkant uniform is.

Agogen houden zich dus met symptoombestrijding bezig doordat ze alleen maar het uitwendige gedrag van de mens reguleren. Als je probeert te leven zoals anderen dat van je verwachten, raak je gefrustreerd. Dan moet je toneel gaan spelen: je moet je anders voordoen dan je bent. Maar als dat gebeurt, leef je in strijd met jezelf. Bovendien heeft ieder vaak weer andere verwachtingen van je. Uiteindelijk weet je dan niet meer wie je bent en heb je een agoog nodig.

De Bijbel leert dat de mens niet maakbaar is. Dat de mens onder een wet geplaatst wordt, kan nuttig zijn voor hemzelf en voor anderen, maar hij verandert er niet door. De enige manier om verandering aan te brengen is niet modificatie, maar wedergeboorte. Wij komen tot geloof en ontvangen nieuw leven. Dat leven zou tot ontwikkeling komen. Dat gebeurt in de praktijk ten koste van de oude mens. Uit het hart komt niets goeds voort. Daarom zou het Woord van God in onze harten geplant worden. (Jakobus 1 : 21) Je kunt het ook anders zeggen: de Here Jezus Zelf zou in onze harten wonen. Dan komt er iets anders uit het hart. Dat is de nieuwe mens die door wedergeboorte tot stand komt.

God verwacht eigenlijk niet veel van de mens. Hijverwacht alleen dat wijons onvoorwaardelijk onderwerpen aan Zijn Woord. Dat zouden we leren door ons dit Woord eigen te maken en daaruit te leven. Als wij ons laten onderwijzen in de waarheid, verandert dat ons van binnenuit. Alleen maakt dat ons vreemdelingen voor de wereld die nou eenmaal de waarheid ten onder houdt. (Romeinen 1 : 18) Het helpt ons dus niet in ons maatschappelijk leven, maar vormt ons wel tot een persoonlijkheid en identiteit in Christus. Daarom zei Paulus:

Want het leven is mij Christus […]. Filippensen 1 : 21

Als wij ons aan een agoog onderwerpen, geven we de leiding over ons leven letterlijk uit handen. Als we de leiding dan toch uit handen geven, kunnen we die het beste aan de Heer geven. Hij maakt ons dan bekend Wie Hij is. Hij geeft ons Zijn identiteit. Christus is het Woord. Hij is Degene Die Zich onderwierp aan het Woord van God. Hij liep Zijn loopbaan, die God Hem voorstelde. Hij vertrouwde ten volle op dat Woord van God en daarmee op de beloften van God. Dat zou ook onze identiteit moeten zijn. Naar Bijbels ideaal zijn wij van nature verloren zondaren die het eigendom geworden zijn van Christus. Wij staan op de beloften van onze Heer en God. Wij weten wat God doet, gedaan heeft en zal doen. Wij weten dat niemand ons uit Zijn hand kan rukken. Wij weten dat Hij een goed werk aan ons begonnen is en dat zal voleindigen tot op de dag van Jezus Christus. (zie Filippensen 1 : 6) Daar leven wij uit. De Heer leidt dus niet letterlijk heel ons leven. Maar Hij geeft ons wel een voorbeeld, een herder of een leidsman. Als onze leider gaat Hij voor ons uit. Wij zouden Hem volgen.

“Ago” in letterlijke zin

Het werkwoord “ago” (üyro) betekent dus “leiden” in de zin van “brengen”. Het komt 71 maal voor in de Bijbel. In veruit de meeste gevallen gaat het om iemand die bij de hand genomen en ergens naartoe gebracht wordt. Dat is voor ons in dit verband minder interessant en daarom gaan we er hier niet nader op in. Later in dit hoofdstuk zullen we de gevallen bespreken waar het woord “ago” in een meer overdrachtelijke zin gebruikt wordt.

We gaan nu verder met vervoegingen van het werkwoord “ago”. Soms wordt er een voorzetsel aan toegevoegd. Zo ontstaan de woorden “diago” en “exago”.

Diago

“Dia” (5ia) betekent “door”. “Diago” (8iaya>) wordt vertaald met “doorleiden” of “doorbrengen”. In het woordenboek staat bij het woord “diago” de definitie: “leven of tijd doorbrengen”. In die betekenis komt het voor in de eerste brief aan Timótheüs.

1 Ik vermaan dan voor alle dingen, dat gedaan worden smekingen, gebeden, voorbiddingen, dankzeggingen, voor alle mensen;
2 Voor koningen, en allen, die in hoogheid zijn; opdat wij een gerust en stil leven leiden (diago) mogen in alle godzaligheid en eerbaarheid. 1 Timótheüs 2 : 1, 2

Het woord “leiden” in vers 2 is de vertaling van “diago”. Het had hier ook met “doorbrengen” vertaald kunnen worden. De bedoeling is dat wij de leiding hebben over onze eigen levens.

Wij bidden niet voor de overheid opdat zij ons zou leiden, maar wij bidden opdat wij een gerust en stil leven zouden leiden in alle godzaligheid en eerbaarheid.

We vinden het woord “diago” ook terug in Titus 3. In het Nederlands is het niet meteen duidelijk, maar in het Grieks staat het er wel.

1 Vermaan hen, dat zij aan de overheden en machten onderdanig zijn, dat zij hun gehoorzaam zijn, dat zij tot alle goed werk bereid zijn;
2 Dat zij niemand lasteren, geen vechters zijn, maar bescheiden zijn, alle zachtmoedigheid bewijzende jegens alle mensen.
3 Want ook wij waren eertijds onwijs, ongehoorzaam, dwalende, menigerlei begeerlijkheden en wellusten dienende, in boosheid en nijdigheid levende (diago), hatelijk zijnde, en elkander hatende. Titus 3 : 1-3

Hier is “diago” vertaald met “leven”. Sommige gelovigen op Kreta brachten hun leven in boosheid en nijdigheid door. Zij leidden dus hun leven in boosheid en nijdigheid.

Exago

Dan is er nog een ander voorzetsel dat voor “ago” geplaatst kan worden. Dat is “ek” (èk) wat “uit” betekent. In combinatie met “ago” wordt dat dan “exago” (é^ayö)). Dat wordt vertaald met “uitleiden”.

Als voorbeeld is te noemen Johannes 10 : 3.

2 Maar die door de deur ingaat, is een herder der schapen.
3 Dezen doet de deurwachter open, en de schapen horen zijn stem; en hij roept zijn schapen bij name, en leidt ze uit (exago). Johannes 10 : 2, 3

Johannes 10 gaat over de goede herder en de schapen. De deurwachter doet de deur open voor de herder die de schapen uitleidt. De herder loopt voor de schapen uit en roept ze bij hun naam. “Leiden” heeft altijd de betekenis van “vooropgaan”. “Leiden” is dus niet achteraan gaan met een zweep in de hand of naast iemand lopen en af en toe ingrijpen of corrigeren.

