'En het geloof nu is een vaste grond der dingen, die men hoopt, en een bewijs der zaken die men (nog) niet ziet' Hebr. 11:1
Een bepaalde term is niet altijd maar op één ding van toepassing. We leren bijvoorbeeld altijd dat de titel Christus slaat op Degene, Die opgestaan is uit de doden en zit ter rechterhand Gods, maar de Bijbel spreekt niettemin over de kruisiging van Christus. Wij zijn dan geneigd te zeggen dat het Jezus moet zijn, omdat Die gekruisigd werd. Dat is ook zo. Maar het staat er zo, om verband te leggen met het feit dat Jezus weliswaar gekruisigd werd, maar daardoor de Christus is geworden en zo is er dus toch sprake van het kruis van Christus. Want Hij is alleen via het kruis geworden tot Christus. Verder wordt er gesproken over Jezus, Die ter rechterhand Gods zit. Terwijl wij weer zeggen, dat Jezus toch moet zitten op de troon van David in Jeruzalem en dat Christus ter rechterhand Gods behoort te zitten. Dat zou dan de juiste terminologie zijn. Maar Jezus, de zoon van David, werd door God uit de mensen genomen en gesteld bij God om de zaken te doen, die daar te doen zijn.
In Duitsland vind je die naam ook, hoewel er in dat land over het algemeen helemaal geen Saksen wonen. Maar de naam is blijven hangen bij het land en vervolgens hebben andere volken die zich daar later vestigden, hun naam ontleend aan die naam en hebben zich Saksen genoemd, omdat ze in Saksen woonden. Dat land heette Saksen, omdat vroeger de Saksen daar woonden. Maar als iemand beweert dat hij een Saks is, kan hij dat niet bewijzen, omdat hij toch geen geslachtsregister heeft.
Uitzonderingen vind je gelukkig ook, want iedere heiden die wilde kon toetreden tot het burgerschap Israëls. Hij moest dan wel tot geloof in de God van Israël komen en zich aanpassen aan de omstandigheden en cultuur en in zekere zin ook aan de religie van Israël.
Tollenaren zijn een beeld van de 10 stammen. Hoeren en tollenaren worden in Israël beschouwd als zondaren, maar het blijkt dat zowel hoeren als tollenaren eigenlijk een beeld zijn van de 10 stammen van Israël, die ontrouw zijn. Want de hoer is ontrouw aan de man en loopt bij hem weg. Hoererij is in de Schrift gewoon ontrouw. De tollenaren beelden hetzelfde uit, maar dan mannelijk. Tollenaren zijn wel Joden, maar ze dienen de vijand. Ze maken deel uit van het Romeinse, wereldlijke systeem. Zij verzamelen belasting voor de keizer. Ze dienen dus andere volkeren. Dat is ook een beeld van de 10 stammen. Het is eigenlijk Israël, maar het maakt deel uit van het heidens systeem. Zacheüs, de tollenaar, werd geplukt uit een wilde vijgenboom. De tamme vijgenboom is een beeld van het Joodse volk en de wilde van dat deel van Israël dat geen vrucht draagt. De 10 stammen dus. Zacheüs wordt dan ook meteen afgevoerd. De Heer gaat met hem een huis binnen en laat de hele menigte buiten achter. Dat is altijd een beeld van onze bedeling. Een verborgen Koninkrijk, buiten de geopenbaarde dingen. We kennen nog wel een paar hoeren en tollenaren uit de Bijbel. Daarbij krijg je altijd precies hetzelfde verhaal. Dat blijkt altijd te kloppen. De gelijkenis van de verloren zoon heeft ook dezelfde betekenis, want de zoon die nooit weg was, wordt daar letterlijk vergeleken met de Farizeeën en Schriftgeleerden, het jodendom dus. En de zoon die weg was, wordt vergeleken met de hoeren en tollenaren. Er zit natuurlijk nog een veel diepere toepassing achter. Het gaat niet over Schriftgeleerden en Farizeën, maar over de 2 stammen als zodanig. Ze waren nooit weggeweest, nooit zoekgeraakt, maar de 10 stammen wel. Zij komen op één of andere vreemde wijze, want er wordt niet bij verteld hoe, tot inkeer, tot kennis van zichzelf. Ze weten ineens weer wie ze zijn en welke verantwoordelijkheid ze dragen en keren dan terug tot de Heer. Tot de Vader namelijk. Niet als zoon, maar als dienstknecht. Maar de Vader stelt hem toch aan als zoon, waarna de ander dus jaloers wordt..(*4) Tollenaren zijn een beeld van de 10 stammen. Hoeren en tollenaren worden in Israël beschouwd als zondaren, maar het blijkt dat zowel hoeren als tollenaren eigenlijk een beeld zijn van de 10 stammen van Israël, die ontrouw zijn. Want de hoer is ontrouw aan de man en loopt bij hem weg. Hoererij is in de Schrift gewoon ontrouw. De tollenaren beelden hetzelfde uit, maar dan mannelijk. Tollenaren zijn wel Joden, maar ze dienen de vijand. Ze maken deel uit van het Romeinse, wereldlijke systeem. Zij verzamelen belasting voor de keizer. Ze dienen dus andere volkeren. Dat is ook een beeld van de 10 stammen. Het is eigenlijk Israël, maar het maakt deel uit van het heidens systeem. Zacheüs, de tollenaar, werd geplukt uit een wilde vijgenboom. De tamme vijgenboom is een beeld van het Joodse volk en de wilde van dat deel van Israël dat geen vrucht draagt. De 10 stammen dus. Zacheüs wordt dan ook meteen afgevoerd. De Heer gaat met hem een huis binnen en laat de hele menigte buiten achter. Dat is altijd een beeld van onze bedeling. Een verborgen Koninkrijk, buiten de geopenbaarde dingen. We kennen nog wel een paar hoeren en tollenaren uit de Bijbel. Daarbij krijg je altijd precies hetzelfde verhaal. Dat blijkt altijd te kloppen. De gelijkenis van de verloren zoon heeft ook dezelfde betekenis, want de zoon die nooit weg was, wordt daar letterlijk vergeleken met de Farizeeën en Schriftgeleerden, het jodendom dus. En de zoon die weg was, wordt vergeleken met de hoeren en tollenaren. Er zit natuurlijk nog een veel diepere toepassing achter. Het gaat niet over Schriftgeleerden en Farizeën, maar over de 2 stammen als zodanig. Ze waren nooit weggeweest, nooit zoekgeraakt, maar de 10 stammen wel. Zij komen op één of andere vreemde wijze, want er wordt niet bij verteld hoe, tot inkeer, tot kennis van zichzelf. Ze weten ineens weer wie ze zijn en welke verantwoordelijkheid ze dragen en keren dan terug tot de Heer. Tot de Vader namelijk. Niet als zoon, maar als dienstknecht. Maar de Vader stelt hem toch aan als zoon, waarna de ander dus jaloers wordt.
Als Paulus in Romeinen 11 zegt dat God Zijn volk niet verstoten heeft, dan zeggen wij dat dit komt omdat er een overblijfsel is bij de Joden, zoals bijvoorbeeld Paulus zelf en anderen. Maar Paulus is uit de stam van Benjamin. Waarna de volgende vraag zich aandient: stond Paulus, wat afstamming betreft, nu dichter bij de Joden of bij Jozef? Dichter bij Jozef natuurlijk, omdat hij uit Benjamin stamt, de volle broer van Jozef. Het is toch eigenaardig dat het gelovig overblijfsel onder de Joden wordt voorgesteld onder de naam ”Benjamin” en dat bij nader inzien de naam ”Benjamin” juist het verband legt met de 10 stammen. De grote man, voor wat betreft de gemeentelijke waarheid met betrekking tot onze bedeling, blijkt inderdaad een nauwere relatie, qua afkomst, te hebben met Jozef dan met Juda.
De geschiedenis van Dina en de Sichemieten levert hetzelfde verhaal. Sichem, Samaria; Johannes 4, de Samaritaanse vrouw; de vrouw (Dina) uit Sichem, Sichar. In Johannes 4 wordt vastgesteld dat de Joden niet geloven, maar de Samaritanen wel. Er staat zelfs dat de zaligheid uit de Joden is. Dat is dubbelzinnig. Het kan betekenen dat de zaligheid tot stand komt via de Joden, maar het kan ook betekenen dat de zaligheid van de Joden zou worden weggenomen en gegeven, in dat verband aan Samaria. Als het van Jeruzalem naar Samaria gaat, dan gaat het van de 2 stammen naar de 10. Want Samaria was ooit de hoofdstad van de 10 stammen van Israël.
De christenvervolging is heus uitgevonden door de Joden. Waarna de Joden zullen zeggen dat de Jodenvervolging is uitgevonden door de christenen. Maar dat is niet waar, want dat waren de Romeinen. Daarmee praat ik de geschiedenis niet goed, maar geef ik alleen aan waar het begon. Dat is jaloezie. Dat leidt tot haat, tot moord en doodslag. En daar gaat het hier over.
Terwijl ik dat zeg, denk ik aan het eind van het boek Genesis, waar de beenderen van Jozef gelegd worden in Egypte. Dat is het einde van het verhaal en zelfs het einde van het hele Bijbelboek. Ze legden zijn gebeente in een kist in Egypte. Zullen deze been deren leven? Jozef was gebalsemd en werd later meegenomen bij de uit tocht uit Egypte en uiteindelijk begraven in Kanaän, bij Sichem op de plaats waar later de Samaritaanse vrouw bij de put zit en daar de Heer ontmoet.
De aardigheid is natuurlijk dat de hele huishouding van de groep uit Bethanië, door de Joden in een schip gezet werd om van hen af te komen. Dat was in de dagen van de eerste christenvervolgingen in het jaar 36. Ze werden in een schip gezet zonder roer en zonder zeil en leden dus vanaf het begin al schipbreuk, net als Paulus. Hoewel Paulus in Malta aankwam, bij de bloed- vloeiende man, kwamen zij keurig aan in Marseille, in Gallië. Daar woonden Galliërs, afstammelingen van de Kelten en die zijn afstammelingen van de 10 stammen van Israël. Daar ontmoetten zij een gezantschap van het Britse koningshuis die hen uitnodigde naar Brittannië te komen. Daar kwamen ze in hetzelfde jaar nog aan en werden verwelkomd door het Britse koningshuis, de beroemde Caractacus. In het Keltisch “Caradoc”. Dat was een legendarische figuur uit de ongewijde geschiedenis.
Hoe komt het dat het Evangelie bij de Angelsaksische of Keltische vol-keren zo makkelijk ingang vond? Het Evangelie beant- woordde aan de verwachtingen van deze volkeren. Zij wachtten op de komst van de Messias, Die aangekondigd was door de ene algemene God. Het waren monotheïstische volkeren. Hij was Degene Die de vervulling was van de oude Keltische wijsheid en hun toekomstverwachting.
Deze Bijbelstudie bevestigt de gedachte dat Bijbelstudie vooral bestaat uit zeer goed lezen om de juiste verbanden te kunnen leggen. Vooral als het om zaken gaat die te maken hebben met dé Verborgenheid, de Gemeente. De zeer bekende woorden van Paulus over het ongeloof en het geloof van Israël hebben daarom veel meer in zich dan op het eerste gezicht lijkt. Wie is dat volk dat geen volk was? Wie zijn meer specifiek de heidenen? Aan wie behoort eigenlijk de oorspronkelijke naam Israël toe? De antwoorden op deze vragen leiden ons telkens weer naar de 10 stammen.
Let op, ze waren maar met z’n tweeën. Er was niemand bij. Het gebeurde in het verborgene.
Om de Bijbelstudies te ondersteunen zijn er door ons een aantal Bijbelse schema’s opgesteld. De oorspronkelijke schema’s uit 1996 zijn door ons in een nieuw jasje gestoken en opnieuw uitgebracht in een brochure. De schema’s zijn voorzien van commentaar en veel tekstverwijzingen. Deze brochure kan erg behulpzaam zijn bij het bestuderen van de Heilige Schrift en het vasthouden van de “rode draad” van diverse Bijbelse onderwerpen.
In de prediking van het Evangelie van Jezus Christus worden vele Bijbelse uitdrukkingen gebruikt, die alle te maken hebben met de manier waarop een sterfelijke zondaar eeuwig leven kan ontvangen. Er wordt gesproken over bekering, verzoening, geloof, genade, rechtvaardigmaking, verlossing en bevrijding. Een woord, dat slechts zelden gebruikt wordt, maar toch zo ontzettend belangrijk is, omdat het in essentie aangeeft, waar het eigenlijk allemaal om gaat, is “wedergeboorte”. We willen ons daarom bezighouden met wat de Bijbel onder wedergeboorte verstaat.
De natuurlijke mens is door zijn geboorte uit Adam een zondaar, en daarom ongeschikt voor het koninkrijk Gods. (1 Kor. 15 : 50). Wat nodig is, is dat de zondaar in ieder geval verlost wordt van zijn oorspronkelijke afstamming en opnieuw verwekt of geboren wordt, waardoor hij een nieuwe natuur ontvangt. Deze verlossing van de oude natuur is voor ons, die geloven in het verzoenend sterven van de Here Jezus een heerlijk feit, omdat wij weten, dat “onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam der zonde te niet gedaan worde…. ” (Rom. 6 : 6).
Deze voor God gestorven zondaar ontvangt echter tevens met Christus nieuw leven, omdat de opstanding van Christus, evenals Zijn sterven, in onze plaats was. Zijn opstanding is daarom ook onze opstanding.
In het beroemde nachtelijke gesprek tussen Nicodemus en de Heere Jezus doet de laatste een wet zeer markante uitspraak. Nadat Hij tot driemaal toe gesproken heeft over de wedergeboorte als noodzaak om het Koninkrijk Gods te zien of in te gaan, verwijt hij Nicodemus dat deze niet bekend is met het begrip “wedergeboorte” :
“Zijt gij de ( niet een maar de ) leraar van Israël,
en weet gij deze dingen niet? Joh.3: 10.
De eerste bladzijden van de Bijbel, overbekend als zij zijn, vertellen ons over de wijze waarop de wereld zoals wij die kennen tot stand gekomen is. En direct worden we geconfronteerd met de meest gecompliceerde problemen. We lezen hoe de wereld van kwaad tot erger vervalt. Hoe zij, verre van te evolueren, juist degenereert.
Maar tegen elke menselijke verwachting in kent de Schrift een “happy end”! We lezen daar immers over het tot stand komen van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde ter vervanging van de oude hemel en aarde, die voor eeuwig zijn weggedaan. De oude schepping blijkt op het laatste ogenblik vervangen te worden door een nieuwe.
Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde waarin gerechtigheid woont!
God heeft altijd veel liefde voor de mensheid gehad. Hoewel de mensen hebben gezondigd en zich van Hem hebben teruggetrokken, heeft God toch in Zijn liefde gezorgd voor een ‘uitweg’ voor zondaren en ‘een weg tot verzoening’ met Hem. En dit plan tot verzoening en verlossing is het hoofdthema van de Bijbel.
De reden, waarom God ons dit Boek gegeven heeft, is: ons met dit heerlijke verlossingsplan bekend te maken.
Genade is de onbegrijpelijke en onverdiende gunst van God. Genade betekent, dat God Zelf de verantwoordelijkheid van de schuldige mens op Zich neemt.
Genade wordt om niet aangeboden aan hen, die “dood waren in de misdaden en in de zonden”, die “wandelden naar de eeuw dezer wereld, naar de overste de macht der lucht” en die van nature “kinderen des toorns” waren. Het wordt aangeboden door de Here Jezus. Genade is “Gods grote liefde, waarmee Hij ons liefgehad heeft, ook toen wij dood waren door de misdaden” en waardoor Hij ons “heeft levend gemaakt met Christus en ons mede gezet heeft in de hemel in Christus Jezus.”
Over de vraag : Wie is de de “Bruid van Christus”.
Is dit de Gemeente of behoort deze titel aan het gelovig overblijfsel van Israël?
Behouden! ….. Wat nu?
God biedt ons Jezus niet alleen aan als Zondendrager en als Bevrijder van de macht der zonde, maar ook als onze Here en Koning. Wij lezen In de Handelingen 2 : 36: “Zo wete dan zekerlijk het ganse huis Israëls, dat God Hem tot een Here en Christus gemaakt heeft, namelijk deze Jezus. Die gij gekruisigd hebt”. Jezus aannemen betekent Hem als Goddelijke Meester erkennen, aan Wie wij ons met geheel ons hart en leven onderwerpen. Wiens onbeperkte heerschappij over ons leven wij met vreugde aanvaarden, zodat het nu voortaan niet meer de vraag is:
Wat zal ik graag willen doen? – maar de vraag is nu slechts: Wat wil Hij dat ik doen zal?
De Dynasty van Adam
Systematische Bijbelstudie met als onderwerp de geslachtsregisters en het erfrecht van de Zoon des Mensen.
Het is een voorrecht voor iedere gelovige het levende water verder te mogen brengen voor zover God hem de gelegenheid daartoe geeft. Laten wij nu een ogenblik nadenken over wat het betekent, een kanaal van zegen voor anderen te zijn.
Stel u voor, dat u genezen bent van een gevaarlijke ziekte en u weet zeker, dat het middel, dat u hebt gebruikt, onfeilbaar is. Zou u dan niet graag dit medicijn overal bekend willen maken? Natuurlijk zou u er niet over kunnen zwijgen. Evenzo willen wij graag overal bekend maken, dat er stromen van zegen zullen vloeien uit het hart van een ieder, die gelooft in de Here Jezus.
Paulus stelt nadrukkelijk vast, dat ‘God het is die in ons werkt, beide, zowel het willen als het werken, naar Zijn wel behagen’ (Fil.2:13).
Onze verantwoordelijkheid in deze is geen andere dan te geloven, dat Hij bij machte is het ‘willen’ en het ‘werken’ in ons te richten en te besturen; en om te luisteren naar Zijn stem.
Met het oog op deze verantwoordelijkheid zouden wij elke gelovige. op het hart willen binden zijn ‘werken’ te toetsen aan het Woord en in het gebed, om zeker te zijn, dat het werkelijk de ‘goede werken zijn, die God te voren bereid heeft opdat gij daarin zoudt wandelen’ . Efeze 2:10
Aan niets heeft de Gemeente van Jezus Christus in onze dagen meer behoefte dan dat in haar de grondwaarheden van de Christelijke hoop weer levend en zichtbaar worden.
Wij moeten helaas de klacht uitspreken, die eigenlijk ook een aanklacht is, dat de Kerk van Christus deze grondwaarheden met hun wonderbare perspectieven voor de eindtijd verduisterd heeft ten gunste van een ontwikkelingsleer over wereldverbetering en maatschappijvernieuwing, die echter noch Bijbels gegrond noch door de loop der geschiedenis gerechtvaardigd is.
De zelfbezinning van de Gemeente moet beginnen met de terugkeer tot het fundament van de Schrift en tot de verwachting van de Christelijke hoop.
Dit is een heel bekende profetie. Het is een bekende waarheid, dat de Heer Jezus ooit terug zal keren uit de hemel. Hij zal Zijn voeten dan letterlijk en zichtbaar zetten op de Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt, tegen het oosten (vs 4).
Het staat onomstotelijk vast, dat dat gaat gebeuren.
Toch zijn er heel wat christenen, die deze profetie helemaal niet kennen. Als ze deze profetie ooit al eens gehoord hebben, geloven ze hem dikwijls niet. Men zegt dan: “Dat moet u geestelijk zien.” Dan zeg ik: “Goed, verklaar het mij dan. Wat betekent het dan geestelijk”? Men is dan snel uitgepraat, want dit is geestelijk niet te verklaren. (A.K.H.)
Brieven in de Bijbel worden brieven genoemd omdat ze niet voor iedereen bestemd zijn, maar in principe alleen voor diegenen aan wie de brief gezonden is. Deze brieven zijn voor de Gemeente en niet voor de hele wereld. Ook al staat er in lang niet alle brieven bij aan wie het geschreven is, toch blijkt uit de briefvorm of het aan gelovigen of ongelovigen geschreven is.
Wij noemen dat erfelijkheid. Ieder mens heeft bepaalde eigenschappen van zijn ouders. Dat kan mijn moeder niet helpen, maar mijn vader wel. Als een moeder verantwoordelijk was voor de zondige natuur, zou de Here Jezus geboren zijn met een zondige natuur. Hij had gewoon een menselijke en adamitische zondige moeder. Het moge duidelijk zijn dat de zondige natuur die erfelijk is, zich kennelijk vererft via de vader.
(1*) 2 Korinthe 8:5 spreekt over bekeerden, over gelovigen, die zich -met al hun gedachten en daden – aan de Heer gaven
(2*) Men kan -Bijbels- het “Woord”, het “Getuigenis”, een “persoon” aannemen, maar niet het geloof.
In deze studie zal het niet gaan over de vraag of de wereld geschapen werd, of door evolutie tot stand is gekomen. Het gaat hier om Bijbelstudie en dus weten wij vanuit “Het Woord” van God dat de wereld niet door evolutie tot stand is gekomen. Wie de wereld nauwkeurig bekijkt weet dat evolutie onzinnig is.
Het is een wijdverbreid misverstand dat God de hemel en de aarde in zeven dagen geschapen zou hebben. Dat staat nergens in de Bijbel!
(1)(2)(6)
Voor meer informatie hierover kunt u de gratis Bijbelstudies op Mp3: “C003 Model der schepping” beluisteren of bestellen. Zie hiervoor onze Mp3 pagina’s
(3) Het gaat bij het Hebreeuws altijd om het Woord van God, want dat is de enige plaats waar Hebreeuws voorkomt. Hebreeuws dat elders voorkomt, is van de Bijbel afgeleid. Daarom dient een woord altijd binnen de context van het Woord van God te worden bestudeerd, want dáár krijgt een woord zijn betekenis
(7) Bedoelt wordt het geopenbaarde Koninkrijk op aarde.
(8) Dit geldt ook voor de leer der restitutie. Wanneer men de diverse Schriftplaatsen op een eerlijke en juiste manier met elkaar vergelijkt, kan men slechts tot de conclusie komen dat er restitutie heeft plaatsgevonden. Wie dat niet doet weet deze dingen niet, maar het is hem willens onbekend. Men moet bereid zijn om Schrift met Schrift te vergelijken. Vervolgens zal men de waarheden die de Schrift aangeeft dienen te accepteren. Het gaat dus om geloof in het Woord van God.
(9) Men is overal op aarde op zoek naar iets waardoor de mens eeuwig zou kunnen leven (= levens-elixer). Men weet dat zoiets zou moeten bestaan. Men weet dit, omdat het ooit bestaan heeft, namelijk: de boom des levens. Tegenwoordig is er ook een boom des levens, maar dat is een geestelijke boom des levens. Die geeft geestelijke leven. Die Boom is Christus.
Een lijst met Schriftplaatsen met de woorden “thoohoe” en “boohoe”, is hier te vinden: https://www.bijbelspanorama.nl/s40-de-leer-der-restitutie-bijlage-thoohoe-en-boohoe/
Een lijst met Schriftplaatsen met de woorden “thehoom” is hier te vinden:
https://www.bijbelspanorama.nl/s40-de-leer-der-restitutie-bijlage-2-het-woord-thehoom/
Als een Groninger “moi’” zegt en je moet het naar het Nederlands vertalen, “dag”. En als een Groninger ‘moi’ zegt en je moet het naar het Hebreeuws vertalen, dan is het “shalom”, want “moi” is de wijze gewoonlijk groeten. Als de Hebreeën elkaar groeten, zeggen ze “shalom”. “Moi” “shalom”, Het heeft wel dezelfde functie. Het functioneert als groet. Nu ziet u, hoe gevaarlijk het is om te vertalen en om met betekenissen van woorden te schermen
In feite is de getalswaarde van neshamah 395, namelijk: k Nun (50), s Shien (300), m Méem (40) h wordt meestal genegeerd. Het waarom dat is mij niet bekend.
Eén van de meest tragische dingen van onze tijd is, dat door al die communicatiemiddelen van vandaag ons denken zodanig beïnvloed of aangesproken wordt, dat wij helemaal niet meer vrij zijn om te denken. Zelf denken is er niet meer bij.
Je kunt het overal in geïnformeerd worden als een zegen beschouwen, maar het is een vloek als je overal over geïnformeerd wórdt. Het is geweldig dat wanneer je iets wilt weten, je een boek uit de kast kunt trekken of het via de computer kunt opzoeken. Maar het is verschrikkelijk als al die informatie elke dag van minuut tot minuut over je uitgestort wordt. Neem alleen die informatie tot u die van wezenlijk belang is. Onze basis is daarbij natuurlijk uiteraard de Schrift zelf. Dan zal blijken dat men vrij wordt
Toen de vertalers in de Bijbel “sittimhout” tegenkwamen, hebben ze het keurig vertaald met sittimhout, omdat ze niet wisten wat voor houtsoort het was. Want “sittim” is geen Nederlands, maar Hebreeuws. Toen men een cherub in de Bijbel tegenkwam dacht men: “Wat is dat nu voor een ding?” Men heeft het woord maar niet vertaald, want men heeft er geen woord voor. En toen men het woord engel” tegenkwam, had men er geen Nederlands woord voor en heeft men het gewoon laten staan.
Dat is met veel meer begrippen in de Bijbel zo gebeurd. De Engelsen bijvoorbeeld, hebben niet geweten wat “baptizo” was in het Grieks. Ze hebben het niet vertaald, omdat ze wisten dat er geen goed Engels woord voor was. Dat is ook zo, want het woord “dopen” betekent niet alleen onderdompelen, maar ook identificatie met elkaar, opgaan in elkaar, met elkaar verbonden worden. De Engelsen hebben dat ook begrepen en het niet vertaald. Zo hoort het ook.
Waarschijnlijk is dat precies hetzelfde als de ideeën van Plato. Hij leerde dat er bepaalde grondbegrippen zijn die de mens kent. Hij weet dat die grondbegrippen bestaan als principe. Hij kan ze niet definiëren. Hij kan ze alleen omschrijven. Hij kan er alleen mee omgaan.
Hij zegt bijvoorbeeld: “Liefde.”
Daar hebben we allemaal een idee over, maar we kunnen niet zeggen wat het is. We kunnen het wel omschrijven en we kunnen er jaren mee bezig zijn en elke dag zeggen: “Liefde is dit of dat.” Maar wat is het nou echt? Wat is het wezen? Dat weten we niet. Het idee kunnen we niet pakken, maar de uitwerking ervan wel.
Als u bijvoorbeeld een Bijbelstudie van mij hoort of leest, ontvangt u mijn geest. U neemt mijn methode van denken over. Ik doe het u voor. Ik leid u door die teksten heen. U gaat denken, zoals ik denk. U moet er niet van schrikken, maar zo werkt dat nou eenmaal.
Er wordt van mensen gezegd dat ze één van geest zijn. En er wordt van de gelovigen gezegd dat ze één van Geest zijn. Waarom? Omdat ze op dezelfde wijze leren denken. Ze gaan uit van dezelfde beginselen, van dezelfde principes, van hetzelfde geloof, van dezelfde God en van dezelfde Goddelijke Waarheid. Ze verwerken die dingen op dezelfde manier.
Ze worden dan één van Geest. Ze hebben dus elkaars Geest.
Om de Bijbelstudies te ondersteunen zijn er door ons een aantal Bijbelse schema’s opgesteld. De oorspronkelijke schema’s uit 1996 zijn door ons in een nieuw jasje gestoken en opnieuw uitgebracht in een brochure. De schema’s zijn voorzien van commentaar en veel tekstverwijzingen. Deze brochure kan erg behulpzaam zijn bij het bestuderen van de Heilige Schrift en het vasthouden van de “rode draad” van diverse Bijbelse onderwerpen.
BROCHURE 00BP
In de prediking van het Evangelie van Jezus Christus worden vele Bijbelse uitdrukkingen gebruikt, die alle te maken hebben met de manier waarop een sterfelijke zondaar eeuwig leven kan ontvangen. Er wordt gesproken over bekering, verzoening, geloof, genade, rechtvaardigmaking, verlossing en bevrijding. Een woord, dat slechts zelden gebruikt wordt, maar toch zo ontzettend belangrijk is, omdat het in essentie aangeeft, waar het eigenlijk allemaal om gaat, is “wedergeboorte”. We willen ons daarom bezighouden met wat de Bijbel onder wedergeboorte verstaat.
BROCHURE 01
De natuurlijke mens is door zijn geboorte uit Adam een zondaar, en daarom ongeschikt voor het koninkrijk Gods. (1 Kor. 15 : 50). Wat nodig is, is dat de zondaar in ieder geval verlost wordt van zijn oorspronkelijke afstamming en opnieuw verwekt of geboren wordt, waardoor hij een nieuwe natuur ontvangt. Deze verlossing van de oude natuur is voor ons, die geloven in het verzoenend sterven van de Here Jezus een heerlijk feit, omdat wij weten, dat “onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam der zonde te niet gedaan worde…. ” (Rom. 6 : 6). Deze voor God gestorven zondaar ontvangt echter tevens met Christus nieuw leven, omdat de opstanding van Christus, evenals Zijn sterven, in onze plaats was. Zijn opstanding is daarom ook onze opstanding.
BROCHURE 02
In het beroemde nachtelijke gesprek tussen Nicodemus en de Heere Jezus doet de laatste een wet zeer markante uitspraak. Nadat Hij tot driemaal toe gesproken heeft over de wedergeboorte als noodzaak om het Koninkrijk Gods te zien of in te gaan,verwijt hij Nicodemus, dat deze niet bekend is met het begrip “wedergeboorte”: “Zijt gij de (niet een” maar de) leraar van Israël, en weet gij deze dingen niet?” Joh.3: 10.
BROCHURE 03
De eerste bladzijden van de Bijbel, overbekend als zij zijn, vertellen ons over de wijze waarop de wereld zoals wij die kennen tot stand gekomen is. En direct worden we geconfronteerd met de meest gecompliceerde problemen. We lezen hoe de wereld van kwaad tot erger vervalt. Hoe zij, verre van te evolueren, juist degenereert. Maar tegen elke menselijke verwachting in kent de Schrift een “happy end”! We lezen daar immers over het tot stand komen van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde ter vervanging van de oude hemel en aarde, die voor eeuwig zijn weggedaan. De oude schepping blijkt op het laatste ogenblik vervangen te worden door een nieuwe. Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde waarin gerechtigheid woont!
BROCHURE 04
God heeft altijd veel liefde voor de mensheid gehad. Hoewel de mensen hebben gezondigd en zich van Hem hebben teruggetrokken, heeft God toch in Zijn liefde gezorgd voor een ‘uitweg’ voor zondaren en ‘een weg tot verzoening’ met Hem. En dit plan tot verzoening en verlossing is het hoofdthema van de Bijbel. De reden, waarom God ons dit Boek gegeven heeft, is: ons met dit heerlijke verlossingsplan bekend te maken.
BROCHURE 06
Genade is de onbegrijpelijke en onverdiende gunst van God. Genade betekent, dat God Zelf de verantwoordelijkheid van de schuldige mens op Zich neemt. Genade wordt om niet aangeboden aan hen ,die “dood waren in de misdaden en in de zonden”, die “wandelden naar de eeuw dezer wereld, naar de overste de macht der lucht” en die van nature “kinderen des toorns” waren. Het wordt aangeboden door de Here Jezus. Genade is “Gods grote liefde, waarmee Hij ons liefgehad heeft, ook toen wij dood waren door de misdaden” en waardoor Hij ons “heeft levend gemaakt met Christus en ons mede gezet heeft in de hemel in Christus Jezus.”
BROCHURE 07
Over de vraag : Wie is de de “Bruid van Christus”. Is dit de Gemeente of behoort deze titel aan het gelovig overblijfsel van Israël? Deze vraag is de aanleiding tot de studie, die op de volgende bladzijden is weergegeven. Het is met enige aarzeling, dat ik mij ertoe gezet heb, om een studie over dit onderwerp op schrift te stellen. Niet omdat de uitkomst ervan zo onzeker is, maar omdat de praktijk leert, dat er op dit onderwerp eigenlijk een soort taboe rust.
BROCHURE 09
God biedt ons Jezus niet alleen aan als Zondendrager en als Bevrijder van de macht der zonde, maar ook als onze Here en Koning. Wij lezen In de Handelingen 2 : 36: “Zo wete dan zekerlijk het ganse huis Israëls, dat God Hem tot een Here en Christus gemaakt heeft, namelijk deze Jezus. Die gij gekruisigd hebt‘. Jezus aannemen betekent Hem als Goddelijke Meester erkennen, aan Wie wij ons met geheel ons hart en leven onderwerpen. Wiens onbeperkte heerschappij over ons leven wij met vreugde aanvaarden, zodat het nu voortaan niet meer de vraag is: Wat zal ik graag willen doen? – maar de vraag is nu slechts: Wat wil Hij dat ik doen zal?
BROCHURE 10
Wanneer we een systematische studie maken van de persoon en het leven van de Heere Jezus, krijgen we direct bij de aanvang te maken met het fenomeen, dat er niet zoiets als een biografie van de Heere Jezus bestaat! Wat we in de Bijbel vinden is geen enkelvoudig chronologisch verslag van zijn leven vanaf de aankondiging van zijn geboorte tot en met zijn Hemelvaart. Wat we vinden zijn de vier “Evangeliën”, die onderling aanmerkelijk van elkaar verschillen. Niet dat deze verschillen tegenstrijdigheden zouden zijn! Verre van dat, de gelovige weet immers, dat de vier Evangeliën in wezen één en dezelfde schrijver hebben. Waar alle vier door de geest van God zijn voortgebracht is het onmogelijk, dat er tegenstrijdigheden zouden voorkomen.
BROCHURE 11
Het is een voorrecht voor iedere gelovige het levende water verder te mogen brengen voor zover God hem de gelegenheid daartoe geeft. Laten wij nu een ogenblik nadenken over wat het betekent, een kanaal van zegen voor anderen te zijn. Stel u voor, dat u genezen bent van een gevaarlijke ziekte en u weet zeker, dat het middel, dat u hebt gebruikt, onfeilbaar is. Zou u dan niet graag dit medicijn overal bekend willen maken? Natuurlijk zou u er niet over kunnen zwijgen. Evenzo willen wij graag overal bekend maken, dat er stromen van zegen zullen vloeien uit het hart van een ieder, die gelooft in de Here Jezus.
BROCHURE 12
Paulus stelt nadrukkelijk vast, dat ‘God het is die in ons werkt, beide, zowel het willen als het werken, naar Zijn wel behagen’ Fil.2:13. Onze verantwoordelijkheid in deze is geen andere dan te geloven, dat Hij bij machte is het ‘willen’ en het ‘werken’ in ons te richten en te besturen; en om te luisteren naar Zijn stem. Met het oog op deze verantwoordelijkheid zouden wij elke gelovige. op het hart willen binden zijn ‘werken’ te toetsen aan het Woord en in het gebed, om zeker te zijn, dat het werkelijk de ‘goede werken zijn, die God te voren bereid heeft opdat gij daarin zoudt wandelen’. Efeze 2:10
BROCHURE 13
Aan niets heeft de Gemeente van Jezus Christus in onze dagen meer behoefte dan dat in haar de grondwaarheden van de Christelijke hoop weer levend en zichtbaar worden. Wij moeten helaas de klacht uitspreken, die eigenlijk ook een aanklacht is, dat de Kerk van Christus deze grondwaarheden met hun wonderbare perspectieven voor de eindtijd verduisterd heeft ten gunste van een ontwikkelingsleer over wereldverbetering en maatschappijvernieuwing, die echter noch Bijbels gegrond noch door de loop der geschiedenis gerechtvaardigd is. De zelfbezinning van de Gemeente moet beginnen met de terugkeer tot het fundament van de Schrift en tot de verwachting van de Christelijke hoop.
BROCHURE 14
Dit is een heel bekende profetie. Het is een bekende waarheid, dat de Heer Jezus ooit terug zal keren uit de hemel. Hij zal Zijn voeten dan letterlijk en zichtbaar zetten op de Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt, tegen het oosten (vs 4). Het staat onomstotelijk vast, dat dat gaat gebeuren. Toch zijn er heel wat christenen, die deze profetie helemaal niet kennen. Als ze deze profetie ooit al eens gehoord hebben, geloven ze hem dikwijls niet. Men zegt dan: “Dat moet u geestelijk zien.” Dan zeg ik: “Goed, verklaar het mij dan. Wat betekent het dan geestelijk”? Men is dan snel uitgepraat, want dit is geestelijk niet te verklaren.
BROCHURE 16
Tenzij anders vermeld, komen de aangehaalde Bijbelteksten uit de Statenvertaling.
De (afgoden)dienst aan “al het heir des hemels” werd onder koning Josia afgeschaft.
Er zijn twee boeken (bekend) van Bijbelgeleerden, die over de betekenis van de sterrenbeelden gaan. The Witness of the stars (Ethelburt Bullinger) The Gospel in the stars (Joseph Seiss). Van dit materiaal is (ook) dankbaar gebruik gemaakt bij de bestudering van dit onderwerp.
In deze studie staat soms: (Hebreeuws ?). Dit betekent: Herleiding van het Hebreeuwse woord niet gevonden.
Deze studie is ànders dan andere Bijbelse onderwerpen omdat ze niet primair op de Here Jezus Christus gericht is, noch op het werk dat Hij gedaan heeft. Het is geen studie over de nieuwe schepping, maar over de oude schepping,met name over het uiterlijk van de oude schepping. De mens heeft een hoge dunk van zichzelf en over alles dat hij tot stand heeft gebracht. Dit geld vooral voor de “wetenschap”. De wetenschap van de mens is geen werkelijke wetenschap. Het is technologie. De mens kan tegenwoordig heel wat in technisch opzicht. Naar de mens gesproken, kan men daar bewondering voor hebben. Het heeft echter niets met “kennis” te maken.Vaak doet men dingen, zonder te weten of iets werkt. Soms blijkt het inderdaad te werken en soms ook niet. Doorgaans weet men absoluut niet waarom het werkt. De mens heeft in de praktijk veel
waargenomen, waardoor hij in staat bleek veel dingen te construeren. Dit heeft niets met werkelijke kennis te maken. De westerse mens kijkt in de regel neer op volkeren die geen technologische kennis hebben. Men duidt hen aan met ”achtergebleven gebied” of ”ontwikkelingsland”. De westerse mens ziet het als het hoogste goed om zijn verworvenheden
onder die volkeren te verbreiden. Het is echter heel goed mogelijk, dat bij hen veel meer kennis aanwezig is, dan bij de westerse mens. De mens komt in de regel niet aan werkelijke kennis toe omdat hij niet weet waarom de dingen zijn zoals ze zijn. Dit komt met name door het misbruik van de technische ”kennis”. De mens houdt zich met zaken bezig die feitelijk van nul en generlei waarde zijn. Door de techniek is de mens in staat voor de werkelijkheid te vluchten. Hij houdt zich met een droomwereld bezig die niet werkelijk bestaat. In de praktijk is hij helemaal niet geïnteresseerd in de werkelijkheid. De mens is alleen geïnteresseerd in zaken waar hij zelf béter van wordt. Of dat de waarheid is of niet, speelt daarbij geen enkele rol.
In deze studie gaat het om de waarheid. Het gaat erom hoe de werkelijkheid eruit ziet. Deze studie handelt over de oude schepping, met name om de vorm van deze oude schepping en waarom die vorm zo is geschapen. Het gaat er daarbij niet om of het in overeenstemming is met hetgeen wij in de praktijk waarnemen. Evenmin is het bedoeld om er zelf béter van worden. In deze studie staat hetgeen de Bijbel leert centraal; zónder alle moderne ”kennis”. Het uitgangspunt is: geloof in hetgeen God in Zijn Woord heeft meegedeeld. In de Bijbel is geen hoofdstuk te vinden, waar speciaal wordt meegedeeld hoe de oude schepping in elkaar zit. Er zijn wel veel hoofdstukken te vinden die over de nieuwe schepping handelen. Met name Paulus besteedt in zijn brieven zeer veel aandacht aan de manier waarop een oude schepping een nieuwe schepping wordt. In verband met de oude schepping vinden we dergelijke hoofdstukken niet.Dit is begrijpelijk, want de Bijbel leert ons dat de oude schepping verdwijnt en dat er een nieuwe schepping tot stand komt.
Het woord “gemeenschap” is in de Statenvertaling de vertaling van het Griekse “koinonia”. Dit woord staat ten onrechte in sommige Griekse manuscripten. Het staat in de “Textus Receptus”, waarvan de Statenvertaling een vertaling is. In de nieuwere versie van het Nieuwe Testament staat het woord “oikonomia”, wat “bedeling” betekent.
De wereld van vandaag is geboren uit de gevallen “oer-schepping” van Genesis 1 : 1. De nieuwe schepping, de zaligheid, komt voort uit de Here Jezus. Christus is het Hoofd van de nieuwe schepping. Jezus Christus is voortgekomen, langs één kant, uit een hoer: Rachab, Thamar, Bathseba en – in breder verband – Israël zelf.
Israël wordt in de Bijbel uitdrukkelijk de overspelige vrouw genoemd (Ezechiël 16 : 32, Jeremia 9 : 2), de hoer (Ezechiël 16 : 35). Toch wordt daaruit een nieuw Israël geboren.
De hele schepping, waarin wij leven, was de vrouw van God. De schepping staat vrouwelijk tegenover de mannelijke Schepper. Die schepping is overspelig geworden en is een andere man (de satan) gaan dienen. Toch komt uit deze overspelige vrouw een nieuwe wereld voort.
De wereld, waarin wij leven, is geboren uit de oorspronkelijke schepping. Dat is niet voldoende, want men moet wedergeboren worden, om behouden te worden. Dit gebeurt uiteindelijk via de Persoon van de Here Jezus Christus, Die een nieuwe schepping
voortbrengt. Christus was Zelf de Eerste Die wedergeboren werd en wij zijn Hem gevolgd in de wedergeboorte.
Dé zonde van ongeloof wordt in de Bijbel “spreken/lasteren tegen de Heilige Geest” genoemd (Matthéüs 12 : 32; Markus 3 : 29; Lukas 12 : 10). De Geest overtuigt van zonde, van gerechtigheid en van oordeel (Johannes 16 : 8). Wanneer we dat niet aanvaarden, zondigen we rechtstreeks tegen de Persoon van de Heilige Geest.
