TWEE NATUREN

“…Wie uit God geboren is, zondigt niet …” 1 Joh. 3:9

Wie gelooft in Christus, heeft twee persoonlijkheden. Dat “dubbelleven” kan hem verwarren. Daarom moet hij zichzelf leren zien, zoals God hem ziet. Zijn nieuwe leven (door wedergeboorte) is geborgen in Christus en vrij van zonde. De oude, vleselijke mens zondigt, maar is voor God dood. Daarom mag de christen zijn natuurlijke status als “afgelegd” beschouwen. Worstelt hij tòch met een schuldgevoel, wegens in zijn lichaam bedreven zonden, dan mag hij die belijden in de zekerheid van vergeving. Wetend dat hij in een nieuw lichaam zondeloos zal zijn.

“Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, zo verleiden wij onszelven, en de waarheid is in ons niet. Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve, en ons reinige van alle ongerechtigheid. Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, zo maken wij Hem tot een leugenaar, en Zijn woord is niet in ons.” 1Joh. 1 : 8 – 10 info

“Mijn kinderkens, ik schrijf u deze dingen, opdat gij niet zondigt. En indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij den Vader, Jezus Christus, den Rechtvaardige; En Hij is een verzoening voor onze zonden, en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden der gehele wereld.” 1Joh.2:1,2


1. Inleiding

Het bijzondere van dit Schriftgedeelte is dat hier op een wat moeilijke wijze gesproken wordt over twee verschillende dingen die niet eenvoudig met elkaar in overeenstemming te brengen zijn. Aan de ene kant wordt gezegd: “Indien wij zeggen dat wij geen zonde hebben, zo verleiden wij onszelven, en de waarheid is niet in ons”. Aan de andere kant wordt in hetzelfde Schriftgedeelte gesproken over de vergeving van zonden die wij hebben ontvangen in de Here Jezus Christus. Hij is volgens hoofdstuk 2 : 1 onze Voorspraak (letterlijk Trooster) bij de Vader.Hij is de Rechtvaardige Die immers, volgens vers 2, verzoening is voor onze zonden. Dat wij zondaren zijn en gezondigd hebben staat derhalve tegenover dat wij Iemand hebben die onze zonden wegneemt.

2. Verzoening

Eerst moet worden vastgesteld dat het voorgaande niet betrekking heeft op zondaren in het algemeen, maar op gelovigen. -info- In 1 Johannes 2 : 2 wordt verschil gemaakt tussen verzoening voor onze zonden en die der gehele wereld. Uit zo’n uitspraak blijkt dat de brief is geschreven aan gelovigen, voor wie de Heer verzoening is voor de zonden. Voor zover er verzoening is voor de gehele wereld, is die er ook alleen in de Here Jezus Christus. Het bijzondere is echter dat in het begin van de brief gezegd wordt:

” Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, zo verleiden wij onszelven, en de waarheid is in ons niet.” 1Joh.1:8

En aan het eind van de brief:

” Wij weten, dat een ieder, die uit God geboren is, niet zondigt; maar die uit God geboren is, bewaart zichzelven, en de boze vat hem niet.” 1Joh.5 :18

Daar tussenin vinden we in hoofdstuk 3:

” Een ieder die uit God geboren is, die doet de zonde niet, want Zijn zaad blijft in hem, en hij kan niet zondigen; want hij is uit God geboren.” 1Joh.3 :9

Niet alleen staat er in hoofdstuk 5:18 dat een ieder die uit God geboren is niet zondigt, in hoofdstuk 3 : 9 staat zelfs dat hij niet kán zondigen. De gedachte alleen al dat wat uit God geboren is zou kunnen zondigen, wordt als absurd beschouwd. De vraag is echter of wij uit God geboren zijn. Alleen op grond van geloof kan het antwoord ja zijn. Een gelovige is uit God geboren. Of iemand dat zelf weet, heeft er niets mee te maken. Niemand kan zichzelf geboren laten worden, het gebeurt gewoon. God brengt het nieuwe leven voort. Hij is de bron van de wedergeboorte.

3. Zonde versus zonden

Met dit in gedachte is de vraag hoe het zit met 1 Johannes 1:8 en 10.

“Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, zo verleiden wij onszelven, en de waarheid is in ons niet. Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, zo maken wij Hem tot een leugenaar, en Zijn woord is niet in ons.” 1Joh.1:8,10

Dat staat lijnrecht tegenover “wat uit God geboren is, zondigt niet” en kan zelfs niet zondigen. Als wij zeggen dat we uit God geboren zijn, zeggen we dat we zonder zonde zijn; ja we zeggen zelfs dat we niet eens kúnnen zondigen. Wie zijn we dan als we vervolgens zeggen dat we wel zonden hebben? Zijn we dan wedergeboren of toch niet? Het blijkt in de praktijk dat er gelovigen zijn die óf de ene gedachte óf de andere aanhangen. Er zijn veel mensen in Nederland die beweren dat wij allemaal zondaren zijn. Wij zijn weliswaar christelijk, behorend bij een kerk maar desalniettemin “zondaren, verkocht onder de zonde”. Dit zijn overigens Bijbelse uitspraken en er zijn hierbij Schriftplaatsen genoeg aan te wijzen. Als wij tegen hen zeggen dat we van die zonde verlost kunnen worden, dat die macht der zonde tenietgedaan kan worden, komen zij met een Bijbels antwoord gebaseerd op 1 Johannes 1 : 8.

“Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, zo verleiden wij onszelven…” 1Joh. 1: 8

En zo vertellen ze in feite dat je met een ingebeelde hemel naar de hel gaat. Andersom komt het ook voor. Als wij zeggen dat wij last hebben van de zonde, is er altijd wel een broeder of zuster die zegt dat de Here Jezus onze zonden heeft weggedaan en dat iemand die wedergeboren is op grond van geloof, niet kan zondigen. Waar zitten we dan nog over in? In Romeinen 8 : 38, 39 staat:

“Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, Noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere.” Rom.8:38, 39

Wat doen we nu weer met deze uitspraak? Zijn we nu zondaren of zijn we dat niet? Het antwoord is: Wij zijn verloste zondaren! De zaak is namelijk dat er twee totaal verschillende manieren zijn om een gelovige te bezien. De Heilige Geest gebruikt via Johannes die twee manieren naast elkaar. De meeste mensen kennen van huis uit maar één manier. Ook al gedraagt iemand zich netjes en is op zondag netjes gekleed, de dames inclusief hoedje, aan de buitenkant blijven het gewoon zondaren. Er zijn uitspraken over die net zo bekend zijn als “Je gaat met een ingebeelde hemel de hel in”. Een minstens even bekende uitspraak is: ‘Op zondag zitten ze voor in de kerk en de rest van de week blijken het gewoon zondaren te zijn”.

