DE GEMEENTE, KERK OF SEKTE?

De woorden gemeente en gemeenten komen in het nieuwe testament 112 maal voor, altijd als vertaling van “ecclesia”. Met de bijbelse kwalificaties lezen wij o.a. over “de gemeente Gods” en “de gemeente der eerstgeborenen“, waarmee gezinspeeld wordt op de goddelijke Stichter en Eigenaar van de gemeente. Ook lezen wij over “de gemeente te Antiochië”, “de gemeente Gods die te Korinthe is”, “de gemeenten in Azië”, “de gemeenten in Galatië”, enz. Deze kwalificaties duiden op de verschillende geografische locaties van de gemeenten Gods. Maar wat is de betekenis van dit woord gemeente?


1. Wat is de Gemeente?

Het gebruik van een bijbels woord buiten de bijbelse betekenis is immers een verkrachting van de Bijbel!

En heeft alle dingen Zijn voeten onderworpen, en heeft Hem der Gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen; Welke Zijn lichaam is, en de vervulling Desgenen, Die alles in allen vervult.” Ef. 1:22-23 info

“En Hij is het Hoofd des lichaams, namelijk der Gemeente, Hij, Die het Begin is, de Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in allen de Eerste zou zijn.” Kol. 1:18

“Die mij nu verblijd in mijn lijden voor u, en vervulle in mijn vlees de overblijfselen van de verdrukkingen van Christus, voor Zijn lichaam, hetwelk is de Gemeente.” Kol. 1:24

De gemeente is “het lichaam van Christus”. En als lichaam van Christus omvat het vanzelfsprekend al zijn leden. Geen sekte of genootschap bevat alle leden van het lichaam van Christus en daarom is geen sekte of genootschap de gemeente Gods. Laten wij dan als oprechte gelovigen, die verwachten geoordeeld te worden door het Woord Gods, nooit iets de gemeente noemen dan alleen het lichaam van Christus; d.i. de geredden, de verlosten, hetzij universeel, of in een gegeven plaats.

2. Wie is de stichter der gemeente?

Ons wordt gezegd dat Abraham:

“..verwachtte de stad, die fondamenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwmeester God is.” Heb. 11:10

En in het volgende hoofdstuk schrijft de apostel aan de gelovigen:

“Maar gij zijt gekomen tot den berg Sion, en de stad des levenden Gods, tot het hemelse Jeruzalem, en de vele duizenden der engelen; Tot de algemene vergadering en (n.l.) de Gemeente der eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn, en tot God, den Rechter over allen, en de geesten der volmaakte rechtvaardigen; En tot den Middelaar des nieuwen testaments, Jezus, en het bloed der besprenging, dat betere dingen spreekt dan Abel.” Heb. 12:22-24

In onze tegenwoordige bedeling zijn wij als gelovigen gekomen tot die stad “welker Kunstenaar en Bouwmeester God is” en die wordt genoemd “de Gemeente der eerstgeborenen.” Heb. 12:23

Christus, de Zoon Gods, is de Stichter, Bouwer en Maker van de gemeente.

“Want Deze (Christus Jezus, vs.1) is zoveel meerder heerlijkheid waardig geacht dan Mozes, als degene, die het huis gebouwd heeft, meerder eer heeft, dan het huis. Want een ieder huis wordt van iemand gebouwd; maar Die dit alles gebouwd heeft, is God.” Heb. 3:3-4

“Zo hebt dan acht op uzelven en op de gehele kudde, over dewelke u de Heilige Geest tot opzieners gesteld heeft, om de Gemeente Gods te weiden, welke Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed.” Hand. 20:28

“Gij mannen, hebt uw eigen vrouwen lief, gelijk ook Christus de Gemeente liefgehad heeft, en Zichzelven voor haar heeft overgegeven; Opdat Hij haar heiligen zou, haar gereinigd hebbende met het bad des waters door het Woord; Opdat Hij haar Zichzelven heerlijk zou voorstellen, een Gemeente, die geen vlek of rimpel heeft, of iets dergelijks, maar dat zij zou heilig zijn en onberispelijk.” Ef. 5:25-27

“Op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen.” Mat. 16:18

Deze schriftplaatsen uit vele demonstreren duidelijk dat Christus de gemeente kocht, stichtte en bouwde. En daaruit volgt dat een door mensen gesticht of gebouwd instituut onmogelijk de gemeente Gods kan zijn.

3. Wanneer werd de gemeente gesticht?

De laatst geciteerde tekst, Mat. 16:18, ziet de bouw van de gemeente nog in de toekomst. Maar nadien lezen wij:

“Gods akkerwerk, Gods gebouw zijt gij.” 1Kor. 3:9

“Gebouwd op het fondament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen; Op Welken het gehele gebouw, bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast tot een heiligen tempel in den Heere; Op Welken ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in den Geest.” Ef. 2:20-22

“Zo wordt gij ook zelven, als levende stenen, gebouwd tot een geestelijk huis, tot een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden op te offeren, die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus.” 1Pet. 2:5

Voor zijn lijden en dood zei de Heere Jezus: “Ik zal mijn gemeente bouwen.” En na zijn opstanding zeiden de apostelen: Gods gebouw zijt gij.”