Op grond van ongeloof gaat de mens verloren en op grond van geloof wordt de mens behouden. De Bijbel leert niet dat iemand die van niets weet voor de eeuwigheid verloren is. De Bijbel leert dat een ongelovige verloren is en dat iemand, die gelooft, behouden is. De enige manier, om het oordeel te
ontvlieden, is: tot geloof komen.
Het evangelie is een kracht Gods tot zaligheid voor een ieder, die gelooft (Romeinen 1 : 16). Voor degene die niet gelooft, is het “een kracht Gods tot verdoemenis”.
Het woord voor ”land”, ”aarde” is het Hebreeuwse woord ”eretz”. Dat wordt in het algemeen gebruikt voor Israël zelf: ”Eretz Jisreël”. ”Land” heeft met een bepaald territorium te maken. ”Eretz” is de aanduiding voor een begrensd gebied ter onderscheiding van een ander gebied. Dat wil zeggen: land ter onderscheiding van een ander land. Het land is tevens de begrenzing van het water. De droge aarde verschijnt ter
onderscheiding van de zeeën.
De bereiding van druiven tot wijn is vrij ingewikkeld. De druif bestaat voor het grootste gedeelte uit water. De druif moet worden geplukt en geperst (met voeten getreden). ”Persen” heeft met vernedering/oordeel te maken. Door vernedering en oordeel komt er een nieuwe schepping tot stand.
Het druivensap gaat in eikenhouten vaten, die in het donker bewaard worden. Tijdens het rijpingsproces komt er alcohol tot stand: water wordt wijn. Wijn is een beeld van de Geest en van de geestelijke dingen. De nieuwe mens ontwikkelt zich ten koste van de oude mens, want die legt men af.
Er is ook een sterrenbeeld, dat ”kruis” heet, namelijk ”het Zuiderkruis” (Latijn: Crux). Dit sterrenbeeld is al zo’n 4000 jaar aantoonbaar (zolang wordt het al gezien). Aan onze sterrenhemel is het niet meer te zien, omdat het naar het zuiden is afgezakt.
Het Zuiderkruis heeft met vernedering te maken, want alles, wat in het zuiden ligt, heeft met vernedering te maken. Het is verleden tijd. Wij zien op naar een ander sterrenbeeld: de Noorderkroon. De kroon staat altijd in het noorden, want het noorden wijst op God (Psalmen 48 : 2, 3).
De Bijbellezingen zijn voor persoonlijk gebruik.
Het is niet toegestaan deze te wijzigen of aan te passen.
Ook is het niet toegestaan deze verder online te verspreiden
© NBC – Almere
Benny Goodmanstraat 40
1311RA Almere
Tel: 036 – 536 29 76
E-mail: info@bijbelstudie.nl
Enige tijd geleden werd mij deze vraag gesteld. Daarmee was ik
ineens terug in 1960. Toen kwam mijn vaders eerste brochure uit de Morgenroodreeks uit, met als titel “Wat is de hemel?” In die dagen waren er nogal wat mensen om onze familie heen overleden en mijn vader werd steeds gevraagd waar ze zich bevonden en hoe het daar was. Mijn vader gaf daarop deze brochure uit en een grammofoonplaat: “Daarboven is een heerlijk oord”. Op die plaat stonden liederen die we nu nog zingen en een declamatie van mijn moeder. Het waren uitgaven bedoeld als troost en bemoediging voor degenen die achtergebleven waren. Ze waren bovendien uitgegeven, omdat er ook onder kinderen Gods veel onzekerheid bestaat over wat de Bijbel leert over de hemel.
Bij nader inzien lijkt het nirwana mij de minst ideale toestand te zijn die je maar bedenken kunt. Het blijkt namelijk leegheid te zijn. Men moet zichzelf leegmaken. Men denkt niet meer, men doet niet meer, men hoort en ziet niet meer en men noemt dat een ideale toestand. Dat zou dan overeenkomen met het Bijbelse begrip hemel. De wereld is een
heel eind op streek naar die leegte. Als er iets is wat mij stoort in het dagelijks leven, is het de leegheid van de mens. Men denkt absoluut niet meer en doet er ook alles aan om denken te voorkomen. Via deze boeddhistische leringen wil men van de wereld en haar problemen af. Men heeft er geen alternatief voor en dan houdt men leegte over.
Of ze het ook kunnen zien, staat niet vermeld, maar ik hoop het niet. Dat is toch enigszins gênant. Als ze het echter
weten, zal het wel op één of andere manier waargenomen worden. Er staat nergens in de Bijbel dat men ziet. De Heer ziet wel en de satan gaat rond over de aarde om te zoeken (Job, Petrus). Of onze broeders en zusters die ons voorgegaan zijn, alsnog rondgaan over de aarde en daar alles zien, waag ik te betwijfelen. Dat lees ik namelijk niet in de Bijbel. Aangezien men in de hemel per definitie weet wat er op de aarde is, geloof ik wel dat ze dat weten, maar of ze dat zien, is een
ander verhaal.
*Er is een Bijbelstudie over het Bijbels wereldbeeld (ofwel de holle aarde) beschikbaar. Zowel als Mp3-lezingen als schriftelijk.
Of het nu in het lichaam is of niet, ik weet wel dat hij voor dat doel naar de berg Sinaï is geweest, om van daaraf die derde hemel binnen te gaan. Niet omdat het daar makkelijker is, maar omdat de Heer bepaalde plaatsen gebruikt. Paulus deed dat in navolging van Mozes en Elia. Hij ging naar de berg Sinaï, een berg in Arabië waar hem hemelse dingen getoond zijn. Daarvan staat dat “hij opgetrokken is tot in de derde
hemel”. Ik denk dat zijn lichaam gewoon op de berg Sinaï was, net als dat van Mozes en Elia. Hoe het echter precies is, weet ik ook niet.
Hierover is tijdens twee eerdere Bijbelstudiedagen met als onderwerp: “Dood en dodenrijk” gesproken . Toen hebben we daar uitgebreid bij stilgestaan. Ik bespreek daar alle Schriftplaatsen waarin het woord “hades”, “dodenrijk”, “poel des vuurs” of “sheool” gebruikt wordt in het Oude Testament. Ook andere termen als “tartarus”, “put” en “paradijs” zijn toen aan de orde gekomen. Ik ga daar dan nu ook bij voorkeur niet op in.
De studies kunnen beluistert worden via onderstaande link:
Ultradispensationalisten en de hemel.
Ook om die reden hebben de ultradispensationalisten ongelijk. Als er na de opstanding van Christus een gemeente was, anders dan dé Gemeente waarvan wij nu deel uitmaken, dan hebben zíj eerstgeboorterecht, gaan zíj naar de hemel en wij niet. Zij hebben daarop uitgevonden dat er niet alleen twee gemeentes
bestaan, maar ook twee hemelen. Er zou namelijk zoiets zijn als het hemelse en het overhemelse. Men beweert dat Hebreeën voor die eerste gemeente was, vóór Paulus en de Gemeente waarvan wij deel uit maken. In Hebreeën 3 : 1 staat echter: “Hierom, heilige broeders, die der hemelse roeping deelachtig zijt”. Dat gaat over de Gemeente. Zij beweren echter dat ook Israël een hemelse roeping heeft, maar dan iets lager.
Hoe dat dan moet met het duizendjarig rijk, is niet duidelijk. Dan zou Israël, een bekeerd Israël, op aarde wonen als eersteling van de volkeren. Hoe moet dat dan als zij een hemelse positie hebben ontvangen? Dat ze naar de hemel gaan,
zou zijn omdat de Thessalonicenzen brieven ook vroege brieven van Paulus zijn en ook op die gemeente van toepassing zijn. Daarin is sprake van opname van de Gemeente (1 Thessalonicenzen 4). Daar zou het dan niet gaan over u en mij, maar over hen, want zij gaan ook naar de hemel. Men heeft dan eerst twee hemelen gemaakt van die ene. Die hemel der hemelen, die in het Oude Testament altijd in het enkelvoud staat. Men heeft er echter twee van gemaakt op de volgende grond: Het verschijnsel bestaat in het Grieks dat woorden – zelfstandige
naamwoorden/werkwoorden – versterkt worden door er een voorzetsel aan toe te voegen. Dat gebeurde met “katalasso”. Dat betekent losmaken en verbinden met een ander, vertaald met verzoenen.
Het woord is eigenlijk “lasso”. Als men het wil versterken, zet men er “kata” voor. Als het met nog grotere nadruk gezegd wordt, staat er “apokatalasso”. Dan komen er twee voorzetsels voor. De betekenis van het woord verandert daar niet mee. Het krijgt alleen meer gewicht. Dat gebeurt met het woord hemel, uranos, ook. Soms staat daar het woord “epi” voor. Men denkt dan dat dat hoger is, aangezien “epi” hoog betekent. Het woord “uranos” betekent in zichzelf echter al dat het gaat om alles wat hoger is dan de aarde. Dat kan de atmosfeer zijn, dat kan de ruimte van de sterren zijn. Het is echter bij voorkeur die onzienlijke wereld die van hogere aard is dan al het zichtbare. Dat is wat het woord betekent. Het is niet de ethymologie van het woord.
Om aan te geven dat het echt hoog is, staat er in sommige gevallen in het Nieuwe Testament “epi” voor. Ultradispensationalisten beweren dat er dus twee woorden bestaan voor hemel, “uranos” en “epuranos”. Dat noemen ze dan de hemel of het hemelse en het overhemelse. De laatste is dan nog hoger. Dat zou dan voor de Gemeente zijn in Paulinische zin en de wat lagere hemel zou dan bestemd zijn voor Israël. Zo hebben zij dan toch een hemelse roeping en wordt het nog moeilijker om het uit elkaar te houden. Het wordt echter toch problematisch wanneer het woord met “epi” ervoor voorkomt in het Matthéüs-evangelie. Dit soort redeneringen zijn zo verschrikkelijk onlogisch, dat heel moeilijk een logisch tegenargument te geven is. Als men het niet zien wil, houdt het gewoon op.
Wij kennen de uitdrukking “bevorderd tot heerlijkheid”. Die uitdrukking is ontleend aan de militaire structuur van het
Leger des Heils. Ik heb alle respect voor de organisatie en de terminologie en ik begrijp hem ook. Het is tenslotte heerlijker om ontbonden te zijn dan gebonden. De echte bevordering tot heerlijkheid komt echter pas later, namelijk ter gelegenheid van de opname van de Gemeente.
Vaten zouden gebruikt worden voor hun eigen doel. Dat is met de mens ook zo. Er zijn grote en kleine “vaten”. De bedoeling is, dat ze vol zouden worden en hoe voller, hoe meer vervulling van het leven als zodanig. We moeten echter niet de grootte met elkaar vergelijken. Daar gaat het niet om, het gaat erom dat elk vat vol is. Dat is ook het misverstand van het socialisme. Dat gaat er van uit dat alle vaten evenveel inhoud moeten hebben. Het punt is dat sommige vaten al meteen vol zijn en andere vaten nog zo goed als leeg. Het verschil is dikwijls heel erg groot. Vandaar dat het nooit werkt. Het gaat er maar om dat het vat vol is. We zouden elkaar niet “een kopje kleiner maken”, zodat we allemaal even groot zouden worden.
Hij is de hemel binnengegaan en Hij is met Zijn eigen bloed – niet door het bloed van stieren en bokken – ingegaan in dat
heiligdom. Op die grond en met dat bloed zit Hij ook op de troon. Dat is de betekenis van het bloed dat op Grote Verzoendag gesprenkeld werd op de weg naar de ark des verbonds. Daarmee werd een verse en levende weg verkregen, die eindigt op het verzoendeksel ofwel de “troon der genade”. Op die troon zit Christus.
Waar gesproken wordt over of wij elkaar zullen herkennen in de
hemel, wordt vaak het voorbeeld aangehaald van Lázarus en de rijke man, die elkaar herkenden. Zij bevonden zich echter niet
in de hemel, dus is het geen goed argument. Kennelijk verstaat men onder hemel het hiernamaals en is het dodenrijk ook het hiernamaals en dus is de conclusie dat er herkenning is in het hiernamaals. U ziet hoe slordig met dit soort Schriftplaatsen wordt omgesprongen. Of men in de hemel weet wat er op aarde gebeurt, wordt ook verklaard uit diezelfde geschiedenis. De rijke man wist namelijk wat er op aarde met zijn drie vrienden
gebeurde. Maar hij was niet in de hemel. Bovendien was het een uitzonderlijke situatie, die nooit als norm te hanteren is.
Toen Mozes en Elia vanuit de hemel – want daar waren ze kennelijk – met de Heer verschenen op de berg der verheerlijking, werden ze door de discipelen herkend. Zo staat het er echter niet, want het zou best kunnen, dat ze zich netjes hebben voorgesteld. Ze wisten dat ze het waren, maar of ze ze herkend hebben, is niet zeker. Men zegt ook dat ze uit de hemel kwamen en wisten wat er op aarde omging. Ze kenden echter het profetisch woord en dat is wat anders dan dat ze de dingen op aarde zagen. We moeten er geen dingen inleggen, die er niet staan. Ze spraken over “Zijn uitgang”(Lukas 9 : 31). Ze wisten dit, omdat ze de schriften kenden, al vanaf toen ze zelf op aarde leefden.
In het algemeen kunnen we stellen dat hoe ouder onze geestelijke liederen zijn, hoe meer ze het hebben over onze toekomstverwachting. Luid en duidelijk spreken ze over die hemel, over die reünie en ons verlangen naar de hemel. Dat kan alleen maar voortkomen uit het besef, dat wij nu reeds dat hemels burgerschap ontvangen hebben.
Deze foto’s laten de plaats van een van de drie bronnen van de Jordaan zien. Deze bron heet tegenwoordig “Banyas”, net zoals de nabijgelegen plaats, en ligt op Israëlisch grondgebied, aan de monding van de berg Hermon. In het begin van onze jaartelling heette de stad Cesarea Filippi en wordt genoemd in de evangeliën en in Handelingen. De naam Banyas of Panias vindt zijn oorsprong in “Pan”, de herdersgod en een van de Griekse mytische figuren. Deze half-mens-half-dier, van wie als enige god wordt gezegd dat hij gestorven is, wordt in het katholicisme negatief neergezet, als beeld van de duivel. Beter onderzoek maakt duidelijk dat dit ten onrechte is.
Tenzij anders vermeld, komen de aan gehaalde Bijbelteksten uit de Statenvertaling, zoals gebruikt in het computer- programma
E-Sword. Op internet is deze vertaling te vinden via https://www.e-sword.net/
Genesis 13 : 10 vertelt dat Lot en Abraham over de “ganse vlakte der Jordaan” keken. In het Hebreeuws heet dat “KikkarYarden”. Tegenwoordig is dat niet meer mogelijk vanaf die plaats, maar in de dagen dat Lot koos voor dit deel van het land dus nog wel. Lot zag in de verte een weldadig gebied, dat “gevoed” werd door de Jordaan. Wellicht zag het er zo uit als op deze foto van het Jordaandal ter hoogte van de Westbank. Misschien was het nog mooier, want het is logisch dat wie kiezen mag, kiest voor een vruchtbaar gebied, waar het prettig leven is.
De Dode Zee gezien vanaf de berg Massada (zie rode stip op satellietfoto), dat gelegen is in het zuidwesten van de Dode Zee. De zee is 76 kilometer lang en 16 kilometer breed en wordt door het Jordaans schiereiland Lisan gedeeld in een klein ondiep zuidelijk deel, (4 tot 6 meter diep) en een groot noordelijk deel, dat op sommige plaatsen zo’n 430 meter diep is.
Vanwege het hoge zoutgehalte van 25-30% heet de zee in het Hebreeuws “Jam HaMelach” Zoutzee, dat is ook de Bijbelse naam. Het is het mineralenrijkste water ter wereld. Er is een uitzonderlijk hoge concentratie aan kalium, broom, magnesium en jodium. De Dode Zee wordt kleiner. De water- spiegel daalt ongeveer één meter per jaar
Massada biedt een prachtig overzicht op de overblijfselen van Gomorra. De “witte” plaatsen markeren dit gebied heel duidelijk. Lopen op de as van ver- brand kalkzandsteen en kijken naar de contouren van wat eens een woonplaats geweest moet zijn, maar waar nu geen enkel leven meer mogelijk is, bepaalt ons erbij dat het Woord van God waar is. Gomorra is één van de “monumenten” waarop de mens acht zou slaan om zich vervolgens te verdiepen in Zijn Woord en Zijn Plan met de oude schepping en in de nieuwe schepping.
Ons Nederlandse woord “keramiek” is verwant aan het Hebreeuwse “chamar”. De ch wordt een k en de letters m en r zijn omgekeerd. (Een omkering van letters heet een anagram). Keramiek is aardewerk of klei.
Men vermoedt dat “chamar” verwant is aan het Arabische “achmar”. Dit wordt vertaald met “rood”. Overdrachtelijk toe- gepast is dat rode klei of rode aarde. Zo kennen we vanuit het Hebreeuws het woord adamah, dat “aarde” Adam (= “rood”) van afgeleid. Daarom wordt de naam Adam soms met “rode aarde” vertaald. In de omgeving van Sodom heeft de aarde ook een rode kleur.
In het verleden heeft God eenmaal hemel en aarde geoordeeld door water. Hij heeft toen een universele vloed gebracht over de wereld. (Genesis 1 : 2) Wij noemen dat tegenwoordig “de laatste IJstijd.” Daarna heeft Hij, in de zeven dagen van Genesis 1, die wateren teruggedrongen, zodat het droge land weer zichtbaar werd en de aarde weer het één en ander voortbracht.
Deze satellietfoto toont het gebied waar de berg Hermon, het meer van Galilea, de Jordaan, Jeruzalem, de Dode Zee, Sodom en Gomorra, Egypte het land Gosen, de Rode Zee (met de plaats van de doortocht), de berg waar Mozes de wet ontving, de rotsstad Petra (met onder andere de berg Hor) en de berg Nebo zich bevinden. Dit aardbevingsgevoelige gebied, als onderdeel van de Syrisch-Afrikaanse Slenk, is van oudsher het centrum van Gods handelen met deze gerestitueerde schepping (aarde en twee hemelen). Volgens het profetisch Woord blijft dit gebied ook in de nabije, én de wat verder weg gelegen toekomst, het middelpunt van Gods handelen. Het maakt onderdeel uit van Gods Plan, dat leidt tot nieuwe hemelen en een nieuwe aarde.
Petrus zegt daarover in 2 Petrus 3 : 13: “Maar wij verwachten, naar Zijn belofte, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, in dewelke gerechtigheid woont.” Als de taak van dit gebied er op zit, dan zal het plaatsmaken voor de laatste onderdelen van Gods Nieuwe Schepping, die begon bij de opstanding van Jezus van Nazareth en Zijn aanstelling tot Here (Jehovah) Jezus Christus. De al aan Abraham gedane beloften zullen dan volledig in Christus gestalte hebben gekregen en wedergeboren kinderen Gods mogen daar voor altijd in delen.
De berg Sodom is eenvoudig te bezoeken en te beklimmen. Het eerste gedeelte van deze zoutberg, die voor 98% uit puur zout bestaat, kan per auto worden afgelegd en slechts een relatief klein gedeelte moet worden gelopen. Bovenop wordt men beloond met een prachtig uit- zicht over het zuidelijkste deel van de Dode Zee, waar veel mineraalwinning plaatsvindt. Rechts in de verte ligt het in de Bijbel genoemde Zoar, de plaats waar Lot en zijn gezin naar toe vluchtten tijdens de verwoesting van de vijf ste- den, waaronder het nabijgelegen Sodom. Beneden aan de voet van de berg is goed te zien hoe de berg bestaat uit zoutplaten.
In Nederland kennen we ook zoutbergen, alleen liggen die honderden meters onder de grond! De zoutberg Mount Sedom ligt echter honderden meters boven de oppervlakte. Dat het gebied enkele honderden meters gezakt moet zijn tijdens de ondergang van Sodom en de andere steden, is een verklaring voor deze zoutberg op deze plaats. Het is eveneens een goede verklaring voor de Dode Zee, die als enige op de wereld zoveel zout en mineralen bevat
De in Eilat wonende gids Benayah Blum weet haarfijn de weg in het gebied dat hij beschouwt als het gebied waar de stad Sodom lag. Hij wijst graag op de contouren van de stad. Een tekening van hoe het mogelijk geweest zou kunnen zijn, neemt hij mee op wat voor de geïnteresseerde bezoeker een bijzondere reis is door wat eens de veel hoger gelegen straten van de stad Sodom geweest zouden moeten zijn.
De contouren van de stad zijn duidelijk te zien en de “straten” zijn nu nog te bewandelen. Sodom ligt dus niet op de bodem van de Dode Zee! Helaas komen weinigen met eigen ogen kijken naar dit monument dat God Zelf bewaard heeft, opdat mensen altijd acht zouden slaan op Zijn Woord en Zijn beloften. Er is geen enkele vorm van leven in dit gebied, waar de brandbare sulfurbolletjes nog te vinden zijn. Alles bestaat uit louter as en gips (verbrande kalkzandsteen) en is daardoor zeer gevoelig voor regen. Het regent er echter bijna nooit, terwijl het hemelsbreed zo’n 30 kilometer verderop in de bergen van Judea flink kan regenen.
Uit Deuteronomium 34 : 1-3 blijkt dat Zoar tot het beloofde land behoorde. De voet van de berg Nebo ligt in het dal van de Dode Zee. Mozes zag vanaf de berg het hele beloofde land, namelijk het gebied van de stam Dan in het noorden tot aan Zoar in het zuiden.
Immens heet moet het geweest zijn om alles zo te verbranden dat er 4000 jaar later nog in de as geprikt kan worden. In dit zeer droge gebied van as en zout groeit niets, behalve dan in de wadi’s die het water dat in de bergen van Judea valt soms afvoeren. Meestal staan deze wadi’s (droge rivierbeddingen) dus droog en groeien er enkele planten, die het weinige water weten te benutten.
Zelfs in onze tijd zijn er nog zwavelbolletjes te vinden in de omgeving van de steden die 4000 geleden verwoest zijn door enorme hitte, veroorzaakt door een regen van brandende zwavel. Niet alle bolletjes zijn hele- maal verbrand, een aantal zijn gesmoord in de as. Ze dragen zo bij aan de lering die men uit de verwoesting van Sodom en Gomorra zou trekken. Het is een uitbeelding dat God Zelf Zíjn oude schepping geoordeeld hééft en zal wegdoen door vuur (2 Petrus 3 : 10, 12), inclusief degenen die daar niet uit getrokken zijn op grond van hun geloof (vertrouwen) ín de Here Jezus Christus en op grond van het geloof ván onze Heiland. (Romeinen 3 : 23;
Galaten 3 : 22, 26) Wie net als Lot en zijn gezin dat oordeel wil vermijden, geeft dus gehoor aan de oproep te vertrouwen (geloven) op wat God gesproken heeft en dat zonder om te kijken naar wat men achterlaat. Daarmee wordt hij of zij wedergeboren tot kind van God in de volmaakte Nieuwe Schepping, waarin God uiteindelijk alles in allen is (1 Korinthe 15) en die nimmer zal vergaan. Deze boodschap van oor- deel, maar óók van redding is het beste dat een gelovige kan overbrengen aan degenen die zich nog in deze wereld (Sodom) bevinden. Voor hen geldt: Neem Gods Woord en zijn nog steeds aanwezige tastbare voorbeelden ter harte en kies voor het onvergankelijke leven.
Hermon” komt in de Bijbel vijftien maal voor:
Deuteronomium 3 : 8, 9 | Deuteronomium 4 : 48 | Jozua 11 : 3, 17
Jozua 12 : 1, 5 | Jozua 13 : 5, 11 | Richteren 3 : 3 1 | Kronieken 5 : 23
Psalm 42 : 7 | Psalm 89 : 13 | Psalm 133 : 3 | Hooglied 4 : 8
Vanuit de besneeuwde bergen ontspringen bronnen met water dat naar het meer van Galilea (de Kinnereth) stroomt. Dat meer (170 m2 kilometer) geeft water en leven aan heel Israël. Het is namelijk het enige zoetwatermeer en daarmee een waterreservoir voor heel het land. Het water uit het levende meer van Galilea stroomt naar de Dode Zee in het zuiden. Het stroomt als het ware van het leven naar de dood en daarna houdt alles op. God heeft bewust deze symboliek in dit gebied gelegd.
Een aantal merkwaardige vormen in as behoren tot de overblijfselen van Gomorra. Ze zijn eenvoudig te vinden vlak voor de berg Massada. Net als in Sodom is ook hier geen leven te vinden. Dit is in overeenstemming met wat bijvoorbeeld geschreven staat in Jeremia 23 en Jeremia 50. De door God gezonden profeet haalde ook toen de tastbare voorbeelden aan van Sodom en Gomorra, opdat de Joden zich zouden bekeren van hun tot de dood leidende wandel.
Op sommige kaarten staat boven het Sinaï-schiereiland de naam Midian. Dat geeft aan dat men een compromis wil sluiten. Men redeneert: als de berg Sinaï in Midian ligt, dan moet het gebied van de Sinaï-woestijn ook Midian genoemd worden. Dat is natuurlijk niet juist, maar toont aan hoe men met kaarten klungelt.
Over “Jabal al Lawz” (de berg van de Wet) zijn Nederlands ondertitelde DVD’s beschikbaar van de archeologen Jonathan Gray en Ron Wyatt.
Deze DVD’s, (die ook rechtstreeks online bekeken kunnen worden), met als titel “Verrassende ontdekkingen” behandelen de volgende onderwerpen:
De Egyptische badplaats Nuweiba bevindt zich aan het einde van de “weg der Schelfzee”. Die voert dwars door het deel van Egypte dat tussen de Golf van Suez en de Golf van Akaba ligt. Hoge bergen omsluiten de laatste 85 kilometer van deze weg door de woestijn. Het volk Israël (naar schatting zo’n 2,5 miljoen mensen) kon niet anders dan deze weg vervolgen om uit te komen op een grote zandvlakte. Dat werd de verzamelplaats waar zij konden aanschouwen dat God voor hen de wateren uit elkaar dreef door een zeer sterke wind, die muren van ijs vormde. Vervolgens kon men oversteken naar Midian op de landbrug die daar van nature aanwezig is in het zeer diepe water van de Rode Zee. De achtervolgende Farao en zijn legers verdronken toen zij later dezelfde weg namen en de ijsmuren door het ontbreken van die zeer sterke wind smolten. De koraalbegroeing van die overblijfselen zijn nog te vinden op deze door duikers gewaardeerde plaats in de Rode Zee.
Naar en vanuit de grote zandvlakte bij Nuweiba, waar plaats geweest moet zijn voor een volk van ongeveer 2,5 miljoen mensen, is er maar één weg mogelijk. Deze door bergen omsloten weg is in totaal ongeveer 85 kilometer lang en wordt de Wadi Watir genoemd.
Jonathan Gray en wijlen Ron Wyatt beweren dat er aan de overzijde van de Golf van Akaba, in Saoedi-Arabië, een Foenicische pilaar zou staan. Deze pilaar zou 3000 jaar oud zijn en inscripties bevatten. Er zou op te lezen zijn dat hij geplaatst is door koning Salomo ter herinnering aan de doortocht door de Schelfzee van de kinderen Israëls onder leiding van Mozes. Volgens Wyatt is deze pilaar in Saoedi-Arabië inmiddels weggehaald, maar hij zegt dat er ook één staat aan de kant van Nuweiba, met exact dezelfde vorm. En inderdaad blijkt er een pilaar aan het zuideinde van het strand te staan, langs de doorgaande weg naar Sharm el Sheikh, precies in de bocht, namelijk daar waar de weg de bergen in gaat.
In sommige Statenvertalingen staat: de afgronden zijn “stijf” geworden, in plaats van de afgronden zijn “stof” geworden. Stijf wordt hier gebruikt in de zin van stof.
Met een telelens is vanaf het zandplateau van Nuweiba in Egypte de overkant van de Rode Zee goed in beeld te brengen. Er naar toe gaan is praktisch onmogelijk. Het gebied, waarin onder andere de berg Sinaï ligt, behoort toe aan Saoedi- Arabië. De machthebbers daar laten geen onderzoekers of toeristen toe op de plaatsen waar de kinderen Israëls geweest zijn.
Naar verluidt moet er aan de overzijde een door Salomo geplaatste gedenkzuil zijn geweest. Op dit moment is die daar niet meer aanwezig. Eenzelfde zuil staat nog wel aan de kant van Nuweiba.
Vanaf de bergen van Petra in Jordanië, kijkt men uit op de Wadi Araba. Dit woestijngebied is 170 kilometer lang en loopt van het zuiden van de Dode Zee tot aan de moderne badplaats Eilat, de meest zuidelijke punt van Israël, dat grenst aan Jordanië en aan Egypte.
Ons woord Arabier is van het woord arab afgeleid. Arabier betekent niet dat men uit de Araba komt of uit Arabië. Arabier betekent in de Bijbel en volgens de Hebreeuwse taal “een gemengd volk”. We weten dat Edomieten van Edom afstammen en Israëlieten van Israël, enzovoorts. Arabieren stammen af: van Ismaël, van Nabajot, van Ezau, van Amelek en andere zonen van Abraham. Dat is gemengd door elkaar en gezamenlijk heten ze Arabieren. De religieuze aanduiding voor hen is Mohammedanen. Het is dus een gemengd volk.
Petra heet volgens de Bijbel niet Petra, maar Bozra. Dat wordt vertaald met “schaapskooi”. Men weet niet met zekerheid waar Bozra heeft gelegen. De dalketel komt het meest in aanmerking. Dat is een groot gebied omgeven door bergen. In de Bijbel worden de namen Sela en Bozra beiden gebruikt als aanduiding voor de hoofdstad Edom.
Vanaf de weg van de Dode Zee naar Eilat kan men bij helder weer op een bepaald moment de berg Hor zien. Zelfs de witte graftombe van Aäron, die de moslims daar hebben geplaatst, is dan te zien.
Door de Araba trekken en daarna de berg Hor op klimmen, is een beeld van de dood en opstanding en uiterste verhoging van Christus tot in de hemel zelf. Men klimt uit: de Araba, de slenk, het graf, de dood, de berg Hor op (uitbeelding van de hemel). Vanuit de hemel hebben wij Eleázar, Lazarus, Christus, namelijk de Hogepriester van het Nieuwe Verbond, terug- gekregen. De verhoogde slang beeldt hetzelfde uit als Eleázar die zijn bediening begint op de berg Hor. Het zijn beiden typen van Christus. Eleázar werd hogepriester, nadat hij de dood had overwonnen. Zijn vader stierf, maar hij leefde en zijn positie was uitermate verhoogd op de hoog- ste berg in de omgeving. Het is niet bekend waar Mozes de slang verhoogd heeft en hoe ver het van de berg Hor af was. Maar halverwege de top van de berg Hor staat een slangenmonument. Niemand weet waarom dit monument daar staat en waarvoor het dient. Een goede verklaring kan zijn dat het wijst naar de verhoogde slang uit de woestijn, want dat is een beeld van de Hogepriester van het Nieuwe Verbond naar de ordening van Melchizédek.
Op de top van “de berg van Aäron” of “Jabal Harun” of “de berg Hor” staat een witte moskee. Die staat op het graf van Aäron. Er is ook nog een waterbassin of cisterne. Het water komt daar gewoon uit de grond.
De foto rechts geeft een overzichtsbeeld van Bozra en het oude Petra op de berg Umm El Biyara.
Deze foto geeft een overzichtsbeeld van Bozra en het oude Petra op de berg Umm El Biyara.
De berg Nebo ligt ter hoogte van de noordpunt van de Dode Zee en dan iets naar het oosten, in de bergen. Het woord Nebo wordt vertaald met: profetie; voorzegging. We komen hier weer dezelfde geschiedenis tegen. Zowel Mozes als Aäron klimmen vanaf de oostzijde van de Araba het gebergte in. Op de berg vindt hun opvolging plaats en daarna sterven zij. De dood van Mozes en Aäron beelden allebei de dood van de Here Jezus Christus uit en daarmee het einde van het Oude Verbond. In Hebreeën 3 en 4 lezen we dat Mozes en Aäron beiden middelaren van het Oude Verbond waren, maar Christus, als Middelaar van het Nieuwe Verbond, is méér. Mozes en Aäron klimmen op uit het oordeel Gods en worden verhoogd. Samen zijn ze een uitbeelding van Christus.
De Jordaan is in deze tijd geen grote rivier. Er wordt veel water onttrokken aan de rivier die zo’n belangrijke rol speelt in wat God ons via Zijn Woord te vertellen heeft.
Enkele uitzonderingen zijn:
In Johannes 4 : 4, 5 staat dat de Here Jezus van Judea naar Galilea reisde. Hij moest daarvoor door Samaria gaan.
De Here Jezus ging soms naar het land van Dekapolis. Dat werd gerekend tot het buitenland. Letterlijk betekent Dekapolis: tien steden. Deze steden lagen aan de oostzijde van het meer van Galilea, in het tegenwoordige Jordanië.
In Markus 7 : 24-30 en Matthéüs 15 : 21-28 staat de geschiedenis van Jezus en de Syro-Foenicische vrouw of Kananese vrouw. Deze geschiedenis speelde zich in het buitenland af. Tegenwoordig zouden we dat Libanon noemen.
De verzoeking van de Here Jezus door de duivel speelt zich in de woestijn af. (Matthéüs 4 : 1, Markus 1 : 12, Lukas 4 : 1) Er staat niet vermeldt om welke woestijn het gaat. Men vermoedt dat het in de woestijn van Judea plaatsvond. Deze woestijn ligt zuidoostelijk van Jeruzalem, in de richting van de Dode Zee.
Tegenwoordig is er nog steeds een speciale plek in de Jordaan waar men gedoopt kan worden. Deze plek ligt richting het noorden, iets ten zuiden van het meer van Galilea. Dat lijkt de meest waarschijnlijke plaats waar indertijd Johannes de Doper in de Jordaan doopte en waar dus ook de Here Jezus gedoopt is.
Lukas 2 : 36 spreekt over Anna, een profetesse uit de stam Aser. Sommigen beweren op grond van dit vers dat de tien stammen teruggekeerd zijn uit de ballingschap en zich weer bij de Joden hebben gevoegd. Maar deze ene vrouw, uit de stam van Aser, brengt nog niet alle tien stammen terug onder de Joden! Bovendien staat er in de Bijbel dat de stam van Juda (twee stammen) is afgeweken. Juda zou terugkeren tot Efraïm (tien stammen). (Jeremia 3: 18)
Een klassiek geschiedschrijver schreef dat in Noordwest-Europa aan de kust, het volk van de Sabelin goi woonden. Het Hebreeuwse woord goi betekent “heidenen” en in het woord Sabelin is het woord “Zebulon” terug te vinden.
In wat in deze dagen als de
hof van Gethsémané, aan de voet van de Olijfberg, wordt aangemerkt, staan veel zeer oude olijfbomen.
Wellicht zelfs nog uit de tijd van de Here Jezus.
De protestanten kennen twee Maria’s. De ene wordt Maria van Bethanië genoemd en is de zuster van Martha en Lazarus. De ander Maria wordt Maria van Magdala of Maria Magdalena genoemd. Zij zou een bekeerde hoer zijn. Er wordt gedacht dat zij een heel ander iemand was dan Maria van Bethanië, dat was immers een aardige lieve vrouw met lang haar en zalfolie. In de Bijbel vinden we geen verschil tussen deze vrouwen. De rooms-katholieken kennen het verschil ook niet. Ze kennen hier volgens hun leer maar één Maria. Die ene Maria wordt dus Maria van Bethanië en Maria van Magdala genoemd. Magdala ligt aan de oever van het meer van Galilea. De verklaring die men hier voor geeft is, dat Maria van Bethanië bezittingen had in Magdala en daar bij gelegenheid woonde. Er is een directe verbinding tussen Bethanië en Galilea.
Vanaf de Olijfberg heeft men goed zicht op de oude stad Jeruzalem, inclusief de Dome of the Rock (heiligdom van de moslims) op de Tempelberg. Op de voorgrond liggen de talrijke graven van Joden. Tussenin ligt het Kidrondal en aan de voet van de berg, die zo genoemd is vanwege de talrijke olijfbomen die er groeiden, ligt de hof van Gethsémané. Dit is de plaats waar de Here Jezus overgeleverd werd aan de Romeinen. (Matthéüs 26)
Deze foto is genomen vanuit het Kidrondal. De eerste berg rechts is de Olijfberg. De berg waar nu vele duizenden graven van Joden op staan, zal scheuren om een vluchtroute te verschaffen voor degenen die in geloof Jeruzalem zullen ontvluchten. Het is ook de berg waarvan de opgestane Here Jezus zichtbaar ten hemel opvoer. Daarna werd gezegd dat Hij op dezelfde manier, maar dan natuurlijk omgekeerd, weer zou terugkeren en Zijn voeten zou zetten op de Olijfberg. (Handelingen 1) De Joden zullen dan zien wie zij doorstoken hebben en tot geloof komen. (Zacharia 12 : 10) Het betekent ook het einde van de periode dat de Heer zich verborg voor de wereld. In de periode die volgt zullen uiteindelijk alle volken zich aan Hem onderwerpen.
Ongeveer 600 jaar voor Christus sloeg het leger van Nebukadnezar beleg om de stad Jeruzalem. Een gelovige overblijfsel meende dat de stad verwoest zou worden, want de profeten hadden het vaak genoeg aangekondigd. Zo snel ze konden verlieten ze de stad en vluchtten naar Petra. Het gebied dat zij bewoonden heet “An Nasara” en dat is Arabisch voor “Nazareth.” In het jaar 70 waren er waarschijnlijk weer gelovigen gevlucht naar deze plaats.
Meestal beweert men het tegenovergestelde, namelijk dat bij het ver- schijnen van de Heer op de Olijfberg, de dichtgemetselde “Schone poort” van Jeruzalem zal opengaan. Vervolgens zullen ook de duizenden graven voor Jeruzalem, waarin hoofdzakelijk rijke Joden liggen, opengaan. De Messias zal dan in feestelijke optocht de stad binnentrekken en Zijn koningschap opeisen. De Bijbel leert ons het omgekeerde, namelijk dat het gelovig overblijfsel uit Jeruzalem zal vluchten, dwars door de Olijfberg, dwars door de woestijn van Juda, naar beneden, naar het dal van de Dode Zee en tot slot naar Petra, waar het verzameld zal worden.
Op deze route komt men ook langs En-gedi, de plaats waar David zich verschool in de woestijn, toen hij voor koning Saul vluchtte. Het ligt aan de westkant van de Dode Zee, daar waar het terrein naar beneden gaat richting de Dode Zee. Er zijn diverse watervallen.
Soms wordt Azal op een kaart aangegeven. Het zou dan ergens aan de oostzijde van de Olijfberg liggen. Dat is onzin, want daar ligt geen plaats Azal en het heeft daar ook nooit gelegen.
Op de weg langs de Dode Zee ligt de berg Massada. Veel toeristen nemen de kabelbaan (lopen kan ook) om bovenop het plateau de overblijfselen te aanschouwen van wat eens gebouwd werd voor Herodes als een luxueus fort. Na de val en verwoesting van Jeruzalem, tijdens de grote Joodse opstand in 70, werd er op verschillende plaatsen van het land nog verzet gepleegd tegen de Romeinse bezetters, onder meer door Zeloten bij Massada. De Romeinen legerden zich rondom de berg en bouw- den een kunstmatige heuvel om Massada te kunnen innemen. Zij deden dat in 73. Over de collectieve zelfmoord van de Zeloten heeft niet iedereen dezelfde mening.
Vanaf Massada heeft men een prachtig overzicht over de Dode Zee. En voor wie er oog voor heeft: het “witte” Gomorra is duidelijk te onderscheiden van bovenaf, maar waarschijnlijk weten maar zeer weinig bezoekers dat ze zo dicht bij een 4000 jaar oud monument zijn.
In de fraai gekleurde rotsen van Petra zijn in het verleden heel veel woningen uitgehakt. Ook ander grote imposante gebouwen zijn nu nog te zien. Ze moeten er in die tijd schitterend uitgezien hebben. Van latere datum (begin eerste eeuw) is het theater, dat aan ruim 6000 mensen plaats bood en dat ook diende om water op te vangen.
Vanaf de top van de berg “The High Place” is de “schaapskooi” van Bozra mooi te overzien. Volgens de Bijbel is Bozra het gebied waar het gelovig overblijfsel verzameld zal worden in de 70-ste week van Daniël. Micha 3 vertelt dat vanuit deze schaapskooi een gelovig overblijfsel, onder aanvoering van de Here Jezus, zal optrekken naar Jeruzalem om daar alsnog Zijn Koninkrijk te openbaren.
Het avondlicht valt over Petra en de ervoor gelegen plaats Wadi Musa, waar tegenwoordig talrijke hotels onderdak bieden aan een groeiend aantal toeristen.
Petra wordt in de Bijbel Sela genoemd en vertaald met “rots”. Dat betekent dat de hoofdstad van Edom niet gelegen was in het dal, maar op de steile berg met de vlakke top die naast het dal ligt. Het echte Petra ligt dus een paar honderd meter omhoog. Deze berg wordt nu “Umm El Biyara” genoemd. Dat wordt vertaald met “de moeder van alle cisternen”, dat wil zeg- gen watervoorraden in de grond. De overblijfselen daarvan zijn nog aanwezig. De klim naar de top is zwaar, maar de beloning voor deze inspanning is groot. Het uitzicht over de omgeving is geweldig! De foto’s geven slechts een beperkte indruk van de imposante omgeving, die in de toekomst nog een belangrijke rol gaat spelen. Zelf een reis naar Petra en een klim naar Umm El Biyara maken is derhalve aan te raden.
Op de voorgrond ligt Umm el Biyara, het oude Petra, en op de achtergrond is “de berg van Aäron” of “Jabal Harun” of de berg “Hor” te zien. Die berg geeft zicht op Petra. In Petra zelf is de berg niet meer te zien, omdat men zich tussen de kloven bevindt. Alleen het hoogste gebouw in Petra, Ed Deir, geeft zicht op Jabal Harun en andersom. Op de top staat een witte moskee. Die staat op het graf van Aäron. Er is ook nog een enorm waterbassin of cisterne. Het water komt daar gewoon uit de grond. Dat is de plek waar indertijd Aäron stierf en begraven werd, maar het is ook de plek waar Eleázar (Lazarus) de kleding van Aäron kreeg en hem opvolgde. Daarna ging hij de berg af en meldde zich bij het volk als de nieuwe hogepriester. Overdrachtelijk mogen we verwachten dat de Heer zal verschijnen op deze zelfde berg. In de voetsporen van Eleázar zal Hij de berg afkomen en zich melden bij het overblijfsel.