Verder komt het woord “exago” voor in Hebreeën 8.

8  Want hen berispende, zegt Hij tot hen: Ziet, de dagen komen, spreekt de Heere, en Ik zal over het huis Israëls, en over het huis van Juda een nieuw verbond oprichten;
9 Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage, als Ik hen bij de hand nam, om hen uit Egypteland te leiden (exago); want zij zijn in dit Mijn verbond niet gebleven, en Ik heb op hen niet geacht, zegt de Heere. Hebreeën 8 : 8, 9

De betekenis van “exago” spreekt voor zich: het gaat hier over de uittocht uit Egypte. Het volk Israël wordt uitgeleid. Ook bij de uittocht uit Egypte ging de Heer voorop, bijvoorbeeld in de vorm van de wolkkolom. Op dezelfde manier wordt “exago” gebruikt in Handelingen 7 : 36, 40 en in Handelingen 13 : 17.

Dan zijn er nog een aantal teksten waar met het woord “exago” aangeduid wordt dat mensen van A naar B gebracht worden. Dit is het geval in Markus 8 : 23; 15 : 20; Lukas 24 : 50; Handelingen 5 : 19; 12 : 17, 16 : 37 + 39; 21 : 38.

“Ago” in overdrachtelijke zin

Het werkwoord “ago” (ftyo)) betekent dus “leiden” in de zin van “brengen”. Soms wordt dit woord in een meer overdrachtelijke zin gebruikt. Deze Schriftplaatsen zullen we nader onderzoeken.

Of veracht gij den rijkdom Zijner goedertierenheid, en verdraagzaamheid, en lankmoedigheid, niet wetende, dat de goedertierenheid Gods u tot bekering leidt (ago)? Romeinen 2 : 4

In de brief aan de Romeinen wordt de basis van het evangelie uiteengezet. God zal een oordeel over de wereld brengen. In afwachting daarvan hebben wij de mogelijkheid om ons te bekeren. Gods goedertierenheid leidt ons tot die bekering. Dat is in overeenstemming met de gedachte dat God wil dat alle mensen zalig worden. (1 Timótheüs 2,4) De vraag in Romeinen 2 : 4 is of men zich wel tot die bekering wil laten leiden. God wil de mens tot bekering leiden, maar de meeste mensen komen niet tot bekering. In die zin is Gods leiding dus betrekkelijk: Zijn leiding geldt alleen voor de mensen die zich laten leiden en is dus niet dwingend. In dit gedeelte gaat het primair over ongelovigen, maar op ons gelovigen is hetzelfde beginsel van toepassing. Je kunt de Leider volgen, maar het is niet verplicht. Je kunt luisteren naar de stem van de Herder, maar je wordt er niet toe gedwongen.

Verder komt het begrip “ago” voor in Romeinen 8 : 14. Dit vers is essentieel voor ons dagelijkse leven als kinderen van God. Wij hebben de Geest van God ontvangen. Die Geest noemen we gewoonlijk “de Heilige Geest”. In dit hoofdstuk heet Hij ook “Geest Gods”, of “Geest van Christus”.

9 Doch gijlieden zijt niet in het vlees, maar in den Geest, zo anders de Geest Gods in u woont. Maar zo iemand den Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe.
10 En indien Christus in ulieden is, zo is wel het lichaam dood om der zonden wil; maar de geest is leven om der gerechtigheid wil.
11 En indien de Geest Desgenen, Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, zo zal Hij, Die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken, door Zijn Geest, Die in u woont.
12 Zo dan, broeders, wij zijn schuldenaars niet aan het vlees, om naar het vlees te leven.
13 Want indien gij naar het vlees leeft, zo zult gij sterven; maar indien gij door den Geest de werkingen des lichaams doodt, zo zult gij leven.
14 Want zovelen als er door den Geest Gods geleid (ago) worden, die zijn kinderen (zonen, hyos) Gods.
15 Want gij hebt niet ontvangen den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; maar gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen (zoonstelling, hyothesfa), door Welken wij roepen: Abba, Vader!
16 Dezelve Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn.
17 En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen van God, en medeerfgenamen van Christus; zo wij anders met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden. Romeinen 8 : 9-17

Wij worden door de Geest Gods geleid. De hoofdstukken 6-8 van de Romeinenbrief gaan over de vraag wat de norm is voor ons leven als kinderen van God. Wij zouden leven, niet onder de heerschappij van de zonde (Romeinen 6), niet onder de heerschappij van de wet (Romeinen 7), maar onder de leiding van de Heilige Geest. (Romeinen 8) Zonde en wet zijn dwangmatig, maar leiding niet. Wij zijn zondaren die zondigen, omdat wij onder de macht van de zonde staan. Hetzelfde geldt voor de wet. Daar kunnen we niets aan doen. Maar wij leven onder de leiding van de Heilige Geest. Daar kunnen wij wel wat aan doen. Wij kunnen ons aan de leiding van de Geest overgeven, maar ook onttrekken. Bijvoorbeeld door toch te leven onder de heerschappij van de zonde en de wet. In vers 14 staat “zovelen als er door den Geest Gods geleid worden”. Dat betekent dus dat niet iedereen, ook niet iedere gelovige, door die Geest geleid wordt. Maar degenen die zich wel door de Geest laten leiden, zijn of worden zonen Gods. -info- In dit vers vinden we dus het antwoord op de vraag waarnaartoe wij geleid worden. In Romeinen 2 : 4 was het doel de bekering. Daar komt men alleen als men voorbeeld neemt aan de Leider en Die volgt.

Gelovigen worden slechts zonen als ze zich door de Geest Gods laten leiden. -info- In Genesis heette dit “aanstelling in het eerstgeboorterecht”. Zoonschap is een functie die niet iedereen verkrijgt. Van de twee zonen van Abraham verkreeg Izak de zoonstelling en niet Ismaël. Wat betreft de zonen van Izak verkreeg Jakob de zoonstelling en niet Ezau.