Maar wie heeft gezegd dat ze dat ‘s zondags niet zijn? Wie heeft gezegd dat je als zondaar niet naar de kerk mag? Wie heeft gezegd dat de kerk alleen is voor nette mensen? Of juist niet voor nette mensen? Een mens, of hij nu een gelovige is of niet, blijft altijd een zondaar. Dat houdt pas op als die mens sterft. Als wij beweren, omdat de Schrift dat leert, dat wij geen zondaar meer zijn voor God dan komt dat omdat wij voor God ook daadwerkelijk gestorven zijn. Dat is weliswaar in strijd met onze waarneming, waarschijnlijk ook in strijd met onze gevoelens, maar het belangrijkste is dat het niet in strijd is met de wet Gods. Want:

“..Die gestorven is, is gerechtvaardigd van de zonde.” Rom.6 : 7

Er is Iemand Die in de plaats van ieder mens gestorven is, volgens de apostel Paulus. In 2 Korinthe 5 : 15 zegt de apostel het zo:

“… indien Eén voor allen gestorven is, zij dan allen gestorven zijn. En Hij is voor allen gestorven, opdat degenen, die leven, niet meer zichzelven zouden leven, maar Dien, Die voor hen gestorven en opgewekt is..” 2 Kor.5 : 15

Als allen zondaren waren en allen zijn gestorven, zijn ze dus nu geen zondaren meer. Ze zijn dood; niet in de praktijk, maar wel degelijk voor de wet. Het omgaan met zonde, de tegenhanger van omgaan met gerechtigheid, is een kwestie van het recht dat God hanteert. Hij heeft Zijn Zoon geofferd in de plaats van de wereld. In ieder geval in de plaats van de zondaar en dat betekent dat Zijn dood wordt toegerekend aan elke gelovige. Zelfs meer dan alleen alleen aan de gelovige, namelijk tot op heden aan de gehele schepping.

Vandaar dat wij met zoveel vrijmoedigheid, net zoals de apostel Paulus in 2 Korinthe 5, het evangelie prediken aan een wereld waarvan we uit de Schrift geleerd hebben dat die hele wereld, in ieder geval de hele mensheid, dood is. Dood omdat Eén Zijn leven gaf voor die mensheid. Eén stierf voor allen, zei Paulus, en dus zijn allen gestorven. Daarom prediken wij hen het evangelie. Zij zijn dood, dus wat hebben zij nodig? De prediking van nieuw leven uit de dood! Niet de prediking van een verbeterd leven of een veranderd leven, maar nieuw leven uit of na de dood. Dat is een boodschap die alleen gepredikt kan worden aan doden.Want wat moet je met leven uit de dood als je nog niet gestorven bent? Het punt is dat allen zijn gestorven, omdat Eén voor allen stierf.

4. Recht

Dat God zo “gerekend” heeft, is te vergelijken met de hantering van het recht. Dat gebeurt op grond van wat geschreven is en ook de uitvoering daarvan is administratief. Het wordt “boekhoudkundig” bijgehouden. De gedachte is dat toen de Here Jezus stierf aan het kruis van Golgotha, uw en mijn naam als het ware uitgedaan werden uit de administratie. Gestorven. Niet feitelijk, de facto, maar wettig, de jureDit zijn plechtige termen afkomstig uit algemeen aanvaard jargon. Zo rekent de wet.Wat er gebeurd is, is dat de mens gestorven is voor God en dat aan hen de boodschap wordt gepredikt van nieuw leven, van wedergeboorte, van leven uit de dood. Aangezien de dood waarover we spraken in feite de dood is van de Here Jezus, is het zo dat het leven dat gepredikt wordt, het leven is van de opgewekte Here Jezus Christus. Dat is het leven waaraan wij deel kunnen krijgen. Degenen die geloven in de Here Jezus Christus, hebben het leven van Hem ontvangen en op grond daarvan staan zij ingeschreven in een ander boek. In het boek van die nieuwe schepping. Ik bedoel niet het “Boek des Levens” en ook niet als Bijbels voorbeeld. Het gaat om het principe. Toen wij stierven werden wij uit het ene boek – het boek van die oude schepping – uitgedaan. Er staat dezelfde datum voor als die van de kruisiging van de Here Jezus. Daarna zijn wij als gelovigen, voor zover wij geloven, ingeschreven in een ander boek. In een boek dat boven is.

Hebreeën 12 : 23 zegt dat onze namen zijn opgeschreven in het Jeruzalem dat boven is.

“Maar gij zijt gekomen ………. Tot de algemene vergadering en de Gemeente der eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn.” Hebr. 12 : 22,23

Dat wil zeggen dat we eerstelingen geworden zijn van een nieuwe schepping en we zijn daar burgers van geworden. Als ik of u als gelovige ooit voor God komt te staan en u meldt zich bij wijze van spreken en er wordt gevraagd wie u bent, dan zegt u uw naam. U moet zich dan voorstellen dat er twee boeken zijn, die van de oude en van de nieuwe schepping. Het gaat er dan om in welk boek u staat. Dat is nu ook al zo. Ook nu kunnen wij ons wenden tot de Heer. Wij spreken de Heer rechtstreeks aan in gebed. De vraag is ook dan wie u bent. Op grond waarvan meldt u zich. Wat zijn de problemen? Waar is het archief? Wat staat er over u genoteerd? De vraag is dan in welk boek u staat. Bent u die zondaar of bent u die hemelburger, die weliswaar in het buitenland reist (hier beneden als pelgrim), maar die wel degelijk hemels burgerrecht, het burgerschap van de nieuwe schepping, heeft ontvangen.

In welk boek staat u? Niet in allebei, dat kan niet. Nieuw leven ontvang je na de dood en niet tegelijkertijd. Volgens de wet gaat dat niet. In de praktijk leven wij wel met twee naturen tegelijkertijd, maar we hebben het over de toepassing van Gods wet. Het punt is dat wij na de dood en opstanding van de Here Jezus Christus opgewekt zijn en eerstelingen geworden zijn van de nieuwe schepping. Daarom staan wij ingeschreven in de hemel zelf, als hemelburgers, als kinderen Gods. Als wij ons melden bij de Heer, als wij Hem aanspreken of als Hij ons zoekt, dan zoekt Hij ons omdat we Zijn kinderen zijn. Wij zijn als een nieuw schepsel Zijn eigendom. Dat zijn twee totaal verschillende dingen. Het is óf de oude mens óf de nieuwe mens. Voor God zijn wij slechts als gelovigen die nieuwe mens. Voor God zijn we naar de oude mens dood. Net zo dood als Jezus van Nazareth. U moet goed bedenken dat het offer van de Here Jezus gebracht werd door God Zelf. Je maakt Hem niets wijs. Je kunt Hem niet claimen nog rechten te hebben in deze oude wereld. Hij weet Zelf veel te goed wat het gekost heeft om die rechten maar ook die lasten van die oude schepping weg te nemen. Je kunt niet als natuurlijk mens tot de Heer gaan als je een gelovige bent.

Stelt u zich ter illustratie eens voor dat de Heer gaat zoeken in dat boek en uw naam staat er niet in. Het staat er wel, maar met een streep erdoor. Zo ligt de situatie voor God. U staat wel in het andere boek, maar die persoon kan geen problemen hebben. Geen problemen van de zonde in ieder geval. Wat uit God geboren is, zondigt namelijk niet. Wij zijn kinderen Gods die in de toekomst aangesteld worden als zonen. Dat is ook precies wat in deze Johannesbrief naar voren gebracht wordt. Het probleem is echter dat dat wat voor God juridisch vast staat, namelijk onze dood naar de oude mens en ons leven naar de nieuwe mens, in de praktijk er wat anders uitziet. Onze namen zijn bij wijze van spreken wel doorgestreept in dat boek van die oude schepping,maar niettemin leven wij nog. Zoveel bijzonders is dat trouwens niet en zo lang duurt het ook niet meer.