Tegenwoordig komt men vanuit Wadi Musa de Siq in. Dat is eigenlijk de uitgang. Aan het eind van de 1,5 kilometer lange kloof, ziet men “El Khazne” (Het Rechthuis). De “sleutelgat-foto” is een veel gemaakt plaatje van bezoekers aan Petra.
Een steile klim naar “Ed Deir” eindigt met een blik op een bijzonder gebouw. Het wordt in het Engels “The Monastery” genoemd en in het Nederlands “Het Klooster.
Ed Deir ligt op het hoogste punt van Petra. Het is gebouwd met het front recht op de berg Hor. Vanaf de berg Hor is alleen maar de bovenste verdieping van Ed Deir te zien. Het is het grootste gebouw van Petra en ligt eigenlijk buiten Petra. Het is niet bekend wie het gebouwd heeft, wanneer het gebouwd is en waarom het gebouwd is. Wel weten we dat hier eenmaal de Heer in heerlijkheid zal verschijnen als Degene die de littekenen in Zijn handen en voeten heeft en als Degene die zij door- stoken hebben. (Zacharia 12 : 10) In de Byzantijnse tijd schijnt dit gebouw een kerk geweest te zijn. Voor de toekomst zou het een geschikte plaats zijn om als kroningszaal voor de komst van de Messias te fungeren.
Het oude Petra, in de Bijbel ook Sela genoemd, biedt een prachtig uitzicht over de omgeving. De overblijfselen van de wateropvang (cisternen) zijn duidelijk aanwezig.
De Siq is de breuk (perez) in de berg. Het is de poort waar Micha 2 : 12, 13 over spreekt. Een wedergeboren Israël zal door deze poort uittrekken. Ze zullen het gebied van Edom ingaan, om langs “de koninklijke weg” op te trekken naar het noorden in de richting van Jeruzalem. Zo zal vanuit Petra het Koninkrijk van Christus letterlijk op aarde gebouwd worden.
Vanaf Petra voert een moderne weg naar Amman, de hoofdstad van Jordanië. Vandaaruit is het niet zover meer naar Jeruzalem. De oude Kings Highway is er ook nog. De weg is ook geasfalteerd, maar is veel kronkeliger en neemt meer tijd in beslag. In totaal is de weg 335 kilometer lang. Hij voert langs talrijke bezienswaardigheden en door een fraai landschap.
De groene lijn is de Kings Highway. De weg begint op de onderstaande landkaart onder Petra en eindigt op Mount Nebo.
In de toekomst zullen er weer vissen zwemmen in de Dode Zee, die dan geen Dode Zee meer zal heten. Bij En-gedi zal men de netten drogen op de oever. En-gedi is nu een soort oase aan de Dode Zee. Het ligt in de bergen op één van de breuklijnen. Volgens het visioen zal er zoet water in de Dode Zee stromen, waardoor het zout zal verdwijnen en er weer leven mogelijk is. Maar het zout kan alleen verdwijnen als er nog een uitgang is! Als we deze profetie geloven, dan moet dit hele gebied in de toekomst 400 meter omhoog komen door een aardbeving.
Wie na een stukje klimmen, op de weg naar de laagstgelegen waterval van En-gedi, even omdraait, kijkt op de Dode Zee. De bergen aan de overkant horen bij Jordanië.
Het water blijft stromen in de lommerrijke oase in de verder zo droge woestijn van de Dode Zee. In de Bijbel is dit gebied bekend als “rotsstenen der steenbokken”. (1 Samuël 24) Met een beetje geluk zijn die daar dan ook te zien. Dat geldt ook voor een ander dier, namelijk de klipdas.
In de Statenvertaling vertaalt men sommige woorden ook niet, omdat men van mening is dat er geen goed Nederlands woord voor bestaat. Zo heeft men het woord “engel” eigenlijk niet vertaald. Het is gewoon Grieks. Men heeft het gewoon laten staan en er Nederlandse letters van gemaakt. Hetzelfde geldt voor het woord “cherub”. Dat is gewoon Hebreeuws. Daar is geen Nederlandse term voor, omdat het een begrip is dat wij in het Nederlands helemaal niet kennen. Dat geldt ook voor “seraf”.
Een ander voorbeeld is “apostel”. Het lijkt Nederlands, maar het is gewoon het Griekse woord. Als men het zou vertalen, zou dat “een gezondene” moeten worden. Omdat niet alle gezondenen in de Bijbel
apostel genoemd worden, dat is namelijk afhankelijk van door wie men gezonden is, heeft men het maar niet vertaald. Er is geen goed Nederlands woord voor
Heródes is een beeld van de antichrist, het beest uit de aarde. (Openbaring 13 : 11) die in de nabije toekomst de laatste machthebber over de Joodse staat zal zijn. Hierover zullen we het in deze studie nog uitgebreid hebben. Pontius Pilatus was de stadhouder en daarmee de plaatsvervanger van de keizer in Rome. Daarmee was hij de vertegenwoordiger van het wereldrijk in die dagen. Hiermee is hij een beeld van de wereldheerser van de (nabije) toekomst, namelijk het beest uit de zee. (Openbaring 13 : 1) Ook op deze persoon zullen we in deze studie nog uitgebreid terugkomen.
Degene, Die in de hemel zit, lacht. “Zal lachen” is de vertaling van “Izak”. Bij de geboorte van Izak was er ook alle reden om te lachen. De geboorte van Izak was namelijk een heenwijzing naar de geboorte van de Messias, de Middelaar van het nieuwe verbond. (Hebreeën 9 : 15; 12 : 24) “Droefheid” hoort bij het oude verbond, want het oude verbond was “een bediening des doods” (2 Korinthe 3 : 7) en “een bediening der verdoemenis”. (2 Korinthe 3 : 9) Degenen die onder het nieuwe verbond leven kunnen lachen omdat het nieuwe verbond “een bediening des Geestes” (2 Korinthe 3 : 8) en “een bediening der rechtvaardigheid” is. (2 Korinthe 3 : 9) Daarmee is het dus een bediening des levens. De naam “Izak” is op ons van toepassing, want “God heeft ons een lachen gemaakt”. (Genesis 21 : 6) Er is namelijk een blijde boodschap: de overwinning ís behaald en de strijd ís gestreden. Door die strijd zijn deze oude schepping, de zonde en de wet overwonnen. Daarom wordt de gelovige zo vaak opgeroepen om zich te verblijden. (Romeinen 12 : 12, 15; 2 Korinthe 7 : 13; 13 : 9; Filippenzen 1 : 18; 2 : 17, 18; 3 : 1; 4 : 4, 10; 1 Thessalonicenzen 5 : 16)
De ezel is een beeld van Israël, dat altijd vastgebonden is geweest. Een ezel is een lastdier. De ezel is ook een beeld van de gelovige, levend onder de wet (de dienstbaarheid), die de vrijheid zoekt. Vandaar dat er i.v.m. de komst van de eerste koning van Israël sprake was van ezels die zoek waren. Terwijl Saul de ezels zocht werd hij tot koning gezalfd. Toen hij tot koning gezalfd was bleken de ezels gevonden te zijn. Ze bleken “thuis” te zijn. (1 Samuël 9 : 1 – 10 : 2) Saul is hiermee een type van Christus. Ezels staan altijd vastgebonden, maar ze zoeken de vrijheid. De gelovige behoort zijn vrijheid te zoeken, want hij heeft “vrijheid” nodig. Een nukkige ezel is een beeld van een gelovige die in deze wereld niet thuishoort. Hij wil niet dienstbaar gemaakt worden aan deze wereld.
Let wel: er staat niét dat alle volken tot geloof zullen komen! Als het evangelie aan alle volkeren gepredikt is, zal het einde van de aioon komen (en beginnen “de duizend jaar”). Degenen die niet tot geloof zullen zijn gekomen worden gedood.
“Enig” wil niet zeggen dat er niet nog één zou zijn. Het geeft aan dat die Ene met niemand anders te vergelijken is. “Eerste” wil niet zeggen dat er nog een tweede zou zijn. Het geeft aan dat Hij het eerstgeboorterecht heeft en dus de troon erft
In de dagen van Jozua stond de zon stil. (Jozua 10 : 12-14) Daarbij stond de tijd als het ware stil. Jozua kreeg de tijd om de strijd te strijden. Die strijd duurde overigens veel langer dan echt nodig was. De klok (de zonnewijzer) stond stil, maar de handelingen gingen door. In zekere zin stond de tijd stil, maar in een andere zin toch weer niet. De strijd die toén plaatsvond is een afbeelding van de situatie in onze bedeling waarin de tijd stilstaat. De 69-ste week is voorbij en de 70ste week moet nog komen. De klok die de 70 weken “wegtikt” staat stil. Toen de tegenstander in de tijd van Jozua uiteindelijk verslagen werd, gebeurde dat doordat er stenen uit de hemel vielen. (Jozua 10 : 11) Deze stenen waren van dezelfde soort als de steen uit Daniël 2 : 34 die op de tenen van het beeld viel en het gehele beeld vermaalde. (Daniël 2 : 35) De stenen die uit de hemel vielen en de vijand vernietigden zijn een beeld van de wederkomst van Christus en alles wat met die wederkomst samenhangt.
“Olie” is een beeld van het Woord van God. Het raakt op. Het is een beeld van het oude verbond. De vijf wijze maagden hebben ook olie in kruiken, hetgeen eveneens een beeld is van het Woord van God, maar dat is het nieuwe verbond. Dit betekent dat het nieuwe verbond er altijd al was, want zij hadden de kruikjes altijd al bij zich. Het nieuwe verbond is dus in het oude verbond te vinden. In de dagen van het oude verbond waren de waarheden van het nieuwe verbond ook beschikbaar. Men kon er weliswaar nog niet onder leven, maar de waarheden waren beschikbaar
Dit is geen gevolg van een astronomisch verschijnsel, maar van een atmosferisch verschijnsel. Wanneer de lucht erg vochtig of stoffig is wordt de maan rood; ook al staat zij hoog aan de hemel. Als de maan verduisterd wordt, wordt ze eerst rood. Dit heeft met de breking van de kleuren van het licht te maken. Bij de breking van het licht wordt de kleur blauw het eerst verstrooid. Daarom is de lucht doorgaans blauw. De kleur rood wordt het laatst verstrooid. Vandaar dat de kleur rood als laatste overblijft, waardoor de maan rood kleurt.
Tegenwoordig denkt men zelfs het tegenovergestelde. Men meent namelijk dat degenen die ontslapen zijn vóór zullen komen degenen die nog leven. Paulus legt hier uit dat alle gelovigen van deze bedeling tezamen het einddoel zullen bereiken. Dat gebeurt in de dagen van de wederkomst van Christus, namelijk bij de opname van de Gemeente.
De hemel der hemelen, de derde hemel, is helemaal niet ver weg. De ontslapen gelovigen zijn helemaal niet zo ver bij ons vandaan. De mens wordt op het moment dat hij tot geloof komt in de hemel (in het hemelse) geplaatst, (Éfeze 2 : 6) maar hij blijft óók lichamelijk op aarde. (Johannes 17 : 15; Filippenzen 2 : 15; Titus 2 : 12) Op de dag van de opname van de Gemeente zullen “degenen die ons voorgegaan zijn” weer in ons midden zijn. De ontslapen gelovigen zullen zich bij hun opstanding op aarde vertonen. Samen met degenen die op dat moment levend zijn overgebleven, zullen zij de Heer tegemoet gaan in de lucht. De wereld geeft daar geen acht op (Jesaja 57 : 1) en komt er niet door tot geloof. Dit betekent niet dat de mensheid “de hemelvaart” van de Gemeente niet zal zien.
Dit betekent niet dat hij bij de opname reeds de macht over de tien-statenbond moet hebben. De tien-statenbond zal uit tien Arabische staten bestaan. Het is evenmin noodzakelijk dat hij op dat moment in Babel (die stad is hersteld) zetelt. De ongelovige Joodse staat zal met een Filistijn (= Palestijn) een verbond sluiten. Later zal hij de leider van de gehele Arabische wereld worden. De aanloop naar al deze zaken vindt vóór de opname van de Gemeente plaats.
Alle gelovigen van de Gemeente hebben deel aan de opname van de Gemeente! Ook de gelovigen die de opname niet verwachten omdat zij er geen weet van hebben. Wie in de Here Jezus Christus gelooft, hééft deel aan de zegeningen die de Heer geeft; óók als hij daar niets vanaf weet. De Gemeente is een eenheid. De Here Jezus Christus heeft voor die eenheid gebeden. (Johannes 17 : 20-24) God heeft de Gemeente tot één gemaakt. (Éfeze 2 : 14-16) De Heer Zelf zal die eenheid niet verstoren door een deel van de Gemeente wél op te nemen en een ander deel niet. Daarom kunnen gelovigen elkaar bemoedigen/vertroosten. (1 Thessalonicenzen 4 : 18; 5 : 11) Deze woorden aangaande de opname van de Gemeente houden geen dreiging in (“bent u er wel klaar voor?”). Het is een blijde boodschap! Vóór de grote verdrukking losbarst, worden de gelovigen geëvacueerd.
Hier wordt eveneens de bazuin genoemd. De bazuin is het instrument waarmee men opgeroepen wordt om zich tot de Koning te verzamelen. Het is de laatste bazuin, omdat alle gelovigen tezamen voor de laatste maal tot de Koning verzameld worden. Het is niet de laatste bazuin die ooit zal klinken, want in het boek Openbaring worden nog verschillende bazuinen genoemd. Het gaat om de laatste bazuin met betrekking tot de Gemeente. De bazuin zal slaan. “Slaan” betekent “een groot geluid voortbrengen”. “Veranderen” heeft in het Nederlands van de Statenvertaling tevens de betekenis van “vervangen”. Het Griekse woord geeft dit ook aan. Het gehele lichaam wordt veranderd, wat tot gevolg heeft dat het een totaal ánder lichaam is. Het lichaam wordt niet alleen veranderd, maar ook vervangen. Het oude lichaam is er dan niet meer.
Bij de opsomming ontbreekt de stam van Dan. “Dan” is een type van het verborgen koninkrijk van Christus. Aangezien het hier om de openbaring van het koninkrijk gaat, wordt Dan weggelaten. Bovendien moet er altijd één stam weggelaten worden, want er blijken dertien stammen te zijn. Het getal “twaalf” staat voor heerschappij. Er is altijd een dertiende bij betrokken. Dat is de hemelse, ongrijpbare kant. De dertiende is altijd verborgen of van andere aard. In dit geval is de stam van Dan de dertiende. Deze stam is een beeld van de Gemeente, omdat “Dan” model staat voor het gelovig overblijfsel uit de tien stammen van Israël. Benjamin is een type van het gelovig overblijfsel uit de twee stammen. Dan wordt meestal in één adem genoemd met Efraïm, de eerstgeborene (Jeremia 31 : 9) die het dubbele deel erft. Ook dit wijst op de Gemeente, want de Gemeente bestaat uit eerstgeborenen. (Hebreeën 12 : 23) De stam van Efraïm heet hier Jozef. De stam van Dan ontbreekt geheel, maar bij Efraïm ontbreekt alleen de naam. De stam zelf is wel aanwezig, maar wordt onder de naam van Jozef, zijn vader, vermeld. De stam van Jozef wordt aangeduid met de naam Manasse, zijn andere zoon. De naam Efraïm ontbreekt, omdat Efraïm op het eerstgeboorterecht wijst. Het eerstgeboorterecht hoort bij de Gemeente; bij het verborgen koninkrijk
Er moet nog worden opgemerkt dat de satan in het verleden niet uit de hemel is geworpen, hoewel velen dat denken. Dat zal pas in de toekomst gebeuren. Paulus spreekt nadrukkelijk over de satan als “de god dezer eeuw” (2 Korinthe 4 : 4) en “de overste van de macht der lucht”. (Éfeze 2 : 2) Hij is momenteel een hemels wezen. De satan is nog steeds in de hemel en hij oefent daar macht uit. De satan zal ter gelegenheid van de opname van de Gemeente uit de hemel worden geworpen. De draak wordt bovendien “duivel” en “satanas” genoemd. “Duivel” is de vertaling van het Griekse woord “diabolos”, terwijl “satanas” op de Hebreeuwse term wijst. “Diabolos” geeft aan dat hij alle dingen door elkaar gooit. “Satanas” betekent “tegenstander”. De satan verleidt de gehele wereld. Er staat niet dat hij de wereld zal verleiden, maar dat hij de wereld verleidt. Dat doet hij nu ook. De satan wordt met zijn engelen op de aarde geworpen. Op aarde zal men ongetwijfeld menen dat er buitenaardse wezens zijn geland.
De Filistijnen hadden in de dagen van David óók een grote leider, Goliath. Hij was geen normaal mens, maar een Enakiet (vergelijk Jozua 11 : 22 met 1 Samuël 17 : 4). Hij was zes ellen en een span lang, (ca. 3,5 meter) hetgeen aangeeft dat hij uit de satan en zijn gevallen engelen voortkwam. (Genesis 6 : 2-4) Goliath is een uitbeelding van het beest uit de zee, de laatste koning over de heidense volkeren in de dagen van de wederkomst van Christus. Het wapentuig van Goliath bestond bijna uitsluitend uit koper (1 Samuël 17 : 5, 6), waarmee een verband gelegd wordt met het koper van het Griekse wereldrijk. In Daniël 2 werd over het beeld van Nebukadnézar gesproken. In Daniël 3 lezen we dat er daadwerkelijk zo’n beeld werd opgericht, zestig ellen hoog. Deze beelden zijn een uitbeelding van de laatste koning van “de tijden der heidenen”. (Lukas 21 : 24) Voor die koning zal een beeld worden opgericht. (Openbaring 13 : 14)
De Filistijnen worden nu beschouwd als vluchtelingen uit Palestina (= Kanaän) in de dagen van de oprichting van de Joodse staat. Ze worden als zodanig beschouwd, hoewel ze dat gewoonlijk helemaal niet zijn. Ze zijn bovendien helemaal niet voor Israël gevlucht, hoewel dat tegenwoordig gezegd wordt. Ze zijn destijds gevlucht voor de Arabische kanonnen en legers, die aankondigden dat zij de staat Israël de oorlog zouden verklaren op het moment dat de staat Israël zou worden uitgeroepen. Zodra de Joden de staat Israël zouden oprichten, zouden de Arabieren die staat vernietigen. Daarom werd tegen de Filistijnen in Kanaän gezegd dat ze zich terug moesten trekken, opdat alle Joden zouden kunnen worden vernietigd. De Filistijnen trokken zich inderdaad terug. De Filistijnen vluchtten niet voor de Joden. Integendeel! Ze woonden in dat land, omdat dat voor hen veel voordelen had. Ze profiteerden van de ontwikkelingswerken van de Joden en de kolonisatie van het land. Toen de Joden nog niet in het land woonden (± 100 jaar geleden), woonden er nauwelijks Arabieren. Het land was tot ± 100 jaar geleden een woestijn, waarin vrijwel niemand woonde. Toen de Joodse kolonisten zich daar begonnen te vestigen deden de Arabieren precies hetzelfde om er een graantje van mee te kunnen pikken.
Er zijn veel wetenschappelijke verklaringen in omloop om dit verschijnsel te verklaren, omdat westerlingen altijd een rationele verklaring eisen. Technische verklaringen zoeken is volstrekt overbodig. Op welke manier de satan dit doet is voor gelovigen totaal niet interessant. De Bijbel zegt dat dit beeld zal spreken en dus zál het spreken. Bovendien hebben dergelijke zaken door de eeuwen heen reeds plaatsgevonden en ze vinden nog steeds plaats; langs occulte weg.
Letters zijn in bijna alle talen ook cijfers; zéker in het Hebreeuws en het Grieks. Bij het schrijven van een naam worden daarom meteen getallen geschreven. De naam van het beest zal een totale getalswaarde opleveren van 666. Velen vinden 666 een occult getal. Getallen zijn niet occult. Er is niets occult, maar alle dingen kunnen wel occult gebruikt worden. Ieder, die aan 666 een occulte interpretatie geeft, is occult bezig, want 666 is een gewoon getal.
Velen zeggen dat er onder gelovigen zo weinig liefde is. Hiermee bedoelt men in de regel dat men vindt dat men zelf weinig liefde ontvangt. Men bedoelt er nooit mee dat men zelf weinig liefde geeft. Dit is vreemd, want wat de gelovige nodig heeft dat hééft hij van zijn hemelse Vader ontvangen. God is liefde en de gelovige is Zijn eigendom. Dáár hoort hij vanuit te leven. Wie zegt dat er te weinig liefde is, zou moeten beginnen met de liefde die in zijn hart is uitgestort uit te dragen aan anderen. De bedoeling van het bewaren van het Woord van God is dat de gelovige daaruit zijn zekerheid put. Daardoor is hij sterk genoeg om vanuit zichzelf aan anderen te geven.
Melchizédek bracht brood en wijn voort. Brood en wijn zijn een type van het leven van het nieuwe verbond. Als de overwinning behaald is en men leeft, dan heeft men eeuwig leven. Er is Iemand Die Zich garant stelt voor dat leven. Hij onderhoudt en voedt dat leven. De gelovige leeft nu vanuit het nieuwe verbond, want hij leeft vanuit de opstanding van Christus. De gelovige heeft Zijn leven ontvangen.
Uit Leviticus 25 : 8 blijkt duidelijk wat met “een week van jaar” wordt bedoeld. Een week is daar een periode van zeven jaar. Wie in Daniël 9 is aangekomen wordt geacht hiervan op de hoogte te zijn. Als de Bijbel “lastige” begrippen introduceert, worden ze door de Bijbel zelf meteen verklaard. Dat is hier in Leviticus 25 : 8 ook gedaan. Als een gelovige niet weet wat een woord betekent doet hij er het beste aan om de tekst op te zoeken waar dat woord voor het eerst voorkomt. De eerste keer dat een woord in de Bijbel gebruikt wordt, wordt gezegd of geïllustreerd wat de betekenis van dat woord is. Soms staat het er letterlijk bij en soms blijkt het uit het verband waarin het woord staat.
De tien stammen bestaan uit de Angelsaksische volkeren (hoewel dat niet ronduit in de Bijbel staat). Daarom werd het evangelie in de tijd van Handelingen (nadat het aan de Joden gepredikt was) vanuit Kanaän aan de Angelsaksische volkeren gepredikt. Het is met name aan de Britten gepredikt. “Brit” is van het Hebreeuwse woord “berieth” afkomstig, dat “verbond” betekent. De Britten zijn dus het verbondsvolk. Zij wonen ook in “de hoeken der aarde”. (Angleterre; angle = hoek; terre = aarde; Deuteronomium 32 : 26) Ze worden ook “de eilanden (eigenlijk: kustlanden) der zee” genoemd. (Jesaja 24 : 15) Nadat het evangelie aan de Britten gepredikt was, is het evangelie vervolgens vanuit Engeland over de gehele aarde verbreid. In Nederland wordt op school geleerd dat de Engelse kerk zich van de Roomse kerk heeft afgescheiden (Hendrik VIII). De Engelse kerk is echter nooit afhankelijk van Rome geweest! Het was altijd een zelfstandige kerk.
Wij gaan er hierbij vanuit dat de wereld waarin wij leven gerestitueerd werd.
Zie verder eveneens de Bijbelstudie onderwerpen:
“De leer der restitutie” “De restitutieleer: een creationistische variant”
“C005 De restitutieleer” A448 Restitutie
De vijf boeken van Mozes bestonden dus allang vóór de Babylonische ballingschap van de Joden, want tot vandaag hebben de Samaritanen niet het Oude Testament, maar alleen de vijf boeken van Mozes. En die bestonden dus al ver vóór de wegvoering van de twee stammen in 606 vóór onze jaartelling. Veel theologen beweren dat het Oude Testament pas
in de Babylonische ballingschap geschreven werd en dat vooral de boeken van Mozes van Babylonische bronnen werden overgeschreven. Dat is dus onmogelijk, want als dat zo was, zouden de Samaritanen de boeken van Mozes niet hebben gehad.
In tegenstelling tot de gangbare gedachte is bloed niet de uitdrukking van dood, maar van leven. Om voor de hand liggende redenen denken wij mensen bij het noemen of zien van bloed aan de dood. Dat komt omdat bloed, wanneer het zijn functie vervult, niet gezien wordt. Wanneer het wel gezien wordt, vervult het zijn functie niet, hetgeen tot de dood kan leiden. Maar dat is zo, omdat bloed in feite leven is. Toen bloed gestort werd op Golgotha, werd er leven gestort. Het leven stroomde weg. Want bloed is leven! Het bloed van het Nieuwe Verbond is daarom het leven van het Nieuwe Verbond!
Enkele studies over “tegenwoordige waarheid” kunt u hier beluisteren:
Enige tijd geleden werd mij deze vraag gesteld. Daarmee was ik ineens terug in 1960. Toen kwam mijn vaders eerste brochure uit de Morgenroodreeks uit, met als titel “Wat is de hemel?” In die dagen waren er nogal wat mensen om onze familie heen overleden en mijn vader werd steeds gevraagd waar ze zich bevonden en hoe het daar was. Mijn vader gaf daarop deze brochure uit en een grammofoonplaat: “Daarboven is een heerlijk oord”. Op die plaat stonden liederen die we nu nog zingen en een declamatie van mijn moeder. Het waren uitgaven bedoeld als troost en bemoediging voor degenen die achtergebleven waren. Ze waren bovendien uitgegeven, omdat er ook onder kinderen Gods veel onzekerheid bestaat over wat de Bijbel leert over de hemel.
Bij nader inzien lijkt het nirwana mij de minst ideale toestand te zijn die je maar bedenken kunt. Het blijkt namelijk leegheid te zijn. Men moet zichzelf leegmaken. Men denkt niet meer, men doet niet meer, men hoort en ziet niet meer en men noemt dat een ideale toestand. Dat zou dan overeenkomen met het Bijbelse begrip hemel. De wereld is een heel eind op streek naar die leegte. Als er iets is wat mij stoort in het dagelijks leven, is het de leegheid van de mens. Men denkt absoluut niet meer en doet er ook alles aan om denken te voorkomen. Via deze boeddhistische leringen wil men van de wereld en haar problemen af. Men heeft er geen alternatief voor en dan houdt men leegte over.
Of ze het ook kunnen zien, staat niet vermeld, maar ik hoop het niet. Dat is toch enigszins gênant. Als ze het echter weten, zal het wel op één of andere manier waargenomen worden. Er staat nergens in de Bijbel dat men ziet. De Heer ziet wel en de satan gaat rond over de aarde om te zoeken (Job, Petrus). Of onze broeders en zusters die ons voorgegaan zijn, alsnog rondgaan over de aarde en daar alles zien, waag ik te betwijfelen. Dat lees ik namelijk niet in de Bijbel. Aangezien men in de hemel per definitie weet wat er op de aarde is, geloof ik wel dat ze dat weten, maar of ze dat zien, is een ander verhaal.
Er is een Bijbelstudie over het Bijbels wereldbeeld (ofwel de holle aarde) beschikbaar:
Of het nu in het lichaam is of niet, ik weet wel dat hij voor dat doel naar de berg Sinaï is geweest, om van daaraf die derde hemel binnen te gaan. Niet omdat het daar makkelijker is, maar omdat de Heer bepaalde plaatsen gebruikt. Paulus deed dat in navolging van Mozes en Elia. Hij ging naar de berg Sinaï, een berg in Arabië waar hem hemelse dingen getoond zijn. Daarvan staat dat “hij opgetrokken is tot in de derde hemel”. Ik denk dat zijn lichaam gewoon op de berg Sinaï was, net als dat van Mozes en Elia. Hoe het echter precies is, weet ik ook niet.
Daar heb ik het meer dan tien jaar geleden ook eens over gehad tijdens twee Bijbelstudiedagen. Dat ging over hel, dood en dodenrijk. Toen hebben we daar uitgebreid bij stilgestaan. Ik bespreek daar alle Schriftplaatsen waarin het woord “hades”, “dodenrijk”, “poel des vuurs” of “sheool” gebruikt wordt in het Oude Testament. Ook andere termen als “tartarus”, “put” en “paradijs” zijn toen aan de orde gekomen. Ik ga daar dan nu ook bij voorkeur niet op in.
Ultradispensationalisten en de hemel
Ook om die reden hebben de ultradispensationalisten ongelijk. Als er na de opstanding van Christus een gemeente was, anders dan dé Gemeente waarvan wij nu deel uitmaken, dan hebben zíj eerstgeboorterecht, gaan zíj naar de hemel en wij niet. Zij hebben daarop uitgevonden dat er niet alleen twee gemeentes bestaan, maar ook twee hemelen. Er zou namelijk zoiets zijn als het hemelse en het overhemelse. Men beweert dat Hebreeën voor die eerste gemeente was, vóór Paulus en de Gemeente waarvan wij deel uit maken. In Hebreeën 3 : 1 staat echter: “Hierom, heilige broeders, die der hemelse roeping deelachtig zij”. Dat gaat over de Gemeente. Zij beweren echter dat ook Israël een hemelse roeping heeft, maar dan iets lager.
Hoe dat dan moet met het duizendjarig rijk, is niet duidelijk. Dan zou Israël, een bekeerd Israël, op aarde wonen als eersteling van de volkeren. Hoe moet dat dan als zij een hemelse positie hebben ontvangen? Dat ze naar de hemel gaan, zou zijn omdat de Thessalonicenzen-brieven ook vroege brieven van Paulus zijn en ook op die gemeente van toepassing zijn. Daarin is sprake van opname van de Gemeente (1 Thessalonicenzen 4). Daar zou het dan niet gaan over u en mij, maar over hen, want zij gaan ook naar de hemel. Men heeft dan eerst twee hemelen gemaakt van die ene. Die hemel der hemelen, die in het Oude Testament altijd in het enkelvoud staat. Men heeft er echter twee van gemaakt op de volgende grond: Het verschijnsel bestaat in het Grieks dat woorden – zelfstandige naamwoorden/werkwoorden – versterkt worden door er een voorzetsel aan toe te voegen.
Dat gebeurde met “katalasso”. Dat betekent losmaken en verbinden met een ander, vertaald met verzoenen. Het woord is eigenlijk “lasso”. Als men het wil versterken, zet men er “kata” voor. Als het met nog grotere nadruk gezegd wordt, staat er “apokatalasso”. Dan komen er twee voorzetsels voor. De betekenis van het woord verandert daar niet mee. Het krijgt alleen meer gewicht. Dat gebeurt met het woord hemel, uranos, ook. Soms staat daar het woord “epi” voor. Men denkt dan dat dat hoger is, aangezien “epi” hoog betekent. Het woord “uranos” betekent in zichzelf echter al dat het gaat om alles wat hoger is dan de aarde. Dat kan de atmosfeer zijn, dat kan de ruimte van de sterren zijn. Het is echter bij voorkeur die onzienlijke wereld die van hogere aard is dan al het zichtbare. Dat is wat het woord betekent. Het is niet de ethymologie van het woord. Om aan te geven dat het echt hoog is, staat er in sommige gevallen in het Nieuwe Testament “epi” voor.
Ultradispensationalisten beweren dat er dus twee woorden bestaan voor hemel, “uranos” en “epuranos”. Dat noemen ze dan de hemel of het hemelse en het overhemelse. De laatste is dan nog hoger. Dat zou dan voor de Gemeente zijn in Paulinische zin en de wat lagere hemel zou dan bestemd zijn voor Israël. Zo hebben zij dan toch een hemelse roeping en wordt het nog moeilijker om het uit elkaar te houden. Het wordt echter toch problematisch wanneer het woord met “epi” ervoor voorkomt in het Matthéüsevangelie. Dit soort redeneringen zijn zo verschrikkelijk onlogisch, dat heel moeilijk een logisch tegenargument te geven is. Als men het niet zien wil, houdt het gewoon op.
Wij kennen de uitdrukking “bevorderd tot heerlijkheid”. Die uitdrukking is ontleend aan de militaire structuur van het Leger des Heils. Ik heb alle respect voor de organisatie en de terminologie en ik begrijp hem ook. Het is tenslotte heerlijker om ontbonden te zijn dan gebonden. De echte bevordering tot heerlijkheid komt echter pas later, namelijk ter gelegenheid van de opname van de Gemeente.
Vaten zouden gebruikt worden voor hun eigen doel. Dat is met de mens ook zo. Er zijn grote en kleine “vaten”. De bedoeling is, dat ze vol zouden worden en hoe voller, hoe meer vervulling van het leven als zodanig. We moeten echter niet de grootte met elkaar vergelijken. Daar gaat het niet om, het gaat erom dat elk vat vol is. Dat is ook het misverstand van het socialisme. Dat gaat er van uit dat alle vaten evenveel inhoud moeten hebben. Het punt is dat sommige vaten al meteen vol zijn en andere vaten nog zo goed als leeg. Het verschil is dikwijls heel erg groot. Vandaar dat het nooit werkt. Het gaat er maar om dat het vat vol is. We zouden elkaar niet “een kopje kleiner maken”, zodat we allemaal even groot zouden worden.
Hij is de hemel binnengegaan en Hij is met Zijn eigen bloed – niet door het bloed van stieren en bokken – ingegaan in dat heiligdom. Op die grond en met dat bloed zit Hij ook op de troon. Dat is de betekenis van het bloed dat op Grote Verzoendag gesprenkeld werd op de weg naar de ark des verbonds. Daarmee werd een verse en levende weg verkregen, die eindigt op het verzoendeksel ofwel de “troon der genade”. Op die troon zit Christus.
Waar gesproken wordt over of wij elkaar zullen herkennen in de hemel, wordt vaak het voorbeeld aangehaald van Lázarus en de rijke man, die elkaar herkenden. Zij bevonden zich echter niet in de hemel, dus is het geen goed argument. Kennelijk verstaat men onder hemel het hiernamaals en is het dodenrijk ook het hiernamaals en dus is de conclusie dat er herkenning is in het hiernamaals. U ziet hoe slordig met dit soort Schriftplaatsen wordt omgesprongen. Of men in de hemel weet wat er op aarde gebeurt, wordt ook verklaard uit diezelfde geschiedenis. De rijke man wist namelijk wat er op aarde met zijn drie vrienden gebeurde. Maar hij was niet in de hemel. Bovendien was het een uitzonderlijke situatie, die nooit als norm te hanteren is.
Toen Mozes en Elia vanuit de hemel – want daar waren ze kennelijk – met de Heer verschenen op de berg der verheerlijking, werden ze door de discipelen herkend. Zo staat het er echter niet, want het zou best kunnen, dat ze zich netjes hebben voorgesteld. Ze wisten dat ze het waren, maar of ze ze herkend hebben, is niet zeker. Men zegt ook dat ze uit de hemel kwamen en wisten wat er op aarde omging. Ze kenden echter het profetisch woord en dat is wat anders dan dat ze de dingen op aarde zagen. We moeten er geen dingen inleggen, die er niet staan. Ze spraken over “Zijn uitgang” (Lukas 9 : 31). Ze wisten dit, omdat ze de schriften kenden, al vanaf toen ze zelf op aarde leefden.
In het algemeen kunnen we stellen dat hoe ouder onze geestelijke liederen zijn, hoe meer ze het hebben over onze toekomstverwachting. Luid en duidelijk spreken ze over die hemel, over die reünie en ons verlangen naar de hemel. Dat kan alleen maar voortkomen uit het besef, dat wij nu reeds dat hemels burgerschap ontvangen hebben.
Met bedeling wordt het handelen van God gedurende
een bepaalde periode in de heilsgeschiedenis bedoeld.
Meestal beseft men niet eens dat degenen die reeds ontslapen zijn, ook deel zullen hebben aan de opname. De foute gedachte is, dat men niet weet wat de opname van de Gemeente is. Het is niet een omhooggaan naar de hemel van ons en dus een terugkomen van de ontslapenen die al in de hemel zijn.
Steeds blijkt weer dat alle nieuwtestamentische profetie in de eerste plaats te beschouwen is als nader commentaar op oudtestamentische profetie. We moeten wel de profetieën kennen om ze te herkennen.
Op grond van Daniël 4 maken de Jehovah’s Getuigen ook een berekening. Zij zeggen dat 7 tijden aan 7 jaren van 360 dagen gelijk zijn (= 2520 dagen). Dit is weer gelijk aan 2520 jaren. Nu rekenen zij vanaf 606 voor onze jaartelling; dat is het jaar, waarop de macht van Babel groot was. Na 2520 jaren zou Jezus teruggekeerd zijn om Zijn koninkrijk op te richten. 2520 – 606 geeft het jaar 1914. In dat jaar begon de eerste wereldoorlog. Deze berekening is onjuist. In de eerste plaats moet niet gerekend worden vanaf het jaar 606. Het gaat immers om de macht, die de koning (lees: Babel) zou verliezen. In het jaar 606 was die macht juist zeer hoog. Het kan evenmin slaan op het jaar 538 voor onze jaartelling, toen de Meden en Perzen Babel veroverden. Toen bleef de stad gewoon hoofdstad, maar nu van het rijk van de Meden en Perzen. De stad Babel is eigenlijk nooit verwoest geworden. Het is wel een woestenij geworden, maar dat kwam, omdat het niet langer bewoond werd. De stad kwam tot verval. De mensen in de buurt hebben de stenen van de stad gebruikt voor eigen bouwwerken. Zo werd het tot een ruïne.
Het werkwoord voor “uitrukken” (Daniël 7 : 8) is “akar”. Andere teksten hiermee zijn: Zefanja 2 : 4 (uitgeworteld worden); Prediker 3 : 2 (uitroeien, uitplukken van het geplante); Genesis 49 : 6 (wegrukken van ossen); Jozua 11 : 6, 9; 2 Samuël 8 : 4 en 1 Kronieken 18 : 4 (verlammen van paarden). “Uitrukken” heeft de betekenis van “zonder kracht doen zijn”, “van hun macht beroven”.
Het sierlijke land (het sieraad(land) is de vertaling van het woord “tzevie”. Dit woord wordt iv.m. Israël en haar HEERE gebruikt in 2 Samuël 1 : 19, Jesaja 4 : 2, Jesaja 28 : 1, 4, Jesaja 28 : 5, Ezechiël 20 : 6, Ezechiël 20 : 15.
Vergelijk hierbij de droom van Jozef over de zon, maan en sterren, waarbij de sterren een beeld zijn van de nakomelingen van Jakob. Datzelfde is van toepassing in Openbaring 12 : 1. Als de dag des HEEREN begint (zon verduisterd, maan geen schijnsel enz.), zullen de sterren van de hemel vallen, zoals de onrijpe vijgen van de vijgeboom (Openbaring 6 : 12, 13). De vijgeboom is een beeld van de natie Israël. De onrijpe vijgen zijn de ongelovigen van die joodse staat. Het nageslacht van Abraham zou zijn als de sterren des hemels. Op de vierde dag stelde God de zon, maan en sterren aan de hemel. De vierde dag komt overeen met de vierde bedeling, die verband houdt met het volk Israël.
Een naam is een teken. Elk woord bestaat uit de tekens van het alfabet. Er is (fundamenteel) geen verschil tussen letters en cijfers. In het Hebreeuws, Grieks en tot op zekere hoogte in het Latijn is een letter tevens een cijfer. In Nederland gebruiken we Romeinse letters, maar Arabische cijfers. Onze cijfers zijn Arabische letters. Een voorbeeld: de Naam “Jehovah” wordt geschreven met een jod (10), een hee (5), een waw (6) en een hee (5). Het getal van de Naam des HEEREN is 26. De getalswaarde van de naam van het beest is 666. In de loop der tijd zijn er vele pogingen in het werk gesteld om namen van personen om te zetten in getalswaarden, waaronder die van diverse pausen, Napoleon, Gadaffi, Hitler.
Belangrijke gebeurtenissen vinden in de Bijbel altijd op belangrijke data plaats. De uittocht uit Egypte door de Schelfzee vond op 17 nisan plaats. De komst van Abram in Kanaän was ook op 17 nisan. Het verschijnen van Esther voor Ahasvéros, waarna de koning verlossing schonk voor de joden, was eveneens op 17 nisan. Het stranden van de ark op de Ararat was op de 17e van de zevende maand, die later tot hoofd van de maanden gerekend werd, namelijk de maand nisan. De opstanding van Christus was op 17 nisan. Deze gebeurtenissen duiden allen hetzelfde principe aan: wedergeboorte (= hetgeen dood was, wordt weer levend). Gelijksoortige gebeurtenissen vinden op gelijke data plaats.
De ongewijde geschiedenis levert onbetrouwbare lijsten van koningen van de Perzen op. Geschiedschrijvers hebben ook aan vervalsing gedaan. In de overgeleverde koningslijsten is het aantal koningen meer dan vier. Toch geven de meeste commentaren aan, dat het om de volgende personen gaat: Na Darius, de Meder en Kores, de Pers, volgden drie koningen: Cambyses II, Pseudosmerdis en Darius Istaspes en daarna de vierde, namelijk Xerxes. Deze vierde was de rijkste van allemaal en hij was de aanstichter van een oorlog tegen Griekenland. Hij ondernam een invasie over de Bosporus, maar is weer teruggekeerd vanwege voedselgebrek.
“Eeuwiglijk” kan wel eens betekenen dat het beperkt is, namelijk voor een bepaalde tijd. Hier betekent het “altijddurend” want er staat “altoos” bij. “Eeuwig” betekent niet een beperkte tijd, maar een bepáálde tijd. Van een tijd kan bepaald zijn dat hij niet eindigt. In sommige omstandigheden kan “eeuwig” een beperkte tijd zijn, terwijl het in andere situaties “altijddurend” betekent. Uit de context zal moeten blijken welke betekenis het begrip heeft. “Eeuwig” betekent “gedurende een bepaalde eeuw”. Hier staat er “altoos” bij, zodat het woord “eeuwig” hier op “altijddurend” duidt.
Een profetisch jaar in de Bijbel bestaat uit 360 dagen. Deze conclusie is te trekken op grond van de geschiedenis van de vloed.