Wij hebben dus de Geest der zoonstelling ontvangen, want die Geest brengt ons naar onze zoonstelling. Daarom is het ook logischer om in Romeinen 8 : 14 de zin “[…] die zijn zonen Gods” met “[…] die worden zonen Gods” te vertalen. In het Grieks staat daar het werkwoord “eimi” (ei|o,() wat met “zijn” of met “worden” vertaald kan worden. Welke vertaling juist is, wordt door de context bepaald. Wij zouden dus bezig moeten zijn om zonen Gods te worden. Door de Geest der zoonstelling roepen wij: “Abba, Vader!” Het valt op dat er ineens een Hebreeuws woord tussen het Grieks staat. Dat is omdat de begrippen “vaderschap” en “zoonschap” bedoeld zijn naar de Hebreeuwse, oudtestamentische betekenis van de term. Het gaat om de aanstelling in het eerstgeboorterecht. Dat zeggen ook de volgende verzen.

In vers 17 lezen wij dat we erfgenamen zijn. “Erfgenamen” is een ander woord voor “zonen”. Wij zouden ons laten leiden door de Geest. In dat verband hebben we een aantal parallelle Schriftgedeelten. Daar staat dat wij het onderpand van de Heiligen Geest ontvangen hebben. (2 Korinthe 1 : 22; 5 : 5) Of daar wordt gezegd dat wij verzegeld zijn met de Heilige Geest tot de verkregen erfenis. (Efeze 1 : 13, 14; 4 : 30) Die Schriftplaatsen bevestigen dat de Geest ons gegarandeerd brengt bij onze zoonstelling en heerlijkheid. Wij zouden ons onderwerpen aan de Leider en Hem volgen. Dan komen wij waar wij zijn moeten en waar God ons wil hebben. Symbolisch gezien zou je kunnen zeggen dat we de man met de kruik water op zijn schouders volgen, waarna wij vanzelf in een toebereide opperzaal komen. -info- Wij volgen de Herder naar de hemelse bestemming die Hij bepaald heeft. Dat is heerlijkheid, koningschap en priesterschap. Het kan zijn dat de weg ernaartoe over doornen en distels loopt, dwars door de dood heen. Maar we weten zeker waar wij uitkomen, want wij hebben het onderpand van de Heilige Geest ontvangen. In die zin leidt de Heer ons. Of Hij ons dus naar Hawaï brengt, omdat wij daar roeping voor willen hebben, staat nog te bezien. Ook leidt de Heer onze levens niet van dag tot dag. Maar voor degenen die God liefhebben, werken alle dingen mee ten goede.

En wij weten, dat dengenen, die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk dengenen, die naar Zijn voornemen geroepen zijn. Romeinen 8 : 28

De mens begaat diverse misstappen en maakt fouten in zijn leven die klaarblijkelijk niet het resultaat zijn van Gods leiding. Toch gebruikt de Heer die ten goede. Maar alleen voor degenen die Hem liefhebben, Hem dus dienen. Als we de Heer willen dienen, leven wij in het bewustzijn dat wij Zijn eigendom zijn. Als de Heer onze fouten en misstappen doet medewerken ten goede, brengt Hij ons dichter bij onze aanstelling tot zonen. Wij zouden leren om onder alle omstandigheden onze verantwoordelijkheid te dragen en te vertrouwen op de beloften van God.

Soms gaan we gewoon onze eigen weg. De Heer laat ons dan een tijdje dwalen in de woestijn voordat Hij Zich meldt en ons uitnodigt om weer bij de kudde te komen. Intussen krijgen we de gelegenheid om wat te leren. Het was niet de goede weg, maar soms moeten we daar zelf achter komen. Uiteindelijk blijkt het een heel goede route geweest te zijn, waarin we veel geleerd hebben. We hebben de Heer in dagen van benauwdheid leren kennen. Maar als we achterom kijken zouden we niet moeten concluderen dat de Heer dit allemaal tot zover geleid heeft. Dat is niet zo, want het waren onze eigen wegen en keuzes. Misschien zijn we er niet altijd blij mee, maar volwassen worden is sowieso geen prettige aangelegenheid. Dat staat ook in de Bijbel.

En alle kastijding als die tegenwoordig is, schijnt geen zaak van vreugde, maar van droefheid te zijn; doch daarna geeft zij van zich een vreedzame vrucht der gerechtigheid dengenen, die door dezelve geoefend zijn. Hebreeën 12 : 11

Opvoeding, tuchtiging en het opgroeien tot zoonschap schijnen geen zaak van vreugde te zijn. Maar al dat “werkt ons een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid”. 2 Korinthe 4 : 17) Het komt ons dus wel ten goede en we krijgen op die manier deel aan Zijn heerlijkheid. De Heer wijst ons de weg en gaat ons voor. Wij zouden het doel in het oog houden. Hij zorgt er dan voor dat het goed komt. Maar de Heer houdt Zich niet bezig met hoe alles in de praktijk van ons leven gaat. Tenzij dan bij hoge uitzondering als iemand te ver uit de route gaat. Als het te gevaarlijk wordt, grijpt de Heer soms in. Dan bewaart Hij ons ergens voor.

Eén voorbeeld vinden we in het leven van Jozef. Aan het begin van zijn loopbaan liet de Heer hem al weten dat hij koning zou worden en dat al zijn broers voor hem zouden buigen. Aanvankelijk verkochten de broers Jozef naar Egypte, waar hij in slavernij en in de gevangenis terecht kwam. Toen Jozef uiteindelijk koning was, zei hij tegen zijn broers dat niet zij hem naar Egypte verkocht hadden, maar dat God het zo geregeld had. Letterlijk zei hij: “Doch God heeft mij voor uw aangezicht henen gezonden, om u een overblijfsel te stellen op de aarde, en om u bij het leven te behouden, door een grote verlossing”. (Genesis 45 : 7) De broers waren verantwoordelijk voor Jozefs ellende, maar God gebruikte hun daden ten goede.

God wil ons gebruiken voor Zijn dienst. Als wij voor een bepaalde dienst niet bekwaam zijn, gebruikt Hij ons niet voor die dienst maar voor een andere. Of we moeten afwachten totdat de bekwaamheid er wel is, totdat wij voldoende gevormd zijn. De Heer wil ons in bepaalde gevallen heel concreet iets leren. Soms staan wij voor het blok en willen we iets niet accepteren. Vaak krijgen we daarna nog een tweede kans en worden weer voor hetzelfde blok gezet. Misschien dat we in de tussentijd iets bijgeleerd hebben en de hindernis nu wel kunnen nemen. Maar als we van de Heer niets willen leren, dan houdt het op. Wat we dan ook doen maakt niet uit, het is niet het werk van de Heer. Het gaat dan om onze eigen werken die in de categorie van hout, hooi en stro vallen. (1 Korinthe 3 : 10-15) Daarom wordt tot ons in Hebreeën 4 gezegd dat we onze harten niet zouden verharden.

