DE BETEKENIS VAN DE NAAM JEZUS CHRISTUS

Eén van de oorzaken van de vervreemding van de Joden van Jezus Christus is juist Zijn naam. Deze naam, die de christenen vereren, is voor de Joden een synoniem geworden van “vervolging”. Bovendien heeft deze naam de Joden afkerig gemaakt door de niet-Joodse – de niet-Hebreeuwse – klank. Hij komt immers niet voor in het Hebreeuwse Oude Testament!

Maar is dat zo? Komen de namen Jezus en Christus niet voor in het Oude Testament? In eerste instantie stellen wij een wedervraag, namelijk: “Kunnen wij ergens in het Oude Testament de naam Mozes vinden?” En hoewel de eerste gedachte zal zijn, dat het Oude Testament vol staat met de naam van Mozes, stellen wij bij nader inzien vast, dat wij in de Hebreeuwse Schriften (het Oude Testament) tevergeefs zoeken naar de naam Mozes, omdat “Mozes”, evenals “Jezus” en “Christus”, van het Grieks is afgeleid. Mozes is in het Hebreeuws “Moshe” en Christus is in het Hebreeuws “Mashiach” (Messias).

Menigeen zal wel vreemd opkijken, als hij hoort, dat onze Heiland door de Joden, onder wie Hij leefde, nooit “Jezus Christus” werd genoemd. Nog meer zal het bevreemding wekken te vernemen, dat de engel, die de geboorte van onze Heiland aankondigde, niet gesproken heeft tot een maagd, die Maria heette en dat hij van het kind niet gezegd heeft, dat het “Jezus” zou worden genoemd.

Jezus was een Jood, geboren in Palestina, een land waar Hebreeuws (of wellicht Aramees) werd gesproken. Toen de engel sprak tot de Hebreeuwse vrouw, die wij “Maria” noemen, maar die eigenlijk “Mirjam” heette, gebruikte de engel niet de naam “Jezus”, maar “Yeshua”.

De Joden hebben zich er altijd aan gehouden hun kinderen Hebreeuwse namen te geven. Als u eens een echte orthodoxe Jood ontmoet, zult u zien, dat hij lange bakkebaardjes heeft, die eindigen in een krul. De orthodoxe Jood gelooft, dat bij zijn sterven de engel des doods komt en hem vraagt naar zijn naam. Als hij dan zijn Hebreeuwse naam opgeeft, grijpt de engel hem bij zijn bakkebaarden, waarbij de krullen dienst doen als haken, en voert hem zo ten hemel. Maar als hij geen Hebreeuwse naam heeft, of hij is die vergeten, dan ziet het er slecht voor hem uit.



Een gewone naam.

In oudtestamentische tijden was de naam Yeshua, het Hebreeuws voor Jezus, zeer algemeen. Jozua, de opvolger van Mozes, droeg die naam. Lukas gebruikt de naam Jozua eigenlijk in zijn griekse vorm “Jezus”. Hand. 7:45 info

Hij ontleende dat aan de Septuaginta; de vertaling van het Oude Testament uit het Hebreeuws in het Grieks, waaraan volgens de traditie begonnen is ongeveer drie eeuwen voor Christus door 70 rabbijnen. De auteur van één van de oudtestamentische apocriefe boeken werd daarin genoemd “Jezus, zoon van Sirach”.

De betekenis van Yeshua

In zijn werkwoordsvorm betekent yeshua: redden. Als zelfstandig naamwoord betekent het: redder, bevrijder en ook redding, verlossing of heil. In de Hebreeuwse Bijbel komt het woord veel voor, maar wordt het ook gebruikt voor de Verlosser? In onze vertalingen wordt in Jes. 62:11 “yeshua” vertaald door “heil”; maar in de Septuaginta is het vertaald door “Verlosser”. En terecht, want Yeshua is een persoon. In de Septuagint lezen we:

“Want de Heere heeft doen horen tot aan het einde der aarde: Zegt der dochter Sions: Zie uw Verlosser (Yeshua) komt, zie Zijn loon is met Hem en Zijn arbeidsloon is voor Zijn aangezicht.” Jes. 62:11

Als wij nu overal waar “Yeshua” voorkomt, dit vervangen door “Jezus”, doen wij verrassende ontdekkingen. Jesaja 12:2, 3, luidt dan als volgt:

“Zie, God is mijn Jezus, ik zal vertrouwen en niet vrezen; want de Heere Heere is mijn sterkte en psalm, en Hij is mij tot Jezus geworden. En gij zult water scheppen met vreugde uit de fonteinen van Jezus.” Jesaja 12:2, 3

In de oren van de christenen hebben deze woorden een vertrouwde klank. Zie maar Joh. 7:37, 38:

“En Jezus riep, zeggende: Zo iemand dorst heeft, die kome en drinke. Die in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt: stromen des levenden waters zullen uit Zijn binnenste vloeien.” Joh. 7:37, 38

Deze woorden heeft Jezus gesproken op de 7e dag, de laatste dag van het Loofhuttenfeest (hebr.: Succoth). Deze dag heet: Hoshanna Rabba, d.w.z. “de grote verlossing.” Op die dag werden de woorden van Jes. 12:1-3 telkens opnieuw herhaald, terwijl de priester in een gouden vat water haalde uit het badwater Siloam en naar de tempel droeg. De Joden gebruikten toen dus herhaaldelijk de naam “Yeshua” (Jezus).