Het is ongetwijfeld juist, dat de voorbereidingen tot de bouw begonnen door de bedieningen van Johannes de Doper en de Heere Jezus. Velen kwamen daardoor tot bekering en vormden bouwmateriaal voor de gemeente. Maar de komst van de Heilige Geest was het tijdstip van het begin van de stichting en bouw van de gemeente in de praktijk, zoals blijkt uit de geschiedenis van Hand. 2 en uit b.v. de volgende verzen:

“En er is verscheidenheid der werkingen, doch het is dezelfde God, Die alles in allen werkt.” 1Kor. 12:6

“Doch deze dingen alle werkt een en dezelfde Geest, delende aan een iegelijk in het bijzonder, gelijkerwijs Hij wil. Want gelijk het lichaam een is, en vele leden heeft, en al de leden van dit ene lichaam, vele zijnde, maar een lichaam zijn, alzo ook Christus. Want ook wij allen zijn door een Geest tot een lichaam gedoopt; hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot een Geest gedrenkt.” 1Kor. 12:11-13

“Maar nu heeft God de leden gezet, een iegelijk van dezelve in het lichaam, gelijk Hij gewild heeft.” 1Kor. 12:18

“Doch onze sierlijke (leden) hebben het niet van node; maar God heeft het lichaam alzo samengevoegd, gevende overvloediger eer aan hetgeen gebrek aan dezelve heeft.” 1Kor. 12:24

De gemeente wordt gedefinieerd als:

“..de Gemeente….. Welke Zijn lichaam is, en de vervulling Desgenen, Die alles in allen vervult.” Ef. 1:22-23

De eigenlijke gemeente bestond dus niet voor de vervulling van Christus in zijn opstanding, verhoging en verheerlijking. Sindsdien wordt..

“..het gehele lichaam bekwamelijk samengevoegd en samen vastgemaakt.” Ef. 4:16

Waar de opstanding van Christus en de komst van de Heilige Geest de tijd bepaalt van de oprichting van de gemeente, volgt daaruit dat elk genootschap of instituut dat later is ontstaan niet is de gemeente Gods, maar een product van verwarring, geboren uit andere tijden en omstandigheden.

4. Wie is het fundament der gemeente?

“Daarom, alzo zegt de Heere Heere: Ziet, Ik leg een grondsteen in Sion, een beproefden steen, een kostelijken hoeksteen, die wel vast gegrondvest is; wie gelooft, die zal niet haasten.” Jes. 28:16

“Want wie is God, behalve de Heere? En wie is een Rotssteen, dan alleen onze God?” Ps. 18:32

“Want niemand kan een ander fondament leggen, dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus.” 1Kor. 3:11

“Gebouwd op het fondament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen; Op Welken het gehele gebouw, bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast tot een heiligen tempel in den Heere.” Ef. 2:20-21

In dit laatste vers zien wij, dat de apostelen beschouwd worden als fundament-stenen. Indien wij de “petra” (de steen) in Mat.16:18 zouden toepassen op Petrus zelf is dat niet in strijd met de Schrift. Petrus was immers een van de apostelen. Dit wordt ook bevestigd als gezegd wordt:..

“..En de muur der stad had twaalf fondamenten, en in dezelve de namen der twaalf apostelen des Lams.” Op. 21:14

Maar Christus Zelf is het onderliggende universele fundament. De apostelen, als eersten gekozen en geïnspireerd om ons de nieuwtestamentische schriften te geven, waren fundament-stenen. Zij namen een positie in tussen Christus, de Rots, en de rest van het bouwwerk. En Christus is de enige Rots:

“want niemand kan een ander fondament leggen, dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus.” 1Kor. 3:11

Op één fundament kan slechts één gebouw staan. Christus bouwde zijn gemeente op zichzelf. Alle later gebouwde organisaties buiten Christus als fundament zijn onbijbels en moeten en zullen vergaan.

5. Wie is het hoofd der gemeente?

“En heeft alle dingen Zijn voeten onderworpen, en heeft Hem aan de Gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen.” Ef. 1:22

“Maar de waarheid betrachtende in liefde, alleszins zouden opwassen in Hem, Die het Hoofd is, namelijk Christus; Uit Welken het gehele lichaam bekwamelijk samengevoegd en samen vastgemaakt zijnde, door alle voegselen der toebrenging, naar de werking van een iegelijk deel in zijn maat, den wasdom des lichaams bekomt, tot zijns zelfs opbouwing in de liefde.” Ef. 4:15-16

“Want de man is het hoofd der vrouw, gelijk ook Christus het Hoofd der Gemeente is; en Hij is de Behouder des lichaams. Daarom, gelijk de Gemeente aan Christus onderdanig is, alzo ook de vrouwen aan haar eigen mannen in alles.” Ef. 5:23-24

“En Hij is het Hoofd des lichaams, namelijk der Gemeente, Hij, Die het Begin is, de Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in allen de Eerste zou zijn.” Kol. 1:18

“Dat dan niemand u overheerse naar zijn wil in nederigheid en dienst der engelen, intredende in hetgeen hij niet gezien heeft, tevergeefs opgeblazen zijnde door het verstand zijns vleses; En het Hoofd niet behoudende, uit hetwelk het gehele lichaam, door de samenvoegselen en samenbindingen voorzien en samengevoegd zijnde, opwast met goddelijken wasdom.” Kol. 2:18-19

Het hoofd van een instelling is haar wetgever:

“Want de Heere is onze Rechter, de Heere is onze Wetgever, de Heere is onze Koning. Hij zal ons behouden.” Jes. 33:22

“Er is een enig Wetgever, Die behouden kan en verderven. Doch wie zijt gij, die een anderen oordeelt?” Jak. 4:12

Er is maar één hoofd; er kan dus maar één lichaam zijn!

6. Wie is de deur der gemeente?

“Jezus dan zeide wederom tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Ik ben de Deur der schapen….. Ik ben de Deur; indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan, en weide vinden.” Joh. 10:7-9

“Want door Hem hebben wij beiden (Jood en Heiden) den toegang door een Geest tot den Vader.” Ef. 2:18

In deze teksten zien wij duidelijk dat Christus is de deur tot de gemeente en de zaligheid. Deze deur staat altijd open en niemand dan Hij kan die sluiten. Op. 3:7, 8 Christus is niet de deur van een of andere sekte. En daarom kan geen enkele groepering de gemeente Gods zijn. Bekering en geloof kan niemand lid maken van een of ander instituut of sekte en daarom zijn zij niet de gemeente Gods. Alle sekten of organisaties hebben een deur, een wijze van toelating van leden, die door mensen wordt geopend of gesloten. Zij zijn daarom niet de gemeente Gods, waarvan de deur geen mens kan openen of sluiten. Zij zijn dus niet Zijn gemeente.