In het zeshonderdste jaar des levens van Noach, in de tweede maand, op den zeventienden dag der maand, op dezen zelfden dag zijn alle fonteinen des groten afgronds opengebroken, en de sluizen des hemels geopend. Genesis 7 : 11
Daartoe keerden de wateren weder van boven de aarde, heen en weder
vloeiende, en de wateren namen af ten einde van honderd en vijftig dagen. En de ark rustte in de zevende maand, op den zeventienden dag der maand, op de bergen van Araràt. Genesis 8 : 3, 4
De vloed begon op de zeventiende dag van de tweede maand. De ark rustte op de bergen van Araràt op de zeventiende dag van de zevende maand. Er verliepen dus exact vijf maanden. Volgens Genesis 8 : 3 verliepen er honderdvijftig dagen. Dit betekent dat één maand uit dertig dagen bestaat. Een jaar (twaalf maanden) bestaat dus uit twaalf maal dertig dagen, namelijk 360 dagen.
Mensen die nogal eens hetzelfde vragen, omdat ze het niet geloven en hun het antwoord niet aanstaat, komen terug omdat zij vergeten zijn dat ze al een keer bij je geweest zijn. Ze zoeken een antwoord dat hun bevalt en dat ze wel zien zitten. Er zijn mensen die een ongelovige familie hebben. Die willen graag horen dat uiteindelijk ieder mens vanzelf behouden wordt. Al was het dan maar nadat de straf op de zonde gedragen is (ook dat leert men). Of doordat de ongelovigen definitief verwijderd worden, dat wil zeggen: ophouden te bestaan. Omdat men liever niet gelooft dat die mensen die men in gedachte heeft, voor altijd in de poel des vuurs geworpen worden. Daarom komt men vragen, redeneren en discussiëren. Dat heeft echter geen zin, want er is geen ander antwoord. Als we zulke mensen kennen en we er ons werkelijk zorgen over maken, dan is het tijd ze het evangelie te brengen.
Toen het huis van Oranje Nassau het Nederlandse koningshuis werd, er bepaalde maatregelen genomen zijn om die verarmde familie aan eigen vermogen te helpen. Wat ik van die familie heb moeten leren, is dat zij hun vermogen besteed hebben aan het welzijn van ons land. Daarom is het zo gek nog niet dat ons land daarna moeite deed om hen een zekere genoegdoening te geven en hen weer aan eigen vermogen te helpen.
Wat is typologie? Typologie wil zeggen, dat twee dingen die niet hetzelfde zijn en die niet met elkaar verbonden zijn een afbeelding (een type) van elkaar zijn. Het een komt overeen met het ander, maar het is niet hetzelfde. In de Hebreeënbrief wordt uiteengezet dat het oude verbond (de wet) een uitdrukking is van het nieuwe verbond. Die verbonden komen met elkaar overeen, maar zij zijn niet hetzelfde. Voor zover zij in elkaars plaats staan, komt dat omdat het nieuwe verbond het oude verbond vervangt. Typologie komt in de buurt van het begrip plaatsvervanging, maar dan op een lager niveau.
Het woord voor offer is in het Hebreeuws (50-2-200-100, korbaan). “Korbaan” komt van het Hebreeuwse werkwoord (2-200-100, karav). “Karav” betekent “naderen”. In een offer dat wordt geofferd, wordt uitgedrukt dat iets “naderbij gebracht wordt”. Een offer wordt naar de tempel of naar de priester of tot God gebracht. Korbaan komt 80 maal voor. Offer is ook zeh-vagh (8-2-7). Dat komt 162 maal voor.
We vinden het misschien vreemd dat er apart vermeld wordt dat de ram uit de kudde gebracht moet worden. Er bestaan echter twee verschillende woorden voor kudde. Het Hebreeuwse woord voor een kudde kleinvee is “tzoon” (50-1-90). Het Hebreeuwse woord voor een kudde grootvee is o.a. “baqaar” (200-100-2). In het Engels spreekt men van de “flock” (kudde kleinvee) en van de “herd” (kudde grootvee). Zie bijvoorbeeld Genesis 12 : 16 en Genesis 13 : 5. In Leviticus 5 : 15 zou dus “een volkomen ram uit de kudde van kleinvee” moeten staan.
Overal waar u in dit gedeelte “mens” leest, staat letterlijk in het Hebreeuws “nèfèsh” (30080-50). “Mens” is een minder correcte vertaling, maar wel een duidelijke vertaling. Het gaat hier over normale levende mensen. Een ziel ís een mens. Dat is Bijbels. Een mens heeft/kreeg geen ziel, maar hij is het! In Genesis 2 : 7b staat: “…; alzo werd de mens tot een levende ziel”.
In het Hebreeuws staat voor “splijten” het werkwoord “malaq” (100-30-40). Dat betekent “omdraaien” of “dichtknijpen”. De kop van de duif mocht niet van het lijf gescheiden worden. Waarschijnlijk werd de nek van de duif omgedraaid of dichtgeknepen, opdat de duif de dood zou vinden.
De eerste wijst op de tweede. De eerste is een voorloper en een tijdelijke, die wijst op de tweede en de definitieve. Dat vinden wij bijvoorbeeld bij Johannes de Doper en de Here Jezus. Zij waren neven van elkaar. Johannes de Doper wees steeds op de Here Jezus. Hij kwam het eerst en getuigde van Jezus Die na hem zou komen. Vervolgens verdween Johannes van het toneel. De Schrift zegt, dat die de minste in het Koninkrijk der hemelen is, meerder is dan Johannes. (Matthéüs 11 : 11)
“Zevenmaal” heeft altijd te maken met Gods verlossingswerk in verband met deze tegenwoordige wereld. Wij tellen in deze wereld tot zeven. We kennen de zeven dagen van de week en de zeven bedelingen. God brengt in deze zwangere wereld Zijn verlossingswerk ten uitvoer. Vandaar dat zeven altijd te maken heeft met de volmaakte verlossing die God tot stand brengt. Zeg nou niet, dat zeven het heilige getal is. Alle dingen zijn heilig of niet heilig. Er zijn nog andere getallen in de Bijbel die ook heilig zijn vanwege hun betekenis.
Mensen krijgen last van hun ingewanden wanneer zij onder bepaalde geestelijke druk staan. Zij kunnen ook hoofdpijn krijgen of een ontsteking aan de darmen. Dit zijn in principe ongeneeslijke ziekten, omdat zij geen lichamelijke oorzaak hebben. Wanneer mensen informatie krijgen, die zij niet verwerken kunnen of dingen meemaken die zij niet kunnen plaatsen en waar zij niet tegenop gewassen zijn, krijgen zij een maagzweer. Als mensen het geestelijk voedsel dat zij tot zich nemen, niet kunnen verteren, blijkt dat zij het stoffelijk voedsel dat zij tot zich nemen ook niet meer kunnen verteren. Het geestelijke en lichamelijke loopt parallel. Het is een verwantschap tussen aardse (lichamelijke) en geestelijke dingen.
Het kruis had geen enkele betekenis als het graf daarna niet geopend werd. Dat is het bezwaar dat wij maken tegen de crucifix van de Rooms-Katholieken. Het is een symbool dat totaal niets betekent. Zolang daar een corpus op het kruis is, heeft het kruis geen enkele betekenis. Wij ontlenen de betekenis van het kruis aan het feit dat het lichaam daarvan verdwenen is. Het kruis van de protestanten is bedoeld als contrast met het kruis van de RoomsKatholieken. Het verschil is dat wij een leeg kruis kennen. Het kruis is daarom van oorsprong bedoeld als symbool van de opstanding. Het lege kruis stamt uit de tijd van de reformatie om zich te onderscheiden van de Rooms-Katholieke kerk. Zo wordt erop gewezen dat wij een opgewekte Christus kennen, Die niet aan het kruis hangt, maar leeft. Wanneer wij het kruis zien, denken wij altijd aan de dood. Dat zouden wij niet moeten doen. De waarheid is namelijk dat er Iemand is opgewekt en dat er Leven is! Dát moeten wij leren zien.
De wereld waarin wij ons bevinden is een woestijn. Daarin is geen leven, omdat hij dood is. Het leven en het geheim van het leven is daar niet te vinden. Voor ons zijn er ook twee alternatieven: terugkeren naar de oude schepping en het oude verbond en zeggen: “God heeft toch wat gezegd over die oude schepping? Wij moeten toch de aarde onderwerpen en er over heersen. We moeten toch zorgen dat alles niet vervuilt., want we moeten de aarde toch bebouwen en bewerken?” Dat is terugkeren naar de vleespotten van Egypte (naar de slavernij). Men wordt zo alsnog een slaaf van de wet. De wereld van nu is dood voor God. Elk leven in de woestijn is ten dode opgeschreven. Er zijn twee alternatieven: terug naar de vleespotten van Egypte en net doen of de wereld niet dood is of Manna eten. Het Manna smaakte als honig, omdat het een beeld van het Woord van God was. (Exodus 16 : 31)
Het Hebreeuwse woord voor stier (os) is “far” (200-80). Het Hebreeuwse woord voor koe (vaars) is “farah” (5-200-80). Het Hebreeuwse woord voor vrucht is “pri” (10-200-80). Het woord voor rund en voor vrucht hebben dezelfde stam. Het woord “rund” is dus verbonden met het woord “vrucht”baarheid. De eerste letter van het Hebreeuwse alfabet is de T (alef). Alef betekent “de kop van de stier”. De kop is het begin van de stier. De alef is het begin van het alfabet, maar ook het begin van een ontwikkeling in het algemeen. Rood is de eerste kleur. Rood staat ook voor ontwikkeling; het is een uitbreidende kracht. Rood heeft de neiging te overheersen. Het is de kleur van de heerschappij. De stier en de kleur rood worden gewoonlijk met elkaar in verband gebracht. Vandaar dat de mens niet alleen door het rund wordt voorgesteld, maar de mens heet bovendien Adam (rood).
De olijfboom gaat bijna nooit dood. Een olijfboom heeft een volmaakt regeneratief vermogen. Dat wil zeggen dat er voor elke afgestorven cel een nieuwe cel in de plaats komt. Een olijfboom is van nature niet sterfelijk. Alle dingen in de natuur zijn van nature sterfelijk. Zij vergaan. In Palestina staan olijfbomen die er al stonden in de dagen van de Here Jezus. Olijfbomen sterven alleen in geval van besmetting door een ziekte. Een olijfboom kan natuurlijk ook omgehakt worden.
De oudtestamentische gelovigen hebben nog nooit eeuwig leven in Christus ontvangen. Zij zijn gestorven en hebben de beloften niet verkregen. (Hebreeën 11 : 13) Zij zijn in hope zalig geworden. Zij konden niet wedergeboren worden, omdat Christus nog niet was opgestaan als de Eersteling van een nieuwe schepping. De nieuwtestamentische gelovigen leven na de opstanding van Christus en hebben door geloof meteen nieuw leven ontvangen. Wij hebben door geloof een deel van de beloofde zegeningen ontvangen, maar Abraham heeft ze bijvoorbeeld nog niet ontvangen. Dat wacht op zijn wedergeboorte (opstanding).
Dat beginsel komen we ook tegen bij het offer van de rode vaars. (Numeri 19) Van dat offer wordt gezegd dat het tot Eleazar gebracht moest worden. (Numeri 19 : 3) Eleazar was de zoon van Aäron en dus de zoon van de hogepriester. Eleazar was de tweede generatie. Aäron, de hogepriester van het oude verbond, is in de eerste plaats een beeld van de Here Jezus, Die Zijn leven gaf. Eleazar is een beeld van de Hogepriester die daarna zou komen. Hij is daarom een beeld van de Hogepriester van het nieuwe verbond, namelijk Melchizédek. Eleazar zou hogepriester zijn na de dood van de hogepriester. Zo komt het hogepriesterschap naar de ordening van Melchizédek ná het hogepriesterschap naar de ordening van Aäron. Die verandering kwam door verandering van wet.
Dit hele beeld van de oven waarin iets bereid wordt totdat het gereed is, wordt ook gebruikt door hen die de leer der alverzoening aanhangen. Zij zeggen dat iets wat buitengeworpen is in de vurige oven gereedgemaakt wordt. Als het gereed is en eruit komt, is het goed. Zo wordt men dan alsnog behouden. Vuur dient immers ter loutering! Wanneer iemand in de poel des vuurs geworpen wordt, wordt hij daar gelouterd. Wanneer diegene na enige tijd gelouterd is, komt hij er goed uit. Een oven dient echter niet altijd tot het gereedmaken van iets. Een oven dient ook tot verbranding. Onderin de oven komt hout of kolen. Die brandstof verbrandt. Een vuilverbrandingsoven dient ook niet tot loutering. Het gaat dan om het kwijtraken van de vuilnis.
Deze Bijbelstudie (1996) is een samenvatting van diverse bijbelstudies.
De “dag des Heren” is geen omschrijving voor de zondag, zoals velen menen. In dit hoofdstuk zijn alle teksten naar voren gebracht waar de uitdrukking voorkomt. Het mag duidelijk zijn dat de context in geen van de gevallen op de zondag van toepassing kan worden gebracht. Wanneer christenen de zondag als rustdag houden dan gebeurt dat, omdat het de dag is, waarop de Here Jezus Christus opstond uit de doden (=de eerste dag der week; Lukas 24 : 1; Johannes 20 : 1). Het is de dag ná de sabbat (Matthéüs 28 : 1; Markus 16 : 1, 2).
Wij gaan hierbij uit van het Bijbelse beeld van de schepping. Dit betekent, dat wij niet op een bolle aarde leven, maar in een holle aarde. Dit is van belang voor het goed begrijpen van dit vers
Voor meer informatie zie verder de studie over ”Het Bijbels wereldbeeld”
Of de studies op mp3: Model der schepping
2019
De Heer heeft Zich een zorgvuldige reputatie opgebouwd dat Hij omging met hoeren en tollenaars, met de verachtste mensen, met het verachte en onedele. Het is vandaag de dag nog steeds zo dat het verachte en onedele bij God nog steeds is uitverkoren. Wij hebben daar moeite mee, maar God niet.
Onder het nieuwe verbond wordt geen oude verbond in onze harten geschreven. Sommige denken dat. Dat is een truc om het nieuwe verbond met het oude verbond te vermengen. Men zegt dat het nieuwe in vlezen harten geschreven zou worden, zoals het oude in stenen tafelen. De inhoud van het verbond zou dan gelijk zijn. De tien geboden
zouden dus in onze harten geschreven worden. Dat zou weer betekenen dat wij als vanzelf en vanuit geloof ons aan die tien geboden zouden houden. De inhoud van het nieuwe is echter anders en daarom kan het in de harten der mensen geschreven worden. Het oude verbond kan niet in het hart van de mens geschreven worden, omdat de mens zich onmogelijk aan de wet Gods kan onderwerpen (Romeinen 8 : 7). De mens is niet zo bij te schaven dat hij acceptabel wordt voor God.
Een bekend voorbeeld is dat, wanneer we de genade prediken en daar de nadruk op leggen, men als antwoord geeft: “Dus je kunt maar raak zondigen.” (Zondigen is per definitie “missen”, dus het kan nooit “raak” zijn.) Mijn antwoord is dan: “Ja dat kan als je wilt. Als je denkt dat je daartoe gered wordt, laat het dan maar zo.” “Raak zondigen” is een gedachte die voortkomt uit deze tegenwoordige boze eeuw en die ingegeven wordt door de god dezer eeuw. Hij verblindt de zintuigen van de ongelovigen
Ons aardse huis dezes tabernakels. zie vers 1 van 2 Korinthe 5
De vertaling “kinderen” in de Statenvertaling is niet juist. Er moet “zonen” (hyos,) staan, want er is een essentieel verschil tussen kinderen en zonen. Een kind is klein en minderjarig. Het kan geen verantwoordelijkheid dragen. Een zoon daarentegen is een volwassen erfgenaam die dat wel kan.
De discipelen moesten de onbekende man met een kruik water volgen. (Lukas 22 : 10) De man met die kruik water is een beeld van Christus in onze tegenwoordige tijd Die levend water oftewel leven geeft aan een ieder die tot Hem komt.
Een alternatieve vertaling van dit vers is: “Indien de Heere wil, zo zullen wij leven, en dit of dat doen. Zo lezen we het ook in de NBG-vertaling. Dezelfde interpretatie vinden we ook in de Leidsche vertaling: “Indien de Heer het wil, zullen wij in het leven blijven en dit of dat doen”.
Als kind ben ik vroeger vaak in verwarring geweest. Ik hoorde dat ik tot geloof moest komen maar begreep niet waarom. Ik geloofde toch immers al? Iemand kan tot geloof komen, maar ook als een gelovige opgroeien. De Bijbel zegt ook niet dat een mens tot geloof moet komen, maar dat hij een gelovige moet zijn. Het mooiste is natuurlijk als je dat al van jongs af aan bent. Kinderen geloven – tot een bepaalde leeftijd – een heleboel en als je als kind al wijs gemaakt wordt in het Woord van God, dan groei je op als gelovige. We kunnen ons afvragen wat dan het tijdstip is dat zo’n kind, nu in onze bedeling, wedergeboren wordt, maar maakt dat iets uit? Het zou niets uit moeten maken, want de Bijbel zegt niet dat voldaan moet worden aan de eis van wedergeboorte, men moet beantwoorden aan de eis van geloof.
Die mensen hebben veel van de Schriften geweten, maar de kennis die zij daaruit op hebben gedaan, heeft hen niet tot de Heer gebracht. Zij kenden de Schriften wel, konden ze waarschijnlijk uit het hoofd opzeggen, maar kenden niet Degene over Wie de Schrift sprak en zij wilden Hem ook niet. Het beste bewijs daarvoor is het optreden van de Here Jezus Zelf, Die Zich manifesteerde mede door deze tekenen en wonderen als de Messias, maar ze kenden Hem niet en wilden ook niet naar Hem luisteren. Ze wilden zich alleen maar van Hem ontdoen.
Satan is in het verleden nog niet uit de hemel geworpen. Velen denken dit, omdat in Jesaja 14 : 10-21 beschreven wordt hoe satan is gevallen. Maar dat was slechts een morele val. Hij bevond zich fysiek noch steeds in de hemel. Zijn letterlijke val zal pas in de toekomst plaatsvinden. Hij is momenteel nog steeds een hemels wezen, oefent macht uit vanuit de hemel en verleidt de gehele wereld.
Het kan niet zo zijn dat satan na zijn val nog steeds als de onzichtbare duivel de mensheid verleidt en inspireert. Want dan zou er geen verschil zijn met de situatie die we vandaag de dag in onze tegenwoordige bedeling kennen. Dus als satan in de toekomst uit de hemel geworpen wordt, zal hij noodzakelijkerwijze moeten verschijnen in een menselijke gedaante, als de geopenbaarde duivel.
Gamal Abdel Nasser (1918–1970) was de tweede president van Egypte. Hij wordt gezien als een van de belangrijkste Arabische leiders in de geschiedenis. In 1958 gingen Egypte en Syrië op in één staat, de Verenigde Arabische Republiek (VAR), met Gamal Abdel Nasser als president. Kort daarop werd ook NoordJemen opgenomen in deze unie. Toen Syrië na een staatsgreep in hun land de statenbond verliet, stortte de VAR in 1961 in elkaar, maar Egypte hield de naam in stand tot Nassers dood in 1970.
De overheid van Irak heeft destijds plannen opgesteld om de archeologische overblijfselen van de zeer oude stad Babylon te beschermen, als voorbereiding op het hervatten van de door Saddam Hussein gestarte bouw van een moderne stad Babylon.
Vanuit de analogie van de Bijbelse geschiedenis valt op te maken dat het beest uit de zee een Palestijn/Filistijn zal zijn. Filistijnen hebben geen vaste woon- of verblijfplaats. Ze horen dus niet bij de 70 volkeren die in Genesis 10 genoemd worden. Het is daarom nog niet duidelijk van wie deze vorst zal afstammen. Vanuit andere Schriftplaatsen is dat echter wél duidelijk. God heeft namelijk een strijd met Amalek van geslacht tot geslacht. (Exodus 17 : 16) De lijn van Amalek begon bij Ezau. (Genesis 36 : 12; 1 Kronieken 1 : 36) Uit het koningshuis van Amalek kwam Agag voort. (1 Samuël 15 : 8) Agag had nageslacht, namelijk Haman. (Esther 3 : 1, 10) Haman was de grote jodenhater in de dagen van Esther. Hij was een voorloper van de laatste wereldheerser. De toekomstige koning van Babel zal tot de Filistijnen behoren, maar qua afstamming zal hij een Hamaniet/Agagiet/Ama-lekiet/Edomiet blijken te zijn. Als het koningschap niet bij Israël is (bij Jakob), dan is het in Babel (bij Ezau). Deze laatste erfgenaam uit het huis van Ezau zal gedood worden door de laatste Erfgenaam uit het huis van David, namelijk Christus..
In Daniël 9 : 24-27 wordt gezegd dat er “zeventig weken bestemd zijn over Daniëls volk”, waarin bepaalde dingen zullen moeten gebeuren. Deze weken zijn periodes van zeven jaar. In totaal gaat het dus om een periode van 70 x 7 jaar. De dood en opstanding van de Here Jezus viel samen met het einde van de negenenzestigste week. De zeventigste week moet echter nog in de toekomst plaatsvinden. De zeventigste week is namelijk door ruim tweeduizend jaar van de eerste negenenzestig weken gescheiden. In die onderbreking vestigt de Here Jezus sinds Zijn opstanding Zijn Koninkrijk in de hemel doordat Hij een volk uit de heidenen, de Gemeente, beroept. Wanneer het Joodse volk en de vorst van een ander volk een verbond zullen sluiten aangaande de stad Jeruzalem, zal de zeventigste week beginnen. De zeventigste week is te verdelen in 2 x 3,5 jaar. De eerste helft wordt gekenmerkt door “vrede, vrede en geen gevaar”; in de tweede helft zal er verdrukking voor het Joodse volk en verwoesting zijn.
Maitreya” is de persoonlijke naam van de nieuwe wereldleraar. Volgens de esotericus Benjamin Creme staat Maitreya op het punt om zichzelf aan de mensheid bekend te maken vanuit Londen, waar hij sinds juli 1977 verblijft. Op 11 juni 1988 verscheen Maitreya voor het eerst als mens van vlees en bloed op een gebedsbijeenkomst van 6000 mensen in Nairobi, Afrika. Creme beweert dat Maitreya niet komt om een nieuwe religie te stichten, maar dat hij komt om de mensheid te helpen en te behoeden voor zelfdestructie en te onderwijzen in de technieken van zelfverwerkelijking. Hij zou alle mensen inspireren een nieuw tijdperk te beginnen, gebaseerd op samen delen en gerechtigheid, zodat iedereen de basislevensbehoeften van voedsel, behuizing, gezondheidszorg en onderwijs krijgt.
Het profetisch Woord geeft aan dat er na de zeventigste week een periode zal zijn waarin het beloofde Koninkrijk gevestigd zal worden vanuit Jeruzalem tot aan het einde der aarde. Er ligt dus een tijdsperiode tussen de wederkomst van de Heer op de Olijfberg en de definitieve vestiging van Zijn Koninkrijk op aarde. De lengte van deze periode wordt niet rechtstreeks gegeven in de Schrift, maar vanuit de typologie kan beredeneerd worden dat die periode hoogstwaarschijnlijk overeenkomt met 33 jaar. Voor meer informatie zie Bijbelstudie 28: “7 + 33”.
Met de uitdrukking “nederwerping der wereld” wordt gerefereerd aan de restituitieleer. “Volgens deze zienswijze vond de val van satan plaats tussen het eerste en tweede vers van Genesis 1. De wereld, die oorspronkelijk volmaakt door God was geschapen, werd een woestheid en ledigheid door de verwoestende macht van de boze en het daaropvolgende Goddelijke oordeel. Het werk van de zes dagen was daarom niet de werkelijke schepping van de wereld zelf, maar een werk van herstel, van restitutie.” Erich Sauer, Der König der Erde, 1959. Voor meer informatie zie Bijbelstudie 19 “De leer der restitutie”.
Ook bij Izak en Jakob komen we dit principe tegen. Izak zei tegen Jakob dat hij aanvoelde als Ezau, maar de stem van Jakob had. Hoogstwaarschijnlijk wist Izak heel goed dat hij Jakob en niet Ezau voor zich had. Maar hij speelde het spelletje gewoon mee. Daarom lezen we ook in Hebreeën 11 : 20 dat Izak door het geloof zijn zonen Jakob en Ezau gezegend heeft. Dat kan alleen als hij precies wist wat hij deed. Hetzelfde zien we later ook bij Jakob toen hij Manasse en Efraïm met gekruiste handen zegende. Toen Jozef daar iets van wilde zeggen, antwoordde Jakob: “Ik weet het, mijn zoon! Ik weet het”. (zie Genesis 48)
Zo hebben wij in de Bijbel ook talloze typen van de Here Jezus naast elkaar. Soms zijn er zelfs twee personen die naast elkaar optreden en samen uitdrukking geven aan verschillende facetten van de Here Jezus. Zo zijn Jonathan en David allebei een type van Christus in een verschillend aspect. Ze waren één van ziel. (1 Samuël 18 : 1) Hier in Openbaring 13 krijg je dit soort beelden niet over Christus, maar over de antichrist.
Sommigen zeggen dat Degene Die weggenomen wordt, de Heilige Geest is, dat de Heilige Geest dus de wederhouder is. Dat is een misverstand. Wanneer de Gemeente wordt weggenomen, verschijnen twee getuigen in de straten van Jeruzalem. (Openbaring 11 : 3) Die getuigen hebben de Heilige Geest en degenen die vervolgens tot geloof komen uiteraard ook.
Het gaat om een 152 meter hoog Maitreyabeeld dat ergens in het noorden van India gebouwd wordt. Het beeld wordt niet alleen maar ter decoratie gemaakt. In het troongedeelte worden ruimtes gemaakt die gebruikt gaan worden als tempels om te bidden en te mediteren. Er komt een bibliotheek, een ziekenhuis, een auditorium, een museum en een theater in, alsmede ook diverse tentoonstellingsruimtes. Het beeld is bedoeld om spiritualiteit en de boodschap van Mai-treya Boeddha te verspreiden. Rondom het beeld zal een mooie tuin worden aangelegd. Het hele complex moet het grote centrum worden van de toekomende wereldcultuur. Zie www.maitreyaproject.org.
Share International is een wereldwijde New Age organisatie die het als haar taak ziet om de weg voor de Maitreya te bereiden. Belangrijkste leider en oprichter van de organisatie is de occultist Benjamin Creme, die één van de voornaamste bronnen van informatie over het naar buiten treden van Maitreya is; zie ook
Men denkt vaak dat het teken van de Zoon des mensen een kruis is. Constantijn de Grote meende dat ook en verkondigde zelfs dat hij zo’n kruis gezien had. Het kruis is echter geen teken van de Zoon des mensen, maar van de dood. Het kruis is feitelijk een vier. “Vier” staat voor alles dat voorbijgaat. De Zoon des mensen is niet Degene Die dood is, maar Die leeft.
De davidster is een “zes”,
maar dan grafisch uitgebeeld.
Modern Hebreeuws, ook bekend als Ivriet (עברית), is de officiële landstaal van de moderne staat Israël.
Veel mensen hebben moeite te aanvaarden dat zij gevonden hebben
wat zij zochten, waardoor zij hun gewoonte van zoeken op moeten geven. Er is niets zo in dan het stellen van vragen. Mensen gaan voor intelligent door als ze altijd maar vragen. Vragen als: Wat is waarheid? Wie is de mens? Wel, wat de mens is, dat weten wij ook uit de Schrift, het gaat er alleen om of we dat accepteren. Het mag dan heel interessant lijken om zulke filosofische vragen te stellen, maar het getuigt van veel meer filosofie, van liefde voor de wijsheid in het algemeen, wanneer we die wijsheid, als we Hem ontmoeten, accepteren. In die zin is Nicodémus een voorbeeld geworden.
De wereld is in duisternis. Als ik hoor en zie waar de wereld zich mee bezig houdt, welke vragen zich de wereld stelt en welke antwoorden men eventueel meent te moeten voordragen op deze problemen, word ik er wel eens naar van. Is dat nu de wereld? Is het zo erg? Het is onvoorstelbaar, de duisternis waarin de wereld zich bevindt. Daarbij komt dan nog dat de wereld er nog trots op is ook. Ze hebben de duisternis liever gehad dan het licht. Dat neemt niet weg, dat voor iedereen die in deze duistere wereld op zoek is naar licht, dat licht kan ontvangen, want dat licht is in de wereld gekomen.
Zo’n grammaticale constructie wordt “appositie” genoemd, maar die kennen wij in het hedendaagse Nederlands niet meer. Een ander voorbeeld is Romeinen 8 : 23 waar staat dat wij de aanstelling tot zonen verwachten, namelijk de verlossing van ons lichaam. In het Grieks staat hier evenmin het woord “namelijk”. Onze aanstelling tot zoon ís de verlossing van ons lichaam en andersom. Men zou dit niet als twee dingen beschouwen maar als één en hetzelfde.
Het niet kennen van het verschil tussen vergeving en zaligheid is de basis van de leer van alverzoening. Die zegt dat als de Heer voor alle mensen gestorven is en alle zonden zijn weggenomen, alle mensen vroeg of laat
behouden worden. Dit komt echter niet overeen met wat de Bijbel leert.
Met “negatief” of “positief” wordt hier in dit geval geen waardeoordeel gegeven. “Negatief” geeft iets aan dat kleiner is dan nul en “positief” iets dat groter is dan nul.
De genezing van deze verlamde is een beeld van de oprichting van een gevallen mens. Iemand die niet meer kan staan, wordt opgericht. Alle tekenen die de Heer deed in de vorm van genezingen zijn uitbeeldingen van nieuw leven en opstanding uit de dood. Het maakt niet uit of het om de genezing van een blinde, dove, doofstomme of verlamde gaat. In sommige gevallen stonden mensen zelfs uit de dood op.
Om voor de hand liggende redenen denken wij mensen bij het noemen
of zien van bloed aan de dood. Dat komt omdat bloed, wanneer het zijn functie vervult, niet gezien wordt. Wanneer het wel gezien wordt, vervult het zijn functie niet, hetgeen tot de dood kan leiden. Maar dat is zo, omdat bloed in feite leven is. Toen er bloed gestort werd op Golgotha, werd er leven gestort. Het leven stroomde weg. Het bloed van het Nieuwe Verbond is daarom het leven van het Nieuwe Verbond!
In het Grieks staat hier het woord “zizánion”, wat niet zozeer “onkruid” maar “wilde tarwe” betekent. Deze wilde tarwe lijkt op echte tarwe, maar de aren blijven leeg en brengen dus geen vrucht voort.
Alverzoeners zeggen dat zondaren in het vuur geworpen worden. Zij beweren dat aangezien het vuur een reinigende werking heeft, men er gereinigd weer uit komt en dan alsnog behouden is. Maar die redenering klopt niet. Als een mens in het vuur geworpen wordt, komt hij er nooit meer uit, want in de mens woont geen goed. Hij verbrandt als vuil. Dat wordt ook geïllustreerd in deze gelijkenis. Het onkruid wordt in het vuur
geworpen. Het verbrandt helemaal en komt er niet gereinigd uit. Het heeft ook geen vrucht gedragen.
De vertaling “kinderen” in de Statenvertaling is niet juist. Er moet “zonen” (hyos, ) staan, want er is een essentieel verschil tussen kinderen en zonen. Een kind is klein en minderjarig. Het kan geen verantwoordelijkheid dragen. Een zoon daarentegen is een volwassen erfgenaam die dat wel kan.
De uitdrukking “aanneming tot kinderen” is evenmin correct. Ook hier staat in het Grieks het woord “zonen” (hyos, ). Verder staat er niet het woord “aanneming”, maar “aanstelling” (titémi,
). Het gaat dus om zoonstelling (hyothesía,
).
De discipelen moesten de onbekende man met een kruik water volgen. (Lukas 22 : 10) De man met die kruik water is een beeld van Christus in onze tegenwoordige tijd Die levend water oftewel leven geeft aan een ieder die tot Hem komt.
Een alternatieve vertaling van dit vers is: “Indien de Heere wil, zo zullen wij leven, en dit of dat doen. Zo lezen we het ook in de NBG-vertaling. Dezelfde interpretatie vinden we ook in de Leidsche vertaling: “Indien de Heer het wil, zullen wij in het leven blijven en dit of dat doen”.
Als kind ben ik vroeger vaak in verwarring geweest. Ik hoorde dat ik tot geloof moest komen maar begreep niet waarom. Ik geloofde toch immers al? Iemand kan tot geloof komen, maar ook als een gelovige opgroeien. De Bijbel zegt ook niet dat een mens tot geloof moet komen, maar dat hij een gelovige moet zijn. Het mooiste is natuurlijk als je dat al van jongs af aan bent. Kinderen geloven – tot een bepaalde leeftijd – een heleboel en als je als kind al wijs gemaakt wordt in het Woord van God, dan groei je op als gelovige. We kunnen ons afvragen wat dan het tijdstip is dat zo’n
kind, nu in onze bedeling, wedergeboren wordt, maar maakt dat iets uit? Het zou niets uit moeten maken, want de Bijbel zegt niet dat voldaan moet worden aan de eis van wedergeboorte, men moet beantwoorden aan de eis van geloof.
Die mensen hebben veel van de Schriften geweten, maar de kennis die zij daaruit op hebben gedaan, heeft hen niet tot de Heer gebracht. Zij kenden de Schriften wel, konden ze waarschijnlijk uit het hoofd opzeggen, maar kenden niet Degene over Wie de Schrift sprak en zij wilden Hem ook niet. Het beste bewijs daarvoor is het optreden van de Here Jezus Zelf, Die Zich manifesteerde mede door deze tekenen en wonderen als de Messias, maar ze kenden Hem niet en wilden ook niet naar Hem luisteren. Ze wilden zich alleen maar van Hem ontdoen.
Studies over ‘De bedelingenleer’ kunt u o.a. hier vinden:
Ds. Harry Bultema was een geleerd man. Hij was van Nederlandse afkomst en predikant in de Reformatorische kerk. Hij heeft hele goede boeken geschreven in het Nederlands en Engels. Eén boek gaat over Bijbelse typologie. Toen hij een boek schreef over de wederkomst van Christus en daarmee blijk gaf te geloven in wat gewoonlijk het “het duizendjarig rijk” genoemd wordt, werd hij zijn kerk uitgezet.
Aan de hand van een spoorbaan wordt uitgelegd wat het verschil is tussen causaal en analoog denken.
Afhankelijk van de wissel gaat een spoorbaan naar links of naar rechts. Als de wissel naar links ligt, zal de trein naar links gaan. Als de wissel naar rechts ligt, zal de trein naar rechts gaan. De “oorzaak” is dat de wissel naar links of rechts ligt en het “gevolg” is dat de trein daadwerkelijk naar links of rechts gaat. Het hele westerse denken, zowel technisch, filosofisch als theologisch, bestaat uit het denken langs deze ene spoorbaan. Maar als men langs de rail één keer verkeerd gaat, kan men redeneren wat men wil, maar men zal nooit bij het doel uitkomen. Hieruit blijkt dat het moderne, westerse, causale, technische denken erg kwetsbaar is. Een andere belangrijke reden is, dat het gewoonlijk uitgaat van axioma’s die meestal niet kloppen. Dat heeft tot gevolg dat het denken langs zo’n spoorbaan gewoon onzin is, ongeacht de wissels. Helaas is men in het Westen niet of nauwelijks op de hoogte van een andere wijze van denken die wetenschappelijk erkend wordt.
Prof. F. Bettex heeft een mooi boek geschreven over symboliek in de Bijbel en daar buiten. Het heet: Symboliek der Schepping en der Eeuwige Natuur. Opgemerkt moet worden dat het nogal zeldzaam is en daarom moeilijk verkrijgbaar.
In het verleden zijn mensen vanwege de uitdrukkingen ”dat is Mijn lichaam” en ”dat is Mijn bloed” op de brandstapel gekomen, omdat de rooms katholieke kerk weigerde te erkennen dat het in deze verzen om een gewone metafoor gaat.
Het volk, dat in duisternis zat, heeft een groot licht gezien; en degenen, die zaten in het land en de schaduwe des doods, denzelven is een licht opgegaan. Matthéüs 4 : 16
Als het al een andere betekenis of afleiding zou hebben, hangt het met het begrip zegenen samen. Het zou dan als “de gezegende” vertaald kunnen worden. Er gaan dan echter wel weer wat andere aspecten van het woord verloren.
De eerstgeborene is degene met het hoogste erfrecht en daarmee is de term enige zoon ook verklaard. De term betekent niet dat er geen anderen zijn, maar dat er wellicht wel anderen zijn die geen rol van betekenis spelen. Ze staan namelijk op een ander niveau dan deze zoon en deze enige zoon wordt zo genoemd omdat hij enig is in zijn hoedanigheden. Er zijn wel anderen, maar deze is uniek. U moet zich voorstellen dat u zeven kinderen heeft, waarvan u van één zegt dat die enig is, anders dan de andere zes. Uiteindelijk is hiervoor een eenvoudige verklaring: de enige zoon is de unieke, omdat hij tot eerstgeborene wordt gesteld en de vader hem het eerstgeboorterecht geeft.
Dit wordt verder uitgewerkt in de Bijbelstudie: “Vruchten na onvruchtbaarheid”.
Een nadere uitleg is te vinden in de Bijbelstudie:
In Numeri gaat het in de eerste plaats om telling, daar ontleent het boek zijn naam ook aan. Het volk werd geteld voordat het het beloofde land inging.
Voor degene die denkt dat op het moment dat Jakob zijn zonen zegende, hij het koningschap aan de stam van Juda gaf zoals hij het eerstgeboorterecht aan de stam van Efraïm gaf, moet ik u teleurstellen. De uitspraken van Jakob zijn weliswaar vertaald alsof het om koningschap ging, maar dat is een voorbarige vertaling. Jakob zegt namelijk dat de scepter niet van Juda zal wijken totdat Silo komt (Genesis 49 : 10). Doordat de term met scepter is vertaald, ontlenen wij daar het koningschap aan. De meer voor de hand liggende vertaling is: de stam van Juda zal niet wijken; zal blijven bestaan. Dat zegt op zich niets, want alle stammen zouden blijven bestaan en dus kan het alleen nog maar betekenen dat deze stam bekend zou blijven, aangewezen zou kunnen worden. Dat is dan ook het bijzondere van Juda: die valt nog aan te wijzen, maar de andere stammen niet meer. Zelfs waar wij menen de rest van het volk aan te kunnen wijzen, blijkt het nog onmogelijk om de stammen als zodanig aan te wijzen.
In Galaten 3 : 19 is middelaar vertaald met een hoofdletter, maar dat is een misverstand. Dat zou betekenen dat Christus de Middelaar van de wet was en dat was Hij nu juist niet. Dat was Mozes. De wet is door Mozes, de middelaar van het Oude Verbond, gegeven, maar genade en waarheid en dus het Nieuwe Verbond zijn door Jezus Christus geworden (Johannes 1 : 17).
Het woord wordt altijd met dienstknecht vertaald, maar betekent slaaf of lijfeigene. Dat is eigenlijk hetzelfde, al hangt er een andere gevoelswaarde aan. De slavernij zoals wij die kennen, komt niet uit de Bijbel. Het beginsel dat men horig was en dus lijfeigene, eigendom van een ander, bestond wel en op die manier worden die termen in het Nieuwe Testament ook gebruikt. Een dienstknecht is een lijfeigene. Hij is niet van zichzelf maar van een ander. Zo is dat ook bekend uit oudtestamentische tijd.
Wij horen allemaal tot het koninkrijk der Nederlanden, maar wij zijn niet allemaal koningen. We zijn er wel ingegaan maar daarom erven wij het nog niet. Als de wereld toevallig geregeerd zou worden door Nederland, dan zou heel het Nederlandse volk uit koningen bestaan, een koninklijk volk omdat het de hele wereld regeert, maar dat wil nog niet zeggen dat elk lid van dat volk deel heeft aan die heerschappij.
De Hebreeënbrief spreekt over het verschil tussen de inzettingen van het Oude Verbond en het Nieuwe Verbond. Die zegt dat wij vrij zijn van de wet en dat wij met vrijmoedigheid zouden naderen tot de Hogepriester van het Nieuwe Verbond en dus tot de troon der genade, om onder leiding van deze Hogepriester de levende God en daarmee elkaar te dienen.
Hebreeën 11 geeft een toelichting op de vraag hoe het leven uit geloof eruitziet. Als je echter gaat zeggen hoe dat moet, plaats je de gelovige weer onder de wet en is hij toch weer een slaaf en een onvrije geworden. Je kunt dan ook nooit iemand zeggen hoe hij moet leven uit geloof. Wat wel kan, is voorbeelden aanhalen van anderen die uit geloof geleefd hebben. Er worden diverse voorbeelden gegeven uit het leven van personen uit de oudtestamentische geschiedenis. Een deel daarvan kennen we, maar vooral het laatste deel kennen wij niet. Dit hoofdstuk geeft illustraties van hoe dat leven uit geloof er zoal kan uitzien. Het betekent altijd dat men vertrouwt op de beloften die God gedaan heeft en op het Woord Gods.
Het mag dan grammaticaal toekomende tijd zijn, maar dat wil nog niet zeggen dat deze dingen pas in de toekomst zullen gebeuren. De toekomende tijd heeft namelijk ook de betekenis van het trekken van een conclusie.
Als het één waar is dan zal op grond daarvan…,
dan volgt daaruit dat….
Dat hoeft niet automatisch over de toekomst te gaan.
Zowel Christus als de Gemeente zullen in heerlijkheid verschijnen en geopenbaard worden aan de wereld. De openbaring van Jezus Christus (Openbaring 1 : 1) is net zo goed de openbaring van de Gemeente aan de wereld.
Een dier wordt in het algemeen geacht vrij te zijn. Dat is niet waar. Het gedrag van een dier is volstrekt te voorspellen, omdat het beest gebonden is aan zijn eigen natuur. Als je als mens handig bent, maak je daar gebruik van. Een dier is vrij in die zin dat er geen wet op is gelegd, maar niettemin gebonden aan wat er in de natuur van het dier was geschreven in het hart.