[…] Heden, indien gij Zijn stem hoort, zo verhardt uw harten niet. Hebreeën 4 : 7

We zouden ons laten leiden door de Heer. Dan komen we terecht bij onze zoonstelling.

We gaan weer verder met het woord “ago”.

Gij weet, dat gij heidenen waart, tot de stomme afgoden heengetrokken, naar dat gij geleid (ago) werdt. 1 Korinthe 12 : 2

Stomme afgoden zijn demonen die niets te zeggen hebben. Ze praten wel, soms zelfs hardop, maar hebben geen boodschap. De Korinthiërs werden “geleid” of “gebracht” tot die afgoden. Dat gebeurde door onderwijs. De mens wordt geboren en weet niets. Daarna wordt hem iets geleerd en in dit geval om zich te richten op die afgoden. Dat is dus ook een vorm van leiding, maar dan de verkeerde kant op.

Maar indien gij door den Geest geleid (ago) wordt, zo zijt gij niet onder de wet. Galaten 5 : 18

Dit vers zouden we altijd lezen naast Romeinen 8 : 14. In beide verzen gaat het over de Geest. De Geest plaatst ons niet onder de wet, maar verlost ons van de heerschappij van de wet. In Galaten 4 wordt geleerd dat de wet is voor kinderen die geen verantwoordelijkheid kunnen dragen. (Galaten 4 : 1-3) Zij staan onder pedagogen en zullen nooit tot zonen worden gesteld. Daarna zegt Paulus:

4 Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet;
5 Opdat Hij degenen, die onder de wet waren, verlossen zou, en opdat wij de aanneming tot kinderen (zoonstelling) verkrijgen zouden.
6 En overmits gij kinderen (zonen) zijt, zo heeft God den Geest Zijns Zoons uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader! Galaten 4 : 4-6

Galaten 5 : 18 zegt dat wij niet onder de wet zijn als we door de Geest geleid worden. Dat is de samenvatting van Galaten 4. Degenen die onder de wet leven worden dus niet door de Geest geleid. Als zij niet door de Geest geleid worden, komen ze niet terecht bij dat zoonschap. De wet is er voor kinderen, maar die erven niet.

In onze samenleving hebben volwassenen de neiging steeds infantieler en kinderlijker te worden. Als er iets fout gaat, krijgen anderen altijd de schuld. Men schuift alle verantwoordelijkheid af naar diverse instanties. Alle schuld ligt bij de overheid en hun foute wetgeving. Dat is onvolwassen: men neemt geen eigen verantwoordelijkheid voor wat er gebeurd is.

Zover wij door de Geest geleid worden, zijn we niet onder de wet. Wij zijn vrij en zullen tot zonen gesteld worden in de toekomst. In de praktijk betekent het dat wij hier op aarde onze verantwoordelijkheid leren dragen. We leren herkennen dat de Heer ons roept, wellicht voor een bepaalde bediening, voor hulp in Zijn werk. De Heer vraagt van een ieder van ons of wij Hem dienen. Hij nodigt ons uit om tot Zijn troon te naderen en om ons aan Hem te onderwerpen. Dan zal Hij onze handen vullen en ons hulp te bekwamer tijd geven. (Hebreeën 4 : 16)

In Galaten 5 : 22 vinden we het vervolg op Galaten 5 : 18.

Maar de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid. Galaten 5 : 22

“Vrucht des Geestes” betekent “het resultaat van de leiding door de Geest”. Die Geest brengt dus liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid en matigheid. Waar wij geleid worden in de Waarheid, heeft het Woord van God bovengenoemde uitwerking in onze levens. De vruchten van de Geest zijn deugden die in de natuurlijke mens nauwelijks gevonden worden. Het is de vrucht van het leven van Christus in ons. Het is de vrucht van het kennen van de Waarheid waarin wij ons hebben laten leiden. We gaan nu verder naar andere Schriftplaatsen waar het woord “ago” gebruikt wordt.

14 Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven is en opgestaan, alzo zal ook God degenen, die ontslapen zijn in Jezus, wederbrengen (ago) met Hem. 1 Thessalonicensen 4 : 14

In dit vers is “ago” vertaald met “brengen”. Het woord “weder” voor brengen staat niet in de grondtekst. God zal dus “degenen, die ontslapen zijn in Jezus, brengen met Hem”. Het gaat hier over de opstanding van de gelovigen.

Dan staat “ago” ook in 2 Timótheüs 3.

Want van dezen zijn het, die in de huizen insluipen, en nemen de vrouwkens gevangen, die met zonden geladen zijn, en door menigerlei begeerlijkheden gedreven (ago) worden; 2 Timótheüs 3 : 6

In dit vers is “gedreven” de vertaling van “ago”. Ook hier had men het woord “leiden” kunnen gebruiken:  “[…] en door menigerlei begeerlijkheden geleid worden”.

Voor de laatste keer komen we het woord “ago” tegen in Hebreeën 2.

9 Maar wij zien Jezus met heerlijkheid en eer gekroond, Die een weinig minder dan de engelen geworden was, vanwege het lijden des doods, opdat Hij door de genade Gods voor allen den dood smaken zou.
10 Want het betaamde Hem, om Welken alle dingen zijn, en door Welken alle dingen zijn, dat Hij, vele kinderen (zonen, hyos) tot de heerlijkheid leidende (ago), den oversten Leidsman hunner zaligheid door lijden zou heiligen. Hebreeën 2 : 9, 10

Het was nodig dat de Here Jezus voor allen zou sterven: Hij zou door de genade Gods voor allen de dood smaken. (vers 9) Verder leidt de Here Jezus vele zonen tot heerlijkheid. Hier staat dus in beginsel hetzelfde als in Romeinen 8: Hij leidt ons tot zoonschap, tot heerlijkheid. In hetzelfde vers staat het woord “archègos” waarin “ago” opgesloten zit.

Archègos

“Archègos” () is een zelfstandig naamwoord en wordt vertaald met “overste Leidsman”. Hier zijn twee woorden samengevoegd: “archè” () wat in het Nederlands met “aarts […]” weergegeven wordt. Zo kennen wij de woorden “aartsengel” of “aartsvader”. “Archè” betekent “eerste”. “Ègos” is de verbastering van “ago”. “Archègos” wordt dus letterlijk vertaald met “eerste leider”.

Want het betaamde Hem, om Welken alle dingen zijn, en door Welken alle dingen zijn, dat Hij, vele kinderen (zonen, hyos) tot de heerlijkheid leidende, den oversten Leidsman (archègos) hunner zaligheid door lijden zou heiligen. Hebreeën 2 : 10

Onze overste Leidsman zou door lijden geheiligd worden. Eigenlijk is het woord “archègos” een pleonasme want de eerste gaat per definitie voorop en is daarmee de leider. Misschien zijn er nog meer leiders, maar de overste Leidsman gaat altijd voorop. Zo kennen we in de Gemeente herders, maar ook de overste Herder. Dat is Christus.