7. Toetreding tot de gemeente

“En dagelijks eendrachtelijk in den tempel volhardende, en van huis tot huis brood brekende, aten zij te zamen met verheuging en eenvoudigheid des harten; En prezen God, en hadden genade bij het ganse volk. En de Heere deed dagelijks tot de Gemeente, die zalig werden.” Hand. 2:46-47

“Maar nu heeft God de leden gezet, een iegelijk van dezelve in het lichaam, gelijk Hij gewild heeft.” 1Kor. 12:18

“Want ook wij allen zijn door een Geest tot een lichaam gedoopt; hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot een Geest gedrenkt.” 1Kor. 12:13

Het toevoegen aan het lichaam of aan de gemeente wordt hier toegeschreven aan de Heere Jezus, aan God en aan de Heilige Geest. Maar God voegt mensen niet toe aan een organisatie of sekte. Zij zijn daarom niet zijn gemeente!

8. Wie zijn de leden der gemeente?

Indien zoals wij gezien hebben bekering en wedergeboorte het proces zijn waardoor men wordt toegevoegd aan de gemeente, volgt daaruit dat er in de gemeente niemand is die niet gelovig en dus wedergeboren is. De gemeente is “al (heel) het geslacht in de hemelen en op de aarde.” Ef.3:15 En dit geslacht bestaat uit “huisgenoten GodsEf. 2:19 Daaruit volgt, dat alleen “kinderen Gods”, Joh. 1:12 “uit God geboren” Joh. 1:13 of “uit de Geest geboren”, Joh. 3:5-8 er deel van uitmaken.

9. Wie organiseert de gemeente?

Het woord “organiseren” vinden wij niet in de Bijbel. Het woordenboek definieert het als: “van organen voorzien; zodanig regelen dat verschillende onderdelen van iets een samenhangend geheel vormen en goed samenwerken.”

De gemeente Gods is van organen voorzien en is daarom een organisch geheel. Maar wie is haar organisator? Wie voorzien haar van organen?

“Want dezen wordt door den Geest gegeven het woord der wijsheid, en een ander het woord der kennis, door denzelfden Geest; En een ander het geloof, door denzelfden Geest; en een ander de gaven der gezondmakingen, door denzelfden Geest. En een ander de werkingen der krachten; en een ander profetie; en een ander onderscheidingen der geesten; en een ander menigerlei talen; en een ander uitlegging der talen. Doch deze dingen alle werkt een en dezelfde Geest, delende aan een iegelijk in het bijzonder, gelijkerwijs Hij wil.” 1Kor. 12:8-11

“En gijlieden zijt het lichaam van Christus, en leden in het bijzonder. En God heeft er sommigen in de Gemeente gesteld, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, daarna krachten, daarna gaven der gezondmakingen, behulpsels, regeringen, menigerlei talen.” 1Kor. 12:27-28

“Zo hebt dan acht op uzelven en op de gehele kudde, over dewelke u de Heilige Geest tot opzieners gesteld heeft, om de Gemeente Gods te weiden, welke Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed.” Hand. 20:28

“Niet dat wij van onszelven bekwaam zijn iets te denken, als uit onszelven; maar onze bekwaamheid is uit God; Die ons ook bekwaam gemaakt heeft, om te zijn dienaars des Nieuwen Testaments, niet der letter, maar des Geestes; want de letter doodt, maar de Geest maakt levend.” 2Kor. 3:5-6

“Die nedergedaald is, is Dezelfde ook, Die opgevaren is verre boven al de hemelen, opdat Hij alle dingen vervullen zou. En Dezelfde heeft gegeven sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten, en sommigen tot evangelisten, en sommigen tot herders en leraars; Tot de volmaking der heiligen, tot het werk der bediening, tot opbouwing des lichaams van Christus; Totdat wij allen zullen komen tot de enigheid des geloofs en der kennis van den Zoon Gods, tot een volkomen man, tot de mate van de grootte der volheid van Christus.” Ef. 4:10-13

Bovenstaande schriftplaatsen bewijzen voldoende dat God Zelf de gemeente voorziet van de benodigde organen, van alle noodzakelijke geestelijke gaven en dienaren. Zij beantwoorden aan de definitie van organisatie. Maar wie bepaalt de onderlinge samenhang?

“Maar nu heeft God de leden gezet, een iegelijk van dezelve in het lichaam, gelijk Hij gewild heeft….. Doch onze sierlijke hebben het niet van node; maar God heeft het lichaam alzo samengevoegd, gevende overvloediger eer aan hetgeen gebrek aan dezelve heeft; Opdat geen tweedracht in het lichaam zij, maar de leden voor elkander gelijke zorg zouden dragen. 1Kor. 12:18, 24-25

“Die nedergedaald is, is Dezelfde ook, Die opgevaren is verre boven al de hemelen, opdat Hij alle dingen vervullen zou. En Dezelfde heeft gegeven sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten, en sommigen tot evangelisten, en sommigen tot herders en leraars; Tot de volmaking der heiligen, tot het werk der bediening, tot opbouwing des lichaams van Christus; Totdat wij allen zullen komen tot de enigheid des geloofs en der kennis van den Zoon Gods, tot een volkomen man, tot de mate van de grootte der volheid van Christus.” Ef. 4:10-13

Ook andere schriftplaatsen tonen de harmonisatie van het lichaam van Christus door de Heilige Geest en de hand Gods. De gemeente wordt dus georganiseerd door de Heer zelf, Die de leden een eigen plaats geeft in het lichaam zoals Hij wil. De mens moge dan een menselijke instelling organiseren, maar nooit de gemeente welke Zijn lichaam is. Ef. 1:22-23

Welk mens zou dit recht van de Almachtige aan zich kunnen trekken?