“Gelijk het gras is ons kortstondig leven”…, zegt Psalm 103:15,16

Het punt is dat dat leven feitelijk te verwaarlozen is ten opzichte van dat eeuwige leven dat wij in Christus hebben ontvangen. Wij zitten er nog mee en dat zeggen we ook tegen elkaar. Het enige alternatief dat ons geboden wordt, is dan ook onze aandacht zoveel mogelijk te richten op dat nieuwe leven dat we in Christus hebben ontvangen. Dat behoort onze realiteit te zijn. Die realiteit is dat wij geen zondaren zijn, hoewel we waarschijnlijk last hebben van de zonde in ons leven, maar voor God zijn we volmaakt in Hem. Niet omdat we zo ons best doen of omdat we zo goed geheiligd worden of netjes leven. De eenvoudige reden is dat aan ons leven, het leven waarvoor wij voor God bestaan, het leven van Christus, niets mankeert.

Daarvan wordt gezegd in Kolossenzen:

“Want in Hem woont al de volheid der Godheid lichamelijk; en gij zijt in Hem volmaakt, Die het Hoofd is van alle overheid en macht;…” Kol. 2 : 9, 10

Wat vervolgd wordt met:

” Indien gij dan met Christus de eerste beginselen der wereld zijt afgestorven,…” Kol. 2 : 20a

en

” .. zo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Want gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God.” Kol. 3 : 1b,2,3

Op hetzelfde moment zijn dus twee tegenovergestelde dingen waar. Het ene is dat u dood bent en het andere dat u leeft. Het is allebei waar. Dat komt omdat die dood betrekking heeft op de oude mens en dat leven op de nieuwe natuur. Als ik zeg dat u dood bent, slaat dat op Adam, uw Adamitisch leven. Als ik zeg dat u leeft als gelovige, slaat dat op het leven van de tweede Adam, namelijk het leven van Christus Zelf. Zo sterfelijk als het leven van de eerste Adam is, zo levendmakend is het leven van de laatste Adam. Zo gebrekkig als het eerste leven is, zo volmaakt is het tweede, dat van Christus. Wij dienen te bedenken dat Gods realiteit een andere is dan de onze. Onze realiteit is dat we volkomen verward zitten met allerlei tegenstrijdige gedachten en belangen in ons leven. Dat komt omdat wij twee levens hebben. Twee verschillende identiteiten naast elkaar. De éne is die oude, bij God al weggestreepte mens, die nog leeft en dus ook nog zondigt. Hij kan niet anders.

De Bijbel zegt dat de natuurlijke mens niet anders kan dan zondigen. Die oude mens is tot geen goed in staat. Rom. 7 : 18 -23.

Als we die oude mens nog hebben, dient die tot niets. “Uw vlees is u niet nut“, zegt Johannes 6 : 63. Daarnaast hebben wij ook die andere mens die uit God geboren is. Daarmee hebben wij liefde voor de Heer, voor het Woord en voor de broeders. Dat zijn allemaal kenmerken van het leven van Christus.

5. De oude en de nieuwe natuur

Het leven van Christus is een leven dat niet zonde als vrucht heeft, maar:

” ..de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid.Indien gij dan met Christus de eerste beginselen der wereld zijt afgestorven,…” Gal.5 : 22

Dat zijn vruchten van de nieuwe mens, van de Geest. Wij hebben die twee naturen naast elkaar. De ene natuur kan niet anders dan zondigen en de andere kan niet zondigen. Die draagt dus alleen vrucht voor de Heer. Wij kennen het als één geheel, als broeder X en zuster Y. Aardige mensen, maar soms… Dat zijn dingen die door elkaar lopen, waar we ook niet goed raad mee weten en waar we nu eenmaal mee hebben te leren leven. Leren leven met die twee verschillende levens waarvan de belangen tegenstrijdig zijn en die we in elkaar als medegelovigen ook terugvinden. Als hier in deze Johannesbrief over gelovigen wordt gesproken, wordt beurtelings over hun oude en nieuwe natuur gesproken. Van belang is dat wij, terwijl wij lezen, die twee naturen uit elkaar houden. Als we eenmaal weten dat die oude en nieuwe natuur daadwerkelijk bestaan, kunnen we ze, in wat we in de Schrift lezen, makkelijk genoeg herkennen. Per slot van rekening worden ze duidelijk genoeg omschreven.

De oude natuur kan niet anders dan zondigen, de nieuwe natuur kan niet zondigen. De “wij” uit 1 Johannes 1 : 8 zijn de gelovigen in hun oude natuur. Dat is die oude mens die weliswaar tot geloof gekomen is,maar nog wel hier op aarde leeft. Die moet nu niet zeggen dat hij geen zondaar meer is, want die zonde leeft nog steeds in zijn lichaam. Diezelfde gelovige wordt namelijk ziek en uiteindelijk zal hij ook sterven. Dat is het bewijs van de zondige natuur van de mens. In Romeinen 5 staat dat uit het feit dat alle mensen tot nog toe gestorven zijn, (ook de mensen die leefden voor Mozes, voordat de wet kwam) blijkt dat zij zondaren zijn. Dood is immers een gevolg van de zonde.

6. Zonde als ziekte

Zonde is niet alleen maar een kwestie van morele dingen, maar ook een fysieke zaak. De zonde heeft niet alleen tot gevolg dat de mens de verkeerde dingen doet en denkt, maar ook dat hij sterft. Dat hoort namelijk ook bij die verkeerde dingen. Het is namelijk van oorsprong helemaal niet de bedoeling dat de mens sterft. Het gebeurt echter wel. Heel het verouderingsproces in de mens, uitlopend op de dood, is niets anders dan het gevolg van de zonde. Niet van zijn zondige daden, maar van de aanwezigheid van de zondige natuur. Zijn oude natuur sterft, omdat zijn oude natuur zondig is. Zonde wordt in de Bijbel eigenlijk beschreven als een ziekte van de mens waarvan hij niet verlost kan worden. Inoperabel heet zoiets.

Het is misschien wel uit de oude mens te “snijden”, maar dan is de patiënt overleden. In de Bijbel staat dat “wie gestorven is, die is gerechtvaardigd van de zonde” (Romeinen 6 : 7). Dat is een mooi middel om van de zonde af te komen. Het is een paardenmiddel, maar het is het enige dat echt helpt. Let wel: het is het enige middel om van de zondige natuur af te komen, maar je bent dan wel heel je natuur en aard kwijt. “Inseparabel operabel” is de term die aangeeft dat het niet van elkaar te scheiden is. Je kunt de oude natuur niet scheiden van de zonde. Als je dat zou kunnen, zou de mens meteen onsterfelijk zijn. Dat kan echter niet. Dus wordt de andere weg gekozen: de mens wordt bevrijd van zijn zondige natuur door de dood.