Als een evangelist zijn leven lang het evangelie predikt en er komt zijn leven lang niemand door die evangelieprediking tot geloof, heeft de man zijn hemelse Vader gediend. Hij zal een heleboel geleerd hebben, in ieder geval het dragen van verantwoordelijkheid. Hij had net zo goed kunnen zeggen: “Er gebeurt niets, dus ik houd er maar mee op.”
In het verleden is dat al gebleken. De eerste christenvervolgingen zijn begonnen door de Joden, ontsproten uit de jaloezie van het Joodse volk.
De oudste broer van Abraham was 60 jaar ouder dan hij. Daaruit vloeit tevens een andere gedachte voort. Aangezien Abrahams neef Lot de zoon van Abrahams oudste broer was, was Lot naar menselijke normen de eerstgeborene en niet zijn oom Abraham. Het verklaart waarom Abraham bij het verdelen van het land de eerste keus laat aan Lot. Hij was zelfs in het bezit van het eerstgeboorterecht van Adam. Niettemin verschuift de Heer het ook hier en geeft dat eerstgeboorterecht aan Abraham. Dit is het onbekende gedeelte van de geschiedenis. Abraham krijgt twee zonen, Ismaël en Izak Echter, Ismaël zou niet erven met Izak.
Er zit nog een ander verhaal aan vast. De gedachte is, dat Israël de bruid van de Heer Zelf is. Dat neemt niet weg dat in het Oude Testament gezegd wordt dat Israël zou trouwen met de zonen van haar eigen volk (Jesaja 62 : 5). Deze bruidskwestie is tamelijk gecompliceerd. De bruid is tot op zekere hoogte Israël, maar sommige profetieën over deze kwestie blijken in de praktijk te gaan over de hereniging tussen het Joodse volk en de tien stammen aan de ene kant en meer op hoger niveau om de eenwording tussen geheel Israël en de Gemeente aan de andere kant. De Gemeente is dan weliswaar betrokken bij de bruiloft. Niet omdat zij de bruid is, maar omdat zij de bruidegom is. Niettemin wordt gezegd dat de bruidegom voortkomt uit Israël. Waar aan de ene kant gesproken wordt over een eenwording van de Gemeente en Israël, wordt aan de andere kant gesproken over de eenwording van de twee stammen en de tien stammen. Als we de profetieën dan zo letterlijk nemen, zoals in het dis- pensationalisme gebruikelijk is, dan wijst dat erop dat de Gemeente op een of andere wijze letterlijk moet voortkomen uit (de tien stammen van) Israël. Beide gebeurtenissen zijn gebaseerd op dezelfde grondgedachte.
Er zijn Britten die zeggen dat ze afstammen van ene Brutus, namelijk die Brutus die ontkomen was uit de Trojaanse oorlog. De enige andere bekende verklaring is dat deze Britten afstammen van de tien stammen van Israël en kennelijk van Efraïm in het bijzonder. Hun naam drukt dat ook uit. Als de naam Brit of Brits niet Engels is maar van oudere datum, dan is het Hebreeuws en betekent het: volk van het verbond. Brit is het Hebreeuwse woord voor verbond. Het verbond waarvan we net gelezen hebben dat de Heer het zou bevestigen. Hij sprak vervolgens over vele volkeren, maar daar kwam dat verbond ook inderdaad terecht. Het is eigenaardig genoeg dat wij later al die Angelsaksische volkeren aanduiden onder de naam van slechts die ene stam, namelijk die der Britten. Ze heetten niet allemaal Britten, want er waren nog tal van andere namen binnen die Keltische wereld. De naam van die Britten is in de loop der tijd echter algemeen geworden. Later werd het zelfs Groot-Brittannië. Die naam werd bekend in de hele Angelsaksische wereld.
‘Aanneming tot kinderen’ moet zijn ‘zoonstelling’ :
Van het Griekse woord ‘huiothe’sia’.
Hui’os = zoon,
the’sia = stellen.
kinderen moet zijn zonen :
Gr. Hui’os = zoon,
“Geloof” wil niet zeggen “iets voor wáár houden” of “iets aannemen, omdat men niets beters heeft”. Als dat namelijk wél zo zou zijn, dan zou het begrip “gelovige” dezelfde betekenis hebben als de uitdrukking “religieus/godsdienstig mens”. In dié zin wordt het begrip “gelovige” in het Nederlands welgebruikt.
Bij “voedsel” dienen we niet meteen aan “groei” te denken. Normaal groeit een mens helemaal niet van voedsel. De normale mens is namelijk geen kind, maar een volwassene. Alleen een kind groeit door voedsel. De volwassen mens eet niet om te groeien, maar om zijn leven in stand te houden. Het leven van de gelovige wordt door het levende en eeuwig blijvende Woord van God in stand gehouden. Daaruit is het eeuwig leven verwekt en daardoor wordt het in stand gehouden.
In het christendom wordt veel gepraat over het feit of we wel iedereen in onze christelijke gemeenschap kunnen toelaten. Onze gemeenschappen
worden inderdaad verontreinigd door personen die niet leven naar de wil van God. In vele kringen worden dergelijke personen uitgebannen. Dit is zeer onbijbels! De Bijbel zegt dat we de gelovige dienen lief te hebben. Degenen die bij ons willen horen dienen we met open armen te ontvangen. Als wij menen dat we door hen besmet worden, is er iets bij óns fout. We worden in en door Christus volmaakt gesteld. Christus reinigt de Gemeente. Mochten we besmet worden, dan worden we door Christus gereinigd. Als degenen die ons verontreinigen bij ons willen horen, dan dienen we hen toe te laten. Waar zouden ze anders heen moeten? De gelovige was zelf onrein, zondig en wandelde naar de eeuw dezer wereld. (Éfeze 2 : 2) Toen hebben gelovigen de deur voor hem opengehouden, opdat hij de Heer zou kunnen leren kennen. Als iemand bij ons binnen wil komen, is dat toch geweldig! Geen enkele gelovige heeft het recht daar allerlei eisen tegenover te stellen.
De mens werd in Genesis 3 verleidt doordat iemand een filosofie vertelde. Die filosofie hield in dat de mens zichzelf kon ontwikkelen. De satan leert vanaf Genesis 3 de filosofie dat de mens zich moet ontwikkelen, omdat hij “als God” moet worden. Dat gebeurt door veel te
eten van de boom van kennis van goed en kwaad. Het werkt niet, want het behoort tot de eerste beginselen der wet en leidt dus niet tot Christus. Christus is de boom des levens. “Ontwikkeling” hoort bij deze oude wereld. Het is zelfs het eerste begin van deze wereld. Het is bovendien de oorzaak van de zondeval van de Adam. Er zijn mensen die leren dat wedergeboorte alléén niet voldoende is. Zij leren dat er na de wedergeboorte nog een ontwikkeling moet komen. Wie die ontwikkeling (vaak “heiliging” genoemd) niet doormaakt, gaat volgens deze mensen niet mee met de opname (wegrukking) van de Gemeente. Voor zover er ontwikkeling is, is dat de ontwikkeling van de openbaring van Christus in
de gelovige. Het is niet de ontwikkeling van Christus in hem, maar alleen de openbaring ervan. Het gaat om de uitwerking van het leven van Christus in de gelovige. Die uitwerking komt alleen tot stand, wanneer de oude natuur van die gelovige minder wordt.
De mens werd in Genesis 3 verleidt doordat iemand een filosofie vertelde. Die filosofie hield in dat de mens zichzelf kon ontwikkelen. De satan leert vanaf Genesis 3 de filosofie dat de mens zich moet ontwikkelen, omdat hij “als God” moet worden. Dat gebeurt door veel te
eten van de boom van kennis van goed en kwaad. Het werkt niet, want het behoort tot de eerste beginselen der wet en leidt dus niet tot Christus. Christus is de boom des levens. “Ontwikkeling” hoort bij deze oude wereld. Het is zelfs het eerste begin van deze wereld. Het is bovendien de oorzaak van de zondeval van de Adam. Er zijn mensen die leren dat wedergeboorte alléén niet voldoende is. Zij leren dat er na de wedergeboorte nog een ontwikkeling moet komen. Wie die ontwikkeling (vaak “heiliging” genoemd) niet doormaakt, gaat volgens deze mensen niet mee met de opname (wegrukking) van de Gemeente. Voor zover er ontwikkeling is, is dat de ontwikkeling van de openbaring van Christus in
de gelovige. Het is niet de ontwikkeling van Christus in hem, maar alleen de openbaring ervan. Het gaat om de uitwerking van het leven van Christus in de gelovige. Die uitwerking komt alleen tot stand, wanneer de oude natuur van die gelovige minder wordt.
Het Johannes evangelie zegt bijvoorbeeld: ”…maar weggaande verborg Hij Zich voor hen”. (Johannes 12 : 36) De Here Jezus stuurde vaker iedereen weg, de schare, zelfs de discipelen werden in een bootje weggezonden. De Heer alleen bleef over op een berg. Toen zagen ze Hem later weer. Als ze Hem gingen zoeken, konden ze Hem niet vinden. Later vonden ze Hem terug in het buitenland, in de deca- polis, aan de andere kant van het meer van Galilea.
Het maakt ons weinig uit aan wie de brieven geschreven zijn, of het geschreven is aan Korinthe of Efeze of de Kolossenzen of desnoods aan zeven gemeenten in klein Azië. Het is altijd geschreven aan gelovigen en dus ook aan ons.
Alle nieuwtestamentische uitspraken beginnen bij Matthéüs 1 : 1 en zijn altijd gebaseerd op het Oude Testament. In vele gevallen wordt het Oude Testament zelfs letterlijk geciteerd. Het Nieuwe Testament openbaart ons niet werkelijk nieuwe dingen. Het trekt de bedekking weg van oudtestamentische uitspraken. Verborgenheden openbaren dus. En het aardige is dat we dat overal terugvinden. Het staat er soms bij: “gelijk geschreven is”. En: “hiermee stemmen overeen de woorden der profeten”. En: “opdat hetgeen vervuld wordt hetgeen door de profeten gesproken is”. Of: “iemand heeft ergens betuigd, zeggende”. Of er staat: “Gelijk hij ook in de tweede psalm heeft gezegd”. En een andere keer staat er: “… en zo zegt Jesaja wederom”. Dat zijn duidelijke verwijzingen. In veel gevallen staat het er niet bij, dan moet je het zelf maar begrijpen en dit is er kennelijk één van.
Onder vers 8 staat een verwijzing naar Openbaring 21 en 22 en Jesaja 41 en 44. Onder die laatste Schriftplaatsen staan meer verwijzingen naar andere verzen, waar staat: “Ik ben de Eerste en Ik ben de Laatste”. In Jesaja, dat wordt gezegd door Jehovah: ”Ik ben de Eerste en de Laatste en Ik ben Dezelfde”. Dit is van belang omdat we daar zien dat er maar één kan zijn. Er staat ook: ”buiten Mij is er niemand”. Jehovah in het Oude Testament is dus niemand anders dan de Here Jezus Christus. Die is de Alpha en de Omega, de Eerste, de Laatste, het Begin en het Einde, Hij is Degene Die was en Die is en Die komen zal.
Christenen vinden dat men de eerste dag der week moet heiligen, de zondag, maar waar staat dat in de Bijbel? Daarvoor is geen Bijbeltekst te vinden. Men heeft toen maar gezegd dat “dag des Heeren” de zondag is. Het komt bij de Engelsen vandaan. Zij hebben uitgevonden, en ook in hun vertaling weergegeven, dat hier niet staat “dag des Heeren”, maar “des Heeren dag”. De volgorde van de woorden is anders, maar het is hetzelfde, het blijft hetzelfde genitivus, (tweede naamval). In hun vertaling staat daarom niet “day of the Lord”, maar ”the Lords day”. Sindsdien noemt men de zondag de eerste dag der week: ”the Lords day”. Niet ”the day of the Lord”. Voor ons in Nederland betekent de uitdrukking niet de aanduiding van de eerste dag der week, danwel de zondag, danwel de dag na de sabbat, laat staan van de sabbat zelf.
In Psalm 133 wordt de hogepriester op zijn hoofd gezalfd met olie, maar de olie druipt door zijn baard en door zijn kleding tot aan de zomen van het kleed. De zomen van zijn kleed vervullen de tempel, dat houdt verband met Jesaja 6 en dat betekent dat Zijn heerlijkheid heel de schepping vult.
De Amsterdamse uitdrukking ”het is allemaal weer voor zijn roodkoperen” betekent dat alle oneffenheden uit de weg zijn geruimd. Het is voor elkaar, gemeenschap is tot stand gekomen. Daarvoor gebruikt men het woord roodkoper. Dat is echt koper. Geelkoper is een menging. Op een instrument van koper blazen is een vorm van communicatie.
Het woord ster betekent eigenlijk hetzelfde als UFO: Unidentified Flying Object en dat betekent dat we weten niet wat het is. We hebben het wel gezien, maar weten niet wat het is. Het woord ster gebruiken we voor dingen aan de hemel, licht aan de hemel. Ons Nederlandse ”ster” is hetzelfde woord als het Hebreeuwse woord ”satar”, ook in de betekenis van: we weten niet wat het is. Satar, verberging, verborgenheid, is het Bijbelse begrip dat voorkomt in de naam Esther. De Bijbel zegt dat een ster een licht aan de hemel is en voor zover een engel een lichtende gedaante heeft, is hij dus ook een ster.
Het woord ”apostel” betekent letterlijk “gezondene”. Een zendeling, maar wel een bijzondere, omdat een apostel rechtstreeks gezonden werd door de Here Jezus Zelf. Ik bedoel niet door Christus Zelf, maar echt de Here Jezus Zelf. De Heer verscheen aan hen en heeft ze op zendingspad gestuurd. Paulus wijst daar veelvuldig op. (zie o.a. 1 Korinthe 15) Na deze persoonlijke aanstellingen wordt de term niet meer gebruikt.
De apostelen waren aangesteld als fundament- leggers van de Gemeente. (Efeze 2 : 20) Paulus zegt daarover: ”Ik heb daar als bouwmeester het fundament gelegd”. (1 Korinthe 3 : 10) Waar het fundament gelegd is, hoeft niet opnieuw een fundament gelegd te worden en dus waren er daarna geen apostelen meer nodig. Net zo min als profeten trouwens, want apostelen en profeten vormen samen min of meer één categorie. Zij waren fundamentleggers en tegen de tijd dat het dak erop zit, zijn ze niet meer nodig. Je komt ze in de latere brieven dan ook niet meer tegen
Paulus haalde Timótheüs bij zijn moeder en zijn oma vandaan en zei: kom jij maar mee, dan zal ik je wat leren. Zo kwam hij in die positie terecht. In Handelingen 20 spreekt Paulus de oudsten, de opzieners, de voorgangers, de herders (dat is allemaal hetzelfde ambt) van Efeze toe en zegt dat ze acht zouden geven op de kudde (Gemeente), waarover de Heilige Geest hen tot opzieners gesteld had. De Heilige Geest had hen aangesteld en niet de plaatselijke gemeente. Niet de schapen kiezen een herder, maar de Eigenaar van de kudde, de opperste Herder. De overste Herder wordt Hij genoemd. De Here Jezus stelt de herders aan. Dat komt van bovenaf en is niet democratisch. Dat is meer aristocratisch, de regering van de besten, want dat betekent dat woord letterlijk. Of christocratisch of theocratisch, waarbij de heerschappij of macht ligt bij Christus of bij God. Het komt van bovenaf en niet van onderaf. De leden van de Gemeente kiezen zich geen voorgangers. Dat kom je ook tegen in de Bijbel. Als er staat: ze kiezen zichzelf, ze vergaderen zichzelf leraren, wordt dat als zeer negatief verworpen, omdat er van uit gegaan wordt dat het niet goed komt.
Ik denk dat in evangelische kringen vandaag mensen rondlopen die het liefst de Bijbel zouden verbieden. Dat meen ik serieus. Eenvoudig omdat men problemen heeft met gemeenteleden die zeggen: maar daar staat toch in de Bijbel. Dat is heel lastig, want zo kun je je macht niet handhaven. Ook niet over zo’n klein clubje. Heel vervelend. De Roomskatholieke Kerk heeft dat makkelijker gedaan: die heeft de Bijbel verboden.
In zekere zin heeft Nederland aan de reformatie haar ontstaan te danken. Dat weet bijna niemand meer en wordt niet meer onderwezen, maar zo is het wel. De vader des vaderlands, Willem de Zwijger, prins Willem van Oranje, vocht niet voor Nederland. Nederland bestond toen nog niet. Hij streed voor godsdienstvrijheid en die is er. Maar niettemin werd die godsdienst ingekapseld door de burgerlijke overheid, waarvan diezelfde Willem van Oranje een exponent was in die dagen. Sindsdien zitten we met God, Neerland en Oranje. Alsof het één geheel zou zijn. Met alle respect voor Nederland en Oranje, maar meer respect voor God uiteraard. De drie op één lijn zetten is tamelijk godslasterlijk, als je het mij vraagt. Het zijn begrippen die niet aan elkaar gekoppeld zouden moeten worden.
Nu heb je zendingsgenootschappen en gaat men in de eerste plaats uit om maatschappelijke en ontwikkelingshulp hulp te verlenen. Nu zegt men: we gaan niet uit om zieltjes te winnen, maar als het zo uitkomt praten we wel eens over de Heer. Dat nog wel, maar het is volstrekt bijzaak geworden. Men is het weer kwijtgeraakt. Maar zendingsorganisaties zijn ontstaan uit het initiatief van individuen die erop uit gingen. Eerst alleen, later krijg je dat de familie hen gaat onderhouden. Als je een generatie verder bent dan wordt die verantwoordelijkheid overgenomen door een comité. Zo zijn heel wat zendingsgenootschappen ontstaan, maar zo is het niet begonnen. Het begon met mensen die er op uit trokken. Ik zeg altijd: als je denkt dat je een roeping hebt, dan moet je gaan. Als je denkt dat je als zendeling in Afrika moet gaan werken, waarom zit je dan hier nog? Je koopt, huurt of leent een fiets en je gaat er naar toe. Ik hoop dat u herkent dat dit precies de methode was die de apostelen hanteerden. Ze gingen gewoon. Waarheen dan ook. Zo moet het dus. Niet geregeld in een kerkelijke organisatie, een instituut, een zendingsgenootschap of wat dan ook. Maar gewoon met de roeping van de Heer.
Die ene troon is de uitbeelding van het Hoofd van de Gemeente. De Eerstgeborene te midden van Zijn broeders. Hier wordt de hemelse positie van de Gemeente uitgedrukt. Dat is niet pas na de opname van de Gemeente. Sommigen zeggen dat hier de Gemeente al in de hemel is, maar die was daar altijd al. Op het moment dat iemand tot geloof komt, wordt hij van Godswege wedergeboren en daarmee direct in de hemel gezet. Het is altijd al de hemelse positie. Onze wandel, ons burgerschap, onze erfenis, wijzelf, zijn in de hemel, als deel van de onzienlijke hemelse dingen. De wereld kent ons niet, omdat we gezet zijn in de hemel.
Wij kennen behalve een glazen zee in de Bijbel ook een koperen zee. Dat is een wasvat in de tempel. Zee staat voor een tamelijk grote hoeveelheid water, maar dat kan zich ook bevinden in een was- vat. Een koperen zee is een koperen wasvat. Een glazen zee is een glazen wasvat. Er is geen enkele reden om te denken dat er in de hemel een grote zee, een grote vlakte is van glas of iets dergelijks. We vinden hier een wasvat uitgedrukt. Dat staat ook in Openbaring 15 : 2. Een koperen zee staat in 1 Koningen 7 : 23 en daar is het een koperen wasvat.
”Ze wierpen hun kronen voor de troon” is een uitdrukking die we in nogal wat liederen tegenkomen. Velen van ons hebben uit liederen heel wat Bijbelse waarheden leren kennen. Daarin beklijven ze en liggen ze schijnbaar soms nog vaster dan in de Bijbel zelf, want daaraan wordt getornd, maar aan de liederen niet. Men zingt ze zo mee. Men spreekt woorden uit waarover men nog nooit heeft nagedacht en terwijl ze zich settelen in het hart en in het hoofd en in het geheugen en in het leven, is men zich dat niet eens bewust. Wat geloven christenen? Lees hun liederen maar na, dan weet je wat ze geloven en wat voor hen belangrijk is en wat niet. Dus zingen wij als Gemeente: ”Mijn kroon die Hij zal geven aan Zijn voeten nederleg…”. Wij geven die kroon heus niet meer af, maar in de symboliek gebeurt het wel, want daarin wordt uitgedrukt: Heer het is door Uw werk dat wij die kroon hebben ontvangen. Niet alleen U hebt hem ons gegeven, uitgereikt aan het eind van de loopbaan, maar het is in Uw kracht waardoor wij die loopbaan hebben kunnen lopen. Het was uit Uw genade, want van onszelf hadden we die dingen toch niet gekund.
In Genesis 49 wordt het geheel aan Juda toegeschreven, maar de stamoudste wordt in het algemeen beschouwd als de personificatie van heel de stam. Hij vervult een symbolische functie. Wat over de gehele stam gezegd wordt, wordt in elk geval en eigenlijk in de eerste plaats, over de stamoudste gezegd, De stamoudste van Juda, het opperhoofd, is David Waar aan de stam van Juda ook het koningschap over alle stammen gegeven werd, werd de stamoudste van Juda automatisch koning over geheel Israël. En waar bovendien de stamoudste van Juda, danwel de koning van Israël tegelijkertijd de erfgenaam is van Adam, betekent het automatisch dat de stamoudste van Juda tegelijkertijd de Zoon des mensen is. En dus de rechthebber van de troon over geheel de aarde.
Waar Christus de uitdrukking is van het Wezen Gods, het Beeld Gods, het Afschijnsel van Gods Heerlijkheid en het uitgedrukte Beeld van Gods Zelfstandigheid, zit Hij op de troon. De Vader heeft al het oordeel aan de Zoon gegeven, dus: wie zit er op de troon? Christus Zelf in Zijn hoedanigheid van Jehovah, namelijk de Zoon Gods, dan wel het Beeld Gods. De veruiterlijking, ik zeg het nu met eigen woorden, van de onzienlijke God. God kan men niet zien. Als men toch iemand op de troon ziet zitten, is het de Here Jezus Christus, in Wie God Zich openbaart.
Daaruit is de christelijke traditie van samenzang ontstaan, die in de hoogtijdagen van de Rooms-katholieke kerk volledig was afgeschaft. Ze nemen dan een koor. Het moest kunst zijn en de gewone man, die niet geoefend had, mocht daaraan niet meedoen. Die was van die verantwoordelijkheid ontslagen. Daar waren anderen voor aangesteld. In de reformatie is dat weer in ere hersteld. Die reformatoren zijn meteen aan de slag gegaan om geestelijke liederen te dichten en te componeren.
Ook ongelovigen moeten eenmaal met deze woorden instemmen. Hetgeen, volgens de leer van de alverzoening, betekent dat ze dan behouden zouden zijn. Maar niet volgens de Bijbel. Zondaren, onrechtvaardigen en ongelovigen zullen wel degelijk voor de troon van God, voor de rechterstoel, geplaatst worden. Ze zullen alsnog moeten erkennen wie de Here Jezus Christus is en dat God een genadig, barmhartig, goedertieren, maar ook rechtvaardig God is. Alleen als men dan pas tot die erkenning komt, is het te laat. In Jesaja 45 (aangehaald in Filippenzen 2) wordt ook al gezegd dat eenmaal alle knie zich voor Hem zal buigen, maar daarmee is men nog niet behouden. Ook satan zal zijn knie moeten buigen en wordt daardoor niet behouden. Judas moest evenzo zijn knie buigen, overdrachtelijk uiteraard, en wordt niet behouden.
Het is noodzakelijk om de essentie van de gebeurtenissen van de periode van 7 jaren (de 70-ste jaarweek) te kennen. Openbaring moet namelijk beschouwd worden als één groot en uitgebreid commentaar op voorgaande profetieën. In de eerste plaats de profetieën van Daniël, met name die in hoofdstuk 9. Daar wordt een periode van totaal 490 jaar, (70 x 7) aangekondigd i.v.m. “uw volk en uw heilige stad”. Dat is het volk van Daniël, het Joodse volk. Dat is dus niet geheel Israël. De 70 weken is een tijdrekening, uitsluitend met betrekking tot het Joodse volk en de Joodse stad. “Uw heilige stad” is Jeruzalem. 70 weken zijn bestemd over Jeruzalem en daarmee over het Joodse volk, tot op de komst van de Messias en het aanbreken van het Messiaanse rijk. De tijdrekening van 490 jaar begint bij “de uitgang des woords” -445), het moment dat dit Joodse volk toestemming krijgt om terug te keren uit de Babylonische ballingschap, om Jeruzalem, als stad, te herbouwen. De verdeling in weken is 7+62 = 69 weken en dan nog een laatste van 7 weken. Tussen de 69-ste en de 70-ste week zit een lange tijd.
Openbaring 20, is het enige Schriftgedeelte waarin de 1000 jaren genoemd worden, maar dan ook meteen 7 x. Vers 4: ”Ik zag tronen en zij zaten op dezelve en het oordeel werd hun gegeven. En ik zag de zielen dergenen, die onthoofd waren om de getuigenis van Jezus, en om het Woord Gods (dezelfde termen als in openbaring 6), en die het beeld en deszelfs beeld niet aangebeden hadden en die het merkteken niet ontvangen hadden aan hun voorhoofd en aan hun hand. En zij leefden, (weer zij stonden dus op uit de dood), en heersten als koningen met Christus, in de duizend jaren”. Bij de aanvang van de duizend jaren, worden de martelaren uit de grote verdrukking opgewekt, opdat ze alsnog de duizend jaren zouden binnengaan. Een heel bijzonder opstanding, omdat men terugkeert in deze oude wereld en niet als eersteling van een nieuwe schepping. Deze mensen is een Koninkrijk beloofd. Ze hebben dat gepredikt en gaan er in, ondanks dat ze de marteldood gestorven waren. Dat geldt ook voor de martelaren uit de verkorte verdrukking van de tweede helft van de 70-ste week van Daniël. Ze krijgen een vooraanstaande positie in het Koninkrijk op grond van hun lijden met Christus en op die grond zullen ze ook met Hem verheerlijkt worden.
De uitspraak over de verduistering van zon, maan en sterren staat ook op andere plaatsen in de Bijbel. Het betreft altijd dezelfde gebeurtenis, die fungeert als de markering van het einde van de 70-ste week van Daniël en daarmee het begin van het oordeel dat de Heer over Israël en de volkeren zal brengen. Matthéüs 24 spreekt daarover. In vers 15 gaat het over “de gruwel der verwoesting”. Dat is het midden van de 70-ste week van Daniël, waarover in vers 21 staat: ”Want als dan zal grote verdrukking wezen, hoedanige niet is geweest van het begin der wereld”, ontleend aan Daniël 12 : 1 Beide schrift- plaatsen suggereren dat de verdrukking over alle volkeren zal komen, over de hele wereld. Zie voor meer over dit onderwerp andere Bijbelstudies, zoals “Daniël”, ”Tijden en gelegenheden” en “Profetisch Panorama”.
Zie voor uitgebreide informatie en foto’s over dit onderwerp Bijbelstudie ”Van Hermon tot Rode Zee”
Dit is zowel van toepassing op de Gemeente, als ook op Israël. Het is afkomstig uit Exodus 19. Israël is gesteld tot “kameroudste”, tot eerstgeborene, tot zoon. Wat doet de Gemeente als ook Israël dan? Het Woord Gods bewaren en prediken. Het priesterambt vervullen. Dat heeft Israël nooit gedaan, Niet vreemd, want dit werk, uitgevoerd door een koninklijk priesterlijk volk, is gestart bij het aanbreken van het Nieuwe Verbond. Dat kenmerkt zich door priesterschap en koningschap naar de ordening van Melchizédek. Onder dat Nieuwe Verbond zal Israël een koninklijk priesterlijk volk zijn en zal het men het Woord Gods (Christus) prediken.
In de Bijbel staat 12 voor heerschappij, voor koningschap. De 12 heerst. Waar de tijd heerst, wordt die gerekend in 12 uren, dag of nacht. Of in 12 maanden of 12 tekens van de dierenriem. De 12 poorten van de stad, want heerschappij wordt uitgedrukt in de poort. Ook 12 fundamenten van de stad, want de stad is een koninkrijk. Daarom 12 geslachten van Israël, want Israël is het koninklijk volk. En daarom ook 12 discipelen, die de verheerlijkte Christus predikten op de troon der genade in de hemel aan de rechterhand Gods.
Kan het dan echt niet geteld worden? Ja, letterlijk wel, maar de uitdrukking betekent veelal dat iets niet mag en dat is hier ook het geval. David kon het volk tellen, maar hij mocht het niet. Hij telde het volk en viel toen onder het oordeel des Heeren. Waarom? Omdat het niet gemogen had. Tellen en meten zijn bedoeld om het eigendomsrecht vast te leggen. Waarom worden Nederlanders geteld bij een volkstelling? Omdat de regering wil weten wie er wel bijhoort en wie niet, vanwege de belasting die betaald moet worden.
Bij de wederkomst van Christus aan het eind van de 70-ste week van Daniël wordt de maand- nummering weer recht getrokken. Dan zijn zowel de sterfdatum van Mozes, als ook die van Aaron, ineens dezelfde. Daar zat exact een half jaar tussen. De geboortedatum van de Here Jezus en die van Johannes de Doper, zijn dan ook ineens gelijk, want daar zat ook precies 6 maanden verschil tussen. Data die uit elkaar liggen, vallen ineens gelijk. De koning en de priester worden ineens Mozes en Aaron. Ze blijken ineens identiek te zijn. Die andere koning en priester ook, namelijk de Here Jezus en Johannes de Doper. Onder het Oude Verbond werd koningschap en priesterschap van elkaar gescheiden. Dat was alleen onder Israël zo en alleen onder de wet. De Koning is per definitie Hogepriester en andersom. Bij de wederkomst van Christus verschijnt de Koning en Hogepriester van het Nieuwe Verbond en dan valt het dus weer samen. Wat mij betreft komt dat tot uitdrukking in die merkwaardige verschuiving van de maand- telling en het even een half jaar kwijt zijn op de maandkalender.
Vanaf Openbaring 8 : 6 staat een uiteenzetting over 7 bazuinen en 7 oordelen, die over de mensheid komen. In Openbaring 16 wordt opnieuw over 7 oordelen gesproken. Ze worden symbolisch weergegeven, niet door het klinken van bazuinen, maar door het leeggieten van fiolen. Een fiool is een schaal met een steel eraan. Een fles eigenlijk, maar in beide gevallen zijn het toch schalen. Want een bazuin is ook een hol vat. De algemene gedachte is dat de fiolen en bazuinen niet hetzelfde zijn. Ik ben de tegenovergestelde gedachte toegedaan, namelijk dat ondanks dat je het verschillend schrijft en ondanks dat het verschillende hoofdstukken zijn, het toch om precies dezelfde dingen gaat. Het is een herhaling en voldoet daarmee aan de regel dat iets bevestigd wordt als er twee getuigen zijn. Leg Openbaring 8 : 1-5 en heel Openbaring 15 naast elkaar en zie hoe sterk ze overeenkomen.
Het bittere water in het Oude Testament staat tegenover het zoete water. Het bittere water is een beeld van de wet. Water is Woord, maar het is niet een Woord ten leven, maar een Woord waaraan men sterft. Via de toepassing van Mara op de wet is het bovendien van toepassing op alle religie en filosofie en menselijke overlevering, en ijdele verleiding. (Kolossenzen 2 : 8) In die dagen is de mensheid in het algemeen onderworpen aan de religie van de antichrist. Men dient het beest. Het is een bediening des doods, zoals wet en religie in het algemeen zijn. Het neemt de vrijheid van de mens weg en deze gaat er vervolgens aan dood. Dat leert de Schrift. Als in het Oude Testament bitter water alsnog zoet wordt gemaakt, wil het zeggen dat de beloften, gedaan onder het Oude Testament, alsnog vervuld worden. Dan wordt bitter water zoet, omdat het spreekt over leven. Dan wordt het dus het Nieuwe Verbond.
De zevende bazuin wordt pas in Openbaring 11, vanaf vers 14, genoemd. Daar komen we aan het eind van die verdrukking en daarmee bij het moment dat het Koninkrijk van Christus, van de Messias, definitief over de volkeren der aarde gevestigd zal worden. Dat is het begin van “de duizend jaren” en wordt beschreven in Openbaring 20.
”Tijd” is op zich geen verkeerde vertaling. Het probleem is echter dat in dit verband de term verkeerd gelezen wordt. Dat komt door allerlei gefilosofeer, bijvoorbeeld over dat er in de eeuwigheid geen tijd meer is, gebaseerd op deze ene Bijbeltekst en de gedachte dat vóór dat de tijd in de schepping ontstond er ook geen tijd was. Men spreekt dan over ”van tijd tot eeuwigheid”, of ”van eeuwigheid tot eeuwigheid”. Daar tussen ligt de tijd. Men maakt er uit op dat de klok stopt. Dan is dat afgelopen en dan zijn we in een andere wereld. Ik moet u zeggen dat betekent het woord niet. In het Grieks staat niet het woord ”chronos”, het woord voor tijd als beginsel. Er staat een ander woord voor tijd, namelijk ”kairos”. Dat woord gaat over tijd in de zin van: een bepaalde hoeveelheid of een bepaalde periode. In onze taal hebben wij daar geen ander woord voor, en daarom gebruiken wij daarvoor ook het woord tijd.
In Ezechiël 3 wordt beschreven dat Ezechiël aan het begin van zijn bediening een boek moet eten. Dat boek is het Woord van God in het algemeen en daarmee het plan Gods. In Ezechiël 2 is sprake van de roeping van Ezechiël, dat staat er ook boven. Hij zou moeten spreken, profeteren, en wel in het bijzonder tot Israël. Het woord moet nu eenmaal gepredikt worden, ongeacht of er iemand luistert. In 3 : 1-4 staat: ”… Daarna zeide Hij tot mij: Mensenkind, eet, wat gij vinden zult; eet deze rol, en ga, spreek tot het huis Israëls. Toen opende ik mijn mond, en Hij gaf mij die rol te eten. En Hij zeide tot mij: Mensenkind, geef uw buik te eten, en vul uw ingewand met deze rol, die Ik u geef. Toen at ik, en het was in mijn mond als honig, vanwege de zoetigheid. En Hij zeide tot mij: Mensenkind, ga henen, kom tot het huis Israëls, en spreek tot hen met Mijn woorden.”
Petrus noemt het volk Gods “levende stenen”, die samen gevoegd zijn aan de Ene steen. (1 Petrus 2 : 5) De stenen vormen een tempel, tot één huis, en zijn een beeld van al die individuele gelovigen die tot één samengevoegd zijn. Tot één koninklijk en priesterlijk volk om te verkondigen, om te dienen. Elke keer als de Gemeente genoemd wordt als tempel, in bijvoorbeeld 1 Korinthe 3, Efeze 2 en 3 en 1 Petrus 1, gaat het over dienst aan de Heer. Wij zijn een volk van priesters. Wij zouden de Heer dienen. Hij woont in ons, in u en mij persoonlijk en individueel, maar ook in de Gemeente, als collectief. Wij zijn die tempel. Wij leven van onze dienst aan de Heer. Voor zover wij in de praktijk van ons leven de Heer dienen, zal Hij ons geven wat nodig is. Wij eten van het altaar, is de gedachte. Het altaar is daarmee de uitbeelding van de dienst aan de Heer.
Een van de belangrijke Bijbelse waarheden is die van Romeinen hoofdstuk 10 en 11, waar staat dat Israël in onze dagen ongelovig is, maar dat volgens Deuteronomium (Mozes) en later Jesaja, het Joodse volk het evangelie gepredikt zou gaan krijgen. Israël zou het evangelie gepredikt worden door een “onverstandig volk”, namelijk door een heidens volk. Door een volk dat de wet niet heeft: de Gemeente. De eerste verantwoordelijkheid van de Gemeente in onze dagen is de prediking van het evangelie aan de Joden. Paulus, als voorbeeld van de Gemeente, stelt zichzelf daarvoor beschikbaar en vraagt aan de Heer of hij dan misschien toch in elk geval enigen uit zijn broederen naar het vlees tot jaloersheid moge verwekken om enigen uit hen te behouden. (Romeinen 11 : 14) De positie van heilig volk, verkregen volk, priesterlijk volk, de oorspronkelijke positie van Israël, is aan de Gemeente gegeven. Die zou het woord Gods bekend maken, in de eerste plaats aan dat volk dat dit hiervoor gedaan zou moeten hebben en dat nu ongelovig is. Via de Gemeente moet Israël alsnog tot bekering gebracht worden.
De olijfboom is de uitbeelding van de bron van eeuwig leven; een beeld van de Here Jezus Christus. Daarom gaan olijfbomen niet van ouderdom dood Er zijn nu nog olijfbomen die er al stonden in de dagen van de Here Jezus. Ze worden aangetast. Er worden takken afgebroken. Ze worden beschadigd en kunnen ziek worden, maar van ouderdom gaan ze niet dood. De olijfboom heeft een zeer sterk regeneratief vermogen en kan zichzelf in stand houden. Hij heeft het leven in zichzelve. Het product van de olijfboom is olijfolie, eveneens een beeld van eeuwig leven.
Als iemand in de dagen van Handelingen gezegd zou hebben: dit kan de Messias niet zijn, want voordat Hij komt zouden die twee getuigen komen, volgens Zacharia 4. Dan zou het antwoord geweest zijn: Dat waren Johannes de Doper en Jezus van Nazareth. En in onze is het antwoord: dat is de Gemeente. Als in de 70-ste week van Daniël de Gemeente is opgenomen en het evangelie gepredikt wordt, dan zal men weer zeggen: Maar dat kan niet. Er moeten eerst nog twee getuigen komen. Dan is het antwoord: Hier zijn wij, uit Openbaring 11. Alles dat op onze dagen van toepassing is, is ook van toepassing op de dagen van de wederkomst van Christus.
Zowel Mozes als Elia zijn op merkwaardige wijze van het toneel verdwenen. Mozes stierf en daarna is men uitgebreid gaan zoeken naar zijn graf en men vond het niet. Het laatste hoofdstuk voor Openbaring, de brief van Judas, maakt er melding van dat Michael zich meester gemaakt heeft van het lichaam van Mozes. Waarom staat er niet bij, maar het enige wat je kunt bedenken is dat Mozes dat lichaam ooit nog eens nodig zal hebben en daarom werd zijn graf niet gevonden. Het lichaam was er niet. De Heer had Zich er over ontfermd. Van Elia lezen we helemaal niet dat hij stierf. Hij werd door een vurige wagen, met vurige paarden, van de aarde weggenomen. Ook Elia werd uitgebreid gezocht en niet gevonden. Maar beiden worden alsnog gezien in de verheerlijking op de berg, waar de Heer spreekt over Zijn Koninkrijk, met name over de verberging daarvan, met slechts drie van Zijn discipelen. De verheerlijkte Heer met twee mannen in witte klederen en er staat gewoon bij wie zij waren. Elia en Mozes geven uitdrukking aan de Gemeente. Ze zijn met zijn tweeën; een type van de Gemeente. Ze worden met de Heer in heerlijkheid gezien, in onze bedeling.
U kent de uitdrukking wellicht uit Joël 2, aangehaald door Petrus in Handelingen 2, over het einde van de 70-ste week van Daniël en de verduistering van zon, maan en sterren. Joël 2 : 32 zegt: ”En het zal geschieden, al wie den Naam des HEEREN zal aanroepen, zal behouden worden; want op den berg Sions en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, gelijk als de HEERE gezegd heeft; en dat, bij de overgeblevenen, die de HEERE zal roepen”. Men zal uit Jeruzalem kunnen ontkomen. Omdat dan, maar dat is Zacharia 14, de Olijfberg zal scheuren als de Heer Zijn voeten erop zet en men de stad zal kunnen ontvluchten. Dat is het einde van de 70-ste week, maar ook dan gaat het over een gelovig overblijfsel. Zij worden bewaard en daarmee worden zij een gelovig overblijfsel. (zie ook Romeinen 11) Ze ontkomen omdat zij in geloof de Naam des Heeren hebben aangeroepen.
Het probleem is, zeker als het gaat over de wederkomst van Christus, dat men meent dat de Gemeente een vrouw is en met name een bruid. Een term die in heel de Bijbel nergens van toepassing gebracht wordt op de Gemeente, maar het is zo’n ingeslepen gedachte dat het moeite kost om dat er weer uit te krijgen. De vrouw en de bruid komen in de Bijbel voor, maar het is dan van toepassing op het letterlijke Israël.
In Filippenzen 3 : 20 staat dat wij ”uit de hemel de Zaligmaker verwachten, die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat het gelijkvormig worde aan Zijn heerlijk lichaam. Naar de werking van Zijn Sterkte Zijner kracht, die Hij gewrocht heeft in Christus, als Hij Hem uit de dood heeft opgewekt”. Dat is de opname van de Gemeente. De verandering van ons lichaam. Zo heet het ook in Romeinen 8. Daar vind je de term ”opname van de Gemeente” ook niet. Daar zijn ook andere termen voor, bijvoorbeeld verandering. De verlossing van ons lichaam. De uitdrukking uit Efeze 1 is hier toegepast op de opname van de Gemeente, naar de werking waardoor Hij ook alle dingen aan Zichzelf kan onderwerpen.
H.C. Voorhoeve gebruikte lang geleden niet de term ”opname van de Gemeente”, maar ”opneming van de Gemeente”. Daar had hij groot gelijk in, want de term ”opname” is niet eens Nederlands. Dat is een Germanisme. In het Nederlands heet zoiets ”de opneming”. De opneming, de wegneming, van de Gemeente tot God.
In de Bijbelstudie ”Van Hermon tot Rode Zee” komt dit onderwerp, met veel foto’s, uitgebreid aan de orde.
Dat Babel de hoofdstad zal zijn, staat gewoon in Daniël 4. Daar staat dat het Babylonische rijk afgebroken zou worden en na zeven tijden zou worden hersteld. Dat is nog nooit gebeurd. Bovendien gaat het om de stad in dat hoofdstuk. “Is dat niet de stad die ik gebouwd heb” en toen kwam er een profetie dat de stad vernietigd zou worden, danwel zijn koninklijke waardigheid zou verliezen en daarna zou het na zeven tijden weer hersteld worden. Dat moet nog in de toekomst gebeuren. Dat lijkt geen enkele twijfel. Niet Babel overdrachtelijk, maar gewoon letterlijk.