“Een ieder mens is onvernuftig geworden, zodat hij geen wetenschap heeft; een ieder goudsmid is beschaamd van het gesneden beeld; want zijn gegoten beeld is leugen, en er is geen geest in hen. IJdelheid zijn zij, een werk van verleidingen; ten tijde hunner bezoeking zullen zij vergaan. Jakobs deel is niet gelijk die; want Hij is de Formeerder van alles, en Israel is de roede Zijner erfenis; Heere der heirscharen is Zijn Naam.” Jer. 51:17-19

De sekte-bazen zijn verbaasd dat hun bouwwerken geen leven hebben. Zij noemen zich kerken of gemeenten, maar zij zijn leugen en ijdelheid, een werk van verleidingen. Maar Gods gemeente is door Hemzelf gemaakt; die oorspronkelijke gemeente die Hij kocht door Zijn eigen bloed en die Hij bouwde vóór de opkomst van de eerste sekten of menselijke instituten. Wie een huis bouwt organiseert het. Maar als anderen het huis in vier delen zouden zagen en elk deel van het fundament stoten, zou dat disorganisatie en verwoesting van het gebouw zijn. Als God dan door Zijn Geest en Woord vierhonderd zielen zou redden in één stad, dan zou Hij die vierhonderd samenbrengen in één lichaam.

Maar als vier predikers als vertegenwoordigers van evenzoveel groeperingen elk hun eigen schismatische organisatie zouden vormen van gelijke aantallen, blijken zij de moed te hebben om te beweren dat zij elk een kerk georganiseerd hebben van honderd leden. In werkelijkheid dragen zij echter bij aan de disorganisatie en desintegratie van de ware gemeente! Het organiseren van sekten, het werk van mensen, is daarom het disorganiseren van de gemeente, het bouwwerk van God. En daaruit volgt weer dat deze menselijke organisaties het zegel van God missen. Zij zijn niet Zijn gemeente.

10. Hoeveel gemeenten zijn er?

Elke beschrijving van de gemeente Gods toont haar eenheid:

“Ik heb nog andere schapen, die van dezen stal niet zijn; deze moet Ik ook toebrengen; en zij zullen Mijn stem horen; en het zal worden een kudde, en een Herder.” Joh. 10:16

Wij hebben gezien dat Christus het Hoofd is van de gemeente. En aangezien er maar één hoofd is, is er maar één gemeente.

“Want gelijk wij in een lichaam vele leden hebben, en de leden alle niet dezelfde werking hebben; Alzo zijn wij velen een lichaam in Christus, maar elkeen zijn wij elkanders leden.” Rom. 12:4-5

“Want gelijk het lichaam een is, en vele leden heeft, en al de leden van dit ene lichaam, vele zijnde, maar een lichaam zijn, alzo ook Christus. Want ook wij allen zijn door een Geest tot een lichaam gedoopt; hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot een Geest gedrenkt….. Maar nu zijn er wel vele leden, doch maar een lichaam.” 1Kor. 12:12-13, 20

“Want Hij is onze vrede, Die deze beiden een gemaakt heeft, en den middelmuur des afscheidsels gebroken hebbende, Heeft Hij de vijandschap in Zijn vlees te niet gemaakt, namelijk de wet der geboden in inzettingen bestaande; opdat Hij die twee in Zichzelven tot een nieuwen mens zou scheppen, vrede makende; En opdat Hij die beiden met God in een lichaam zou verzoenen door het kruis, de vijandschap aan hetzelve gedood hebbende.” Ef. 2:14-16

“Een lichaam is het, en een Geest, gelijkerwijs gij ook geroepen zijt tot een hoop uwer roeping; Een Heere, een geloof, een doop, Een God en Vader van allen, Die daar is boven allen, en door allen, en in u allen.” Ef. 4:4-6

“En de vrede Gods heerse in uw harten, tot welken gij ook geroepen zijt in een lichaam; en weest dankbaar.” Kol. 3:15

Deze schriftplaatsen leren ons ontegenzeggelijk dat er slechts één gemeente is, één ware gemeente, zoals er ook slechts één God is, één ware God. Waar wij door Christus geroepen zijn in één lichaam moet de roep in verschillende lichamen wel antichristelijk zijn. Deze lichamen zijn niet de gemeente Gods.

11. Gemeenten?

Het woord “gemeente” komt dikwijls voor in het meervoud maar nooit in de zin van denominaties of sekten. Waar gesproken wordt over meer dan één gemeente duidt dit altijd op de éne gemeente van de levende God in verschillende plaatsen.

“De Gemeenten dan, door geheel Judea, en Galilea, en Samaria, hadden vrede, en werden gesticht.” Hand. 9:31

“En als zij derzelve stad het Evangelie verkondigd en vele discipelen gemaakt hadden, keerden zij weder naar Lystre, en Ikonium, en Antiochie….. En als zij in elke Gemeente, met opsteken der handen, ouderlingen verkoren hadden, gebeden hebbende met vasten, bevalen zij hen den Heere, in Welken zij geloofd hadden.” Hand. 14:21, 23

“En hij doorreisde Syrie en Cilicie, versterkende de Gemeenten.” Hand. 15:41

“Die voor mijn leven hun hals gesteld hebben; denwelken niet alleen ik danke, maar ook al de Gemeenten der heidenen.” Rom. 16:4

“Daarom heb ik Timotheus tot u gezonden, die mijn lieve en getrouwe zoon is in den Heere, welke u zal indachtig maken mijn wegen, die in Christus zijn, gelijkerwijs ik alom in alle Gemeenten leer.” 1Kor. 4:17

“Doch gelijk God aan een iegelijk heeft uitgedeeld, gelijk de Heere een iegelijk geroepen heeft, dat hij alzo wandele; en alzo verordene ik in al de Gemeenten.” 1Kor. 7:17

“Aangaande nu de verzameling, die voor de heiligen geschiedt, gelijk als ik aan de Gemeenten in Galatie verordend heb, doet ook gij alzo.” 1Kor. 16:1

“U groeten de Gemeenten van Azie.” 1Kor. 16:19

“En wij hebben ook met hem gezonden den broeder, die lof heeft in het Evangelie door al de Gemeenten.” 2Kor. 8:18

Zo zien wij dat wanneer gesproken wordt over meerdere gemeenten, dezen onveranderlijk dezelfde gemeente Gods vormen in verschillende plaatsen of zelfs verschillende landen. Sprekend over de gemeente in verschillende plaatsen zegt de apostel: “…..gelijkerwijs ik alom in alle Gemeenten leer.” “Gelijk als ik aan de Gemeenten in Galatie verordend heb, doet ook gij alzo.” Indien deze gemeenten verschillende denominaties of sekten waren, zoals die tegenwoordig bestaan, zou één bisschop geen orders kunnen geven aan allen. Hij heeft over hen immers geen jurisdictie!