Jezus van Nazareth was immers de eerste Die tot Zoon werd aangesteld in Zijn opstanding. Daarmee is Hij de norm voor alle anderen, want God zou vele zonen tot heerlijkheid leiden. In die zin leidt Hij ons, want Hij ging ons voor en wijst de weg. Dat is hetzelfde als de Herder in Johannes 10, Die Zijn schapen voorgaat. Hij leidt ze naar grazige weiden. Niet met een stok achter de schapen, maar met Zijn stem voor Zijn schapen uit. Wij moeten leren luisteren naar Zijn stem en Hem volgen.

De term “archègos” vinden we nog een paar keer in de Bijbel.

En den Vorst (archègos) des levens hebt gij gedood, Welken God opgewekt heeft uit de doden; waarvan wij getuigen zijn. Handelingen 3 : 15

Hier is “archègos” vertaald met “vorst”. “Archè” betekent “eerste” en dus “voorste”. En ons woord “vorst” betekent “voorste”. De Vorst des levens is nog steeds de overste Leidsman, Die voorop gaat en Die ons voorbeeld is.

Hetzelfde vinden we ook in Handelingen 5.

Deze heeft God door Zijn rechterhand verhoogd tot een Vorst (archègos) en Zaligmaker, om Israël te geven bekering en vergeving der zonden. Handelingen 5 : 31

Ook hier is “archègos” vertaald met “vorst”. Het gaat over de Here Jezus, Die door God verhoogd werd. Hij is onze overste Leidsman.

1 Daarom dan ook, alzo wij zo groot een wolk der getuigen rondom ons hebben liggende, laat ons afleggen allen last, en de zonde, die ons lichtelijk omringt, en laat ons met lijdzaamheid lopen de loopbaan, die ons voorgesteld is;
2 Ziende op den oversten Leidsman (archègos) en Voleinder des geloofs, Jezus, Dewelke, voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen, en schande veracht, en is gezeten aan de rechterhand des troons van God. Hebreeën 12 : 1, 2

In Hebreeën 2 : 10 gaat de overste Leidsman voorop om de zonen te leiden naar de heerlijkheid. In Hebreeën 10 heet de Heer dan ook “de levende Weg”, wat betekent dat Hijzelf de Weg is en de weg wijst. In Hebreeën 12 : 1 staat dat wij een grote wolk van getuigen om ons hebben. Dat zijn geestelijke getuigen die al gestorven zijn, maar nog steeds spreken. (Hebreeën 11) Verder staat er dat wij onze loopbaan met lijdzaamheid zouden lopen. “Lijdzaamheid” betekent niet niets doen of geduldig en passief afwachten, maar iets gepassioneerd doen, met passie en geestdrift dus. “Lijdzaamheid” betekent dat je je laat leiden. Degene die leidt, gaat voorop en geeft de richting aan; en degene die volgt, lijdt. Als men zich laat leiden, onderwerpt men zich aan een andere kracht die men over zich laat komen. Men zet zich volledig in en geeft zich over aan de kracht die hem drijft.

Wij zijn kinderen van God en ons is een loopbaan voorgesteld. Een loopbaan zou niet nodig zijn als iemand ons bij de hand nam en ons stap voor stap leidde naar een bepaalde plaats. Dan zouden we niet hoeven weten wat de “goede, en welbehagelijke en volmaakte wil van God” (Romeinen 12 : 2) voor ons leven is, maar dat vanzelf wel zien. Maar zo werkt het niet. God stelt ons een loopbaan voor, geeft ons bij wijze van spreken een pond en zegt: “Doet handeling totdat ik kom”. (Lukas 19 : 13) Wij doen er verstandig aan om die loopbaan te lopen in vertrouwen op de Heer. Dan lopen we een weg en die weg gaat via de inplanting van het Woord in onze harten (Jakobus 1 : 21). Misschien komen we in ons leven op een kruispunt en weten we niet of we rechts of links moeten. We kunnen er wel even over nadenken, maar niet al te lang, want dan gebeurt er niets. We moeten zo snel mogelijk een keuze maken, verder lopen en op die manier ons eigen leven leiden.

Zo lopen we met lijdzaamheid de loopbaan die ons is voorgesteld. We hebben allemaal gaven van de Heer ontvangen en de Heer wil ons ergens voor gebruiken. Hij geeft ons een baan. Hoe die er precies uitziet is verschillend voor een ieder van ons. Maar wij hebben allemaal die loopbaan en die heet voor een ieder van ons “loopbaan des geloofs”. Kenmerkend voor al die loopbanen is dat we trouw zijn aan onze Heer en leven uit geloof.

Terwijl wij die loopbaan lopen zouden we op de Here Jezus zien. Wij vinden dit principe geïllustreerd in Petrus. Samen met de andere discipelen zat hij in een bootje op de zee. Toen kwam de Heer aanlopen over het water. Vervolgens stapt Petrus uit de boot naar de Heer toe en liep ook over de golven. Zolang hij op de Here Jezus zag, zakte hij niet in het water weg. (Matthéüs 14 : 24-32) Zo is het ook met onze levens. Wij zouden op de Heer gericht zijn, maar zelf lopen. Of we het kunnen begrijpen of niet. Zolang we op Hem zien, zakken we niet weg in het water en zullen we bij de Heer terecht komen en deel hebben aan de heerlijkheid in de toekomst.

Hij is de eerste Die die loopbaan volkomen gelopen heeft en aan het eind daarvan de kroon ontving. Dat was nadat Hij door de genade Gods voor allen de dood smaakte. Hij droeg Zijn kruis en verachtte de schande die met die loopbaan meekwam. Het resultaat daarvan was dat God Hem een naam gegeven heeft boven alle naam. (Filippensen 2 : 9) Bovendien heeft God Hem uitermate verhoogd en zit Hij nu aan de rechterhand van God in de hemel (Hebreeën 12 : 2). Zo is het ook met ons. Dat zegt de Heer Zelf in Openbaring 3. Wij ontvangen wat Hij Zelf van Zijn Vader ontvangen heeft.