Zolang hij dus nog leeft, gelovig of niet gelovig, is de zonde in hem actief. Zodanig dat hij sterft maar ook zodanig dat hij zondigt. Zondigen en sterven is de uitwerking van precies hetzelfde beginsel; van precies dezelfde kracht in de mens. De zonde doet hem sterven en de zonde doet hem zondigen. Als die mens dan zegt dat hij geen zonde meer heeft omdat hij ervan verlost is, zegt de Schrift dat wij onszelf verleiden. De zondige natuur is niet weggenomen. Juridisch is dat wel zo. Dat wil zeggen dat die natuur er nog wel is,maar dat God hem niet meer rekent. Voor God heeft het geen consequenties, voor ons leven wel.

Het is belangrijk dat we over die dingen leren heen te zien. De dood betekent heel wat minder als je weet dat er na die dood leven is. Zeker als je weet dat daarna beter leven is. Dan hoef je er ook niet zo bang voor te zijn. In de Schrift wordt ons geleerd dat er over die dood heen ander leven is. Daar zien wij naar uit. Omdat wij weten dat daar voorbij ander leven is, kunnen wij zeggen dat wij verlost zijn van de zonde. Niet in de zin van dat die zonde niet meer in ons aanwezig zou zijn. Hij is er wel, maar God rekent er niet mee. God ziet ons niet als zondaar. Hij heeft dat doorgestreept in Zijn boek. We zijn het wel, maar niet voor Hem. Wanneer wij geleerd hebben te rekenen en te denken zoals God dat doet, zien wij onszelf als zonder zonde.

” Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, zo verleiden wij onszelven, en de waarheid is in ons niet.” 1 Joh. 1 : 8

Dan volgt dat die zonde in ons leven niet daadwerkelijk problemen op hoeft te leveren.

” Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve, en ons reinige van alle ongerechtigheid.” 1 Joh. 1 : 9

Het gaat er in de bovenstaande verzen alleen maar om dat wanneer iemand zegt geen zonde te hebben, zo iemand liegt. Een mens heeft wel zonde en op de vraag wat we er dan mee moeten, geeft vers 9 antwoord. Je bent in Christus volmaakt, maar als je zonden je dwars zitten, kun je daar vanaf komen. Ze kunnen niet voorkomen worden, maar een mens kan wel verlost worden van de gevolgen voor het geweten. Er staat dat indien wij ze belijden, Hij ze zal vergeven. Mijn vader zei altijd dat er niet staat dat Hij genadig en barmhartig is om dat te doen, maar getrouw en rechtvaardig. Zijn genade en barmhartigheid heeft Hij allang bewezen in de dood en opstanding van de Here Jezus Christus. Daaruit zijn wij wedergeboren. Hij is nu trouw en rechtvaardig. Trouw aan wat Hij ooit tot stand gebracht heeft. Hij hanteert het recht en dat heeft tot gevolg dat Hij onze zonden niet toerekent.

Als God de zonden van de gelovige vergeeft, is dat niet een incidentele daad van Gods genade en barmhartigheid. Integendeel, als God onze zonden vergeeft, doet Hij dat omdat Hij trouw is aan wat Hij tot stand gebracht heeft door de dood en opstanding van de Here Jezus Christus. Daar houdt Hij aan vast. Dat is geen incidenteel toekennen van genade, omdat wij het zo vriendelijk vragen en omdat ons berouw zo groot is. Hij doet gewoon wat Hij beloofd heeft te zullen doen. Men hoeft God niet om te praten. Men hoeft niet zijn best te doen om vergeving te ontvangen. God heeft het beloofd. Als wij zeggen dat wij er toch nog last van hebben, is er maar één manier om daar vanaf te komen. Dat is het belijden van onze zonden voor de Heer. Onze schuld is “boekhoudkundig” allang weggedaan. Onze schuld is betaald.

7. Zonde belijden

In het aangehaalde Schriftgedeelte wordt gesproken over het schuldgevoel. Dat is een andere zaak, die niet over de feiten gaat maar over gevoelens. Als we ons onrein of zondig voelen tegenover de Heer, is er maar één manier om daar vanaf te komen. We zouden de vrijmoedigheid nemen om tot de Heer te gaan en alles bij Hem te brengen. De Heer is dan niet genadig, maar getrouw en rechtvaardig. Hij was genadig en barmhartig. Daar hoeft niet om gevraagd te worden. Dat staat vast. Daar spreekt de hele Bijbel over. God is het altijd geweest en heeft dat ook altijd gedemonstreerd. God houdt vast aan de beloften die Hij gedaan heeft en aan het werk dat Hij tot stand gebracht heeft in de Here Jezus Christus. Daarom staat er dat als wij het nodig vinden om onze zonden te belijden, Hij getrouw en rechtvaardig is, dat Hij onze zonden vergeeft en ons reinigt van alle ongerechtigheid.

“Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, zo maken wij Hem tot een leugenaar, en Zijn woord is niet in ons.” 1 Joh. 1 : 10

In vers 10 staat min of meer hetzelfde als in vers 8. Vers 9 is een tussenzin.

De waarheid die in dit Schriftgedeelte naar voren gebracht wordt, is niet dat wij onze zonden kunnen belijden om vergeving te ontvangen. Dát staat nergens in de Schrift en dat is ook hier niet de boodschap. De boodschap ligt in vers 8 en 10: Je mag dan voor God wel rechtvaardig zijn, maar dat betekent niet dat er geen zonde meer in je is.

Er zijn mensen die beweren dat ze al lange tijd niet gezondigd hebben, dat ze de overwinning hebben. In de kracht Gods hebben zij de overwinning behaald. Als een gelovige maar goed zijn best doet, dan zondigt hij niet meer, betogen zij.

Dat zegt de Schrift echter niet.

De Schrift zegt dat een gelovige niet als een zondaar gerekend wordt door God. De Schrift zegt ook dat wij onze broeders en zusters niet meer als zondaar mogen rekenen, omdat God ons ook niet ziet als zondaar. In die zin zijn de zonden weggedaan. Maar indien wij zeggen dat wij niet gezondigd hebben, zo maken wij Hem tot leugenaar. God heeft de zonde namelijk niet van ons weggenomen. Hij heeft onze schuld als gevolg van die zonde weggenomen. De zonde is echter nog steeds actief in dit oude lichaam.

Vandaar dat een gelovige, die immers nog een zondaar is, uitziet naar de verlossing van zijn lichaam. Hij moet daarvan verlost worden, omdat het niet deugt. Hoe ouder een mens wordt, hoe meer die ervan zal merken. Niet alleen dat de oude mens zondigt, maar ook dat er van alles aan mankeert. Het blijft niet en zal voorbijgaan. Dáárom én omdat in dat lichaam de zondige natuur nog steeds woont, moet men ervan verlost worden. Zodra de zondige natuur niet meer in uw lichaam woont, zou u bij de Heer ook aanspraak kunnen maken op genezing van elke ziekte. Aangezien de zondige natuur nog steeds in u woont, kunt u bij God geen aanspraak maken op genezing op welke vorm van ziekte dan ook. U kunt er wel om vragen en Hij kan het u ook wel geven, maar u kunt er geen rechten aan ontlenen.