Wij vinden daarom een groot verschil tussen bijbelse gemeenten en sektarische afdelingen. De eersten zijn allen één in Christus, de laatsten zijn afscheidingen en uitdrukking van babylonische verwarring.

12. De eenheid der gemeente

“Heilige Vader, bewaar ze in Uw Naam, die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij een zijn, gelijk als Wij. Toen Ik met hen in de wereld was, bewaarde Ik ze in Uw Naam.” Joh. 17:11-12

“En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor degenen, die door hun woord in Mij geloven zullen. Opdat zij allen een zijn, gelijkerwijs Gij, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons een zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt. En Ik heb hun de heerlijkheid gegeven, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij een zijn, gelijk als Wij Een zijn; Ik in hen, en Gij in Mij; opdat zij volmaakt zijn in een, en opdat de wereld bekenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt.” Joh. 17:20-23

“Maar ik bid u, broeders, door den Naam van onzen Heere Jezus Christus, dat gij allen hetzelfde spreekt, en dat onder u geen scheuringen zijn, maar dat gij samengevoegd zijt in een zelfden zin, en in een zelfde gevoelen.” 1Kor. 1:10

“Daarin is noch Jood noch Griek; daarin is noch dienstbare noch vrije; daarin is geen man en vrouw; want gij allen zijt een in Christus Jezus.” Gal. 3:28

“Alleenlijk wandelt waardiglijk het Evangelie van Christus, opdat, hetzij ik kom en u zie, hetzij ik afwezig ben, ik van uw zaken moge horen, dat gij staat in één geest, met één gemoed gezamenlijk strijdende door het geloof des Evangelies.” Fil. 1:27

“Zo vervult mijn blijdschap, dat gij moogt eensgezind zijn, dezelfde liefde hebbende, van een gemoed en van een gevoelen zijnde.” Fil. 2:2

“Doch de God der lijdzaamheid en der vertroosting geve u, dat gij eensgezind zijt onder elkander naar Christus Jezus; Opdat gij eendrachtelijk, met een mond, moogt verheerlijken den God en Vader van onzen Heere Jezus Christus.” Rom. 15:5-6

“En de menigte van degenen, die geloofden, was een hart en een ziel; en niemand zeide, dat iets van hetgeen hij had, zijn eigen ware, maar alle dingen waren hun gemeen.” Hand. 4:32

Kan iemand deze verzen lezen zonder te worden bepaald bij het schrijnend kontrast met de tegenwoordige kerkelijke verwarring? Hebben de leden der verschillende groeperingen dezelfde zorg voor elkaar? Nee, zij zijn niet één van gemoed en gevoelen. Zij zijn niet één in naam, noch in geloof of lichaam. Zij zijn niet één van hart en ziel of van geest. Zij zijn ook niet één van mond; zij spreken niet dezelfde dingen. Zoals God de bouwers van Babel verwarde en zij allen werden verdeeld en in verschillende talen spraken, zo zond Hij zijn bliksemen van oordeel naar Rome, en sloeg er vele honderden protestantse splinters af, die elk hun eigen dialect spreken. De gemeente, vergeleken met het menselijk lichaam, wordt geacht slechts één mond te hebben. Dit betekent volkomen harmonie in haar leringen.

Indien deze veelheid van groeperingen de gemeente zou zijn, zou een monster met vele honderden monden, waarbij iedere mond iets anders spreekt dan elke andere, nodig zijn om haar te symboliseren. Daar het lichaam van Christus slechts één mond heeft en dezelfde dingen spreekt is het duidelijk, dat de dialectische verwarring tussen groeperingen niet de representatie is van dit lichaam.

13. Wat is de basis van de eenheid?

Ten eerste:

“Gij allen zijt één in Christus Jezus.” Gal. 3:28

“Alzo zijn wij velen één lichaam in Christus.” Rom. 12:5

Aangezien hier gesteld wordt dat er slechts één lichaam in Christus Jezus is, volgt daaruit dat de vele onderscheidene groeperingen als zodanig niet in Christus Jezus zijn. Als wij allen één zijn in Christus Jezus is toetreding tot een ander religieus lichaam dan dat van Christus niets anders dan sektarisme.

Ten Tweede:

“Alzo zijn wij velen één lichaam in Christus.” Rom. 12:5

“Heilige Vader, bewaar ze in Uw Naam, die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij een zijn, gelijk als Wij….. Ik bewaarde ze in Uw Naam.” Joh 17:11-12

De gemeente wordt hier genoemd bij de naam van God. De apostelen respecteerden dit gebed van de Heere Jezus en verzorgden de gemeente in de naam van God.