Die overwint, Ik zal hem geven met Mij te zitten in Mijn troon, gelijk als Ik overwonnen heb, en ben gezeten met Mijn Vader in Zijn troon. Openbaring 3 : 21

Wij zijn net als de Here Jezus geroepen tot zoonstelling. Hij is al tot zoon gesteld en wij zullen in de toekomst tot zonen gesteld worden. Dit wordt in de Bijbel met het woord “predestinatie” aangeduid. Het gericht-zijn op onze Heer en Heiland is wat ons als gelovigen bindt. Dat heet “de navolging van Christus”. Dat betekent dat wij leven uit geloof, op Gods belofte vertrouwen en ons uitstrekken naar de heerlijkheid die ons is voorgesteld. Wij blijven trouw aan de Heer en Zijn Woord. Zo leren we onze weg te gaan in afhankelijkheid van de Heer.

Hodegéo

Naast “ago” is er nog een ander woord voor “leiden”. Dat is “hodegéo” (óS^yéra). Het betekent “de weg wijzen”. Wij vinden dit woord in Johannes 16.

12 Nog vele dingen heb Ik u te zeggen, doch gij kunt die nu niet dragen.
13 Maar wanneer Die zal gekomen zijn, namelijk de Geest der waarheid, Hij zal u in al de waarheid leiden (hodegéo); want Hij zal van Zichzelven niet spreken, maar zo wat Hij zal gehoord hebben, zal Hij spreken, en de toekomende dingen zal Hij u verkondigen. Johannes 16 : 12, 13

De Heilige Geest leidt ons. Voor gelovigen uit vorige bedelingen is dit anders geweest. Zo werd Abraham door God naar een voor hem onbekend land geleid. De Heer zei tot Abraham: “Ga gij uit uw land, en uit uw maagschap, en uit uws vaders huis, naar het land, dat Ik u wijzen zal”. (Genesis 12 : 1) Hij is op weg gegaan zonder te weten waar hij komen zou. Maar dat is niet op gelovigen in onze bedeling van toepassing. Wij leven niet in de dagen van Abraham. Wij weten wél waarheen wij gaan. De Heer vertelt ons waarheen wij onderweg zijn. Hij brengt ons niet zomaar naar de hemel, want daar zijn we al met Christus gezet. Hij brengt ons naar onze zoonstelling en heerlijkheid door ons te leiden in al de waarheid.

De Heer bouwt Zich vandaag Zijn Gemeente. (zie Handelingen 15 : 14) Zij is “een pilaar en vastigheid der waarheid”. (1 Timótheüs 3 : 15) De Gemeente is dus een huis Gods, een tempel, waarin de waarheid woont. Hij bouwt en verzamelt Zich op die manier een volk van priesters. Een priester is iemand die verantwoordelijk is voor het betrachten en het bewaren van het Woord van God. Daarom leidt God ons in al de waarheid en daarmee worden wij dus opgevoed en onderwezen in de onvergankelijke waarheid van het Woord van God.

31 Jezus dan zeide tot de Joden, die in Hem geloofden: Indien gijlieden in Mijn woord blijft, zo zijt gij waarlijk Mijn discipelen;
32 En zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken. Johannes 8 : 31, 32

De Heer wil dat wij ons laten leiden naar de heerlijkheid die Hij ons beloofd heeft. De route gaat via de waarheid die we zouden verstaan. (vers 32) Want wij leven in een wereld “die de waarheid in ongerechtigheid ten onder” houdt. (Romeinen 1 : 18) De Heer verlost ons uit die wereld en nodigt ons uit om tot Hem te komen. Hij is de weg, de waarheid en het leven. (Johannes 14 : 6) Hij is de ware, levende weg. We kunnen dit aanvullen met de tekst uit Jesaja 55.

Neigt uw oor, en komt tot Mij, hoort, en uw ziel zal leven; […] Jesaja 55 : 3

De Heer wil ons leiden in heel de waarheid. Ons motto zou zijn: “Uw woord is de waarheid”. (Johannes 17 : 17) Dan zal de waarheid ons vrijmaken. (Johannes 8 : 32) Toen de Joden dit hoorden, werden zij boos. Ze beweerden dat zij altijd al vrij waren en dus niet vrij hoefden te worden. Maar de Heer zei dat dit een misverstand is. De natuurlijke mens is een slaaf van de zonde, wet en religie. Wij kunnen geen betere mensen worden. De Bijbel zegt dat de mens onverbeterlijk is. Het enige wat overblijft is dat wij ons vullen met het Woord der waarheid. Dat zal onze harten en zinnen bewaren. Het gaat hierbij om een andere natuur, namelijk om het leven van Christus in ons, dat zou groeien en tot ontwikkeling komen. Het maakt ons tot vreemdelingen voor de wereld en onbekwaam om iets of iemand in de wereld te zijn.

Die Zichzelven gegeven heeft voor onze zonden, opdat Hij ons trekken zou uit deze tegenwoordige boze wereld, naar den wil van onzen God en Vader; Galaten 1 : 4

God trekt ons uit de tegenwoordige boze eeuw. Dat gaat via de weg van het Nieuwe Verbond. Niet onder de wet en in gevangenschap, maar onder de genade en in vrijheid. En vrijheid is er alleen als men verantwoordelijkheid heeft. Zonder verantwoordelijkheid bestaat er geen vrijheid, maar slechts bandeloosheid. Je moet gedreven zijn en een doel hebben in je leven. Wij hebben onze vrijheid ontvangen, zodat wij ons richten op het doel dat ons voorgesteld is. Wij zouden het verleden achter ons laten en niet meer terugkijken.

Maar een ding doe ik, vergetende, hetgeen achter is, en strekkende mij tot hetgeen voor is, jaag ik naar het wit, tot den prijs der roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus. Filippensen 3 : 14

De Heer leidt ons dus tot heerlijkheid en zoonstelling. Omdat wij dat doel hebben, kunnen wij in vrijheid leven. Wij kunnen onze loopbaan lopen, ziende op Jezus. Tijdens die loop kunnen we soms wat naar links of rechts afwijken. Al slingerend gaan we die weg. Of we nu een beetje aan de linkerkant van de weg lopen of aan de rechterkant, maakt niet zo veel uit. Sommigen hebben het nodig om zowel de linkerkant als de rechterkant te bekijken, anderen hebben een smallere blik en lopen gewoon rechtuit. Dat geeft niets en de Heer laat dit toe, zolang we maar het doel in het oog houden. Of wij te veel naar links of naar rechts afwijken, maakt Hij wel uit. Als dat gebeurt, kan de Heer ons een duw geven, maar dat hoeft niet. God kan ingrijpen, maar het is niet gezegd dat Hij het ook doet.