8. Zonden die niet toegerekend worden

Als ik mijn zonden bij de Heer breng,weet ik zeker dat die zonden weggenomen en vergeven zijn. Als ik er dan toch mee blijf rondlopen, is dat een kwestie van ongeloof van mijn kant. Ik weet dat Hij het doet. Als een zondaar tot de Heer gaat en zegt: “O Heer, wees mij zondaar genadig”, is dat eigenlijk mosterd na de maaltijd. God is allang genadig geweest. In ieder geval heeft het tot consequentie dat onze zonden vergeven worden op grond van het verzoeningswerk van Christus. De zonden zullen daardoor niet toegerekend worden, maar ze blijven wel. Daarom is een gelovige in die zin voor God volmaakt voor wat betreft de zonde. Voor wat de ziekte betreft, is het verhaal precies hetzelfde. God ziet ons niet als ziek. Wanneer er in Kolossenzen staat “Gij zijt in Hem volmaakt”, gaat dat echt niet alleen over de zonde. In het verband waarin het gezegd wordt, zouden we niet eens aan zonde denken, want daar gaat het niet over. Net zoals de zonde behoort bij de oude mens, zo behoort ook ziekte bij de oude mens. God rekent de zonde van de oude mens niet toe en Hij rekent ook de ziekte van de oude mens niet toe. God ziet ons in Christus volmaakt, namelijk zonder zonde en dus gezond. Levend, met onvergankelijk leven in zich.

Wanneer worden wij dan werkelijk verlost van de zonde? Dat gebeurt wanneer wij sterven. Wanneer het hele lichaam verdwijnt. Dat geldt ook voor de ziekte. Daar worden wij van verlost als we gestorven zijn. Daar tussendoor is het nog zo dat wij bewaard kunnen worden van bepaalde zonden. Wij kunnen er ook de facto van verlost worden. Zeker niet van alle, maar het is ongetwijfeld zo, dat de hoeveelheid zonden die een mens doet, teruggedrongen kunnen worden door zijn geloof in de Here Jezus Christus, door de toekomstverwachting die hij heeft en door de verlossing waaruit hij leeft. Het is dan ook zo dat een mens bewaard kan worden van bepaalde ziekten en er zelfs van genezen kan worden. Onder alle omstandigheden is dat echter een zeer betrekkelijke zaak. Als men bewaard wordt van zonden, blijft men namelijk toch een zondaar. De werking van de zonde zal toch tot gevolg hebben dat de mens sterft. Het bewaard worden van bepaalde ziekten kan ook bijzonder nuttig zijn, maar het neemt niet weg dat men uiteindelijk net zo goed sterft door welke oorzaak dan ook. Dit geldt ook voor degenen die beweren genezen te zijn van een ongeneeslijke ziekte en dat ook met groot vertoon prediken. Zij zullen evengoed overlijden.

9. Leven uit de nieuwe mens

Daarmee is de betrekkelijkheid van die genezing aangetoond. Ziekte, dood en zonde zijn er nog steeds in het leven van de gelovige. Er is nergens beloofd dat ze weggenomen zouden worden. De enige belofte is dat de oude mens zou worden weggenomen, inclusief zwakte, ziekte en dood. Dat is de toekomst. De Schrift leert dat die oude mens door God nu al niet meer gerekend wordt. Wij leven ermee, maar God heeft de oude mens uit Zijn boek geschrapt. Een gelovige dient te bedenken dat in plaats van dat oude leven, er al nieuw leven ontvangen is. Als God u niet dood verklaard zou hebben, zou u niet kunnen leven uit het opstandingsleven van Christus. U zou dan de Heer niet kunnen dienen en ook niet zomaar tot Hem kunnen naderen. Als u dan tot de Heer komt, zegt Hij: “Ga weg van Mij zondaar”. Hij is Licht en wij zijn duisternis en die twee hebben geen gemeenschap met elkaar. Wij zijn onrein en Hij is rein, wij zijn onheilig en Hij is heilig. Die dingen hebben niets met elkaar van doen. De Heer zei tegen Israël dat Hij niet in een onrein legerkamp wilde komen Numeri 5 :1 -3.

Aangezien wij onze eigen legerplaats niet kunnen reinigen, kan de Heer ook niet bij ons komen. Als God onze oude mens niet voor wettig dood rekent op grond van het verzoeningswerk van de Here Jezus Christus, kan Hij geen woning maken in onze harten. Dan woont Hij niet in ons en zijn wij niet gevuld met de Heilige Geest. Bovendien zijn wij dan zeker geen kinderen Gods. God heeft deze oude mens dood verklaard, met alle nadelige consequenties van dien voor de oude mens. Het is echter de bedoeling dat wij zouden leven als kinderen Gods, als nieuwe schepselen, als volmaakten in Christus, zodat wij zonder enige aarzeling zouden naderen tot de Troon der Genade. Dat kan alleen als onze gewetens gereinigd zijn van dode werken, als wij leven vanuit de verzoening die tot stand gebracht is in Christus. Als we onderschrijven dat wij in Christus volmaakt zijn.

“Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levende, heilige en Gode welbehagelijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst.” Rom. 12 : 1

Het onvolmaakte mocht nooit tot God naderen. Als Romeinen 12 zegt dat “wij onze lichamen zouden stellen tot een levend, heilig, Gode welbehagelijk offer”, kan dat alleen als die mens volmaakt is. Anders kan het niet. Offerdieren waaraan gebreken zijn, mochten niet gebracht worden. De Heer zegt dat dit Zijn gruwel is. Deut. 17 : 1. Wij kunnen toch tot de Heer naderen omdat de Heer dat onvolmaakte van ons niet kent; het ons niet toerekent? Het staat niet meer in het boek. Als wij tot hem naderen, zijn wij niet een zoon van Adam, maar zijn wij uit God geboren. Geen deel hebbend aan het leven van Adam maar aan dat van Christus. Dat we niettemin tegelijkertijd nog deel hebben aan het leven van Adam zouden we niet zo hard moeten roepen. Dat staat in de nieuwtestamentische brieven. God roept namelijk nog veel harder dat we volmaakt zijn in Hem en dat de zonden – en daarmee de hele oude mens – door Hem niet gerekend worden.

Wij zijn dus wel zondaar, maar Gods bedoeling is uiteraard dat wij ons niet wijden aan de zonde en aan de dienst van de zonde.

“Mijn kinderkens, ik schrijf u deze dingen, opdat gij niet zondigt.” 1 Joh. 2 : 1a

Deze woorden hebben dezelfde betekenis als de woorden in:Romeinen 6:13

” En stelt uwe leden niet der zonde tot wapenen der ongerechtigheid; maar stelt uzelven Gode, als uit de doden levende geworden zijnde, en stelt uw leden Gode tot wapenen der gerechtigheid..” Rom.6 : 13

In Romeinen 6 staat dat wie gestorven is, gerechtvaardigd is van de zonde. Wij zijn met Christus gestorven en bovendien zijn we met Hem opgewekt en in Hem volmaakt. Het is de bedoeling dat wij onze leden, ons lichaam en daarmee ons hele leven, zouden stellen tot wapenen der gerechtigheid. Het is niet de bedoeling dat we de zonde zouden dienen. Het kan wel, de zonde is nog wel degelijk in ons. Het is echter niet de bedoeling. Daar wijst de apostel Paulus op en zegt dat hij deze dingen schrijft, opdat men niet zou zondigen. De bedoeling is namelijk dat wij de levende Christus zouden dienen en zouden leven uit Zijn Woord, uit wat daar genoemd wordt “Zijn geboden”.

“Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, zo verleiden wij onszelven, en de waarheid is in ons niet. Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve, en ons reinige van alle ongerechtigheid. Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, zo maken wij Hem tot een leugenaar, en Zijn woord is niet in ons..” 1 Joh. 1 : 8-10

Het is duidelijk dat vers 8 en 10 spreken over de oude mens die nog steeds zondaar is. Daarnaast zagen we dat 1 Johannes 3 : 9 spreekt over iets anders.

“Een ieder, die uit God geboren is, die doet de zonde niet, want Zijn zaad blijft in hem; en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren.” 1 Joh. 3 : 9

De Schriftgedeelten spreken over dezelfde gelovige. In 1 Johannes 3 : 9 gaat het niet over zijn oude natuur maar over zijn nieuwe natuur. Wat God in Christus voortbrengt, zijn kinderen Gods. Daarom kan er niet staan “alles wat uit God geboren is”. Voor de gelegenheid zouden we dit toch zo moeten lezen. Dat wat uit God geboren is, doet de zonde niet. Dat dient de zonde niet. Daar heeft de zonde geen uitwerking in. Zijn wij uit God geboren? De vraag is wat wij onder “wij” verstaan. We kunnen beter vragen “wat is uit God geboren?” Niet wie, maar wat. Het antwoord is dan: onze nieuwe mens. We hoeven dan niet te antwoorden met “ik”. Daar kan mogelijk ruzie over gemaakt worden. Het is de nieuwe natuur die wij deelachtig zijn geworden. Het leven van Christus in ons. Dat is onze nieuwe natuur. Dat leven is uit God geboren. Vandaar dat de apostel zulke cryptische uitspraken kan doen.

“Want ik ben door de wet der wet gestorven, opdat ik Gode leven zou.” Gal.2 : 19

Dat wil zeggen: “Ik ben gestorven, opdat ik leven zou”. Of uitgebreider: “Ik ben gestorven voor de wet, opdat ik voor God leven zou”. “Ik ben gestorven voor de wet, opdat ik niet meer door de wet beheerst zou worden, opdat ik leven zou en voortaan door God beheerst zou worden.” Zoals de wet heerst over de natuurlijke mens, zo heerst God of Christus over de nieuwe mens. Daarom staat er “opdat ik voor God leven zou”. Zoals de oude mens de wet dient, zo dient de nieuwe mens God. Dat zijn twee verschillende dingen. Ze kunnen beide worden aangeduid met “ik”. “Ik” leef onder de wet, “ik” dien de oude mens, “ik” dien de wet of de wet heerst over mij. Je kunt ook zeggen “ik” ben uit God geboren, “ik” dien God, God heerst over mij. Het heet allebei “ik”, maar het zijn twee verschillende dingen. Het één is het oude leven en het andere is het nieuwe leven. Over elkaar heen of gelijktijdig. God rekent het niet gelijktijdig, maar wij hebben er gelijktijdig mee van doen. Daarom kan er in vers 20 staan:

“Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij.” Gal. 2 : 20a

Het is Paulus’ oude natuur die hier zegt: “Ik ben met Christus gekruisigd”. Daarna zegt hij: “En ik leef”. Dat is Paulus’ nieuwe natuur. “Doch niet meer ik” gaat weer over zijn oude natuur. En “maar Christus” gaat weer over zijn nieuwe natuur. Als er staat “ik leef” mag dat dan wel Paulus zijn, maar eigenlijk is het Christus. Het is Paulus’ nieuwe natuur. Christus is zijn nieuwe identiteit, zijn nieuwe leven. Die “Christus in mij” kan niet zondigen en die oude mens die wel kan zondigen, die is “der wet gestorven”.

Volgens de wet bestaat die oude mens niet meer. Hij komt niet meer in het bevolkingsregister voor. Het nieuwe leven komt wel voor in het andere register, namelijk in dat register waarin de naam van Christus staat. Er staan een heleboel verschillende namen in het “boek van de nieuwe namen”. Maar achter al die namen, en misschien wel daarvoor, staat de naam van Christus. Het leven van die levenden is uiteraard het leven van Christus Zelf. Dat is de garantie voor ons behoud. Zo ziet God ons. Hij ziet ons in Christus. Niet meer ik leef, maar Christus leeft. Dat is wat Johannes zegt met: “Dat wat uit God geboren is, zondigt niet.” Christus is uit God geboren, Hij is ons leven geworden en Hij zondigt niet. Hij is onze nieuwe identiteit, onze nieuwe persoonlijkheid.

10. Onvergankelijk Zaad

In 1 Johannes 3 : 9 gaat het over die nieuwe mens van de gelovige. Het is Christus. Hij is die Nieuwe Mens ín de gelovige.

“Een ieder, die uit God geboren is, die doet de zonde niet; want Zijn zaad blijft in hem…” 1Joh. 3 : 9

De gedachte is dat wanneer je zaad zaait van bijvoorbeeld tarwe, komt daar zeker geen gerst uit voort om de eenvoudige reden dat “zijn zaad in hem blijft”. Dat wil zeggen dat de eigenschappen van het zaad zich uitdrukken in de vrucht die eruit voortkomt. De eigenschappen van het zaad zijn terug te vinden in dat leven dat daaruit geboren wordt. Wij noemen dat erfelijkheid. -info- Het zaad draagt zijn eigenschappen over aan de vrucht. Dat wat uit God geboren is, heeft dus een Goddelijke natuur. Daarom zegt Petrus dat wij de Goddelijke natuur deelachtig zijn geworden (2 Petrus 1 : 4). De Goddelijke natuur die niet zondigt, hebben wij ontvangen. Het Zaad van dat leven, het Zaad dat dat leven verwekt heeft, drukt Zijn eigenschappen uit in dat leven. Het Zaad blijft erin. Die Goddelijke natuur is dus inderdaad in ons. In Johannes 3 waar over wedergeboorte gesproken wordt, staat dat ook. In Johannes 3 : 6 staat:

“Wat uit het vlees geboren is, vlees; en wat uit Geest geboren is, is geest.” Joh.3:6

Wat uit de zonde geboren is, is zonde, wat uit de mens geboren is, is menselijk. Wat uit de aarde genomen wordt, is aards en wat uit God geboren wordt, is Goddelijk. Wat uit het volmaakte geboren wordt, is volmaakt en wat uit het onvergankelijke geboren wordt, is onvergankelijk. Een goed voorbeeld van wat het onvergankelijke voortbrengt, is het onvergankelijke en eeuwig blijvende Woord van God.

“Gij, die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God. Want alle vlees is als gras, en alle heerlijkheid des mensen is als een bloem van het gras. Het gras is verdord, en zijn bloem is afgevallen; Maar het Woord des Heeren blijft in der eeuwigheid; en dit is het Woord, dat onder u verkondigd is.”  1Petr.1 :23-25

Wij zijn wedergeboren, niet uit vergankelijk zaad maar uit onvergankelijk Zaad, namelijk het eeuwig blijvende Woord van God en daarmee uit God Zelf. De kenmerken van dat Zaad drukken zich uit in het voortgebrachte leven. Daarom staat er dat een ieder die uit God geboren is, niet zondigt,want Zijn Zaad blijft in hem. Hij blijft namelijk Goddelijk en dat wat Goddelijk is, zondigt niet. Hij kan niet zondigen, omdat hij geboren is uit God Die niet kan zondigen. Zonde is opstand tegen God en iets kan nu eenmaal niet in opstand zijn tegen zichzelf. Daarom kan God niet zondigen en kan wat uit God geboren is met diezelfde Goddelijke eigenschappen ook niet zondigen. Of wij ons dit voor kunnen stellen, doet er niet toe. Het gaat erom dat dit een eenvoudige Bijbelse waarheid is. Het is dát leven, dat wij hebben ontvangen. Het leven waaruit wij ook daadwerkelijk leven, is het leven dat God rekent. God rekent slechts het leven van Christus in een gelovige en zegt dat dit leven volmaakt is. In de Bijbel zijn er voorbeelden genoeg van. In de eerste plaats Abraham. Er staat dat Abraham God geloofde en het werd hem gerekend tot gerechtigheid Gen.15 : 6, Rom.4 : 3.