“Zo hebt dan acht op uzelven en op de gehele kudde, over dewelke u de Heilige Geest tot opzieners gesteld heeft, om de Gemeente Gods te weiden, welke Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed.” Hand. 20:28

“Aan de Gemeente Gods, die te Korinthe is.” 1Kor. 1:2

“Weest zonder aanstoot te geven, en den Joden, en den Grieken, en der Gemeente Gods. 1Kor. 10:32

“Doch indien iemand schijnt twistgierig te zijn, wij hebben zulke gewoonten niet, noch de Gemeenten Gods.” 1Kor. 11:16

“Of veracht gij de Gemeente Gods?” 1Kor. 11:22

“Want ik ben de minste van de apostelen, die niet waardig ben een apostel genaamd te worden, daarom dat ik de Gemeente Gods vervolgd heb.” 1Kor. 15:9

“Want gij hebt mijn omgang gehoord, die eertijds in het Jodendom was, dat ik uitnemend zeer de Gemeente Gods vervolgde, en dezelve verwoestte.” Gal. 1:13

“Want gij, broeders, zijt navolgers geworden der Gemeenten Gods, die in Judea zijn.” 1Thes. 2:14

“Alzo dat wij zelven van u roemen in de Gemeenten Gods.” 2Thes. 1:4

“Want zo iemand zijn eigen huis niet weet te regeren, hoe zal hij voor de Gemeente Gods zorg dragen?” 1Tim. 3:5

“Deze dingen schrijf ik u, hopende zeer haast tot u te komen; Maar zo ik vertoef, opdat gij moogt weten, hoe men in het huis Gods moet verkeren, hetwelk is de Gemeente des levenden Gods, een pilaar en vastigheid der waarheid.” 1Tim. 3:14-15

Dit waren dan twaalf gevallen waarin de gemeente genoemd wordt naar de naam van God. Maar aangezien er maar één gemeente is, was de kwalificatie “Gods” niet altijd nodig. Daarom wordt gemakshalve gesproken over “de gemeente” of de gemeente in een bepaalde locatie. In de bijbelse aanduiding “gemeente Gods” wordt God geëerd als Maker en Eigenaar van de gemeente. Zou een aanduiding of naam waarin niet wordt aangegeven of God, de mens, of de duivel de stichter en eigenaar is van de gemeente evenveel eer bewijzen aan God? Bovendien zijn er al meer dan genoeg valse namen om de gelovigen te verdelen en te verwarren. Daarom bad de Heere Jezus Christus tot de Vader dat Hij hen zou bewaren in Zijn Naam, “opdat zij een zijn, gelijk als Wij Een zijn.” Joh. 17:22

Daarom zijn allen die zich verbinden aan een andere naam schuldig aan scheuringen en verdeeldheid.

Ten derde:

“Ik heb hun Uw woord gegeven.” Joh. 17:14

Dit sprak de Heer in Zijn gebed voor onze eenheid. Het opdringen of onderschrijven van een andere belijdenis is het maken van en toetreden tot een partij en als zodanig zonde tegen het lichaam van Christus, de gemeente. Er wordt wel gezegd, dat deze organisaties nodig zijn om de wereld te bekeren. Maar de Heere Jezus bad, dat al zijn discipelen één zouden zijn gelijk Hij en de Vader één zijn “opdat de wereld gelove.” Joh. 17:21

14. De band der gemeenschap

Wat de gelovigen in de praktijk één maakt is liefde.

“En boven dit alles doet aan de liefde, dewelke is de band der volmaaktheid.” Kol. 3:14

“Opdat hun harten vertroost mogen worden, en zij samengevoegd zijn in de liefde, en dat tot allen rijkdom der volle verzekerdheid des verstands, tot kennis der verborgenheid van God en den Vader, en van Christus.” Kol. 2:2

“Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, naaktheid, of gevaar, of zwaard? (Gelijk geschreven is: Want om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij zijn geacht als schapen ter slachting.) Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem, Die ons liefgehad heeft. Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, Noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere.” Rom. 8:35-39

15. Volmaking

Heiligmaking of volmaking is het proces waardoor de leden ook in de praktijk volkomen één worden met het lichaam en elkaar. In Zijn gebed voor eenheid bad de Heiland dat de Vader de discipelen zou heiligen, maar ook degenen die door hun woord zouden geloven; Joh. 17:20 hetgeen ook ons insluit.

“En Ik heb hun de heerlijkheid gegeven, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij een zijn, gelijk als Wij Een zijn; Ik in hen, en Gij in Mij; opdat zij volmaakt zijn in een, en opdat de wereld bekenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt.” Joh. 17:22-23

De hier genoemde verheerlijking, heiliging en volmaking duiden alle op dezelfde zaak: de eenheid van de gelovigen in het praktische leven.

“Want en Hij, Die heiligt, en zij, die geheiligd worden, zijn allen uit een; om welke oorzaak Hij Zich niet schaamt hen broeders te noemen.” Heb 2:11

“En Dezelfde heeft gegeven sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten, en sommigen tot evangelisten, en sommigen tot herders en leraars; Tot de volmaking der heiligen, tot het werk der bediening, tot opbouwing des lichaams van Christus; Totdat wij allen zullen komen tot de enigheid des geloofs en der kennis van den Zoon Gods, tot een volkomen man, tot de mate van de grootte der volheid van Christus.” Ef. 4:11-13

“Wetende dat gij niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, verlost zijt uit uw ijdele wandeling, die u van de vaderen overgeleverd is; Maar door het dierbaar bloed van Christus, als van een onbestraffelijk en onbevlekt Lam.” 1Petr. 1:18-19

De zaligheid Gods, die ons kwalificeert voor de hemel, maakt ons reeds één hier op aarde. Het hoogste doel van de dienstknechten Gods is “de volmaking der heiligen”. De gelovigen zouden komen tot “eenheid des geloofs”. Het bloed van Christus reinigt niet alleen “van alle zonde” en “van alle ongerechtigheid” 1Joh. 1:7 & 9 maar veegt ook alle valse leer terzijde. De Trooster leidt ons in heel de waarheid Joh. 16:13 hetgeen impliceert de verwijdering van alle dwaling. Deze praktische reiniging vindt weliswaar niet plaats van het ene ogenblik op het andere, maar de oprechten van hart beleven niettemin onderling deze volkomen eenheid. Daarom is er geen andere oorzaak van verdeeldheid dan zonde. Anderzijds kan eenheid slechts daar worden beleefd waar men geheiligd wordt door het Woord der Waarheid.

“Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, zo hebben wij gemeenschap met elkander, en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.” 1Joh. 1:7

Gemeenschap is uit de Geest Fil. 2:1 en wordt gevonden waar de harten gereinigd zijn. Het is de bewuste eenwording van harten die gevuld zijn met dezelfde Geest.