De bedoeling van het rijk van Alexander de Grote was dat het een rijk zou worden met één godsdienst en daardoor één cultuur en één taal, de Griekse. Dat was het ideaal. In de toekomst gaat het om precies hetzelfde. Of dat lukt weet ik niet, want in Babel had men oorspronkelijk één taal, cultuur en godsdienst en toen viel het uit elkaar. (Genesis 10-11) In de toekomst zal de duivel proberen het allemaal weer terug te draaien en terug te brengen tot het origineel.
Alexander was koning van Babel. De koning uit Jesaja 14 spreekt grote dingen: “Ik zal mijn troon zetten boven God zelf, in de hemel”. Hij zou zichzelf verhogen, de grootste machthebber worden in de schepping.
*Sadam Hoessein wilde de opvolger zijn van Alexander de Grote en van Nebukadnezar. Hij beweerde dat hij van die mannen afstamde. Sadam is met de herbouw van Babel begonnen en officieel is er ook weer zo’n stad, alleen nog niet in een koninklijke waardigheid. Maar dat komt ongetwijfeld nog wel. Zo’n figuur, of hij het is denk ik niet, zo’n Arabier, Amelekiet, Ismaëliet of Edomiet, zal daar inderdaad in slagen. Hij zal de mensheid aan zich binden, maar daarvoor moet hij wat meer mee brengen dan alleen wapens. Daarvoor moet hij een goed verhaal hebben, een filosofie, een leer. In de functie van een religie uiteraard. Daarin voorziet de figuur die uit de hemel komt vallen. Dat moet niet zo moeilijk zijn, want de wereld heeft altijd achter satan aangelopen en dat zal men dan ook doen. Het zal gepaard gaan met krachten van tekenen en wonderen. Zo staat het in dit hoofdstuk en in 2 Thessalonicenzen 2.
*Saddam Hoessein Abdu al-Majid al-Tikriti was van 16 juli 1979 tot 9 april 2003 de vijfde president van Irak.
“Antichrist” is voor velen schrikaanjagend, maar het probleem is dat die term dikwijls niet gedefinieerd wordt. Men gebruikt de term ”anti- christ”, maar zegt niet wat men ermee bedoelt. In het algemeen wordt er gedacht aan het eerste beest uit Openbaringen 13, namelijk een mens, een koning, aan de leiding van het laatste koninkrijk. Naar Bijbelse maatstaven stamt de antichrist niet van een mens af. Hij ziet er uit als een mens, maar hij is de duivel. Die wordt op aarde geworpen en verschijnt dan, net als elke andere engel, in de gedaante van een man. Hij stamt niet van Adam af, maar is wel een man. Het woord “antichrist” komt in geen enkel profetisch boek van de Bijbel voor. Alleen één keer in de tweede Johannes brief en in de eerste Johannes brief een keer of drie, vier en dat dan eigenlijk maar in één Schriftgedeelte. Johannes verstaat onder de “antichrist”, “antichristen” en ”een antichrist”: iemand die een valse leer predikt, een valse profeet. De enige definitie van een antichrist is een valse profeet, iemand die zich stelt in de plaats van. Want anti betekent niet tegen, hoewel wij het soms zo vertalen, maar: in de plaats van. ”Tegen” betekent vaak ”in de plaats van”. De antichrist is iemand in de plaats van Christus en die dus autoriteit claimt. Waar Christus de grote Profeet is, is de antichrist de valse profeet.
Letterlijk kun je tijden niet veranderen, maar je kunt wel de inhoud van de tijd veranderen door de wet (= onderwijs) te veranderen. Dan krijg je een nieuwe tijd en in het Engels heet dat: New Age. Ik denk dat dit hier gewoon staat in Daniël 7 : 25. Er komt een nieuwe tijd, nieuw onderwijs, een nieuwe leer. En dat is precies wat New Age is. Die nieuwe filosofie komt rechtstreeks van de duivel, net zoals bijna alle menselijke filosofie. De Bijbel is daar zeer negatief over, o.a. in Kolossenzen 2.
Karel de Grote zou door de paus gekroond worden tot keizer, maar pakte op het laatste moment de kroon, die de paus hem op zijn hoofd zou zetten, uit zijn handen en zette die toen zelf op z’n hoofd. Als hij dat door de paus had laten doen dan had hij die erkent als zijn meerdere. Nu plaatste hij zichzelf boven de paus.
In 2 Thessalonicenzen 2 wordt de antichrist uitgebreid beschreven. Hij wordt genoemd: de mens der zonde, de zoon des verderfs. Het woord mens in de Bijbel wil niet zeggen dat hij een mens is, maar dat het er uit ziet als een mens. Een mens der zonde, hoewel het woord ”zonde” eigenlijk had moeten zijn wetteloosheid. In het Grieks: anomos en dat betekent: zonder wet, of zonder onderwijs. Hij brengt een nieuwe leer. De mens der wetteloosheid, de zoon des verderfs, verheft zich boven God. Hij wil het beeld ”Gods zijn” en dan weet je dat het de duivel is, want de enige die de openbaring is van de Godheid, is de Here Jezus Christus.
Ik heb tekeningen en beschrijvingen gezien van zo’n beeld dat opgericht moet gaan worden. Dat gaat niet over Babel, maar over een plaats ergens in India. Dat beeld zou gewijd zijn aan de Maitrea. Een groot beeld, maar in werkelijkheid een bouwwerk, met veel verdiepingen, zalen en vertrekken. Dat moet het grote centrum worden van de toekomstige wereldcultuur en handel. Ik denk dat Jeruzalem de eerste stad wordt waarin het beeld komt, maar dan nog klein. Daarna wat groter in Babel en van daaruit verder.
Een beeld, “een gruwel” of ”een vleugel” is onder alle omstandigheden de aanduiding van afgoderij, afgod of afgodsbeeld. ”Vleugel” is bescherming vanuit de hemel, vanuit de geestelijke wereld, en daarom is het een gruwel, want gruwel is afgoderij. Dus heet het een ”gruwe- lijke vleugel”. Dat het leidt tot verwoesting wordt uitgedrukt in ”gruwel der verwoesting”.
Maitrea wordt geschreven met een Mem (getalswaarde 40 in het Hebreeuws), een Jot (10), een Taf (400), een Resh (200), een Jot (10), Alef (1) en tot slot de Hei (5). Dan heb je 40, 10, 400, 200, 10, 1 en 5. Opgeteld is dat 666. Dit is niet gekunsteld, in tegenstelling tot pogingen om de naam van Napoleon, Hitler en de paus op 666 te laten uitkomen. De 6 is niet het getal van de antichrist, maar van de mens. 666 is van Christus. 6 is de mens en 666 is dat getal op een drie keer hoger niveau. Voor de wiskundigen: 666 is het driehoeksgetal van het kwadraat van 6. Het kwadraat van 6 is 36. En het driehoeksgetal van 36 is: 36 + 35 + 34 + 33 enzovoorts.
In de Bijbel komt 666 nog driemaal voor. In 1 Koningen 10 : 14 en 2 Kronieken 9 : 13. Daar gaat het over 666 talenten goud voor koning Salomo, de zoon des mensen in zijn dagen en een type van Christus. In Ezra 2 : 13 keren 666 zonen van Adonikam terug uit Babel. Dat is een uitbeelding van een gelovig overblijfsel van Israël, dat toekomt aan de Zoon des mensen.
Trek niet de conclusie dat de berg Sion de hemel is, zodat de 144.000 ineens in de hemel zouden zijn. In nog al wat bekende bijbelcommentaren, ook in het Nederlands, wordt geleerd dat die 144.000 worden opgenomen naar de hemel, omdat ze volgens Openbaringen 14 op de berg Sion staan en dat moet dan de hemel zijn. Christus is de hemel en dus die 144.000 ook, maar dat is een misverstand. Zij zijn juist van de aarde, blijven op de aarde en hebben een bediening op de aarde in het prediken van het Evangelie. Alleen de Gemeente heeft een hemelse positie.
Babel is Hebreeuws, Babylon is Grieks, maar het is precies hetzelfde. Babel wordt geïntroduceerd in Genesis 10 en 11. Als de grote stad die door mensen gebouwd zou worden, opdat de hele mensheid één zou zijn. Dat is daar al profetisch voor dit laatste antichristelijke rijk. Omdat de mensheid verenigd zou worden onder één godsdienst. Het oordeel over Babel in Genesis 11 staat model voor het oordeel dat over het grote antichristelijke rijk zal komen. Babel is de moeder der hoererijen en der gruwelen der aarde. Babel staat voor het rijk van satan in het algemeen, door de eeuwen heen en daarmee voor alle vormen van afgoderij. Dat is ontrouw aan God de Schepper van hemel en aarde.
In Psalm 119 wordt gesproken over de geboden Gods en ook over het Woord Gods en de Waarheid. Het zijn synoniemen en dat geldt ook voor “Uw Woord is een lamp voor mijn voet en een Licht op mijn pad”. De term “geboden” betekent niet de 10 geboden of de talrijke geboden van de opgelegde wet. Het gaat veeleer om het onderwijs dat God in Zijn Woord in het algemeen gegeven (aangeboden) heeft. Dat zou men bewaren.
Een citer is een harp en die is een beeld van aanbidding. Dat vinden we o.a. terug bij David, de psalmen, een lied zingen voor Gods eer. Het heeft dezelfde betekenis als het altaar. Aanbidding, dienst aan Hem. Het meer van Galilea (van Gennesarteh) is ernaar genoemd. Gennesareth is een harp en daarom vind je de harp in Gallië.
Babel ligt in een grote zandbak, in het Midden Oosten. Op een smalle strook vruchtbare grond. Dat de stad compleet verwoest was, zoals op diverse plaatsen geleerd wordt, berust op een misverstand. Het is in hoge mate herbouwd. Dat is ook al eerder gebeurd, met name door Alexander de Grote.
Rood is de kleur van de mens. Daarom heet hij ook zo. En daardoor wordt de naam van Adam min of meer abusievelijk vertaald met mens. Voor mens is er een ander woord, meerdere woorden zelfs. Adam betekent gewoon rood. Ook als je het uitspreekt als Edom. Rood is dus de kleur van de mens en vooral van de kracht die de mens voortdrijft in de vaart der volkeren. Kracht waardoor de mens geneigd is zich te overschatten. De mens moet zich zo nodig manifesteren. Dat is wat rood doet. Zich opblazen, groter maken. Maak eens twee identieke cirkels naast elkaar op een A4-tje. De ene kleurt u rood in en de andere groen of blauw. Je denkt dan dat de rode cirkel de grootste is, maar dat is niet zo. Dit optisch bedrog komt door de kleur rood. Als de zon rood gekleurd is, lijkt hij veel groter dan anders. De symbolische betekenis is veel interessanter dan de technische en vandaar dat de zonden van de zondaar (de mens) als rood beschreven worden. Aan de andere kant is het positief te benoemen, want rood is de kleur van de Zoon des mensen en van Zijn kracht waarmee Hij de hele aarde aan Zich zal onderwerpen. Daarom heet Hij de Zoon des mensen, de Zoon van Adam. Het had ook de “Zoon van rood” kunnen zijn.
Sir Robert Anderson, die ruim 125 jaar geleden commentaar gaf op het boek Daniël, schreef dat het weliswaar heel onwaarschijnlijk leek, maar dat straks volgens de Bijbel het centrum van de beschaving, zo noemde hij dat, zich toch op een of andere wijze in Babel moet bevinden. Daartoe moet die stad herbouwd worden. Hij zei: “Het ziet er niet naar uit, het lijkt zeer onwaarschijnlijk, maar de Bijbel zegt het. Zo zal het gaan.”
Als er staat dat in de wederkomst van Christus de bergen zullen vernederd worden, danwel vlak gemaakt worden, dan gaat het niet over een verandering van de geografie, maar over dat volkeren, koninkrijken, hoogmoedige koninkrijken in opstand tegen de Heer, vernederd zullen worden. Ze zullen aan Hem onderworpen zijn. Vandaar dat de berg der verheerlijking in de Bijbel een beeld is van het koninkrijk van Christus. Daarom weet niemand welke berg het was. Het is een verborgen koninkrijk. Welke berg was het waarop de bergrede van de zaligsprekingen uitgesproken is? Die van het koninkrijk van Christus. De olijfberg is dat ook. Daar wonen wij, overdrachtelijk dan.
In de dagen van de Here Jezus was er ook geen 10 statenbond. Als die 10 statenbond tot stand zou moeten komen vóór de wederkomst van Christus aan het eind van de 70-ste week van Daniël, dan had er eerdere vervulling van die zelfde profetie moeten zijn vóór de eerste komst van Christus. Alle profetieën, die vervuld moeten worden vóór definitieve komst van de Messias, hebben namelijk in het verleden op één of andere wijze reeds een vervulling gehad vóór de opstanding van de Here Jezus. Dit is opdat niemand toen zou hebben kunnen zeggen dat een profetie of profetieën nog onvervuld was en dat het verwachtte Koninkrijk dus niet zou kunnen aanbreken. Een voorvervulling van de profetieën was dus noodzakelijk. Als die 10-statenbond dus zou moeten ontstaan vóór de wederkomst van Christus, dan had men in de dagen van de Here Jezus kunnen zeggen: dit kan de Messias nog niet zijn, want eerst moet die 10 statenbond komen. En dan zou er in die dagen zoiets geweest moeten zijn. Die was er echter niet en omdat het er toen niet was, verwacht ik dat ook voor onze dagen voorafgaande aan de wederkomst van Christus niet.
Alleen al het aantal godsdiensten dat de duivel zelf ontwikkeld heeft laat de verdeeldheid zien die er is. Dat kan niet blijven bestaan. Waarom is de wereld vol met strijd? Met verdeeldheid? De duivel zou wel anders willen, maar zolang hij moet regeren via de leugen, heeft hij dit. Dat kan niet anders. Dat is het kenmerkende van zijn heerschappij, maar zijn bedoeling is eenheid te brengen en vrede in de wereld. Sommigen zien de duivel niet zo, maar het is wel zo. Dat is wat hij zou doen. Alleen dat kan hij niet. Dat gaat namelijk niet langs de weg van de leugen.
De 10 stammen hebben precies gedaan wat gezegd werd: ze gingen uit Babel, uit het rijk, uit dat gebied. Het heette toen Assur, maar dat is gewoon Babel. Dat was alzo sinds Nimrod. Het is de naam van een wereldsysteem en van de verwarring en de leugen daarin. De 10 stammen werden weliswaar weggevoerd, maar ze zijn daar binnen de kortste keren, aantoonbaar, historisch gedocumenteerd, verdwenen en hebben de kortste route genomen, over de bergen en zo kwamen zij buiten het wereldrijk van die dagen terecht.
Mediërs vinden we ook in Jesaja 13. Daar wordt beschreven dat Babel verwoest wordt in de dag des Heeren en daar staat ook “een groot volk”. Babel wordt geoordeeld door een groot volk, (vers 4) door “koninkrijken der verzamelde heidenen” en ze komen “uit verre landen”. Ze komen namelijk van het ”einde des hemels”. Ze komen letterlijk uit de hemel. Dat hoeft het niet te betekenen, maar het zijn bedekte termen waar achter de Gemeente schuil gaat. We zouden dat moeten herkennen. Hier staat ook bij wie dat volk is. Jesaja 13 : 17: “Ziet, Ik zal de Meden tegen hen verwekken, … ”, maar volgens vers 4: “een groot volk, koninkrijken der verzamelde heidenen, uit verre landen”; vers 5: “van het einde des hemels”. Met de Meden wordt een hemels volk bedoeld. Vers 19 zegt: “Alzo zal Babel, het sieraad der koninkrijken, de heerlijkheid, de hovaardigheid der Chaldeeën, zijn gelijk als God Sodom en Gomorra omgekeerd heeft”. Sodom en Gomorra werden niet omgekeerd door een volk, maar vanuit de hemel werd vuur en zwavel op Babel geworpen. Hier in Jesaja zijn we in de dag des Heeren. Het kan dus niet missen. In hoofdstuk 14 wordt de koning van Babel besproken, waaruit blijkt dat deze niemand anders is dan de duivel zelf. Dat past in Openbaring 17 en 18. Het satanische antichristelijke wereldrijk.
Als er ”Heere” staat in het Nieuwe Testament, dan is de vraag of het de Griekse vertaling van de naam Jehovah, de Naam van God, is of de vertaling van het woord ”Adon” of ”Adonai”, onze Heer in de zin van: onze Meester. Uit het verband blijkt dat het bijna altijd Jehovah is; hier ook. Hoe heet God? Die heet Jehovah. Het wordt vertaald met Heere en dus staat het er hier. De Heere, de almachtige God, is Jehovah en dat is de Naam van de zienlijke God. God heeft een naam voor als Hij Zich openbaart, maar zolang Hij een ontoegankelijk Licht bewoond en de onzienlijke God is, heeft Hij geen Naam. Als Hij toch een Naam krijgt, is het de Naam van Degene Die Hem naar buiten vertegenwoordigt als Zijn Beeld, als het afgedrukte Beeld van Zijn Wezen, als het Afschijnsel Zijner Heerlijkheid. (Hebreeën 1 : 3) De Heere onze God is dus gewoon de Heere Jezus Christus.
Kraaien, Kouwen, en zelfs Vlaamse gaaien, eksters zijn een beeld van de dood. Een kraai is een raaf, en een raaf is Arab in het Hebreeuws, maar ook in het Arabisch. En een Arab is een Arabier. Het is hetzelfde woord. Arab betekent honger, omdat het de uitdrukking is van de dood. Vandaar dat je in de Bijbel vindt dat juist kraaien vlees en voedsel komen brengen. Dat is het tegenovergestelde. Uit de dood leven is een beeld van wedergeboorte. Het zijn heel simpele beelden, maar men ziet die dingen niet meer.
In de Bijbel staat één voorbeeld van mensen die in een vuur geworpen werden en die daar ook weer uit kwamen zonder dat ze daarna zelfs maar naar het vuur roken. Het vuur deed hen geen kwaad. Maar dat waren geen ongelovigen. In Daniël 3 worden drie vrienden in de vurige oven geworpen. De Heer was er ook bij en het vuur verteerde hen niet; zij bleven volkomen ongeschonden. Dat was een Godswonder. Ik lees in de Bijbel niet dat zo’n Godswonder ook kan gebeuren met ongelovigen.
Het hiernamaals is in de Griekse mythologie het dodenrijk, maar in de Bijbel is dat een soort wachtkamer. Vanuit het dodenrijk zal men op de Jongste Dag opstaan om geoordeeld te worden. In de heidense mythologie sterft men en komt men in Hades, de onderwereld (hel in de Bijbel en dodenrijk in de Statenvertaling). Daar zijn twee afdelingen en als je goed opgepast hebt, ga je naar de goede kant en als je slecht opgepast hebt, dan ga je naar de slechte kant. Einde verhaal. Velen denken dat dit nog zo is, al noemen ze die plaats niet meer hel, maar hemel. Tegenwoordig wijst men naar boven, terwijl het in werkelijkheid onder is. Men beschouwt Hades als het hiernamaals en dat blijft altijd duren, want dit leven eindigt. Het idee is dat hierna het leven niet meer eindigt. Dit heeft men in het christendom geïntroduceerd, met als gevolg de dwaalleer dat als men sterft men óf naar de hemel gaat, en daar altijd bij de Heer is, of naar de hel gaat en dan altijd bij de duivel is. Want God beheert de hemel en de duivel de hel. Dat is de christelijke mythe. De Rooms-katholieken weten niet beter dan dit, maar het is Griekse mythologie en absoluut onbijbels. Als de duivel al in de hel komt, zit hij er net zo gevangen als al die ongelovige mensen. Hij heeft daar niks te vertellen. Hij wordt er uitgelachen en bespot, zo leert de Bijbel in bijvoorbeeld Jesaja 14.
De term ”1000jaren” staat alleen hier. Sommigen vinden dat te weinig en nemen het niet serieus. Zij zeggen: ”Als het alleen in Openbaring 20 staat, wat moet je dan ermee? Wij geloven niet in die 1000 jaren.” Dat geldt voor het grootste deel van de christenheid. De kwestie van 1000 jaren wordt over het algemeen toch wel scheef voorgesteld. Al was het maar door het gebruik van de uitdrukking ”het 1000 jarig rijk”. Broeder Johannes de Heer, die ik evengoed hoog acht, gebruikte deze term: ”het 1000 jarig vrederijk”. Die uitdrukkingen komen echter in de Bijbel niet voor. Als “chiliast” geloof ik wel in die 1000 jaren, maar niet als aanduiding van de heerschappij van Christus, maar van het binden van satan. Satan is 1000 jaren gebonden en het Koninkrijk van Christus is een eeuwig Koninkrijk, er komt geen eind aan. Het is al ongeveer 2000 jaar geleden begonnen toen Hij werd opgewekt uit de dood en op de allerhoogste troon gezet werd. (Handelingen 2) Zijn Koninkrijk is nog verborgen, maar het zal in de toekomst geopenbaard worden en dat heeft tot gevolg dat satan voor een periode van 1000 jaar gebonden wordt.
De aarde is niet vierkant. Een hoek is een richting. De maat van een hoek druk je uit in graden en als je een richting wilt aangeven, dan zeg je ook een aantal graden. Richting is een hoek. 90 graden is pal oost. Noorden is nul en dan ga je de cirkel rond op het kompas tot 360 en dan ben je weer in het noorden. De vier hoeken der aarde wil gewoon zeggen: de hele aarde. Dat is een vaste uitdrukking, de hele Bijbel door. In alle windrichtingen en dat zijn er vier.
In hoofdstuk 39 van Ezechiël staan ook uitspraken over Gog en Magog, maar die gaan niet over de gebeurtenissen na de 1000 jaren en vóór de Jongste Dag, maar over die in de tweede helft van de 70-ste week van Daniël. Gog, Magog en al hun benden, zullen tweemaal op het wereldtoneel verschijnen. Eén keer aan het eind van de 70-ste week en de volgende keer na de duizend jaren. In hoofdstuk 39 loopt het anders af. Er komt wel een oordeel over deze legers, maar er wordt tegelijkertijd beschreven hoe men zeven maanden lang, het land moet reinigen van alle lijken, omdat het land alsnog bewoond moet worden door een hersteld Israël. Het zijn dus twee profetieën over dezelfde volkeren, maar op verschillende tijdstippen.
Hetzelfde wordt in Joël 2 verteld, maar dan zonder namen. Daar wordt beschreven hoe een groot en machtig leger het heilig land, het land Israël – inclusief Jeruzalem – onder de voet loopt, plat walst, in brand steekt. Dat gebeurt in de grote verdrukking over de Joodse staat en dus in de tweede helft van de 70-ste week van Daniël. Er wordt gesproken over ”een menigte van volkeren, hoe- danige niet geweest is in het verleden”. Het gaat dus niet over de oude volken, zoals Assur, Egypte, Babel, Filistijnen en Edomieten. En dat klopt, want Gog en Magog hebben zoiets nog nooit gedaan. En dan staat er: “welke in het verleden niet geweest is en ook niet meer zijn zal tot in jaren van vele geslachten”. Diezelfde legers die in Joël 2 Palestina verwoesten, zullen dat later, na vele geslachten, nog een keer proberen te doen. De eerste keer is in de 70-ste week van Daniël en daarna kan het alleen nog maar gebeuren na de duizend jaren en dat staat hier ook.
Onder ”boek” zou men verstaan wat het werkelijk is. De gedachte is dat in boeken iets vastgelegd, geregistreerd, opgenomen is. Dat staat ook in het Oude Testament op diverse plaatsen. De Psalmen, Spreuken en Prediker geven aan dat de dingen die wij doen, zelfs onze gedachten, op een of andere wijze bewaard worden. Ik weet niet hoe dat werkt. Die dingen liggen vast. Ook de verborgen dingen des harten van de mens zouden geoordeeld worden, opdat het bewaard blijft. God weet het en het ligt vast als onderdeel van een rechtvaardig oordeel Gods. Het is een angstwekkende gedachte en daarom wordt er ook hevig tegen geprotesteerd. Maar wij hebben niets te vrezen, want wij staan in het Boek des Levens en zijn behouden. Onze openbaring voor de rechterstoel van Christus heeft in de praktijk uitsluitend van doen met de mate van loon die wij zouden ontvangen. Dat heet ook een oordeel, maar het betekent niet dat wij verloren kunnen gaan. Onze zaligheid ligt vast in Christus.
Er bestaat een subtiel onderscheid tussen ”zee” en ”dood en hel”. In de Bijbel wordt gesproken over de oorspronkelijke wereld, die uit Genesis 1 : 1 en 2 Petrus 3. Die wereld is vergaan door de wateren van de grote vloed, die van vóór Genesis. De gedachte is dat die oude wereld door wateren vergaan is en dat die in zeven dagen tot op zekere hoogte weer hersteld is. De wateren trokken zich terug en het droge land werd weer gezien. Degenen die geleefd hebben in die oude wereld (géén afstammelingen van Adam) zullen alsnog in een eeuwig oordeel komen op de Jongste Dag. Het wordt in elk geval gezegd van een categorie engelen. Zij worden in Tartarus bewaard tot het oordeel op de Jongste Dag. (2 Petrus 2 : 4; Judas 1 : 6) Boze geesten, demonen, hebben hun oorsprong in die oude wereld. Toen de Heer ze uitdreef, zeiden zij: ”Zijt Gij gekomen om ons te oordelen voor onze tijd?” Hun oordeel komt namelijk pas op de Jongste Dag, hoewel ze uit die oude wereld stammen. De Heer dreef ze daarna uit en daarbij kwamen ze in de zee terecht. In de afgrond. Zij voeren in de zwijnen en die verdwenen in de zee. In de Bijbelse gedachte is alles wat onder de zee is van die oude wereld, die immers onder water verdwenen is. Bij ”de zee gaf de doden die in haar waren”, denk ik dus aan alles wat er was vóór deze tegenwoordige wereld tot stand kwam.
Hoe beeld je het Koninkrijk uit dat alreeds bestaat in de hemel en dat in de toekomst op aarde nog gevestigd zal worden? In dit geval in de vorm van een duidelijk herkenbare stad, namelijk Jeruzalem, de stad Davids, de stad van de grote Koning, de heilige stad, in de hemel. Daar teken je die stad. Daarna laat je die vanuit de hemel nederdalen naar de aarde. Niet aan een touwtje uit de hemel, maar door de stad groter en groter te laten worden. In Daniël 2 wordt het Koninkrijk uitgebeeld in de vorm van een steen. Het komt van bovenaf, zonder handen afgehouwen, en vult de hele aarde. Dat gebeurt hier ook met het nieuwe Jeruzalem, dat sinds de opstanding van Christus bestaat. In de dagen na de opname van de Gemeente daalt het neder naar de aarde en dan wordt het Koninkrijk van Christus ook op aarde gevestigd. Het is volledig nedergedaald als de duizend jaren aanbreken. Men begrijpt het niet omdat men denkt dat het Koninkrijk van Christus al op aarde gekomen is en dat het gevormd wordt door de kerk en dat die het Koninkrijk van Christus op aarde is. De uitbreiding van de kerk is hetzelfde als de uitbreiding van, of de vestiging van, het Koninkrijk van God op aarde. In werkelijkheid is het alleen de propaganda en groei van de eigen club.
Als Jeruzalem in het Oude Testament 44 maal ”de stad Davids” genoemd wordt, dan is dat de aanduiding van heel het Koninkrijk van David. Een stad is een koninkrijk en op zijn minst een uitbeelding daarvan. Jeruzalem is de aanduiding van het Koninkrijk van Christus. Wij leven daar nu al in. Het Jeruzalem dat straks zal zijn, is reeds boven en het is het Koninkrijk van Christus onder het Nieuwe Verbond. Dat is al aangebroken, maar nog niet hier op aarde. Omdat wij een burgerschap hebben in de hemel leven wij onder dat Nieuwe Verbond. Paulus zegt in Galaten 4 : 26: ”Maar Jeruzalem, dat boven is, dat is vrij, hetwelk is ons aller moeder”. Jeruzalem is ons moederland. Dat wil zeggen: daar zijn wij burgers van. Hebreeën 12 : 18 en 22 zegt: ” Want gij zijt niet gekomen tot den tastelijken berg…, maar gij zijt gekomen tot den berg Sion, en de stad des levenden Gods, tot het hemelse Jeruzalem, en de vele duizenden der engelen”. Sion is een andere naam voor Jeruzalem. Wij zijn niet tot het tastelijke Sion gekomen, maar tot Zijn ontastelijk Koninkrijk. Het hemelse Koninkrijk. Dat Jeruzalem zal tastelijk worden in de toekomst, in de dagen van de wederkomst van Christus.
Hoe dikker de boeken over deze twaalf stenen, hoe meer blijkt dat men er niks van weet. De bekende dunne boekjes over de edelstenen in de Bijbel zijn erg interessant, maar als u denkt dat het klopt, moet ik u melden dat dit niet zo is. Helaas, wij weten het gewoon niet. Al was het maar omdat de nomenclatuur, de naamgeving van de stenen, hoogst verwarrend is, ook in het Nederlands. Stenen worden naar hun chemische samenstelling genoemd, maar ook naar hun kleuren, met als gevolg dat stenen van volstrekt dezelfde samenstelling, maar volkomen verschillende kleur, toch dezelfde naam dragen. En andersom: stenen van totaal verschillende samenstelling, die wel dezelfde kleur hebben, dragen dikwijls weer dezelfde naam. En dat door elkaar. Als je bijvoorbeeld bij sardonyx vraagt: wat is dit voor een steen? Dan is de kans groot dat je minstens drie verschillende antwoorden krijgt. In het Nederlands al en daarna zitten we nog met het probleem dat deze Nederlandse namen in de nieuwere vertalingen weer andere namen zijn. Men weet het niet. Bovendien is het de vertaling van het Grieks en van die Griekse namen voor stenen hebben we geen idee welke het zijn. Hetzelfde geldt voor het Oude Testament. Van de daar genoemde reeksen van stenen weten wij het ook niet.
Griekse ”stadie”, is bij ons een ”stadion”. 180 meter is de lengte van de renbaan. Vandaar stadion, een renbaan. Bij ons is dat om praktische redenen nu veel meer. 12.000 stadiën is 12.000 x 180 meter is 2.160 kilometer! Zo lang en zo breed en zo hoog. Meer dan 2000 kilometer hoog, is een onvoorstelbare afmeting. Als je uitgaat van een Romeinse stadie, omdat dit een Romeinse wereld is waarin we leven, dan wordt het alleen maar groter, Een Romeinse stadie is 625 meter Zodat je dan komt op de afmetingen van de stad van 7.500 kilometer. 7,5 duizend kilometer lang en breed en hoog.
Velen, ook Joden, hebben gepuzzeld om de twaalf stenen uit Openbaring 21 : 19 en 20 in overeenstemming te brengen met de 12 stenen van de 12 stammen van Israël in het Oude Testament. Men zit echter op voorhand al verkeerd, want de stenen worden geassocieerd met de 12 apostelen en niet met de 12 stammen van Israël. Men kan hooguit zeggen dat wat gezegd wordt in verband met de 12 stammen van Israël, ook gezegd kan worden i.v.m. de 12 apostelen. Zij liggen aan de basis van dat Koninkrijk.
Het Koninkrijk wordt gebouwd via de 12 stammen van Israël.
Doorluchtig goud wordt ook gebruikt in vers 21. Goud wordt net als edelstenen geassocieerd met licht. Goud en licht horen bij elkaar, omdat licht een beeld is van waarheid en wijsheid. Goud is in ieder geval een beeld van het onvergankelijke. Waarheid is alleen waarheid als die onvergankelijk is en vandaar dat het Woord Gods – de Waarheid – per definitie blijvend is. Dat wordt dus uitgebeeld in Licht. Maar licht komt van de zon en die wordt geassocieerd met goud. Vandaar dat de zon gezien wordt als beeld van de God, de Koning, van de hele schepping, ook in de Bijbel. Alleen dan is hij een beeld van Christus. De kroon van de koning moet van goud zijn, want de koning moet, als het goed is, altijd koning blijven. De kroon, rond met pieken er op, is een uitbeelding van de zon met haar stralenkrans. Een kroonluchter is een kroonlichter, een kroon die licht geeft. Als dingen lichtdoor- latend zijn, heet dat in klassieke termen “doorluchtig”. “Zijne doorluchtigheid” is iemand die het licht heeft ontvangen en die verlicht is. Zo iemand wordt geacht wijs te zijn en dus heet hij “doorlichtig”
In mijn Bijbel staat een verwijzing naar Jesaja 60 : 3. Daar staat niet dat die koningen der aarde hun eer en heerlijkheid daarin brengen, maar wel dat zij Christus’ heerlijkheid zullen binnengaan. Het is daar niet de beschrijving van slechts de duizend jaren, maar ook al van onze tegenwoordige tijd. Jesaja 60 spreekt over onze tegenwoordige bedeling: ”Maak u op, wordt verlicht, want de heerlijkheid des Heeren komt, Hij zal over u opgaan”. Volgens Efeze 5 is dat in onze dagen. De volkeren (en koningen) gaan wel degelijk dat Koninkrijk, en dus Zijn eer en heerlijkheid, binnen en onderwerpen zich aan Hem. Helaas is in daar in onze dagen weinig meer van te merken. Wij hebben niet zoveel koningen meer. Ze zijn allemaal afgezet, omdat men denkt dat democratie Gods wil is. Maar niettemin, zo is het geweest in de afgelopen 2000 jaar en zo zal het in de toekomst alsnog zijn.
Psalm 1 : 1-3 zegt:
Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in den raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters;
Maar zijn lust is in des HEEREN wet, en hij overdenkt Zijn wet dag en nacht.
Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, en welks blad niet afvalt; en al wat hij doet, zal wel gelukken
Er was een man die van Jeruzalem naar Jericho ging. Onderweg viel hij
in de handen van rovers en hij bleef half dood aan de kant van de weg liggen. Wat moest hij doen om behouden (gered) te worden? Niets! Als iemand vraagt wat hij moet doen om behouden te worden, is hij feitelijk hoogmoedig. Hij kan zijn eigen behoud namelijk niet bewerken. Het enige dat hij kan doen is zich overgeven aan zijn Naaste, de Here Jezus Christus. Hij moet zich overgeven aan zijn Naaste, Die langskomt. Hij behoort zich aan de enige Samaritaan, Jezus Christus, over te geven.
Jozef, de zoon van Jakob, droomde: “Zie ik heb nog een droom gedroomd en ziet, de zon, de maan, en elf sterren bogen zich voor mij neder.” (Genesis 37 : 9) De twaalfde ster was Jozef. Hij was toen de eerstgeborene van Israël. Jozef is een type van Christus en de Gemeente. Jozef, de man die een koninkrijk had buiten Israël, werd door zijn broers verworpen. Terwijl hij verworpen was bouwde hij een koninkrijk ergens in de wereld en die broers hadden er helemaal geen weet van. Dat gaat over onze tijd. Dat blijkt ook uit alle details van de geschiedenis van Jozef.
Zie het boek “Jozef, een type van Christus in Zijn vernedering en verhoging”, verkrijgbaar bij Vlichthus.
De tegenstander is de duivel. (Eféze 6 : 11) De Hebreeuwse naam voor
deze figuur is “satan”, wat “tegenstander” betekent. De Griekse naam is “duivel” (diabolos), hetgeen aangeeft dat hij alles door elkaar gooit (en daarmee: verwisselt).
Saul is (breed gezien) een beeld van Israël onder de wet. “Saul” betekent
“verkoren”, “uitgekozen” en Israël was het uitverkoren volk. David is een beeld van de volgende generatie, levend onder de genade. David had de wapenrusting van Saul niet nodig. Gewapend met de wet haalt men namelijk nooit de overwinning op de tegenstander. David overwon bovendien niet in de gedaante (het harnas) van Saul, maar in de gedaante van de Geliefde.
Er zijn er die zeggen: “Die leer van Klein Haneveld is gevaarlijk.” In de eerste plaats is die leer niet van mij, maar van God. Hij heeft het in Zijn Woord meegedeeld en dus is het de Waarheid. In de tweede plaats is het geen gevaarlijke, maar een Bijbelse leer. De Waarheid kunnen wij gevaarlijk vinden, maar wij moeten ermee leren leven.
Wie die Waarheid misbruikt, zal dat tegenover de Heer moeten verantwoorden.
Ditzelfde vinden we met betrekking tot het eten van het paaslam, dat elk jaar door Israël werd onderhouden. Het was een herinnering aan het eerste paaslam, dat bij de uittocht uit Egypte geslacht en gegeten werd. Dat eerste paaslam wijst echter vooruit naar het slachten van het laatste Paaslam, de Here Jezus Christus.
Homerus beschrijft de tartarus als een onderaardse plaats. Bovendien
beschrijft hij het als de gevangenis van de Titanen. Dat zijn reuzen. Ze werden gevangen gezet, omdat zij tegen Zeus (de oppergod) rebelleerden. De Bijbel gebruikt ditzelfde woord en zegt dat engelen daarin terecht zijn gekomen. In Genesis 6 wordt gezegd dat er reuzen (Titanen) op de aarde waren. “Deze zijn de geweldigen, die van ouds
geweest zijn” slaat op die reuzen. Zij zijn van ouds geweest. Wanneer was dat? Vóór de nederwerping van de wereld. De aarde werd door de vloed van Genesis 1 : 2 woestheid, ledigheid en duisternis, vanwege de afgrond (zie Bijbelstudie over de restitutieleer). In die afgrond bevinden zich deze reuzen (Titanen).
Er zijn mensen die zeggen dat vuur op loutering wijst. Ze zeggen: “De zondaar heeft veel zonden (onreinheden) in zich, maar dat is niet erg, want hij wordt in de poel des vuurs geworpen. Aangezien “vuur” de plaats van loutering is, worden al die zonden verbrand, waarna de zondaar zonder zonden uit dat vuur te voorschijn komt”. Dit is één van de vormen van universalisme (alverzoening). Het is een foute leer! De zondaar zondigt niet alleen. Hij ís zondig. Met andere woorden: als alles, wat onrein is, verbrand is, blijft er niets over. Er kan dus niets meer uit het vuur komen. Vuur hééft een louterende werking, maar alléén wanneer
datgene, wat in het vuur komt, vuurbestendig is. De gehele schepping komt in het vuur en alleen datgene, wat tot de nieuwe schepping behoort, komt er weer uit. Wat tot de oude schepping behoort, verdwijnt.
Het vuur is een plaats van pijniging waar men nooit meer uitkomt. Als alles verbrand is, gaat het vuur vanzelf uit.
In de Statenvertaling staat onder andere in Romeinen 8 : 16, 17 “aanneming tot kinderen”. Dat is niet juist vertaald. Wij werden kinderen Gods door de eerste komst van Christus. Wij zullen tot zonen Gods worden aangesteld bij de tweede komst van Christus.
Het feit dat het nieuwe verbond voor Israël is wil niet zeggen dat het niet
voor ons heidenen zou zijn. Men zegt dat de Heer Zijn wet in onze harten schrijft. Bij navraag blijkt die wet in onze harten de tien geboden te zijn. Zo plaatst men zichzelf onder het oude verbond.
Daniël 11 is bijvoorbeeld niet te begrijpen als u de wereldgeschiedenis niet goed kent omtrent de Seleuciden en de Ptolemeeën. We weten uit de geschiedenis dat Antiochus Epiphanes de tempel heeft verontreinigd, hoewel deze naam niet in de Bijbel staat. Zonder geschiedenisboek is de profetie van Daniël 8 niet te verklaren. De Here Jezus kondigt de vernietiging van Jeruzalem aan. Dat het vervuld is vinden we in het geschiedenisboek en niet in de Bijbel. Flavius Josephus, de grote geschiedschrijver, heeft er verslag van gedaan. Daarom begrijp ik het probleem niet bij de uitleg over hoe de beloofde zegeningen van het eerstgeboorterecht terechtgekomen zijn bij Efraïm in Zuid-Engeland in Brittannië. Dit staat net zo min in de Bijbel als de naam van Antiochus Epiphanes. Deze kennis is nodig om te weten hoe alles in elkaar steekt.
Het is van belang of we onze wil, onze eigen wensen kunnen realiseren. Als een mens dat niet kan, wordt hij gek. Als iemand z’n ei niet kwijt kan, dan gaat het niet goed met hem. Dat geeft frustratie. Als je gefrustreerd bent, leef je in alle opzichten in volstrekte duisternis. Waarom zou een mens 80 of 90 jaar oud worden? Het is nog altijd zo dat een mens sterft als het leven een mens niets meer heeft te bieden. Men wordt dan ziek en sterft ver voor zijn tijd. Dat komt omdat een mens niet kan doen wat hij wil en omdat hij moet leven in strijd met datgene wat in zijn hart is.
U weet dat stenen ook een beeld zijn van het zaad van Abraham. Niet alleen zouden de stenen van de tempel niet op elkaar gelaten worden, maar ook het natuurlijke zaad zou verstrooid worden. Het volk, het natuurlijke zaad, zou net zo verstrooid worden als die stenen. Dat hebt u natuurlijk niet zó gehoord, maar wel andersom, namelijk als het verzameld wordt. Dan wordt dat beeld gebruikt als de stenen weer bij elkaar gevoegd worden en gebouwd worden tot één stad en één tempel. De datum was bepaald, er stond een tijd voor. Zolang zou het duren en op dat tijdstip zal de Heer verschijnen. Indien dan niet aan de voorwaarde wordt voldaan, dan zal geen steen op de andere gelaten worden. Er zouden nog generaties volgen. Er staat niet: je bent nu het land uit en je komt nooit meer terug. Dan zou het ook geen ballingschap zijn, maar emigratie.
Men probeert mij wel eens wat wijs te maken, door te zeggen dat als je gehaat wordt door de wereld, dat dan komt omdat je niet tactvol genoeg bent. Je zegt de dingen allemaal zo cru en daar maak je vijanden mee. Dan denk ik: ik ken Iemand, Die dat nog veel erger deed; dat was de Here Jezus Zelf. “Zijn woorden waren vriendelijk, Zijn stem was altijd zoet”, zegt een lied, maar ik ken andere woorden, waarbij Zijn stem helemaal niet vriendelijk was, integendeel. Een stem waarmee Hij vijanden maakte, die Hem dan ook aan het kruis gebracht hebben. Hij zei het wel duidelijk en het was de waarheid, maar ook niet tactvol.