Was Abraham rechtvaardig? Nee, hij werd rechtvaardig gerekend door God. Zijn wij rechtvaardig? Nee, maar God rekent ons rechtvaardig, omdat Hij slechts die nieuwe mens rekent die uit Hem geboren is. Die andere helft rekent Hij niet. Wij kunnen die helften niet eens herkennen en uit elkaar houden in de praktijk van ons leven. Het is met elkaar vergroeid. Dat is het probleem echter niet. Bij de oogst is er altijd een scheiding van het tarwe en het onkruid. Het is een scheiding van het leven dat God gegeven heeft en het leven dat uit de aarde aards is. Het is een zaak die de Heer in de toekomst Zelf zal regelen. Het is niet ons probleem. Zo rekent God met de gelovige en wij zouden zelf zo moeten leven. De gelovige heeft immers de identiteit gekregen van Christus en daar wordt mee gerekend.

11. Zien in Christus

Johannes maakt het in 1 Johannes 3 : 8, 9 helemaal eenvoudig. Hij maakt namelijk onderscheid tussen twee categorieën. Of je bent een kind van God, of je bent een kind van de duivel. Of je maakt deel uit van die nieuwe schepping in Christus als kind van God, óf je maakt deel uit van een wereld die beheerst wordt door de duivel, de diabolos, degene die alles door elkaar gooit. Of je maakt deel uit van een wereld die verbrokkeld is omdat de satan alles door elkaar gegooid heeft, of je maakt deel uit van Gods eigen natuur en bent een kind van God. Het is één van de twee.

Beide naturen zijn aanwezig in die man, in die vrouw, in u en in mij die zich een gelovige noemt. Als we dat weten is er geen ruimte meer voor teleurstellingen. Wij mensen worden teleurgesteld in andere mensen. Wij gelovigen worden ook teleurgesteld in andere gelovigen, maar met welk recht? Wij weten toch “dat zij allen zondaren zijn”, net als wij. Dat blijft ook zo. Het zijn zondaren, maar door genade zalig. Als er gezondigd wordt en wij teleurgesteld worden, dan dienen wij een houding aan te nemen die overeenkomt met die van God Zelf. Wij hebben geen andere keus. Als we dat namelijk niet doen, worden we niet alleen teleurgesteld in elkaar als broeders en zusters,maar in de eerste plaats in onszelf. We hebben echter niet meer te verwachten, omdat die oude mens nog wel degelijk actief is in de gelovige. Helaas, tot onze spijt, is dat nog wel het geval. Niet alleen tot onze spijt, want ik denk dat de Heer daar ook de nodige droefheid over heeft.

Er staat tegenover dat wanneer wij leren aan deze dingen voorbij te zien, de dingen te beoordelen zoals God Zelf ze beoordeelt, wij dwars door die uiterlijke dingen heen zien. Wij zien elkaar als volmaakt in Christus, in de wetenschap dat elke gelovige die nieuwe natuur van God, van Christus, heeft ontvangen. Het was wat voorbarig,maar de Heer sprak over Noach dat hij een rechtvaardig man was. Zondigde hij dan niet? Natuurlijk wel, het zou anders in strijd zijn met wat de Schrift erover zegt. Hem werd echter bij voorbaat zijn oude mens niet toegerekend. God rekende ook zijn geloof tot gerechtigheid. Hebr.11:7.

Wanneer wij elkaar en onszelf kennen als gelovigen, dan zien wij elkaar als volmaakt in Christus. Hoe weten wij nu of iemand een gelovige is? Waaraan herkent men een gelovige?

“Hierin zijn de kinderen Gods en de kinderen des duivels openbaar. Een ieder, die de rechtvaardigheid niet doet, die is niet uit God, en die zijn broeder niet liefheeft.” 1Joh. 3 : 10

Als men een kind van de duivel herkent aan het feit dat zo iemand zijn broeder niet liefheeft, waaraan herkent men dan de gelovige? Juist, aan het tegenovergestelde. Aan de liefde tot de broeders, aan de liefde onder elkaar. Kenmerk van gelovigen is hun liefde voor elkaar. Soms moeilijk te herkennen, maar het bewijst zich vanzelf. Liefde onder elkaar wil namelijk zeggen dat men gemeenschap oefent. Daaraan herkent men geloof. Dat kan ook niet anders,want deze eigenschap van die nieuwe mens, dat hij liefde heeft voor al die andere nieuwe mensen, is een eigenschap van God Zelf, van Christus Zelf. Dat kan niet anders, want dat is het leven van Christus. Het kenmerk van Christus is dat Hij liefde heeft voor de zondaar in het algemeen, maar in het bijzonder voor ons die in Hem geloven. Hij heeft Zich overgegeven voor ons, voor de Gemeente om die te reinigen, te heiligen, te roepen en op te bouwen vanuit de volkeren tot eer van Zijn Naam. Éfeze. 5:25 -27, 1Thess.2:12

Dat doet de Here Jezus nu. Als die Heer Die de gelovigen verzamelt en tot één Lichaam maakt, in ons woont, is het eerste kenmerk in ons, dat wij net zo’n liefde hebben voor de gelovigen als dat Hij dat heeft. Dat wij ons evenzo benaarstigen in het bewaren van de eenheid des Geestes Éfeze 4:3.

Daaraan herken je gelovigen. Johannes zegt dat ook: “Je herkent ze, doordat ze naar ons luisteren”.

“Wij zijn uit God. Die God kent, hoort ons; die uit God niet is, hoort ons niet. Hieruit kennen wij den geest der waarheid en den geest der dwaling.” 1Joh.4:6

12. Gemeenschap

Als wij uit God zijn en iemand anders zegt dat hij dat ook is, dan is er sprake van luisteren, omdat er dan sprake is van gemeenschap. Wij spreken immers de woorden Gods, want wij zijn uit God. Iemand die ook uit God is, zal daar naar luisteren. Als dat gebeurt, is er sprake van eenheid, gemeenschap en dus liefde. Daarom staat er ook dat die uit God niet is, ons niet hoort. Als wij uit God zijn, hebben wij via “het Woord” contact met al die andere gelovigen die ook uit God zijn. Wat gelovigen aan elkaar bindt en waaraan je ze herkent, is de liefde, niet alleen voor de medebroeder en zuster.