Misschien is het ene hart geleid in heel de waarheid en het andere niet, niettemin verbreekt dit niet de eenheid. Toch is het de plicht van hen die de waarheid kennen om in nederigheid en dienstbaarheid de ander te leiden. Onbekendheid met heel de waarheid vernietigt niet de gemeenschap, maar tegenstand tegen de waarheid doet dit wel. Wij moeten geen dwalingen goedkeuren, maar liefde en gemeenschap tonen aan hen die dwalen, zolang wij geen bewijs hebben dat zij bewust het Woord der Waarheid afwijzen. Want daar eindigt praktische gemeenschap, hoewel liefde en vriendelijkheid altijd voortduren. Afwijzing van gemeenschap uitsluitend wegens andere leerstellige opvattingen is fanatisme en onverdraagzaamheid. Maar overeenstemmen dat men niet overeenstemt en waarheid en leugen als gelijken beschouwen is babylonische verwarring.

De waarheid te kennen is ons voorrecht. De waarheid te onderwijzen is onze verantwoordelijkheid. Maar het oefenen van gemeenschap met de reinen en oprechten van hart is een onvrijwillig, spontaan en vanzelfsprekend feit.

Verdeeldheid is het resultaat van vleselijkheid.

“Want gij zijt nog vleselijk; want dewijl onder u nijd is, en twist, en tweedracht, zijt gij niet vleselijk, en wandelt gij niet naar den mens?” 1Kor. 3:3

Alleen heiligmaking vernietigt vleselijkheid en daarmee zowel sektarisme als haar oorzaak. De liefde Gods redt de ziel, harmoniseert alle harten, leidt hen in volkomen gehoorzaamheid aan de waarheid en verdrijft allen, die zich aan die waarheid niet willen onderwerpen.

16. Wat is een sekte?

Het woord “sekte” komt van het latijnse “secare” en heeft de betekenis van afsnijden, scheiden. Het woord “sectie” heeft dezelfde oorsprong. Een sekte of sectie is dus een afscheiding. Het woordenboek geeft als betekenis: “de gezamenlijke aanhangers van een godsdienstige gezindheid die op bepaalde punten afwijkt van een meer oorspronkelijke waaruit zij is voortgekomen; in de Christelijke Kerken in toepassing op groeperingen die zich afsplitsen van een kerkgemeenschap op grond van afwijkende opvattingen.” Volgens deze definitie zijn alle “christelijke kerken” en denominaties, inclusief “Rome” sekten, daar zij afsplitsingen zijn van “de ene algemene Christelijke Kerk”, n.l. het lichaam van Christus. Erkenning en aanvaarding van zulke afscheidingen of “scheuringen” van dit lichaam is zonde tegen God en veronachtzaming van Zijn Woord.

17. Wat de bijbel zegt over sekten

“Opdat geen tweedracht in het lichaam zij, maar de leden voor elkander gelijke zorg zouden dragen.” 1Kor. 12:25

“En ik bid u, broeders, neemt acht op degenen, die tweedracht en ergernissen aanrichten tegen de leer, die gij van ons geleerd hebt; en wijkt af van dezelve. Want dezulken dienen onzen Heere Jezus Christus niet, maar hun buik; en verleiden door schoonspreken en prijzen de harten der eenvoudigen.” Rom. 16:17-18

“Verwerp een kettersen mens na de eerste en tweede vermaning; Wetende, dat de zodanige verkeerd is, en zondigt, zijnde bij zichzelf veroordeeld.” Tit. 3:10-11

“En er zijn ook valse profeten onder het volk geweest, gelijk ook onder u valse leraars zijn zullen, die verderfelijke ketterijen bedektelijk invoeren zullen, ook den Heere, Die hen gekocht heeft, verloochenende, en een haastig verderf over zichzelven brengende; En velen zullen hun verderfenissen navolgen, door welke de weg der waarheid zal gelasterd worden. En zij zullen door gierigheid, met gemaakte woorden, van u een koopmanschap maken; over welke het oordeel van over lang niet ledig is, en hun verderf sluimert niet.” 2Petr. 2:1-3

“En uit uzelven zullen mannen opstaan, sprekende verkeerde dingen, om de discipelen af te trekken achter zich.” Hand. 20:30

“Want eerstelijk, als gij samenkomt in de Gemeente, zo hoor ik, dat er scheuringen zijn onder u; en ik geloof het ten dele; Want er moeten ook ketterijen onder u zijn, opdat degenen, die oprecht zijn, openbaar mogen worden onder u.” 1Kor. 11:18-19

Wij zien in deze verzen dat valse leringen in de praktijk gelijk zijn aan scheuringen en verdeeldheid. Paulus verklaarde de broeders in Korinthe vleselijk, omdat zij betrokken waren in partijen:

“En ik, broeders, kon tot u niet spreken als tot geestelijken, maar als tot vleselijken, als tot jonge kinderen in Christus. Ik heb u met melk gevoed, en niet met vaste spijs; want gij vermocht toen nog niet; ja, gij vermoogt ook nu nog niet. Want gij zijt nog vleselijk; want dewijl onder u nijd is, en twist, en tweedracht, zijt gij niet vleselijk, en wandelt gij niet naar den mens? Want als de een zegt: Ik ben van Paulus; en een ander: Ik ben van Apollos; zijt gij niet vleselijk?” 1Kor. 3:1-4

Elders classificeert de apostel tweedracht tussen:

“Afgoderij, venijngeving, vijandschappen, twisten, afgunstigheden, toorn, gekijf, tweedracht, ketterijen,” en zegt “dat die zulke dingen doen, het Koninkrijk Gods niet zullen beërven.” Gal. 5:20-21

God helpe de gelovigen te vluchten uit deze partijen en volmaakt te zijn in Christus. Waar Gods Woord deze partijen afwijst kunnen zij niet Zijn gemeente zijn.

18. Doop en avondmaal

Het Nieuwe Testament toont duidelijk dat de Heere Jezus Christus doop en avondmaal aan Zijn gemeente heeft gegeven. Maar wij behoeven niet toe te treden tot een sekte om daaraan deel te kunnen hebben. Zij zijn niet gegeven aan bepaalde instituten maar aan het lichaam van Christus ter exclusieve onderhouding door zijn leden.