Eigenlijk zei de Heere Jezus dus tot de Joden: “Ik ben het over Wie u spreekt. Ik ben Jehova de Verlosser.”

De betekenis van Yehoshua

Jezus is “Jehova, de Verlosser.” De meeste Bijbel-onderzoekers menen, dat Jezus de aardse naam is van de Christus. En inderdaad: God Zelf heeft de naam Jezus door de engel bekend gemaakt aan Maria.

Maar de naam zelf spreekt wel degelijk ook over Zijn Godheid. Yeshua is namelijk een samentrekking van de langere naam Yehoshua, hetgeen betekent: “Jehova de Verlosser.” Het boek Jozua heet in het Hebreeuws: Sepher Yehoshua. Deze langere naam staat ook in het eerste vers van het boek en verder in de hele eerste periode van de geschiedenis van Israël. Eerst in het boek Nehemia, 8:8 komt de verkorte naam Yeshua voor.

De naam Jehova is pas in gebruik gekomen in de 10e eeuw na Christus, toen de Europeanen het waagden een naam uit te spreken die de Joden zelf niet konden of durfden uitspreken vanwege zijn heiligheid. De Joden gebruikten er andere namen voor zoals Adonai (Heere), of duidden Hem aan als “de Eeuwige”of “de Almachtige”. Nu is de naam Jehova afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord “hava” d.i. bestaan. Jehova betekent dus “Ik besta” of “Ik Ben”.

U kunt nu begrijpen, waarom de Joden Jezus wilden stenigen, toen Hij zei: “Eer Abraham was, Ik Ben”. Joh. 8:58

Jezus gebruikte hier de allerheiligste Naam van God en paste die toe op Zichzelf. Voor de Joden was dit een godslastering, die naar de wet Lev. 24:16 bestraft moest worden met steniging.

Hoewel de Joden toen en nu ontkennen, dat Jezus en Jehova dezelfde zijn, is er toch een rabbijnse overlevering, dat Jezus die naam gestolen zou hebben uit de boekrol in de tempel en in Zijn dij gestoken. Door het bezit van deze onuitsprekelijke naam ontving Hij bovennatuurlijke kracht, de macht om wonderen te verrichten.

In het licht van deze overlevering krijgt Op. 19:16 een buitengewone betekenis. Nadat in de vorige verzen gesproken is over de wederkomst van Christus in heerlijkheid, lezen wij:

“En Hij heeft op Zijn kleed en op Zijn dij deze naam geschreven: Koning der koningen en Heer der heren.”  Op. 19:16

Jehova is de Messias

Iedere Jood, die nadenkt over Jer. 23: 5, 6, zal ontdekken, dat de Messias recht heeft op de naam Jehova:

“Zie de dagen komen, spreekt de Heere, dat Ik aan David een rechtvaardige Spruit zal verwekken; Die zal als koning regeren en verstandig handelen, Die zal recht en gerechtigheid doen in het land. In Zijn dagen zal Juda behouden worden en Israël veilig wonen en dit is Zijn naam, waarmede men Hem zal noemen: Jehova, onze Gerechtigheid.” Jer. 23: 5, 6

Er zijn inderdaad enige vooraanstaande rabbijnen, die deze profetie toepassen op de Messias. De “Targum Johathan”, de oudste van al de rabbijnse verklaringen van de Hebreeuwse geschriften (daterend van ongeveer 300 vóór Christus) verklaart met nadruk, dat dit een Messiaanse profetie is. Ja, Jezus is “Jehova, onze Gerechtigheid.” Hier hebben we het evangelie samengevat in één naam!

Laten we nu lezen Jes. 64:6:

“Wij zijn allen geworden als een onreine, al onze gerechtigheden als een bezoedeld kleed; wij vielen allen af als het loof en onze ongerechtigheden voerden ons weg als de wind.” Jes. 64:6

Maar als wij Yeshua Ha-Maschiach (Jezus, de Christus) aannemen als onze Heer en Heiland, dan ziet God onze bezoedeling niet, omdat wij bekleed zijn met Christus’ kleed der gerechtigheid. Hij heeft ons gewassen en rein gemaakt. Het bloed, dat Hij heeft gestort, reinigt ons van alle vlekken. Als Jezus alleen een gewoon mens was geweest, dan had Hij geen vergeving voor ons kunnen aanbrengen en ons niet rein kunnen maken. Maar als “Jehova, onze Gerechtigheid” kan en doet Hij dat.