Door de Geest leren we het Woord der waarheid verstaan. De waarheid is dat de mens behouden en gezegend wordt door de genade van God. Wat er ook misgaat in ons leven en wat wij ook misdaan hebben, maakt niet uit. Het gaat erom of de kracht Gods in onze zwakheid volbracht wordt (2 Korinthe 12 : 9) en of wij onder alle omstandigheden trouw blijven aan de Heer. Wij zouden in het bewustzijn leven dat wij het eigendom van Christus zijn. Het is de bedoeling dat Hij in onze levens verheerlijkt wordt. Het is niet erg dat de wereld schande over ons spreekt en ons belastert. Dat was bij de Here Jezus ook zo. Hij droeg niet alleen Zijn kruis, maar heeft schande verdragen. Dat is ook onze taak. Op het moment dat het ons wat kost, zouden we bedenken dat het de Heer veel meer gekost heeft. Als we denken dat we lijden, moeten we beseffen dat de Heer veel meer geleden heeft. Het is uiteindelijk zo dat als het slecht met ons gaat, we de Heer beter leren kennen.

Verder komt het woord “hodegéo” nog in vier andere Schriftplaatsen voor.

Laat hen varen; zij zijn blinde leidslieden der blinden. Indien nu de blinde den blinde leidt (hodegéo), zo zullen zij beiden in de gracht vallen. Matthéüs 15 : 14

En Hij zeide tot hen een gelijkenis: Kan ook wel een blinde een blinde op den weg leiden (hodegéo)? Zullen zij niet beiden in de gracht vallen? Lukas6:39

Blinden kunnen zelf de weg niet zien. Daarom moet iemand die wel kan zien hen de weg wijzen.

En hij zeide: Hoe zou ik toch kunnen, zo mij niet iemand onderricht (hodegéo)? En hij bad Filippus, dat hij zou opkomen, en bij hem zitten. Handelingen 8 : 31

Ook door onderricht of onderwijs kan men iemand de weg wijzen.

17 Want het Lam, Dat in het midden des troons is, zal hen weiden, en zal hun een Leidsman (hodegéo) zijn tot levende fonteinen der wateren; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen. Openbaring 7 : 17

Het Lam is Christus. Hij is de Leidsman Die de weg zal wijzen. Hij brengt ons naar grazige weiden en naar de waarheid die leidt naar de erfenis.

4 Schriftplaatsen over “leiding” zonder dat het woord genoemd wordt

Er zijn een aantal Schriftplaatsen in de Bijbel waar we de woorden “ago” of “hodegéo” niet tegenkomen, maar waar wel dezelfde gedachte tot uitdrukking komt.

Deo volente: zo de Heer wil en wij leven

We gaan nu eerst naar Jakobus 4 : 13-16. Als we die passage in het Latijns zouden lezen, had daar heel goed de uitdrukking “Deo volente” kunnen staan, wat “zo de Heer wil” betekent.

13 Welaan nu gij, die daar zegt: Wij zullen heden of morgen naar zulk een stad reizen, en aldaar een jaar doorbrengen, en koopmanschap drijven, en winst doen.
14 Gij, die niet weet, wat morgen geschieden zal, want hoedanig is uw leven? Want het is een damp, die voor een weinig tijds gezien wordt, en daarna verdwijnt.
15 In plaats dat gij zoudt zeggen: Indien de Heere wil, en wij leven zullen, zo zullen wij dit of dat doen.
16 Maar nu roemt gij in uw hoogmoed; alle zodanige roem is boos. Jakobus 4 : 13-16

We maken allemaal plannen alsof het leven oneindig is, alsof het leven maakbaar is. Maar dat is niet zo. We zouden niet te veel plannen maken en zomaar zeggen dat we in de toekomst dit of dat gaan doen. Dat is hoogmoed, want we hebben niet de macht om zover vooruit te kijken. Wij weten niet eens of wij nog wel de kans ertoe krijgen. Het leven in deze oude schepping is onzeker; er kan van alles gebeuren wat wij niet onder controle hebben en dan zullen we onze plannen moeten bijstellen. Onze plannen zouden dus onder voorbehoud en in nederigheid zijn.

In Jakobus 4 : 15 lezen we: “In plaats dat gij zoudt zeggen: Indien de Heere wil, en wij leven zullen, zo zullen wij dit of dat doen.” Dit vers suggereert dat de Heer inderdaad in alles de hand heeft, ons stap voor stap de weg wijst en dat alles in ons leven in overeenstemming moet zijn met de wil van de Heer. De vraag is echter of dat hier daadwerkelijk bedoeld wordt. Het staat nog te bezien of de Heer van tevoren bepaald heeft wat wij wel of niet zouden doen. Als wij zeggen: “Als de Heer het wil, ga ik morgen vissen” zal dat vast niet betekenen dat de Heer er belang bij heeft dat we morgen gaan vissen. Maar als we dat leuk vinden, moeten we het vooral doen. We moeten genieten zolang het kan. Dat is niet tegen de wil van de Heer, want de kans is groot dat de Heer Zich daarmee helemaal niet bezig houdt.

Wat betekent Jakobus 4 : 15 -info- dan wel? Wat wil de Heer wel of niet? Dat wij léven of niet. Als de Heer ons in leven wil houden, doet Hij dat. Hij grijpt soms in in ons leven. Hij houdt ons wellicht tegen om de straat over te steken zonder uit te kijken. Dat kan heel goed. We moeten alleen niet denken dat de Heer daar dagelijks mee bezig is. Dat is niet de regel. Wij zouden namelijk zelf opletten, voor zover dat in ons vermogen ligt.

Er zijn natuurlijk wel voorbeelden in de Bijbel waaruit blijkt dat God mensen doet overlijden. Als de Heer ons niet in leven wil houden, doet Hij dat ook niet. Als we de Heer echt voor de voeten lopen, kan Hij ons wegnemen. (zie 1 Korinthe 11 : 27-30) Dat is zeer uitzonderlijk, absoluut niet de regel en het gebeurt maar incidenteel.

De mens is ertoe geneigd om de dood buitenspel te zetten. De dood is nog steeds een groot taboe en wij zijn zo hoogmoedig om de dood te ontkennen. Vandaar zegt de Prediker dat het voor een mens beter is om te zijn in het sterfhuis dan in de bruiloftszaal.

Het is beter te gaan in het klaaghuis, dan te gaan in het huis des maaltijds; want in hetzelve is het einde aller mensen, en de levende legt het in zijn hart. Prediker 7 : 2

Een bruiloftszaal of feestzaal (= huis des maaltijds) wekt verwachting voor de aardse toekomst. Het wekt de indruk dat de mens het eeuwige leven op aarde voor zich heeft. Dus kun je maar beter in een sterfhuis (= klaaghuis) zijn en met de dood geconfronteerd worden. Dan word je eraan herinnerd je dat je leven eindig is en dat je er zuinig op moet zijn. Ooit houdt het een keer op. Als je iets wilt, kun je er het beste vandaag nog aan beginnen. Wij kunnen nooit van tevoren zeggen wat we volgend jaar gaan doen. Dat is hoogmoed, want we weten niet of we die dingen werkelijk gaan doen. We kunnen hooguit zeggen dat we van plan zijn of voorbereidingen treffen om dit of dat te gaan doen.