19. Samenkomen buiten een sekte

Is het zo dat kinderen Gods niet kunnen samenkomen om Hem te eren tenzij zij dat doen in de naam van een sekte, een andere naam dan die waarin Christus ons zei te vergaderen? Gode zij dank dat het geen probleem is om samen te komen buiten alle sekten of denominaties. Maar sektariërs zijn in feite zo blind dan zij denken dat de gelovigen niet kunnen samenkomen tot Zijn eer of enige vorm van genade kunnen ontvangen, tenzij zij toetreden tot een menselijke organisatie, alsof zo’n organisatie kan zalig maken en niet Christus alleen.

20. De zichtbare gemeente

Een veel gehoord argument voor sektarisme is dat de kerk onzichtbaar is zolang die niet door mensen is georganiseerd. De Heilige Geest, Die de gemeente organiseert is inderdaad onzienlijk, maar Zijn organisatie niet! Zoals de onzichtbare wind, een symbool van de Geest, zichtbare effecten produceert, zo is de gemeente Gods een zichtbaar resultaat van Zijn onzienlijke kracht. Waar de gemeente bestaat uit mannen en vrouwen is en was zij altijd zichtbaar en behoefde geen sekte-stichter om haar zichtbaar te maken. Paulus richtte zich niet tot ontlichaamde geesten toen hij schreef:

“En gijlieden zijt het lichaam van Christus, en leden in het bijzonder.” 1Kor. 12:27

Ook is het niet alleen de inwendige mens die deel uitmaakt van de gemeente.

“Weet gij niet, dat uw lichamen leden van Christus zijn?” 1Kor. 6:15

En onze zichtbare lichamen worden niet plotsklaps onzichtbaar wanneer God ons een plaats geeft in het lichaam van Christus, totdat een sekte-leider ons organiseert tot zichtbaarheid. Niet alleen zijn de leden van de gemeente zichtbaar, maar de organisatie zelf ook! Alle gaven of bedieningen, die samen als de organen van het lichaam de goddelijke organisatie gestalte geven, worden in volle zichtbaarheid uitgeoefend door de onzichtbare werking van..

“Een God en Vader van allen, Die daar is boven allen, en door allen, en in u allen” Ef. 4:6

en

“Die alles in allen werkt.” 1Kor. 12:6

21. Een nieuwe sekte?

Moeten wij, wanneer wij een sekte verlaten, weer een nieuwe sekte vormen? Indien dat zo was zou sektarisme een zonde zijn waaraan niet viel te ontkomen. Maar de stem uit de hemel zegt:

“Gaat uit van haar, Mijn volk, opdat gij aan haar zonden geen gemeenschap hebt.” Op. 18:4

Er is dus een uitweg

“welke de heilige weg zal genaamd worden; de onreine zal er niet doorgaan, maar hij zal voor deze zijn; die dezen weg wandelt, zelfs de dwazen zullen niet dwalen.” Jes. 35:8

Als een zondaar tot geloof komt en wedergeboren wordt uit de Geest, wordt hij daardoor lid van de gemeente Gods, maar niet van een sekte. En aangezien de Bijbel geen opdracht geeft om tot een menselijke organisatie toe te treden, kan hij geloven en geleid worden in heel de waarheid zonder ooit tot een sekte toe te treden. En daarom kan elke gelovige op aarde hetzelfde doen. En voorzover een willekeurig aantal gelovigen door misleiding toch in een menselijk instituut is terechtgekomen, is er niets wat hen kan beletten uit te treden om daarna slechts lid te blijven van de gemeente, die het lichaam is van Christus. Maar indien zij daarna zich verenigen om weer een eigen belijdenis te creëren vormen zij weer een eigen sekte. Op deze manier wordt niet de gemeente van de levende God gebouwd! Die is het resultaat van mannen en vrouwen die gered zijn door de Heere Jezus Christus en die daarom door de Heer “bekwamelijk samengevoegd en samen vastgemaaktEf. 4:16 worden door “de volmaakte band“. Kol. 3:14

De vraag is niet: Welk systeem is het meest praktische om te aanvaarden als basis van eenheid? Maar: Op welk fundament staan alle gelovigen feitelijk en noodzakelijk? Door te “blijven in Hem” en daarmee in Zijn lichaam staan alle gelovigen in de hemel en op aarde op dat éne fundament. Alleen in die positie zijn wij één en zijn wij geheiligd en staan wij voor God vrij van sektarisme. Omdat elke verstandige bijbellezer weet, dat geen enkele “kerk” de gemeente Gods is, en omdat elke “kerk” zowel gelovigen als ongelovigen samenbindt, en omdat zelfs de meest misleidden erkennen dat een kerk niemand kan zaligmaken, en omdat Christus alleen ons kan redden en bewaren, en omdat wij slechts volmaakt zijn in Christus, Kol. 2:10 waarom dan niet slechts lid zijn van Hem en daarmee van Zijn lichaam, de Gemeente Gods?

Als er dan geen kerken zijn in de hemel, waarom dan wel op aarde? Waarom de wijsheid van Christus beledigd door het idee dat de gemeente waarvan Hij Fundament en Hoofd is niet praktisch genoeg is en één of meerdere mensen een betere hebben gesticht die onze voorkeur verdient? Wij doen een beroep op alle gelovigen om zich los te maken van alle sektarische banden en zich te laten voegen tot de:

“éne algemene Christelijke Kerk”, het “huis Gods, de pilaar en vastigheid der waarheid.” 1Tim. 3:15

'k Dien geen partij of sekte,
Ook daarvan maakt Hij vrij;
'k Behoor tot Zijn gemeente,
En dat is genoeg voor mij.

Lied 494 uit de bundel van Joh. De Heer.

door Ab Klein Haneveld

https://www.bijbelspanorama.nl/

https://www.bijbelstudie.nl/