Als iemand zegt een gelovige te zijn, maar niet geïnteresseerd is in de Bijbel, is voor mij duidelijk dat hij niet een gelovige is. Er is geen sprake van gemeenschap. Ik ken mensen waarmee je overal over kunt praten, behalve over de Bijbel. Want daar kan iedereen verschillend over denken en zij geloven niet dat je de dingen zo moet zien. Dat is geen liefde voor het Woord van God. Zijn zij dus geen gelovigen? Misschien wel, maar dat zou toch moeten blijken uit de liefde voor het Woord van God. Wij zijn toch tot geloof gekomen door de liefde voor de Heer en voor Zijn Woord, doordat Zijn Woord tot u gekomen is en u het met graagte aanvaard hebt als de boodschap die u leven kon geven.

Geloof is het toelaten van het Woord van God in uw hart. Als dat geprikkeld wordt, komt daar een reactie uit voort. Daaraan herkennen wij gelovigen. Een andere herkenning is er niet. Gelovigen vinden elkaar en hebben gemeenschap met elkaar op basis van dat Woord van God. Ze hebben elkaar lief, omdat ze de Heer liefhebben, omdat ze Zijn Woord liefhebben en elkaar liefhebben. Op grond daarvan komen wij ook bij elkaar. Wij komen als gelovigen bij elkaar omdat we de Heer liefhebben, Zijn Woord liefhebben. Bij Johannes heet dat “Zijn geboden bewaren“. 1 Joh.5:2,3

Dat “Zijn geboden bewaren” slaat niet op de tien geboden. Zijn geboden betekent Zijn onderwijzing, dat wat Hij ons geboden heeft. Hij heeft ons Zijn Zoon en Zijn Woord geboden. Geboden betekent aangeboden. Wij bewaren wat Hij ons aangeboden heeft en dat is Zijn Woord. In Zijn Woord heeft Hij ons Zijn Zoon aangeboden. Als wij datzelfde Woord aan elkaar aangeboden hebben, herkennen wij elkaar, zodra we over dit soort zaken met elkaar spreken. Dan zal blijken dat we liefde hebben voor dat Woord en dus liefde hebben voor die Heer Die in dat Woord tot ons gekomen is. Daaraan herken je de nieuwe natuur. Dat leven is volmaakt.

Zoals Christus Zelf leefde uit dat Woord, daarin Zijn blijdschap vond en de vervulling van Zijn levenstaak, zo zou het ook met de gelovige zijn. Hij zou gericht zijn op het Woord van God. De enige reden waarom een gelovige afwijzend zou staan tegenover de Bijbel, is vanwege het niet bereid zijn te aanvaarden dat God zijn oude mens niet rekent. Die oude mens wil namelijk hier blijven leven, zich goed maken, zich verbeteren, leven onder de wet en in zichzelf kunnen roemen. Die oude mens wil vooral de Heer vragen om dingen waar hij eigenlijk niet om vragen kan. Overwinning in de strijd tegen de zonde bijvoorbeeld. Alsof God Zelf die overwinning nog niet tot stand gebracht heeft. Of overwinning op ziekte en dus vragen om genezing. Maar dat is van de oude mens, niet van de nieuwe. De nieuwe mens kan immers niet ziek zijn. Wat uit God geboren is, zondigt niet en is dus niet ziek, vergankelijk of sterfelijk, of aan zwakheid onderhevig.Dat zijn dingen van de oude mens.

De tragiek is dat veel gelovigen menen dat de Heer er is om de oude mens te verbeteren. Zodanig dat die sterker en beter wordt en uiteindelijk netter, minder zondig, etc, opdat die een schoon gelaat kan tonen aan de wereld. Gal.6:12 Dat is echter niet de bedoeling. Gods werk is het wegnemen van die oude schepping, opdat de mens uit dat nieuwe leven de Heer zou dienen en opdat de mens ondanks zwakheid en zonde, zou leven uit de overwinning die in de Here Jezus Christus is ontvangen. Dus ondanks alles met vrijmoedigheid tot God zou naderen. Gezond of ziek, opgewekt of in de put, rijk of arm. Dat zijn vergankelijke dingen, die de golfslag van het aardse bestaan bepalen. Ver daarbovenuit is iets dat vastheid biedt, dat als een paal boven water staat, namelijk het leven van de opgewekte Christus. De opstanding is eenmaal gebeurd en..

“..dat Hij leeft, leeft Hij Gode” en “de dood heerst niet meer over Hem”.Rom. 6 : 9,10

Dát is het leven dat wij ontvangen hebben!

13. Het leven wijden aan de Heer

De bedoeling is niet dat wij onder alle omstandigheden onze handen ten hemel zouden richten en vragen of de Heer ons uit diezelfde alle omstandigheden helpt. De bedoeling is dat wij ons zouden vasthouden aan die paal die boven water staat. Dat we zouden bouwen op die rots waar de vloed geen vat op heeft. We zouden niet op zand bouwen en dan onze handen ten hemel houden, opdat de Heer ons gebouw overeind zou houden. De bedoeling is dat we bouwen op de rots die de Heer neergezet heeft temidden van deze vergankelijke wereld.

Aan de ene kant is de onbetrouwbaarheid van de oude mens, van zwakheid omvangen, waar je absoluut niet van op aan kunt. Aan de andere kant hebben wij ontvangen wat uit God geboren is; dat wat onvergankelijkheid heeft, omdat Zijn Zaad in hem blijft. Dat wat wij op zand bouwen, ziet de Heer niet. Daar weet Hij niets van. Dat doen we zelf. Dat wat op de rots gebouwd is, is onderworpen aan Zijn zorg. Dat is waar Hij Zich mee bezighoudt.

Wie de belangstelling van de Heer wil wekken voor zijn of haar leven, zal zijn leven moeten wijden aan dingen waar de Heer belangstelling voor heeft, namelijk de verheerlijking van Zijn Naam. Dat wil zeggen dat men gericht is op de Heer en niet bezig is zijn eigen carrière te maken. Men zou zijn leven wijden aan de Heer, zodat de dingen van de Heer ook altijd voorrang hebben in het leven.

14. De vraag is: Waarin verblijden wij ons het meest?

Is dat in onze salarisverhoging of is dat in de prediking van het evangelie dat mensen behouden worden? Waarop zijn wij gericht? Op de overwinning van onze zwakheden, ziekten en zonden? Dat heeft geen enkele zin. Die Rots staat al lang uit het water omhoog en ver boven het zand uit. Wij zouden het zoeken in het wijden van ons leven aan de dienst aan de Heer. Als schepselen Gods, als verloste zondaren, zouden wij leven tot eer van de Naam van Hem Die ons dat eeuwige leven geschonken heeft. Daartoe worden wij opgeroepen. Als wij onze levens stellen in Zijn dienst, zal Hij ze gebruiken. Ondanks zwakte en ondanks de golven in ons leven. Wij zouden niet zien op de golven maar op de Heer. Alles in ons leven en in de wereld om ons heen gaat zonder meer voorbij. Eén ding blijft overeind en dat is het eeuwige onvergankelijk Woord van God waaruit wij zijn wedergeboren tot een levende hoop. 1Petr.1:3,23

Diezelfde onvergankelijkheid van dat Woord van God is de onvergankelijkheid van het leven van Christus, dat wij door genade en wedergeboorte hebben ontvangen.

Daaruit dienen wij te leven.

Door: Ab Klein Haneveld

https://www.bijbelspanorama.nl/

https://www.bijbelstudie.nl/