De naam Jehova wordt in al de Hebreeuwse Bijbelboeken gebruikt, om Gods liefde en genade te openbaren.

“Jehova is mij tot heil geworden.” Jes. 12:2

“Gij zult Hem de naam Jezus geven, want Hij is het, die Zijn volk zal redden van hun zonden.” Mat. 1:21

Als Jezus niet Jehova was, had Hij niet kunnen zeggen:

“Zoon, uw zonden zijn u vergeven.” Mat. 9:2

Van al de namen, waarmede de Messias genoemd wordt, is de naam Yeshua (Jezus) het meest passend en het meest betekenisvol.

De betekenis van Christus

Oorspronkelijk was het woord “Christus” geen naam, maar een titel. In Joh. 20:31 lezen we:

“Maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus.” Joh. 20:31

Wat bedoelde Hij daarmee? Wel, Hij wilde zeggen, dat Jezus de Messias is. In het Hebreeuws wordt Hij genoemd: “Yeshua Ha-Mashiach”, wat in onze taal betekent: “Jezus, de Christus.”

Letterlijk vertaald betekent Mashiach “gezalfd” en verwijst naar het gebruik, waarbij de Hebreeuwse koning, priester en soms ook profeet werd afgezonderd van het volk voor zijn speciale ambt. Jezus bekleedt alle drie deze ambten. Daarom is Hij de Messias, de Gezalfde. De Koning, Priester en Profeet.

Het woord “Christus”, in zijn Griekse vorm “Christos”, wordt gevonden in het oudste Oude Testament, dat vandaag bestaat, nl. de Griekse Septuaginta. Deze vertaling is 1200 jaar ouder dan de Hebreeuwse tekst, die vandaag bij vele vertalingen wordt gebruikt. Zeventig van de beste rabbijnen in Israël vertaalden de Hebreeuwse Schriften in het Grieks, drie eeuwen voor Christus! Wanneer deze experts in de Hebreeuwse taal het woord “Mashiach” tegenkwamen, vertaalden zij dat met het Griekse woord “Christos”. Zij waren het, die ons het woord “Christus” gegeven hebben.

De naam Christus steunt daarom op het beste rabbijnse gezag, dat een Jood zich maar wensen kan. De Septuaginta werd later zeer populair in Israël. Dat is de reden, waarom bijna alle aanhalingen uit het Oude Testament, die wij vinden in het Nieuwe, ontleend zijn aan de Septuaginta.

Christus in de septuaginta

Laten we de tweede Psalm eens opslaan. In het tweede vers staat in de Hebreeuwse tekst het woord “Mashiach”. De Septuaginta vertaalt het met “Christus”. Vandaar, dat we in Hand. 4:25 en 26, waarin Lukas de eerste twee verzen van Psalm 2 aanhaalt, ook de naam “Christus” vinden. In de prachtige profetie over de Messias in Dan. 9:25 en 26, komt twee maal het woord “Mashiach” voor in de Hebreeuwse tekst. En in beide gevallen hebben de “zeventig” dit woord vertaald met “Christus”.

In het negende hoofdstuk van het boek Daniël heeft God de juiste tijd gegeven, wanneer de Christus (Mashiach) zou komen. Niet alleen in jaren, maar Hij verklaarde ook, dat de Mashiach zou komen als de tempel nog zou bestaan.

God voorzegde hier ook, dat hij een gewelddadige dood zou sterven.

Tevens wordt voorzegd, dat na Zijn dood de tempel en Jeruzalem zouden worden verwoest.

Deze ramp heeft plaatsgehad, omdat de Joden Gods Messias hebben verworpen.

Zowel Psalm 2 als Dan. 9 en andere profeten hebben voorzegd, dat zij Hem zouden verwerpen. Zullen onze Joodse tijdgenoten voortgaan met Hem te verwerpen? Of willen zij de oordelen Gods ontvlieden? Dat kan, als zij gehoor geven aan wat de apostel Johannes schrijft:

“Maar deze (woorden) zijn geschreven, opdat gij gelooft dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en opdat gij gelovende het leven hebt in Zijn Naam.” Joh. 20:31

De apostel Petrus voegt eraan toe:

“En de zaligheid is in geen ander, want er is ook onder de hemel geen andere Naam, die onder de mensen gegeven is, door welke wij moeten zalig worden.” Hand. 4:12

Door Ab Klein Haneveld

https://www.bijbelspanorama.nl/

https://www.bijbelstudie.nl/