De hele schepping de wereld zoals wij die kennen, die in ballingschap is en zich niet bevindt in de oorspronkelijke positie. Zij is verdreven en haar wortels kwijtgeraakt. We zijn allemaal ontheemd de hele schepping is eigenlijk niet thuis.
Kanaän, de nieuwe schepping, de hemel.
wereld = (aioon, eeuw).
Het heeft iets met “vooraan lopen” te maken.
Arghégos in het Grieks = de Eerste
de renbaan, of eigenlijk de strijd die zich afspeelt in de renbaan.
= De overste Leidsman
als zonde ongeloof is, zijn zondaren ongelovigen, en dus tegensprekers die het Woord van God niet aanvaarden
Hij verdroeg Zijn kruis, want dit ”verdragen” was het verdragen uit vers 2, en daardoor leed Hij.
inmiddels, want er werd gezegd dat we het zouden zijn, en inmiddels zijn wij het. Daartussenin ligt dan de opstanding van Christus),
Ik leerde vroeger dat het Koninklijk Huis en de leden daarvan, afgezonderd werden van ongeveer de moederschoot af aan, omdat er een erfenis was. Ze werden getrokken uit, enzovoorts. Wij hadden dan altijd een beetje medelijden met de prinsesjes en de prinsen. Die dames en heren zijn dus getrokken uit de wereld. Ze kunnen niet vrij op straat rondlopen, en moeten altijd beschermd worden. Er is altijd iets wat hen afscheidt van de maatschappij, het volk. Zij hebben een aparte plaats, ze zijn geselecteerd en afgezonderd vanwege de erfenis. Als die afzondering tenietgedaan wordt, namelijk als er één van die leden van het koninklijk
huis zegt: ik wil die afzondering niet, want ik wil mijn eigen leven leiden en daarmee uit, dan heeft dat tot gevolg dat daarmee de erfenis verspeeld wordt, men krijgt de erfenis niet. Een voorbeeld hiervan is prinses Irene.
De jongere leden van het koninklijk huis hebben leven van een voorschot op de erfenis. Dat is alles. Zij leven uit wat ze later zullen ontvangen, want dat onderpand is namelijk een voorschot. Dat kun je aan het Nederlandse woord “onderpand” niet helemaal zien, maar dat is wel de betekenis van de term. De Heilige Geest, die we hebben ontvangen, is het voorschot van onze erfenis. Dat betekent dat we een déél hebben gekregen van wat we in de toekomst nog zullen ontvangen.
Dat is ook het uitgebreide thema in de Hebreeënbrief. De gedachte daar is dat wij zouden naderen tot Degene Die op de troon zit om ons aan Hem te onderwerpen. Die troon blijkt de troon der genade met daarop de Hogepriester en Koning van het Nieuwe Verbond. We zouden ons stellen onder Zijn leiding, opdat wij onder Zijn leiding en verantwoordelijkheid de Levende God, de Schepper zouden dienen.
Bent u ook eens in zo’n gemeente geweest, waar je tienden moest geven? Dat lees ik helemaal niet. Alles, lees ik hier. Honderd procent. Uw lichamen, uw leven! Er staat niet dat wij tienden geven ter onderhouding van de Levieten of dergelijke uitspraken. Of dat wij van de eerste vruchten van onze oogst iets bij de Heer zouden brengen. Onze godsdienst is niet die van de wet. Onze godsdienst is dat wij ons leven aan Hem ter beschikking stellen!
Een mooie gedachte is die van het licht. Heerlijkheid, het beeld dat hier gebruikt wordt, is immers licht. Zilver is een mooi beeld van verlossing en van de verloste, van degene die vrijgekocht en betaald is met geld (zilvergeld). Als er licht op zilver valt, heeft dat een chemische reactie in het zilver tot gevolg. Het zilver verandert, er gebeurt iets mee. Ook als de zon erop schijnt, heeft dat een uitwerking. Zo zijn er stoffen die onder invloed van het licht op den duur gewoon uit elkaar vallen. Polyester niet afbreekbaar? Ik kan u laten zien hoe afbreekbaar het is. Het is zo bros als wat. Dat was het niet, maar dat is wat het licht gedaan heeft door middel van een chemische reactie.
Bij nader inzien staan die uitspraken over de krachtige hand Gods de hele Bijbel door, ook in het Oude Testament. De uitdrukkingen ”de krachtige hand Gods”, ”de rechterhand Gods” en ”de rechterarm Gods” zijn altijd uitspraken die aan de ene kant over het oordeel gaan dat Hij over de oude schepping brengt. Aan de andere kant gaan zij over de wondere daden, die Hij met die krachtige hand of die krachtige arm zou doen. Hij zou in ieder geval ons met die krachtige hand Gods verhogen. U weet wel: de werking der sterkte Zijner kracht, die Hij gewrocht heeft in Christus, als Hij Hem uit de doden heeft opgewekt (Efeze 1 : 19, 20) en ook ons met Hem heeft opgewekt en gezet tot Zijn rechterhand.
Het ligt voor de mens toch voor de hand om ergens een wet te zoeken waarnaar hij zou moeten leven. Dat lost veel problemen op. In de eerste plaats neemt het de verantwoordelijkheid van de mens weg en dat is wel lekker natuurlijk. Als iemand ons nou zegt, wat wij doen en laten moeten, zijn wij in ieder geval van die verantwoordelijkheid af en doen wij gewoon ons best om ons aan die regels te houden, voor zover dat mogelijk is. Sommigen doen daar echt goed hun best voor, maar niettemin is het een methode om verantwoordelijkheid af te schuiven op degenen die de wet opleggen. Men sterkt zich met de gedachte, dat die wet door God aan ons zou zijn opgelegd. Dat blijkt een groot misverstand te zijn.
Sommigen zeggen: ”Zie je wel, de zonde zou niet moeten heersen, dus wij moeten de zonde bestrijden.” Maar op het moment dat wij de zonde gaan bestrijden leven wij onder de wet. Zo van: ik mag niet meer dit of ik mag niet meer dat. Dan heerst de wet en dat leidt tot de dood. Dat lost totaal niets op.
Een ieder die zich kan distantiëren van het kleine wereldje, waarin wij, en in het bijzonder wij als gelovigen leven, zou ogenblikkelijk in lachen moeten uitbarsten. Want wat zijn wij toch een stelletje bekrompen mensen, die allerlei wetten en regels kennen. Door wie worden die eigenlijk opgelegd? Niet door de Heer, want Hij is er ook niet mee gediend. Je kunt je trouwens niet voorstellen dat de Heer ermee gediend is dat wij bijvoorbeeld de sabbat zouden onderhouden. Ik denk, dat het leven onder de wet van een wedergeboren mens in de praktijk een nogal komische meelijwekkende vertoning is. In de eerste plaats omdat er niets van terechtkomt. In de tweede plaats omdat men er geen eer mee behaalt. In de derde plaats omdat men verzuimt om van het leven nou eindelijk eens wat te maken. Wij zouden leren dat we vrij zijn.
Vanuit evangelische kringen schrijft men boeken over welke geneeswijzen wij wel mogen toepassen en welke niet. Ik zou van New Age niets geweten hebben, als ik er niet een evangelisch boek over gelezen had. Achteraf denk ik, had ik er maar niks van geweten. Hoewel het in mijn positie misschien wel nuttig is om er iets van te weten, maar in het algemeen kun je er beter maar niets van weten. Zo zijn er nog een paar zaken waarvan ik niet geweten zou hebben, als ik er niet voor gewaarschuwd was in die “christelijke” literatuur.
Wij leerden op school dat in de binnenlanden van Afrika zending bedreven werd. Die Afrikaanse mensen waren allemaal bang voor boze geesten. Via de zending werd hun geleerd dat die boze geesten niet bestonden. Dat is mij bij blijven hangen, omdat ik meende dat ze wel bestonden. Dat staat nou eenmaal in de Bijbel. Ik dacht toen dat het om een dwaalleer ging. Achteraf denk ik, dat het nog zo dom niet was om het zo te stellen. Die boze geesten zijn er wel, maar wij erkennen ze niet. Waar wij machten niet erkennen, hebben die machten ook geen vat op ons. Als wij Nederlanders vandaag afspreken dat wij ons voortaan niets meer van de verkeersregels aantrekken, kan de overheid met al zijn politie daar helemaal niets aan doen. Die macht is dan zoek.
Het is interessant te weten dat het wijden van voedsel aan de afgoden voortkomt uit de gedachte dat de maaltijd de uitdrukking is van heel het leven. Waar men het voedsel aan de afgoden offert, wijdt men dus zijn hele leven aan de afgoden. Een manier om van die gedachtegang af te komen (om daar los van te komen), is het eenvoudige Bijbelse gebruik om vóór het eten (niet daarna, want dan wordt het tamelijk zinloos) God te danken voor de maaltijd. Persoonlijk ben ik geneigd de Heer meer te danken voor alles wat Hij tussen de maaltijden door ook nog geeft. Voor heel ons leven, voor elk moment van de dag. Niettemin is het een Bijbels gebruik te danken vóór de maaltijd, omdat de maaltijd een uitdrukking is van het leven.
Sommigen zeggen: ”Wij moeten die eenheid bewaren.” Dat lukt niet door bijvoorbeeld bij elkaar te gaan wonen en zich af te zonderen van de maatschappij. Dat verschijnsel is niet nieuw. Maar als je elkaar niet naar het vlees mag kennen, moet je vooral heel dicht op elkaars lip gaan zitten. Je moet juist een beetje afstand van elkaar houden. Je kunt toch met elkaar verbonden zijn en je verbonden weten zonder meteen op elkaars lip te gaan zitten? Dat hoeft niet noodzakelijk, maar het mag wel. In beide gevallen gaat het erom, dat wij die geestelijke eenheid proberen te bewaren en zelfs proberen te bevorderen. Dat zou ons streven moeten zijn.
De term Israël Gods is het Israël naar Gods begrippen. Het volk dat door God wordt aangeduid als Israël is niet dat volk wat onder de wet (het oude verbond) leeft. Het Israël Gods is het volk dat leeft onder het nieuwe verbond. Tot op heden is dat niets anders dan de Gemeente. Dat het ooit nog eens anders wordt, weten wij ook. Men wordt niet het Israël Gods op grond van het leven onder de wet, maar op grond van het leven onder dat nieuwe verbond en uit de rijkdom van Gods genade. Dat kan alleen nadat wij hebben leren verstaan, leren verwerken, ook in ons denken, dat die oude mens met zijn beginselen voor God geen enkele waarde heeft. Dat betekent dat al wat wij van nature hadden, zouden opgeven om ons te onderwerpen aan het Woord Gods in geloof voor de praktijk van onze dagelijkse levenswandel.
Waarom zouden wij veranderd moeten worden naar Zijn Beeld als wij van nature al Zijn Beeld zijn? Dit argument is de theologen heus niet ontgaan. Men zegt dat Adam Beelddrager Gods was bij zijn schepping, maar dat hij dat door de zondeval is kwijtgeraakt. Het is een handigheidje (een truc) om dat zo te zeggen. Waar staat dan dat het zo is? Noem eens een tekst in de Bijbel die suggereert dat de mens ooit Beelddrager Gods was en dat hij dat Beeld is kwijtgeraakt door de zondeval? Als wij geen bezwaar maken tegen de lering, houdt men ons zonder voorbehoud voor dat de mens zondig en wel Beelddrager Gods is. Pas als wij zeggen dat dat toch niet kan, omdat aan ons zoveel mankeert, wordt het alsnog kloppend gemaakt. Het is een volstrekt onbijbelse gedachte.
Een voorbeeld: Als je iemand hebt die 80% geneigd is tot toornigheid en je hebt iemand die 20% is geneigd tot toornigheid en daar komt de Geest in wonen. Stel dat van beiden 20% toornigheid overwonnen wordt, dan is de ene helemaal nooit meer toornig en de andere is altijd nog 60% toornig en dus meer toornig dan die eerste ooit geweest was. Het werk van de Geest aan hen is even groot geweest, naar objectieve normen. Het eindresultaat is echter verschillend, dat hangt namelijk af van hoe men van nature was. Een ander voorbeeld. Sommige mensen vragen mij altijd: ”Hoe kom je aan al die Bijbelkennis?’ Dan zeg ik altijd: van de Zondagsschool. Dat is niet waar, maar het is natuurlijk wel waar, dat ik er van jongs af aan in grootgebracht ben. Het is geen verdienste. Integendeel, het is een zegen van huis uit en van nature, door geboorte meegekregen.
Om op die politiek terug te komen, ik kan mij best voorstellen dat iemand zegt dat die grens voor hem net voorbij de stembus ligt. Zo iemand stemt nog wel, maar verder zoekt men het zelf maar uit. Voor sommigen ligt de grens eerder. Van sommige dingen kun je je beter maar zover mogelijk houden, maar waar je de grens trekt, is je eigen verantwoordelijkheid. Sommigen kunnen de grens al snel trekken en zeggen: ”Dit is mijn wereld.” Dat is dan een klein wereldje en daarbuiten wil men nergens mee te maken hebben. Sommigen kunnen niet in zo’n klein wereldje leven. Zij hebben wat meer levensruimte nodig. Dat kan natuurlijk, maar op een gegeven moment zou een grens getrokken moeten worden. Dat is de bedoeling, opdat de rest van ons leven aan de Heer gewijd is.
Hier in 1 Korinthe 11 en op andere Schriftplaatsen wordt niet verteld hoe wij de beste resultaten met ons aardse leven kunnen bereiken of hoe wij het beste van ons praktische leven kunnen maken. Het enige wat ik erover vind is dat het de Heere welbehagelijk is als het op deze Bijbelse wijze gebeurt. Dat blijkt een heel sterk argument te zijn. De bedoeling is namelijk dat wij ons leven zoveel mogelijk inrichten in overeenstemming met de richtlijnen die de Schrift geeft. Niet omdat het voor een ieder van ons zo goed is, hoewel het dat ongetwijfeld is, maar omdat het in overeenstemming met de wil van God is. De meesten van ons zijn wel bekend met de gedachte dat alle dingen in de schepping (in de wereld als zodanig) zijn geschapen als uitbeelding van geestelijke en meer nog als uitbeelding van Goddelijke waarheden. De verhouding die er tussen de Schepper en de schepping behoort te zijn staat model voor de verhouding tussen man en vrouw. Dat betekent dat waar wij die verhouding kunnen realiseren en leven in overeenstemming met deze dingen, wij voldoen aan de gedachte die ten grondslag ligt aan de schepping als zodanig. Voor wie bekend is met typologie zal het duidelijk moeten zijn dat het in overeenstemming met Gods wil is, wanneer onze levens aan deze beginselen beantwoorden.
Voor liefde wordt tegenwoordig seksualiteit ingevuld. Het heeft ermee te maken, maar het is lang niet hetzelfde. Seksualiteit is niet de basis van het huwelijk, maar het resultaat. De ideale omstandigheid is dat men seksueel onwetend het huwelijk binnengaat. Dat is een fraai ideaal dat nergens ter wereld bereikt wordt. Het betekent dat eerst het huwelijk gesloten wordt, d.w.z. dat mensen officieel met elkaar verbonden worden, aan elkaar worden toegewezen, elkaar trouw beloven, voor de wet trouwen en dat pas daarna het seksuele leven ontstaat. Dat seksuele leven moet men na de huwelijkssluiting nog leren. Dat zou de normale gang van zaken moeten zijn. Dat is de norm, waarvan gewoonlijk wordt afgeweken. De gedachte is dat éérst het huwelijk gesloten wordt. Er zijn volkeren waar mensen met elkaar trouwen, voordat ze geslachtsrijp zijn. Het drukt uit hoe de vork in de steel zit. Verliefdheid mag dan een basis van een huwelijk zijn, maar dat is een hormonenkwestie. Liefde is iets dat later groeit, als het goed is. Als die liefde niet groeit, is er fundamenteel wat fout en dan komt het ook nooit. Het gaat er in de eerste plaats om dat wij onze plaats zouden innemen. We zouden weten wat er van ons verwacht wordt. Als we zo door het leven zouden gaan, groeit daar het een en ander uit.
ik hoop dat u in uw Bijbel ziet waarom dat zo is
Geloof in de opgestane Christus is geen religie en het Evangelie is geen middel om de wereld te verbeteren. Dat Evangelie is niet altijd een Blijde, maar wel een verwachte boodschap, op basis van Gods plan, dat Hij door de geschiedenis heen uitvoert. In het Oude Testament was de Zoon beloofd, Die voortkwam uit het zaad van David. Dat Hij eens zal zitten op de troon van David, om te regeren over Israël en de wereld, weten veel christenen niet eens. Uit de diverse Nederlandse vertalingen van de Schrift blijkt een vooroordeel, omdat de christelijke leer voorschrijft dat de Zoon zowel God als mens was. Helaas leert men dat de Zoon en het Zoonschap altijd al een hoedanigheid van de Godheid was. De boodschap van de Bijbel gaat over de Schepper en is geen peptalk, te gebruiken om het leven van mensen en de wereld te verbeteren. De mens bevindt zich toch op een zinkend schip, maar hij kan deel uitmaken van Gods plan als hij wil. Dat is iets anders dan een religie, waarin de sterveling zijn best moet doen om, de wereld verbeterend (wat niet lukt), te boven te komen. Christendom ontleent zijn naam aan Christus, Die alleen geloof vraagt. Ook de joodse religie staat daar haaks op. Want die wenst Hem niet te zien als Messias. Er bestaat niet zoiets als een Joods-Christelijk geloof, wel een christelijk. Beleden door christenen.
“De Heere heeft tot mijn Heere gesproken: Zit aan Mijn rechterhand.”
Natuurlijk, velen doen het. Men kan het woord “verborgenheid” eenvoudig negeren. Dan resteert bijvoorbeeld: het Koninkrijk der hemelen, Christus, Zijn Wil, de ongerechtigheid. In plaats van de verborgenheid van het koninkrijk, de verborgenheid van Christus, de verborgenheid van Zijn Wil en de verborgenheid der ongerechtigheid. En wanneer de uitdrukking niet wordt genegeerd, bestaat de neiging die zodanig te veralgemeniseren, dat die niets meer betekent. Immers, al wat God in Zijn Woord bekend maakt, was daarvóór immers verborgen! Mede voor dat doel heeft men het begrip “voortschreidende Godsopenbaring” uitgevonden. Eerst is het verborgen bij God, Die het vervolgens op Zijn tijd openbaart. En waar dat geldt voor al wat God openbaart, was alles wat God openbaart eerst een verborgenheid. En waarom de vertalers van het N.B.G. het woord vervingen door “geheimenis” is zal ook altijd wel een geheimenis blijven. Niettemin suggereert de veronderstelde overtolligheid van de uitdrukking, dat die juist zou moeten worden beklemtoond. En inderdaad, zij blijkt een zeer specifieke Bijbelse betekenis en toepassing te hebben in betrekking tot het tegenwoordige werk van Christus.
Onder het devies “God wil dat alle mensen zalig worden” (1Tim.2:4) wordt het werk Gods beschouwd als soteriologisch van aard. Opzettelijk of niet: hiermee wordt de (redding van de) mens centraal gezet in Gods handelen. In werkelijkheid is Gods werk theocentisch: het gaat niet om de mens, maar om God Zelf. Immers staat ter discussie of God wel rechtvaardig is in zijn handelen met mens en wereld. Of hij niet schromelijk te kort schiet in zijn veronderstelde betrokkenheid bij de schepping. Waarom grijpt Hij niet in? Kortom, God heeft eén en ander te bewijzen in de loop van de historie. Zoals Zijn toorn en macht (Rom.9:22) en de rijkdom Zijner heerlijkheid (Rom.9:23). Of de uitnemende rijkdom Zijner genade (Ef.2:7) en Zijn trouw (geloof) (Rom.3:3) en rechtvaardigheid (Rom.1:17; 3:4, 21, 25, 26). Anderzijds wordt in de geschiedenis het volstrekte onvermogen van de mens gedemonstreerd. De zondige natuur van de mens komt immers tot uitdrukking in het falen van alle menselijke filosofie en ideologie. Zelfs een 1000-jarige Christusregering zal niet leiden tot het uitbannen van zonde en dood. En daarom verwachten wij naar Zijn belofte een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. (2Petr.3:13)
De kans op lichamelijke defecten groeit, naarmate men geen of ongezonde voeding tot zich neemt. Met ons geestelijke (eeuwige) leven is het niet anders. Ook dat heeft gezond voedsel nodig: Het Woord van God. Elke leer die niet daarmee overeenstemt, is schadelijk voor de menselijke geest. En in het verlengde daarvan vaak ook voor het lichaam, want veel kwalen komen voort uit psychische problemen. Gods Woord is niet cultuur- en/of tijdgebonden. Het is eeuwig en waarschuwt tegen alle daarvan afwijkende leringen, ook al lijken die interessant, aantrekkelijk of wetenschappelijk. Wie iets anders predikt dan de Heere Jezus Christus weet in feite niets en wordt volgens de Bijbel “opgeblazen”. Ziek dus. Daarom kan een gelovige niet zonder “de gezonde woorden” van de Heere Jezus Christus.
“Houdt vast aan het getrouwe Woord.”
Temidden van een door God losgelaten wereld, zijn gelovigen in Christus gerechtvaardigd en geroepen tot zoonschap. Zij hebben een hemelse positie en toegang tot de genade-troon. Voor hen laat de Heer alles, zelfs kwade dingen, meewerken ten goede. Niet omdat ze in zichzelf waarde hebben, maar omdat Hij ze – veelal achteraf – daartoe aanwendt. Ook eventueel lijden, dat overigens in het niet valt bij de heerlijkheid die de Zijnen met Christus zullen delen. Hij maakt die bekwaam tot dienen onder het Nieuwe Verbond. Beproeving en verzoeking gebruikt de Heer om hen op te bouwen. Wie zich in alle zwakheid en lijdzaamheid beschikbaar stelt aan Hem, zal ervaren dat alles ten goede werkt. Hoeveel de gelovige van het toekomstige erfdeel zal ontvangen, is sterk afhankelijk van wat hij nú met het nieuwe leven in het “aarden vat” doet. Ook genade moet worden geleefd. Wie onder de wet blijft leert dat niet.
“Wij weten dat degenen die God liefhebben alle dingen medewerken ten goede.”
Zeven jaren voordat Christus Zijn koninkrijk op aarde vestigt, zoals nu in de hemel, is Zijn gemeente al weggevoerd. De eerstgeborenen gaan collectief Hem tegemoet. Hij komt dus nog niet naar de aarde om hen te halen. Bij Zijn wederkomst vormen die heiligen, zoals zij in de Schrift worden genoemd, Zijn lichaam. Volgens Openbaring volgen zij Hem op witte paarden. De Gemeente is er bij betrokken als de Zoon zijn rechten op aarde opeist. Gelovigen zijn dan van kinderen gegroeid tot zonen. Op weg naar die toekomst, Zijn komst met de Gemeente in heerlijkheid, is hun opdracht nu waardig aan hun hoge roeping te wandelen, opdat zij te Zijner tijd daarmee in overeenstemming worden geacht. In de periode tussen opname van de Gemeente en de wederkomst van Christus zullen twee getuigen het Evangelie prediken en daarna de 144.000 uit Israël. Door lijden heen wordt de Gemeente, zoals het met haar Heer ging, verheerlijkt.
“Dan zal de Heere, mijn God, komen en al de heilige engelen met U, o Heere…”
De Gemeente van Christus, in haar hemelse positie, bestaat uit wie door wedergeboorte met Hem zijn opgestaan en daardoor delen in het eerstgeboorterecht. Petrus, Paulus en Jacobus spreken allen over diezelfde waarheid. Na met Jezus te zijn gestorven en begraven, ontvingen wedergeboren bij Zijn verrijzenis de Heilige Geest, Die zij in praktische levenswandel (de ziel) met zich omdragen in een sterfelijk lichaam, dat bij de opname van de Gemeente wordt verheerlijkt. Wedergeboorte is het begin van het nieuwe, dat uit het oude voortkomt. Het blijft de taak van de christen in geloof verantwoordelijkheid te dragen. In de hemel wordt een schat, de erfenis van het Koninkrijk, voor hem bewaard. Omdat vlees en bloed de hemel niet kunnen ingaan, zal lichamelijke verandering plaatsvinden. Dat is de levende (!) hoop van de gelovige, waaraan de ‘Hoopgever’ Zich houdt. Door verzoekingen, die beproevingen van het geloof uitwerken, oefent de Heer de Zijnen in hun geloofsleven, met de ‘kroon des levens’ in het verschiet. Overigens kan men van dat loon verliezen door in de praktijk de loopbaan niet te lopen overeenkomstig Gods Woord.
“Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren tot een levende hoop.”
Niet zeventig jaren, zoals uit een profetie van Jeremia viel te veronderstellen, maar zeventig ‘jaarweken’, dus 490 jaren, verstrijken tussen de terugkeer van Nehemia uit ballingschap naar Jeruzalem en de komst van de Messias voor Israël. Die aanvullende profetie kreeg Daniël. Maar na 69 weken is de klok voor het Joodse volk door God stil gezet. Dat was ten tijde van de zogenoemde intocht van de Heere Jezus in Jeruzalem, die allesbehalve feestelijk was, want de Heer huilde over de stad. In het besef dat eigenlijk de laatste [jaar]week toen had kunnen beginnen. Die moet dus nu nog komen. De geschiedenis is onderbroken. Voorafgaande aan die laatste zeven jaren, vindt de opname van de Gemeente plaats. Die zeventigste week is essentieel in de eschatologie. Aan het begin ervan sluit Israël een vredesverbond met de omliggende vijandige staten, in casu met de door de door hen als leider aanvaarde antichrist. Halverwege die periode gaat het dan ook fout, wordt men gedwongen tot één – niet Joodse- wereldreligie en zal een gelovig overblijfsel vluchten naar de woestijn.
“Och of gij ook bekendet, ook nog in dezen uw dag.”
De uitdrukking ‘De dag des Heeren’, waarmee men in christelijke kring ten onrechte veelal op de zondag doelt, wordt in de Bijbel niet gebruikt om een etmaal of andere periode aan te duiden, maar een reeks van gebeurtenissen. Er zijn voor de term in de Schrift overigens tal van synoniemen te vinden, zoals Toorn des Heeren, Toekomst des Heeren en Schrik des Heeren. Zij verwijzen alle naar het komende oordeel over de gehele mensheid, te beginnen met de 3,5 jaar durende verdrukking van Israël aan het einde van de zogenaamde ‘zeventigste week van Daniël’ en de verduistering van zon, maan en sterren. ‘De dag des Heeren’ markeert de manifestaties die verband houden met het orde op zaken stellen op aarde, zoals in de hemel, door Christus en liquidatie van de dan heersende antichrist. Dat gebeurt bij Zijn wederkomst, samen met Zijn Gemeente. Die ziet de facto dan ook niet dáárnaar uit, maar naar haar er [zeven jaar eerder] aan voorafgaande opname.”
“Hij zal komen en Zijn loon zal bij Hem zijn.”
De nieuwtestamentische boeken worden zo genoemd, omdat zij zijn geschreven na de opstanding van de Here Jezus, waarmee het Nieuwe Verbond in werking trad Met het woord ‘testament’ wordt in de Bijbel overigens verbond bedoeld. Het Oude Testament bevat het Oude Verbond, gerelateerd aan de wet en met een tijdelijk karakter, hoewel daarin ook nieuwtestamentische elementen worden gevonden. Het staat vol beloften die alle zijn vervuld in of door de Here Jezus Christus, onder het Nieuwe Verbond, dat overigens ook met andere termen wordt aangeduid, zoals: ‘eeuwig’ en ‘beter’ verbond. Dat laatste is in overeenstemming met het feit dat de wet onprofijtelijk was, een tuchtmeester, die de mens niet naar Christus leidt, maar hem in feite juist verhindert tot geloof te komen. Het is dan ook tragisch dat veelal vruchteloze wet en religie gelijk worden gesteld aan geloof. Christenen dragen verantwoordelijkheid in de nieuwe schepping (waarvan zij eerstelingen zijn) en niet in de oude. zij zijn het diensthuis uitgeleid, zoals ooit Israel uit Egypte, wat een vooruit grijpen was op wat zou komen.
“Het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden.”
Met honderden verschillende namen wordt de Godheid in de Bijbel aangeduid. De enige eigennaam Jehova, waarmee Hij Zichzelf bekend maakte (‘Ik ben Die Ik ben’), heeft zwaar geleden onder de mystiek en is door de Joden op grote schaal uit de Bijbel verwijderd. Omdat het de naam is waardoor mensen behouden worden, moet die actie de duivel wel tot tevredenheid stemmen. In het Nieuwe Testament is de naam van de Heere Jezus synoniem voor Jehova. Helaas lijkt het ook in christelijke kring een trend te worden die identificatie van de Godheid te omzeilen. Sommigen beweren zelfs onder Joden te evangeliseren zonder de naam van het behoud, waarmee God de mens nadert, uit te spreken. De Heere Jezus reserveerde voor Zichzelf tijdens zijn verblijf op aarde overigens de term Zoon des Mensen, in plaats van Zoon van God, omdat Hij de officiële erfgenaam van Adam was. In die hoedanigheid kon Hij de Losser van de mensheid worden. Zijn aanstelling tot Zoon van God moest toen nog komen.
“Ik zal zijn die Ik zijn zal.”
De taak die Israël verzaakte, verkondiging van de ‘deugden Gods’, kwam bij de Gemeente van Christus terecht. Dat impliceert vervanging: Israël – in het bijzonder het Joodse volk der twee stammen – werd ontslagen, omdat het Gods woorden had verworpen. Een ander volk werd aangesteld in de vacante positie. Maar die positie komt op aarde weer vrij als de Gemeente, het ‘Israël Gods’, naar een hogere positie promoveert. In overeenstemming met haar hemelse positie gebeurt dat bij haar opname. Daarna zullen de twaalf stammen, althans een gelovig overblijfsel ervan, alsnog hun oorspronkelijke taak vervullen. Als een koninklijk en priesterlijk volk, opdat andere volken tot bekering komen. De taak van de Gemeente is nu in zekere zin beperkter. Zij nodigt de individuele mens uit tot geloof in Christus te komen. Iedere gelovige is daarin haar vertegenwoordiger en draagt als zodanig verantwoordelijkheid. De nogal extreme kerkelijke vervangingstheologie laat eschatologisch geen ruimte voor herstel van Israël, omdat zij alle Schriftgedeelten daarover op de Kerk betrekt.
“Het Koninkrijk Gods zal van u worden weggenomen en aan een ander volk gegeven.”
Gods al bij Adam begonnen spreken over Zijn – door profeten herhaaldelijk aangekondigde – Koninkrijk wordt in het Nieuwe Testament voortgezet. Daar vindt men er diverse termen voor, waarvan de uitdrukking ‘Koninkrijk Gods’ het meest voorkomt. Het heeft een hemels karakter, brak aan bij de opstanding van de Heere Jezus Christus, maar zal pas in de toekomst openbaar worden. Dan manifesteert de nu nog in de hemel vertoevende Zoon, aan Wie het door God gebouwde rijk is gegeven, zich daarmee ook op de aarde. Hij beschikt daartoe over een zowel hemelse als aardse afstamming. Behalve van God, is Hij Zoon van David en Adam. De Gemeente kent Hem nu al als Koning, maar heeft tegelijk een intiemere relatie met Hem. Hij noemt degenen die in Hem geloven Zijn broeders en is hun Hogepriester. Kort nadat Johannes de Doper predikte dat het Koninkrijk nabij was gekomen, werd het ook werkelijk gevestigd. In feite was het tenslotte niet Johannes, maar de Heere Jezus, Die de weg van de Messias – de opgestane Gezalfde – voorbereidde.
“Uw koninkrijk kome, gelijk in de hemel, zo ook op de aarde.”
Gods plan mondt uit in de heerschappij van Christus op aarde. Hij ging na Zijn dood en opstanding naar de hemel, om eens met Zijn Gemeente hier terug te keren en Israël tot bekering te brengen. Over Zijn nu nog verborgen, maar in de toekomst geopenbaarde koninkrijk wordt heel de Bijbel door gesproken. Zoals Adam een beeld is van de Koning die ooit zou komen, is de hof waarin hij leefde dat van het Koninkrijk. De Heere Jezus Christus is als Zoon des Mensen de wettige erfgenaam van Adam en David, zodat hij recht heeft op de (ook aardse) troon. Hij kwam eerst voor de redding van zondaren, maar reeds tegen de achtergrond van een nog te bouwen koninkrijk, waarvan ook een bekeerd (overblijfsel van) Israël deel zal uitmaken. Dat rijk heeft een hemels karakter en dito oorsprong, maar zal ook op aarde worden gevestigd. Over de komende Koning spreekt het Oude Testament, maar ook over degenen die bij Hem horen of – zoals de Schrift het zegt – ‘in Christus’ zijn. De Steen, die Christus is, zal weldra heel de aarde vullen.
“Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Sion.”
Gods handelen met mensen wordt soms in de Bijbel geografisch gemarkeerd. Sommige gebieden hebben een grote zowel historische als toekomstige betekenis. Dat geldt zeker voor het honderden meters onder de zeespiegel gelegen Jordaandal. Daarin ligt niet alleen de rivier, waar het zijn naam aan ontleent, maar bijvoorbeeld ook de Dode Zee, volgens de Bijbel ontstaan bij de verwoesting van Sodom en Gomorra. Lot vestigde zich in dat destijds kennelijk zeer vruchtbare dal, dus bij de rivier die voor gelovigen zoveel symbolische betekenis heeft als de ‘doodsjordaan.’ Het volk Israël stak, tot zijn redding, de Rode Zee over, maar ook de Jordaan. Beide gebeurtenissen speelden zich dus af in hetzelfde langgerekte gebied. In feite loopt dat door tot in de Golf van Akaba en maakt ook het rotsachtige Petra (Jordanië) er nog deel van uit. In de toekomst zullen er opnieuw grote gebeurtenissen plaatsvinden, als de Heer er orde op zaken gaat stellen met Israël en de volken.
“Maak u op, trek over deze Jordaan.”
Hoewel de Heere Jezus Christus Zijn werk deed voor alle mensen, wordt niet iedereen behouden. Die boodschap wordt bestreden door degenen die de leer van de Alverzoening – het universalisme – aanhangen. Zij menen dat uiteindelijk heel de mensheid uit verleden, heden en toekomst wordt verlost, zij het voor sommigen na een periode van straf. Varianten van de opvatting dat het uiteindelijk met ieder mens wel goed komt, vindt men overigens ook bij alle oosterse godsdiensten. De christelijke versie ervan interpreteert daarvoor vaak bijbelteksten op een wijze die haaks staat op wat zij bedoelen te zeggen. De leer is vooral gestoeld op gevoel, waarbij uit de context gelichte teksten worden gezocht om het te legitimeren. Zij gaan er aan voorbij dat het behoud van de mens niet ligt in de dood van de Heere Jezus, die de juridische genoegdoening was voor de zonde, maar in Zijn opstanding. Dat God liefde is, zoals door hen wordt benadrukt, laat zijn rechtvaardigheid onverlet. Weliswaar leed en stierf de Heer voor allen, maar Hij leeft alleen voor de in Hem uitverkoren gelovigen.
“De bezoldiging van de zonde is de dood.”
Hoewel de Heere Jezus Christus Zijn werk deed voor alle mensen, wordt niet iedereen behouden. Die boodschap wordt bestreden door degenen die de leer van de Alverzoening – het universalisme – aanhangen. Zij menen dat uiteindelijk heel de mensheid uit verleden, heden en toekomst wordt verlost, zij het voor sommigen na een periode van straf. Varianten van de opvatting dat het uiteindelijk met ieder mens wel goed komt, vindt men overigens ook bij alle oosterse godsdiensten. De christelijke versie ervan interpreteert daarvoor vaak bijbelteksten op een wijze die haaks staat op wat zij bedoelen te zeggen. De leer is vooral gestoeld op gevoel, waarbij uit de context gelichte teksten worden gezocht om het te legitimeren. Zij gaan er aan voorbij dat het behoud van de mens niet ligt in de dood van de Heere Jezus, die de juridische genoegdoening was voor de zonde, maar in Zijn opstanding. Dat God liefde is, zoals door hen wordt benadrukt, laat zijn rechtvaardigheid onverlet. Weliswaar leed en stierf de Heer voor allen, maar Hij leeft alleen voor de in Hem uitverkoren gelovigen.
“De bezoldiging van de zonde is de dood.”
Wedergeboorte is geen opwaardering van de oude mens, maar het ontstaan van geheel nieuw eeuwig leven en pas mogelijk sinds de opstanding van Christus. God gaf Hem bij die gelegenheid de Heilige Geest, zoals Christus die nu doorgeeft aan de gelovige. Zolang een christen ook het oude, aardse leven nog met zich meedraagt, heeft hij twee naturen, waarvan de Goddelijke in principe niet zichtbaar is. Maar God kent gelovigen juist alleen als volmaakt in Christus en veracht dat zij dat ook elkaar doen. Negeren van de oude mens, die ‘voor dood houden’, is de beste manier om die te bestrijden. Dat is de vrucht van door het Woord gevoed nieuw denken. Door de aardse natuur onder de wet to brengen, houdt men die juist voor levend. Van de oude mens gebruikt God alleen het lichaam, in zoverre de gelovige dat aan Hem ter beschikking stelt. Hoe meer ruimte hij geeft aan de nieuwe mens, hoe minder er voor de oude overblijft.
“Indien ons hart ons veroordeelt, God is meerder dan ons hart.”
Edelstenen, seizoenen, vogels, bijenvolken, dolfijnen. Enz., enz. Wie er oog voor kreeg, ziet in al die onderdelen van de natuur een verwijzing naar de Schepper en wat Hij ons heeft to zeggen. Tot op zekere hoogte openbaart Hij Zich in de schepping. Hij heeft er iets van Zijn Wezen in uitgedrukt. De zichtbare dingen getuigen van de onzienlijke, zodat de mens door de natuur God en dus de waarheid kon kennen. Omdat de wereld geen interesse toonde voor die beschikbare kennis, heeft zij zich ervan gedistancieerd. Het schepsel stelde zijn vertrouwen op zichzelf, maar is volgens de Bijbel met to verontschuldigen. Inmiddels is veel van de kennis over de zichtbare afdruk van Gods handtekening verdwenen en laat Hij al vele eeuwen niets meer van Zich horen. Hij trok Zijn conclusies uit het feit dat de wereld Hem afwees. Maar gelovigen mogen de waarheid van Gods Woord ook in de zienlijke dingen ontdekken.
“Want Zijn onzienlijke dingen worden uit de schepselen verstaan en doorzien.”
Hoewel alle nieuwtestamentische waarheid is ontleend aan woorden van de Heere Jezus, bevatten de Evangelieën, naast veel ‘losse’ uitspraken, slechts drie gestructureerde toespraken van Hem (twee ‘bergrede’s’ en wat Hij zei in de opperzaal). In tegenstelling tot de schriftgeleerden sprak Hij met aan de Schriften ontleende autoriteit. Hij introduceerde in feite niets nieuws, maar verkondigde in overeenstemming met wat de profeten vóór Hem hadden gezegd dat het Nieuwe Verbond bijna was aangebroken, waarvan de apostelen later zouden getuigen. Zijn dood en opstanding vormden de weg daarheen: de wet (het Oude Verbond) werd door Hem vervuld en ging daardoor voorbij. Dat Hij de verrezen Messias zou worden, mocht tijdens Zijn optreden op aarde niet algemeen bekend worden. De Heer predikte wel in klare taal dat het Koninkrijk zou komen, maar alleen wie geloven, kunnen de volle omvang van die realiteit leren kennen en daarin binnengaan. Dat rijk is nog niet geopenbaard. In die zin moet het nog steeds komen. Maar in Christus krijgt de gelovige deel aan de verborgenheid van Gods wil.
“God heeft in deze laatste dagen gesproken door de Zoon.”
Satan, duivel, boze. Met veel namen wordt in de Bijbel Gods tegenstander aangeduid. Hij is de personificatie van het kwaad, zoals Christus die van de Godheid. Beiden zijn in de toekomst zichtbaar op aarde: de Heer in Zijn verheerlijking, na de opname van de Gemeente, satan in zijn vernedering, als hij uit de hemel is geworpen en verschijnt in de gedaante van de antichrist en “koning van Babel.” Hij streeft naar een positie boven God en dus boven Diens Woord. Om verwarring te zaaien bedient hij zich overigens wel van dat Woord, louter om daaraan een andere uitleg te geven. Een methode ook die menige theoloog lijkt te hanteren. Op de leugen van satan hebben gelovigen, in navolging van de Heere Jezus, alleen de Waarheid als antwoord: “er is geschreven.” Dat kan nooit zijn wat de mens zélf bedenkt. Satan, de god van deze eeuw, regeert nu nog de wereld en is haar inspirator. Wie dáár God denkt te vinden, komt bij satan uit. Weliswaar heeft Christus de wereld overwonnen, maar de totale uitwerking daarvan moet nog komen.
“Al wat uit God geboren is overwint de wereld.”
Met de komst van het Nieuwe Verbond, bij Christus’ verrijzenis, was het Oude voorbij. Het tweede kon niet aanbreken zolang het eerste nog stand hield. In de verbondstheologie worden alle in de Bijbel genoemde verbonden – zoals dat met Adam, Noach, Abraham, Mozes en David – in elkaar geschoven met de Mozaïsche wet als heersend beginsel. Maar de wet van het Oude en de genade van het Nieuwe Verbond kunnen onmogelijk gelijktijdig functioneren. Rechtvaardigheid van God komt tot stand buiten de wet om. Het door Hem met Abraham gesloten verbond verwees daar al naar. De erfenis die gelovigen – geestelijke nazaten van Abraham – in het vooruitzicht wordt gesteld, is niet gebaseerd op (voldoet aan de voorwaarden van) de wet, maar op de belofte van de Heer. Het gekunstelde theologische onderscheid tussen rituele en morele elementen van de wet, waarvan de laatste nog steeds op christenen van toepassing zouden zijn, is in de Schrift niet terug te vinden. De ‘berispelijke’ wet is door Christus vervuld en daardoor ten einde. Er kwam iets beters.