Hoe minder wij van het leven hebben, hoe waardevoller het wordt. Mensen beginnen pas te leven als ze te horen krijgen dat het binnen afzienbare tijd afgelopen is. Daarom is het de bedoeling dat we in de tijd die we over hebben in het vlees niet de wil van mensen uitvoeren, maar de wil van God. (zie 1 Petrus 4 : 2)

De Heer zorgt voor ons

Als wij ons vertrouwen op de Heer stellen, zal Hij voor ons zorgen. Dat staat bijvoorbeeld in Matthéüs 6.

25 Daarom zeg Ik u: Zijt niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten, en wat gij drinken zult; noch voor uw lichaam, waarmede gij u kleden zult; is het leven niet meer dan het voedsel, en het lichaam dan de kleding?
26 Aanziet de vogelen des hemels, dat zij niet zaaien, noch maaien, noch verzamelen in de schuren; en uw hemelse Vader voedt nochtans dezelve; gaat gij dezelve niet zeer veel te boven?
27 Wie toch van u kan, met bezorgd te zijn, een el tot zijn lengte toedoen? Matthéüs 6 : 25-27

De Heer vertelt ons niet van dag tot dag wat wij doen of laten moeten en Hij leidt ons niet van dag tot dag bij alles wat wij doen. Maar toch zorgt de Heer voor ons. Dat wordt in vers 26 geïllustreerd door de vogels in de lucht. Zij hebben geen pensioenregeling, geen kapitaal of beleggingsverzekering en toch hoeven ze zich geen zorgen te maken. In vers 27 gaat het uiteraard om de lengte van het leven en niet om de lichaamslengte van de mens.

28 En wat zijt gij bezorgd voor de kleding? Aanmerkt de lelien des velds, hoe zij wassen; zij arbeiden niet, en spinnen niet;
29 En Ik zeg u, dat ook Salomo, in al zijn heerlijkheid, niet is bekleed geweest, gelijk een van deze.
30 Indien nu God het gras des velds, dat heden is, en morgen in den oven geworpen wordt, alzo bekleedt, zal Hij u niet veel meer kleden, gij kleingelovigen?
31 Daarom zijt niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleden?
32 Want al deze dingen zoeken de heidenen; want uw hemelse Vader weet, dat gij al deze dingen behoeft.
33 Maar zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden.
34 Zijt dan niet bezorgd tegen den morgen; want de morgen zal voor het zijne zorgen; elke dag heeft genoeg aan zijn zelfs kwaad. Matthéüs 6 : 28-34

Eten, drinken en kleding zijn metaforen voor de dagelijkse levensbehoeften. Wij hoeven ons daar geen zorgen over te maken. De wereld doet dat wel. Zij gaan zonder God door het leven. Maar wij hebben een hemelse Vader. Die weet wat wij nodig hebben. (vers 32) Dat bekort ons gebed aanzienlijk; we hoeven niet meer overal om te vragen. Dat wordt ook eerder in dit hoofdstuk bevestigd.

6 Maar gij, wanneer gij bidt, gaat in uw binnenkamer, en uw deur gesloten hebbende, bidt uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden.
7 En als gij bidt, zo gebruikt geen ijdel verhaal van woorden, gelijk de heidenen; want zij menen, dat zij door hun veelheid van woorden zullen verhoord worden.
8 Wordt dan hun niet gelijk; want uw Vader weet, wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt. Matthéüs 6 : 6-8

Men zou bidden in het verborgene, want het gaat verder niemand wat aan wat men bidt. De heidenen denken dat ze door lang te bidden verhoord zullen worden. Dat wordt o.a. geïllustreerd in 1 Koningen 18 waar de Baalpriesters op de berg Karmel tijdens een gebed van een hele dag tot hun god riepen. Het hielp niets. Toen kwam Elia aan het woord. Hij was nog niet eens uitgesproken en God deed wat er gebeuren moest. De hemelse Vader weet dus wat wij nodig hebben. Maar of Hij ons dan alles geeft wat wij willen is nog niet zeker. Wij zouden namelijk eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid zoeken (vers 33). Dat Koninkrijk en die gerechtigheid zouden prioriteit hebben in ons leven. Wij zouden in de eerste plaats niet mensen of onszelf, maar God dienen. Het Koninkrijk is wel verborgen, maar niettemin kunnen we ons daarop richten. Dat staat ook in Kolossensen.

1 Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods.
2 Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn.
3 Want gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God. Kolossensen 3 : 1-3

De gerechtigheid van God heeft rechtstreeks te maken met het evangelie. Het evangelie van Christus is kracht Gods tot zaligheid voor een ieder, die gelooft […]. Want de rechtvaardigheid Gods wordt daarin geopenbaard. (Romeinen 1 : 16, 17) Die rechtvaardigheid zouden we zoeken en ons op Gods recht richten.

Wanneer we Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid zoeken, zal ons al wat wij nodig hebben toevallen. Het gaat dus om eerste en niet om tweede of derde levensbehoeften. Tijd en toeval bepalen alles in deze wereld. Maar de Heer helpt het toeval een handje en doet ons heel veel toevallen. De Heer weet wat wij nodig hebben. Hij geeft ons waar we behoefte aan hebben en soms zelfs meer dan dat, want God is royaal. Hij handelt boven elk voorstellingsvermogen.

Hem nu, Die machtig is meer dan overvloediglijk te doen, boven al wat wij bidden of denken, naar de kracht, die in ons werkt. Efeze 3 : 20

De Heer werpt al deze dingen toe aan degenen die Hem zoeken. Hij geeft meer dan wij bidden of denken. Daarom hoeven we niet bezorgd te zijn en elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad. (Matthéüs 6 : 34) De Here Jezus zegt hier dat wij niet verder dan een paar uur vooruit kunnen kijken in ons leven. Daarom is het maar goed dat de Heer voor Zijn personeel zorgt. Wij zouden leven uit de hand van God. Eén dag tegelijk met onze blik op Hem gericht onder alle omstandigheden. Hij is onze overste Leidsman en Voleinder des geloofs.

Amen



 Gerelateerde bijbelezing:
* Leiding en lot

Bijbelstudies door: Ab Klein Haneveld.
Dit is een bewerking van de Brochure "Leiding en lot"