“Hij heeft ons bekwaam gemaakt om dienaren van het Nieuwe Verbond te zijn.”
Niet de uiteenlopende stijlen hanterende schrijvers van de Bijbel zijn geïnspireerd door de Heilige Geest, maar het resultaat van hun arbeid is dat wel. Wie dat niet gelooft neemt het Bijbelse getuigenis niet serieus. De Heere Jezus beschouwde het O.T., inclusief de wonderen daarin, als historisch betrouwbaar. Samen met het N.T., dat verklaart wat tijdens Mozes en de profeten nog verborgen moest blijven, vormt dat het Woord van God. Daarin openbaart Hij Zichzelf en staat van begin tot eind de Heere Jezus Christus centraal. Alleen voor wie gelooft, wordt de bedekking over de één geheel vormende Schriften weggenomen. Door die te onderzoeken leert de gelovige de Heer kennen en neemt hij Gods Geest tot zich. Wie vasthoudt aan menselijk denken, geeft geen plaats aan het Profetische Woord, dat “zeer vast” en toekomstgericht is. Het is Geest, Leven, Kracht, Waarheid.”.
“Uw Woord is de Waarheid.”
Hoewel de mens eigenlijk niet met God kan communiceren, geeft Hij daar toch een opening voor. Dat heet gebed. Het is meer dan spreken met Hem. Het is een levenshouding die neerkomt op het beoefenen van gemeenschap. Gebed veronderstelt onderwerping aan God, maar de bidder is vaak geneigd Hem aan zichzelf te onderwerpen. Dat mondt al gauw uit in verlanglijsten. Christus bidt nu als Hogepriester voor de Gemeente. Ook daaruit blijkt dat bidden de begrippen offeren, overgave en aanbidden overlapt. De diepste essentie is dat de Heilige Geest in ons spreekt tot God, Die overigens ook zonder ons gebed weet wat de bidder nodig heeft. Gebed vraagt van de gelovige oprechtheid, nederigheid, gehoorzaamheid, geloof en bereidheid te vergeven. Het is geen incidentele, maar een permanente aangelegenheid. Bidden in de Naam van de Heere Jezus is geen formule tot legitimatie, maar impliceert het begeren de Vader te verheerlijken. Het verlangen van de gelovige moet overeenstemmen met dat van Hem. Iemand blijft in Christus als Diens Woord in Hem blijft. Alleen waar Zijn onderwijzing wordt bewaard, verhoort Hij gebeden.
“Bidt zonder ophouden.”
De Gemeente is geen organisatie, die veel menselijke regelgeving zou vergen, maar een door het Hoofd gestuurd geestelijk organisme. Daarin doet de Heer Zijn werk in ieder lid individueel en heeft Zijn Woord het hoogste gezag. Kerkelijke voorschriften, zoals voor tucht en zondagsheiliging, zijn onbijbels. De Schrift adviseert gelovigen wel zich af te keren van wie niet (meer) de “gezonde leer” aanhangen, maar daar is niet gezegd dat de “ketters” in kwestie uit de gemeenschap moeten worden gestoten. Voor het functioneren van de Gemeente zijn weliswaar ambtsdragers nodig, maar niet om over de kudde te heersen. Herders en leraars (opzieners) brengen de kudde bij grazige weiden, waar de schapen zélf voedsel tot zich nemen. De oudsten, maar ook de andere gelovigen, ontvangen mogelijkheden (gaven) om in de gemeente te gebruiken. In de praktijk komt dat neer op het aanvaarden van in genade gegeven verantwoordelijkheid, naar de mate van reeds aanwezig vermogen. Iedere gelovige draagt individueel de verantwoordelijkheid te blijven bij wat de Heer leert.
“Het huis Gods is gelegd op het fundament van apostelen en profeten.”
Tot zoon te worden gesteld, ter voltooiing van Christus, is zowel de collectieve bestemming van de Gemeente als die van de individuele leden. Wat ná de opname komt, de wederkomst van Christus mét Zijn Lichaam, is de verwachting van de gelovigen. Dan wordt Zijn – en daarmee hun – heerlijkheid openbaar. Die omvat meer dan eeuwig leven, maar niet alle hemelburgers zullen er evenveel van ontvangen. De volle erfenis ligt klaar, maar er kan sprake zijn van loonderving. De (mate van) zaligheid is afhankelijk van hun dienst in lijdzaamheid aan de Heer, hun wandel “in nieuwheid des levens”. Want nú al behoren gelovigen tot de koninklijke familie van Christus, ook al is dat nog niet zichtbaar voor de wereld. Zij worden beloond voor het weerspiegelen van Christus heerlijkheid, waarin zij nu al delen.
“Houd wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme.”
In de Bijbel wordt de Gemeente van Christus beschreven als een organisme, een lichaam. Nérgens als een door mensen op te bouwen organisatie. De groei van de Gemeente hangt samen met die van de individuele leden, waarvoor voeding met het Woord van God nodig is. Zij zijn de levende stenen, de eerstelingen die eeuwig leven hebben ontvangen en van wie Christus de Eerste en de Laatste (Alfa en Omega) is. Hij Zélf, het Hoofd, zorgt voor de opbouw, die begon met Zijn opstanding. Voor de groei van het Lichaam is Hij allerminst afhankelijk van de gelovigen, maar zij kunnen in dat proces wél door Hem worden gebruikt onder de heerschappij van de genade. In navolging van Hem mogen zij zich beschikbaar stellen als “Gode welgevallig offer” voor priesterlijke dienst. Voorzover de Heer in deze tijd een werk doet, is dat uitsluitend aan de Gemeente. Pas na haar opname volvoert Hij Zijn plan met de schepping, Israël en de volkeren.
“Van U zal Mijn lof zijn in een grote Gemeente.”
Gebrek aan bijbelkennis over het wezen van de Gemeente, leidt tot slecht zicht op haar oorsprong en toekomst, evenals op die van Israël en de volken. Het “Lichaam van Christus” bestaat exclusief uit degenen die sinds Zijn opstanding aan Hem, het Hoofd en Fundament, zijn toegevoegd. Dat impliceert per definitie éénheid, die derhalve niet door mensen hoeft te worden georganiseerd. De “levende stenen” van het huis dat Hij Zélf bouwt, zijn uit de duistere wereld geroepen tot het Licht. Zij vormen de vergadering van eerstgeborenen, de eerstelingen van de oogst die nog moet komen en waarin Israël een voortrekkersrol op aarde zal spelen. Dat volk uit het Oude Verbond zal – eenmaal tot geloof gekomen – blijken te delen in het eerstgeboorterecht, zoals Jakob na Ezau óók een zegen kreeg.
“Ik zal Mijn Gemeente bouwen.”
In de schepping en Gods plan met haar, is sprake van een rangorde. De Schepper is hoger dan het schepsel. Ook in de hemel en de Gemeente bestaan gezagsstructuren en uiteenlopende verantwoordelijkheden. De Heere Jezus, de tweede Adam, had als Enige het recht de schuld van de wereld te vereffenen en werd na vernedering verhoogd tot Zoon en (dus) Erfgenaam. Maar Wie aanstelde was hoger dan de Aangestelde. De Bijbel laat talrijke niveauverschillen zien. Zo is het Nieuwe Verbond hoger dan het Oude, genade hoger dan wet. Voor het Lichaam van Christus geldt dat Hij het hoofd van de man, en de man dat van zijn (eigen) vrouw is. Door haar echtgenoot te dienen dient de vrouw haar Heer, door zijn baas te dienen doet de werknemer hetzelfde. Dat laat onverlet dat de Heer Zelf de Herder is van héél Zijn Gemeente. Voor heersers daarin laat de Bijbel geen ruimte. Het geheim van een aan de Heer gewijd leven ligt voor de gelovige in trouw innemen van de hem gegeven positie.
“God is een God van orde.”
Na de Tabernakel en drie zichtbare stenen versies in successie, is de Gemeente de vijfde Tempel. Die wordt door Christus Zelf gebouwd, met de gelovigen als “levende stenen” en Hij Zelf als het Hoofd. Anders dan Israël, dat een tempel hád, vormen de leden het Lichaam van Christus er zelf één. De vier voorgaande aardse tempels verwezen naar die huidige geestelijke. In hun ultieme typologische betekenis waren zij een beeld van de schepping, waarin God woont. Het Heilige refereerde aan het aardse, het Heilige der Heiligen aan het hemelse. Naar analogie van de Mozaïsche wet is ook de stenen tempel vernietigd en vervangen. De Rots, waarop de nieuwe, de Gemeente, wordt gebouwd, is door de Joden verworpen. En dat doet iedereen die zich stoot aan het in die tempel bewaarde Woord.
“Zo wordt gij als levende stenen gebouwd tot een geestelijk huis.”
De reeks van 5 levitische offers verwees profetisch naar zowel verschillende aspecten van het werk van de Heere Jezus Christus als Zijn bedoeling met de Gemeente en individuele gelovigen. Nadat Hij eerst als Lam Gods de zonden van de wereld wegdroeg, functioneert Hij nu als Hogepriester voor gelovigen. Pas bij Zijn opstanding werd Hij van Godswege als zodanig aangesteld. Niet het lijden en sterven vormden Zijn offer, want de slachting is niet hetzelfde als het offeren daarná op het altaar. In Zijn huidige positie behoedt Christus als lévende Herder gelovigen voor afdwalen van de kudde. Die “hogepriesterlijke” dienst heeft niets van doen met het behouden van zondaren in de wereld, maar is gericht op Zijn volk. Ook de leden van dat Lichaam zijn geroepen tot priesterschap. Het houdt in dat zij, evenals de Hogepriester, zich beschikbaar stellen voor Hem en de Gemeente. Door zich vrijmoedig bij Hem te melden.
“Aanmerkt de Apostel en Hogepriester onzer belijdenis, Christus Jezus.”
Niet alleen de tabernakel als geheel, maar ook elk onderdeel afzonderlijk verwees naar de komende Messias en het Nieuwe Verbond. Opvallend is dat de in de Bijbel beschreven volgorde van de diverse componenten van binnenuit naar buiten leidt. Zij begint in het hart van de tabernakel, de ark, waarin de stenen tafelen zich bevonden: het Woord van God. Dáár was heel de “tent” als het ware omheen gebouwd. Het illustreert dat de mens geestelijke waarheden van binnenuit leert kennen. Levend onder de wet was (en is) men geneigd zich te fixeren op de buitenkant. Doch niet buiten, maar binnenin de tabernakel werd goud aan getroffen. In het hart van de gelovige bevindt zich de verheerlijkte Christus. De details van de tabernakel verwijzen naar verschillende aspecten van het geestelijke leven.
“Geen gedaante noch heerlijkheid had Hij, dat wij Hem zouden begeren.”
De tabernakel van Israël was slechts een voorafschaduwing van toekomstige hemelse realiteit onder het Nieuwe Verbond, door Mozes voorzien. Terwijl de hogepriester jaarlijks dienst deed in het Heilige der Heiligen, waaruit blijkt dat de mens er niet door werd gereinigd en geheiligd, is Christus thans eeuwig Hogepriester der gelovigen. Zij hebben vrije toegang tot de genade-troon. Ten teken daarvan scheurde bij de dood van de Heere Jezus het Voorhangsel. Er was een einde gekomen aan het Oude Verbond. Onder het Nieuwe Verbond wordt niet wat dood, maar wat levend is geofferd. In navolging van de Hogepriester mogen gelovigen als priesters hun eigen lichaam en leven offeren aan Hem. Een hemelse roeping, buiten legerplaats en religie.
“Dit is het bloed van het Nieuwe Testament.”
Zowel koningen als priesters komen in bijbels perspectief pas na zalving in functie. In Christus vloeien beide hoedanigheden samen, naar analogie van Melchizedek, die typologisch al verwees naar het priesterschap onder het Nieuwe Verbond. Beide zijn gekoppeld aan eerstgeboorterecht. Met en in Christus heeft de Gemeente, bestaande uit “zonen in wording”, dat verkregen. Het kwam via Efraïm (de 10 stammen) tot haar, nadat Juda (tijdelijk) terzijde was gesteld. Dankzij de opgestane Eersteling zijn de mét Hem in nieuw leven geboren gelovigen gezalfd. Wegens hun priesterschap mogen zij vrijmoedig naderen tot de Hogepriester en zichzelf aan Hem beschikbaar stellen. Hun functioneren als koningen volgt in de toekomst.
“Hij heeft ons gemaakt tot koningen en priesters.”
Gods zichtbare verschijning heet in het Oude Testament Jehovah. In het Nieuwe Testament openbaart Hij Zich in de Heere Jezus Christus. In die zin zijn zij Dezelfde. Na het afleggen van Zijn Godheid werd Hij mens, Zoon van Adam (Zoon des Mensen), met in genetische lijn ook het recht op Davids troon. Bij zijn opstanding kreeg Hij de heerlijkheid van de Gezalfde, de aanstelling tot Zoon en Hogepriester. Hij ontving als eerste de Heilige Geest en openbaart Zich bij Zijn wederkomst sámen met Zijn Lichaam, de Gemeente. Dan zal het Joodse volk Hem erkennen als Messias en herkennen Degene Die het heeft doorstoken. De opgewekte Jezus van Nazareth blijkt Jehovah. Hij Die er altijd was, maar pas bij Zijn verrijzenis tot Zoon werd gesteld. Daarom is Hij in chronologische volgorde: Heere Jezus Christus.
“Deze Jezus heeft God gemaakt tot Heere en Christus.”
Terwijl engelen “boodschappers” zijn en zich kunnen materialiseren, dus over een lichaam beschikken, zoeken demonen – in de Bijbel “boze geesten” genoemd – aardse lichamen. Zowel God als de duivel beschikt over engelen. Als in deze tijd engelen verschijnen, zijn dat doorgaans “engelen des lichts” in dienst van satan. Demonen zijn geesten van personen uit de door God veroordeelde en vernietigde oude wereld, die voor de huidige bestond. Zij willen de mens wiens lichaam zij gebruiken volledig besturen. Daardoor ontstaat krampachtig gedrag van de betrokkenen. Vaak met een religieus karakter, want religie (niet te verwarren met geloof in Christus) is een satanisch wapen om mensen het zicht op de vrijheid in de Heer te ontnemen. Alleen Gods Woord geeft daarop de overwinning.
“Gelooft niet iedere geest, maar beproeft of zij uit God zijn.”
Waar de Bijbel over profeten spreekt, gaat het meestal over degenen, die als zodanig in het Oude Testament optraden. Zij vervulden een essentiële functie in de toenmalige theocratie Israël en stonden daar als boodschappers van God boven de koning. Alle profeten waren voorlopers en typen van de Heere Jezus Christus, Die openbaart wat verborgen was. In feite spraken zij allen over Hem en daarmee ook over de Gemeente. In déze tijd is Hij de Profeet, Koning en Hogepriester van alle gelovigen. Door Zijn Geest is voor hun de bedekking over het Woord weggenomen. Daarom kon het profeteren ook ophouden. Behoefte aan profeten ontstaat nu bij degenen die de Schrift niet of nauwelijks kennen.
“Zie Ik zend u een profeet als Mozes, Die álles zal bekendmaken.”
De Bijbel bevat veel getallen. Vaak, maar lang niet altijd, dragen die een diepere symbolische in zich. Die moet dan elders uit de totale context van de Schrift blijken. Dat is in elk geval zo met de getallen één tot en met tien. Eén verwijst naar God, vijf naar het (nog) verborgene, zeven naar verlossing. Enzovoort. Maar de term “een, twee” houdt niet meer in dan “een paar” of “weinig.” Zonder meer aan elk getal unieke betekenis toekennen brengt iemand geestelijk niet veel verder. Ook elke Hebreeuwse letter (en dus elk woord) heeft een getalswaarde. Die kan interessant zijn, maar leidt niet tot dieper verstaan van het Evangelie. Veel Joden houden zich intensief bezig met getallenmystiek, maar zij komen daardoor niet massaal tot geloof in Christus.
“Die het verstand heeft berekene het getal.”
Een extreem doorgevoerde en daardoor niet meer duidelijk op bijbelse gronden gefundeerde leer der bedelingen, officieel ultra-dispensationalisme genoemd, draagt het gevaar in zich uit te monden in de opvatting dat tenslotte ieder mens wordt behouden. Die leerstellige weg blijkt vooral geplaveid met filosofie. Ook als men daarmee het eindstation van de leer der alverzoening niet bereikt, ontstaat toch onschriftuurlijk gedachtengoed, zoals de suggestie dat de meeste brieven in het N.T. niet rechtstreeks bestemd zijn voor christenen. Voorts zouden er twee Gemeenten bestaan, in plaats van het ene Lichaam van Christus. Tegenover de uiterst magere onderbouwing van deze leringen staat een overvloed aan bijbelse informatie om die te ontmaskeren.
“Laat u met God verzoenen.”
Onzichtbaar voor het oog van de door Hem losgelaten wereld werkt God in deze tijd. Buiten die duisternis maakt Hij Zich bekend aan gelovigen, zoals de Heere Jezus dat deed met gelijkenissen, die – anders dan doorgaans wordt beweerd – niet waren bedoeld om Gods plan te verklaren, maar om dat te verhullen. De “verborgenheid” was altijd essentieel daarin. De nieuwtestamentische apostelen en profeten hadden de taak te openbaren wat in het Oude Testament daarover nog verborgen was, inclusief de kruisdood en opstanding van de Heere Jezus. De Gemeente, een nog in de hemel verborgen volk, deelt in de geestelijke, naar aardse maatstaven onzichtbare, zegeningen. Want de verborgen waarheid heeft God bereid voor wie Hem liefhebben. Aan wie daarvoor geen interesse heeft, maakt Hij Zich ook niet bekend.
“Indien gij maar gehoord hebt van de bedeling der verborgenheid.”
Met symbolen, beelden en gelijkenissen illustreert de Bijbel geestelijke waarheden. Een door God gegeven instrument, dat “Typologie” wordt genoemd. In het Nieuwe Testament worden zichtbare voorwerpen en gebeurtenissen uit het O.T. uitgelegd als (voor)tekenen van het Nieuwe Verbond in Christus. Maar typologie is geen basis van de gezonde leer. Zij is een bijbels systeem van illustraties. Symbolen, gelijkenissen en tekenen hebben vooral een verbergende functie. Wie Christus kent, herkent Zijn beeld in de ark, maar ongelovigen leren Hem daarin niet kennen. Wie typologie als fundament kiest, bouwt op zand. Daardoor heeft bijbelse typologie meer geleden van extreme voor- dan van tegenstanders.
“Hetwelk dingen zijn die een andere beduiding hebben.”
Wat ooit was bedoeld als centrum van de wereld, zal dat binnenkort opnieuw zijn. Het herbouwde Babel, vanwaar de antichrist regeert, die alle dan bestaande ideologieën in één wereldreligie laat opgaan. Een dergelijke universele cultuur en filosofie voor heel de wereld was ook het streven van het Griekse Rijk, één der grote rijken waaraan in successie een einde kwam. Babel, waar opnieuw die Griekse contouren zich zullen aftekenen, wordt hoofdstad van het laatste imperium, dat vooraf gaat aan het aan David beloofde eeuwige Koninkrijk. Nú al existeert dat in de hemel en gelovigen zijn daarvan ingezetenen met volledige burgerrechten.
“God heeft in hun hart gegeven dat zij hun koninkrijk het beest zouden geven, totdat…..”
Zoals de Heere Jezus Christus het zichtbare Beeld van de éne onzienlijke Godheid was en zal zijn, is de Heilige Geest Diens onzichtbare werkzame kracht. De term Heilige Geest is in de Bijbel altijd gerelateerd aan Christus. Hij is de Geest van Christus, Die het nieuwe leven wekt, waarvan de opstanding van Christus de primaire manifestatie was. Geen persoon is die Geest, maar wel Iemand. Per definitie Zelf verborgen, maar de resultaten van wat Hij doet zijn wel degelijk waarneembaar. Op de Pinksterdag hoorde en zag men tekenen van de Heilige Geest, Die al met Pasen was uitgestort. Die uitstorting wordt voltooid in de komende “Duizend Jaren”.
“Dat Hij u geve de Geest van wijsheid en openbaring.”
De verlossing van een christen is gebaseerd op de wet, hoewel hij daaronder niet (meer) leeft. Overeenkomstig oudtes-tamentische juridische kaders was Jezus van Nazareth, als hoogste familielid van de mensheid, gerechtigd op te treden als (ver)Losser. Hij betaalde een prijs, door heerlijkheid op te geven. Daarmee verontreinigde Hij Zich. Zijn lijden en sterven bracht vergeving voor alle mensen, maar alleen wie gelooft krijgt deel aan Zijn nieuwe leven, bewerkt door Zijn opstanding. Evenals Hij leefden de christenen eerst onder slavernij (van o.a. wet, dood en zonde), maar werden zij door Zijn opstanding bevrijd. Maar omdat zij God lief hebben dienen zij Hem vrijwillig.
“Bij de Heere is veel (ver)lossing.”
Terwijl de verbondstheologie Gods handelen met de schepping als één ononderbroken lijn van Adam tot aan de Jongste Dag ziet, gaat het dispensationalisme uit van een “leer der bedelingen”. Daarin worden verschillende fasen, met elk specifieke kenmerken, onderscheiden in Gods totale plan. Naar analogie van de scheppingsdagen. De Heer kan een regime – zoals dat van de wet – instellen, maar ook weer beëindigen. Ook begon Hij soms nieuwe onderdelen van Zijn plan naast, of parallel aan, al bestaande principes. Voor het dispensationalisme bestaan goede bijbelse gronden. Minstens twee bedelingen worden in het Nieuwe Testament met name genoemd. Een verschil met de verbondstheologie is dat die geen helder bijbels perspectief heeft voor de huidige wereld. Ook biedt zij geen duidelijk onderscheid tussen (de beëindigde periode van de) wet en genade.
Oppervlakkig bezien, zijn de gelijkenissen over de ‘tien ponden’ en de ‘tien talenten’ synoniem. Wie ze zorgvuldig bestudeert, ontdekt essentiële verschillen. Bij de ponden gaat het over de gemeente, bij de talenten over Israël. Ieder gemeentelid ontvangt hetzelfde: één pond, het nieuwe leven. Met de opdracht en verantwoordelijkheid dat (geestelijk leven) te doen groeien. Wie dat niet doet, blijft wel behouden (in het hemelse koninkrijk), maar ‘als door vuur’ en ontvangt geen loon. Bij de ‘talenten’ gaat het over de periode ná de opname van de Gemeente. Dan zal alleen wie ‘gelooft tot het einde’ (van de grote verdrukking) zalig worden en het (aardse) koninkrijk ingaan.
“Gaat in, gij goede en getrouwe slaaf.”
Het aftellen is begonnen. Binnenkort zal een geestelijke we-reldleraar zich bekend maken. New Age masseert de mens-heid tot ontvankelijkheid voor hem, die in de bijbel ‘antichrist’ wordt genoemd en al onder ons woont. De gebeurte-nissen in de wereld komen huiveringwekkend exact overeen met de scenario’s die de bijbel aangeeft als voorspel tot het nieuwe tijdperk. Voordat het aanbreekt, verdwijnen zij die Jezus Christus kennen van de aarde. Deze cd’s vormen de weerklank van diepgaande studie over de komende gebeurtenissen.
Of kerkelijke leringen nu voorschrijven heel hard, of juist níet te werken, zonder werk komt niets tot stand. Wij zouden niet alleen werken in materieel opzicht – omdat het plezierig is (indien met overgave gedaan), en om onafhankelijk te zijn van de wereld – maar ook in geestelijk opzicht. Alleen werken uit geloof schenken werkelijk bevrediging. Werk kan immers ook middel zijn tot onderdrukking: de slavernij van de wet, waarin Israel rechtvaardigmaking zocht. Echter, omdat slechts geloof de mens rechtvaardigt, is de wet houden ijdel werk. De verlossing daarvan is het werk van God, tot stand gebracht door het geloof van de Heere Jezus Christus. De bedoeling is dat Zijn wil – de werken van Zijn Vader te doen – ook de onze wordt. Om God te verheerlijken, omdat de liefde Gods ons dringt; en ook om het loon. Hij maakt ons bekwaam om de levende en waarachtige God te dienen, en om te doen de goede werken des geloofs.
Uit het eeuwig Woord van de Schepper is de schepping voortgekomen. Het was er lang voordat de huidige aarde werd geschapen. Het is het Woord van alle tijden en brengt een nieuwe schepping voort. En nieuw leven in gelovigen. Gods Woord is Licht, Leven, Waarheid. Zijn Geest komt er in tot uitdrukking en het stelt wie naar de Waarheid zoekt in staat Hem (beter) te leren kennen. Heel de Bijbel is door God tot één harmonieus geheel gemaakt en bestaat in feite volledig uit profetie, waarvan een deel is vervuld en de rest dat nog zal worden. Profeten spraken veelal over dingen die voor henzelf – en hun generaties – nog verborgen waren, maar in Jezus Christus zijn geopenbaard. Voor wie bereid is dat Woord te aanvaarden. Kom en Zie.
“Mijn woorden zijn Geest en Leven.”
Wilt u aan Gods oordeel ontkomen? Dat kan alleen door een beroep op Zijn genade, de basis van de christelijke ethiek. Hoewel genade de rijkdom van het geloof in Christus vormt, leven velen in armoede en de angst die de wet met zich meebrengt. Daarmee negeren zij de door God geboden gratie. Dat is even ondankbaar als hoogmoedig. Volgens de Bijbel leidt alleen genade tot eeuwig leven.
“Als rechtvaardigheid van God uit de wet is, dan is Christus tevergeefs gestorven.”
De eeuwige Godheid is onzienlijk. Als Hij Zich toont aan gelovigen, zien zij de Heere Jezus Christus, Die in de Bijbel de Rechterhand Gods wordt genoemd. Aan Hem is alle macht in de hemel en op aarde gegeven, toen Hij uit de dood verrees. Hij is (nog) verborgen voor de wereld en Israël, maar gelovigen kennen Hem. De studie op deze cd”s toont aan dat het begrip rechterhand in de Bijbel de uitdrukking is voor kracht, vrede, heil. De Rechterhand is de maximale heerlijkheid van God. Nu nog manifesteert die kracht zich in de hemel, maar binnenkort ook op aarde. Zuchtend wacht de schepping tot Christus, de kracht Gods, zal verschijnen.
“Uw Rechterhand is verheerlijkt.”
Relatief weinig mensen ontvangen Gods erfenis. Hij stelt geloof als voorwaarde voor wie daarbij wil horen. Dat is iets anders dan religieuze of ethische traditie. De bijbelstudie op deze cd”s laat zien dat Jehovah Zich altijd exclusief verbond aan “een gelovig overblijfsel”. Abraham vertrouwde Hem op Zijn Woord en ging op reis, zonder te weten waarheen. Dat principe is nooit veranderd. Gelovigen begeven zich buiten de “legerplaats”. Zij verlaten de ongelovige massa. Worden vreemdelingen. Ook Gods redding van Israël geschiedt op voorwaarde van geloof in Hem. Aan een gelovig restant van dat volk schenkt Hij het beloofde land. Zoals de Gemeente van Christus een hemels erfdeel ontvangt. Gods principe verandert niet: Zonder geloof vaart niemand wel.
“Zo is er dan altijd een overblijfsel geweest.”
Alleen de Waarheid verandert mensen. Als het Woord van God het hart van een mens raakt, ontstaat daar een compleet nieuw denken. Dat hoort bij het Nieuwe Verbond, waarin de gelovige is binnengegaan. En op die verandering (wedergeboorte) volgt de vrijmaking, samenhangend met de door Christus bewezen genade. Niet meer geketend aan de wet, geniet de gelovige volle vrijheid in Hem. Die is inherent aan de aanwezigheid van de Heilige Geest en bedoeld om onbekommerd, in volle vrijheid, de Heer te dienen. Niet in aards denken, maar omgevormd door de Geest en Zijn Woord.
“Waar de Geest des Heeren is, daar is vrijheid.”
Het woord Evangelie betekent “blijde boodschap”. Dat is het goede nieuws van genade en kan dus per definitie geen knellend juk van wetten en regels inhouden, waarmee men de heerlijkheid van Christus mist. Dat Hij is verrezen, is het hart van het Evangelie. Zonder die opstanding was het leven ijdelheid. Nu ontvangen zondaren door geloof in Christus nieuw leven. Dat is meer dan toegang tot de hemel. Het is ook in het aardse bestaan al “zalig” leven. Over die heerlijkheid spraken profeten in het Oude Testament en in het Nieuwe Testament wordt naar hen verwezen. In feite bevat de Bijbel dus maar één boodschap. Die van Christus” heerlijkheid, waarin Zijn Gemeente zal delen.
“Dat gij mag weten wat de rijkdom is van Zijn heerlijkheid.”
Talloze door God gegeven beloften bevat de Bijbel. Vele daarvan zijn exact op het daartoe bestemde tijdstip vervuld. Dat sterkt de gelovige in het vertrouwen dat zijn Heer ook alle overige toezeggingen gestand zal doen. In essentie vloeien die allemaal samen in één Persoon, Die al aan de eerste mens op aarde werd beloofd: Jezus Christus, de Messias en Hogepriester van het Nieuwe Verbond. In en door Hem gaat alles in vervulling wat voor de schepping en Zijn gemeente in het verschiet ligt. En ook alles wat aan de individuele gelovige is beloofd, culminerend in de op grond van Zijn genade verkregen troost dat niets hem kan scheiden van Christus liefde.
“Want de beloften zijn in Hem Ja en Amen, tot Gods heerlijkheid door ons.”
Volgens een hardnekkig misverstand zijn hemel, hel en hiernamaals hetzelfde. De Bijbel biedt voor die opvatting geen ruimte. Wie bij de Gemeente van Christus hoort, kreeg bij zijn wedergeboorte al deel aan eeuwig leven in de hemel. Gelovigen uit het Oude Testament en in de periode na de opname van de Gemeente wachten – zoals alle mensen – in het dodenrijk op de “Jongste Dag”. Gemeenteleden wachten óók (op hun verschijnen voor de rechterstoel van Christus), maar niet in het dodenrijk. Zij slaan na hun sterven de ogen op in de (derde) hemel. Die moet niet worden verward met de eerste en tweede hemel (kosmos), waarvan de Bijbel zegt dat zij – samen met de aarde – zullen worden vervangen door een geheel nieuwe schepping.
“Van God is de hemel en de hemel der hemelen, de aarde en al wat daarin is.”
Dat religie en geloof hetzelfde zijn, is een ernstig misverstand. Religie is ethiek en schept verplichtingen. De Bijbel noemt die de “wet”. Geloven is het (be)leven van de vrijheid in Christus. Die impliceert wel de verantwoordelijk de Heer te dienen. Door zich niet meer te richten op het menselijke en aardse, het “ijdele” en de daarbij behorende wet, maar op het Geestelijke. Daartoe voedt de christen zich met Gods Woord. De door de Bijbel afgewezen “strijd tegen vlees en bloed” is niet het onderdrukken van zonden en het naleven van regels, maar heeft te maken met concentratie op de “dingen die boven zijn”. En met negeren van wat daar niet bij hoort, inclusief de wet. In die context doet hij alles, ook gewone “aardse” dingen, als “voor de Heer”. Met de passie die daarbij hoort!
“Zoekt de dingen die boven zijn.”
Met de term “Zonen Gods” worden in de Bijbel onderling sterk verschillende categorieën schepsels aangeduid. Wie waren de gevallen hemelse wezens die volgens Gen.6 seksuele gemeenschap hadden met vrouwen op aarde en onvruchtbare “reuzen” verwekten? Voor de christen impliceert het beloofde zoonschap, waarheen hij op weg is, deel hebben aan de erfenis van Christus. Die viel Hem ten deel na Zijn opstanding en weldra zal Hij Zijn rechten volledig opeisen. Zowel de Gemeente als geheel als de individuele leden zullen dan met zoonschap worden bekleed. Want zonen zijn erfgenamen. Christus erft niet alleen in de hemel, maar ook op aarde, als “Zoon van David”, uiteindelijk alle macht. En daarin speelt ook die andere zoon, het volk Israël, een exclusieve rol. Omdat God ook die belofte nakomt. Een veelzijdige, praktische studie.
“Als u een zoon bent, dan bent u ook erfgenaam van Christus.”
De kracht van Christus opstanding bewerkt heerlijkheid in Zijn Gemeente. Het is de onmetelijke meerwaarde van het nieuwe leven, waarnaar zowel de wonderen die de Heere Jezus deed, als die vóór Zijn komst werden verricht, al verwezen. Hoewel nog niet openbaar, is Zijn eeuwige heerlijkheid nu al aanwezig in de leden van Zijn lichaam. Het is de bedoeling dat iedere individuele gelovige zich met de hem gegeven kracht van het nieuwe leven beschikbaar stelt aan zijn Heer. En Hem op die manier verheerlijkt. In afwachting van het moment waarop de volle heerlijkheid van Christus en Zijn gemeente zichtbaar zullen zijn.
“Hem zij de heerlijkheid in de Gemeente.”
Wij hebben geen leer, maar een Heer,” lijkt een vrome uitspraak, maar verraadt een gevaarlijke geloofspraxis. Paulus drong er op aan te blijven bij “de gezonde leer”. Die is niets meer of minder dan het Woord van God, waarin de Geest spreekt. Alleen dááruit komt de prediking die tot geloof leidt. Door dát Woord ook leert de gelovige zijn Heer (steeds beter) kennen. Wie theorieën daarbuiten introduceert, hoe mooi en zelfs christelijk die ook lijken, bouwt per definitie op drijfzand. Niet voor niets toetsten de eerste christenen alles wat zij hoorden aan de Schriften. Zij controleerden of “deze dingen alzo waren”. De Heere Jezus Zelf bestudeerde (en kende daardoor) de Schriften en hanteerde die kennis tegen Satan en ongeloof. “Er staat geschreven.”Zelf wordt Hij het “Voorbeeld van de leer” genoemd. De Heer en de leer zijn niet te scheiden. De leer leidt naar Hem. En omgekeerd.
“Heb acht op….. de leer en volhard daarin.”
Alle inspanningen van wereldheersers ten spijt, lukt het de mensheid niet vrede in het Midden-Oosten te bewerken. Het wachten is op de antichrist. Hij zal gedurende de eerste helft van een zevenjarige periode schijnbare rust brengen, maar daarna komt er verdrukking. Eerst 3,5 jaar voor Jeruzalem, daarna voor alle volken. Maar als die duisternis over de wereld komt, is de gemeente met haar Hoofd in het licht. Want vlak voor de twee fasen van 3,5 jaar -van respectievelijk “vrede en geen gevaar” en de “benauwdheid” voor Israël – vindt haar opname in de hemel plaats. Na de zeven jaar verschijnt zij mét de Koning op de Olijfberg. In de volle heerlijkheid, die nu – evenals Christus Zelf – nog voor de wereld is verborgen, maar dán wordt geopenbaard. Een troostrijke toekomst. Het aftellen is begonnen…..
“Vertroost elkaar daarmee.”
Hoewel de Bijbel zegt dat in Christus de werking van de wet ten einde is voor wie geloven, willen velen in christelijke kring daar niet aan. Zij blijven de wet prediken en manifesteren zich aldus als vijanden van wie louter uit genade en geloof leven. De Heere Jezus leerde tijdens Zijn aardse leven niet elke dag de wet te vervullen, maar Zijn geloof te voeden met het Woord Gods. Dát groeiende geloof in Hem werd de basis van de rechtvaardiging der christenen. Hun verantwoordelijk is het – evenals Hij – uit het woord der genade te leven. De Heere Jezus leefde (nog) wel onder de wet, maar heeft Zich daar evident niet fanatiek aan gestoord. Herhaaldelijk werd Hij door de toenmalige theologen beticht va”wetsovertreding”, dan wel het tolereren daarvan. In het door Hem bewerkte Nieuwe Verbond zijn de gelovigen tot vrijheid geroepen. Van onvrijen, de gebondenen door de wet, kunnen zij vervolging verwachten. Evenals hun Heer.
“Gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade.”
Dat de Heere Jezus een nieuwe godsdienst stichtte is een misverstand. Hij maakte juist een einde aan bestaande religie en provoceerde wie veinsden zich aan de wet te houden. Onder Zijn nieuwe verbond is die slavernij der uiterlijkheden verdwenen en geloof in genade het criterium. Dáárin vindt de mens rust, want Zijn juk is – in tegenstelling tot het oude – licht. Geloof van de Heere Jezus was de basis voor Zijn verlossingswerk. Hij verlangde de wil van de Vader te doen, Wiens Woord der Waarheid Hij bestudeerde en predikte. Daarin is Hij het voorbeeld voor alle gelovigen. Maar zij worden, evenals Hij, liefdeloos geacht als zij beweren de Waarheid – in Hem en met Hem – te hebben gevonden.
“Het Voorbeeld der Leer aan Wie gij zijt overgegeven.”
Gelovigen hebben hun bestemming of thuis nooit gevonden in deze wereld, waar tijdelijk voordeel maatgevend is. Ook voor hun Heer was hier geen plaats. Burgers van het hemelse koninkrijk kijken met toenemende verbazing om zich heen. Als vreemdelingen. Hun niet met aardse normen corresponderende boodschap wordt vaak nogal cynisch bevonden. Het oude verlaten, en op weg gaan naar een nieuwe bestemming blijkt in de Bijbel hét kenmerk van geloofsleven. Abraham, Noach, Mozes en alle anderen die in Hebreeën 11 ten voor beeld zijn gesteld, kwamen buiten de gemeenschap te staan waartoe zij eerder behoorden. Zij sloten zich niet ergens bij aan, maar zonderden zich af ‘buiten de legerplaats’. Gelovigen blijven (in aardse ogen dwazen) reizigers met een eeuwige bestemming. In navolging van hun Heer.
‘Als gasten en vreemdelingen op de aarde.’
In overeenstemming met de oudtestamentische wetgeving had de Heere Jezus Christus het recht – niet de plicht – om tot “loosers” verworden mensen vrij te kopen uit slavernij. Daarvan maakte Hij gebruik. Als Losser nam Hij de schuld weg die op de wereld drukte. Maar alleen wie Hem in die hoedanigheid aanvaardt krijgt deel aan de vrijheid. En ook aan de door Christus, als Eerstgeborene , voor Zichzelf en Zijn “familie” veiliggestelde eeuwige erfenis. Gelovigen zijn nu al verlost van wet en dood. Zij mogen hun Heer onbekommerd en in vrijheid dienen. Hun huidige zaligheid is een garantie voor wat hen nog wacht nadat de lasten van het aardse lichaam zijn weggevallen.
“Ik weet mijn Losser leeft.”
De natuurlijke voeding en spijsvertering van de mens is analoog aan de geestelijke. Wie pas is (weder)geboren, moet melk krijgen. Daarna volgt vaste voeding. In de Bijbel worden die vergeleken met respectievelijk melk en honing, de combinatie die de Israëlieten ook in Kanaän werd beloofd. Voor gezonde geestelijke groei is voeding met Gods Woord onmisbaar. Zoals Jonathan door het eten van honing “verlichte ogen” kreeg, verschaft het Woord inzicht aan de christen. Jonathan ging, toen hij de zoete voeding tot zich nam, regelrecht in tegen de wet van zijn vader Saul, die na een beperkte overwinning op de Filistijnen zijn strijders het eten verbood. Dode letter van de wet en het vrij uitzicht der genade staan tegenover elkaar.
“Smaakt en ziet dat de Heere goed is.”
Ik zal zijn, Die Ik zijn zal. Met die woorden heeft de God van Abraham, Izaäk en Jakob Zich aan de mens voorgesteld. Een naam die weergeeft Wie Hij is, samengebald in de woorden Ik Ben. Die gebruikt de Heere Jezus ook in het Nieuwe Testament om te zeggen Wie Hij – en wat Zijn missie – was. Overal waar de Godheid, de Schepper, Zich manifesteert, wordt Christus openbaar. In Hem identificeert de Eeuwige Zich als Jehovah. De Naam des HEEREN boven alle namen. In tegenstelling tot wat religie vaak beweert, mogen wij die geloven Hem bij Zijn naam noemen. De naam van de Gezalfde, Die ook door Joden eens als hun Messias zal worden (h)erkend.
“Eer Abraham was, Ben Ik.”
Eeuwig leven in Christus wordt alleen verkregen via de weg van geloof. Hij Zelf ging, als Eerste der eerstelingen, daarin voor. Zijn diepe persoonlijke geloof bracht Hem in de dood, maar Hij geloofde in de heerlijkheid die Hem daarna wachtte. Wie is wedergeboren, verrees met zijn Heer in het nieuwe, eeuwige leven. Dat is dus primair de vrucht van Zijn geloof. Evenals Hij zijn de verlosten geroepen tot leven uit geloof. Dat heeft consequenties voor hun praktische wandel. Een wandel in het volle vertrouwen op Christus en Zijn genade. In de zekerheid niet te zijn gerechtvaardigd door eigen werken, maar uitsluitend op grond van geloof. Het is de rijkdom van het al lang voor de komst van de Heiland beloofde Evangelie.
“De mens wordt gerechtvaardigd uit het geloof van Jezus Christus.”
Burgerschap, toekomst, erfenis en bediening van de christen liggen in de hemel. Uit dat onzienlijke kwam ook het Woord naar de zichtbare aarde, die nu door de satan wordt geregeerd en door God dood is verklaard. Maar veel aardse symboliek, door de Schepper in Zijn schepping gelegd, verwijst naar hemelse realiteit. Naar de oorsprong van alles, inclusief het leven. Die ligt niet in de mens zelf, zoals door satan aangewakkerde filosofie beweert. Want uit hemelse sferen komen ook dwaallichten, zich manifesterend in valse profeten. Vooral herkenbaar aan het vervangen van Gods Woord door afwijkende inzichten. Daarom ligt de strijd van de gelovige in hemelse, in plaats van aardse sferen. Maar dáár ook mag hij zich eeuwige schatten verzamelen.
“Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.”
In aanslagen en (godsdienst-) oorlogen tekenen zich de contouren af van het laatste wereldrijk. Daarvan zou Babel de hoofdstad zijn. Zoals in het verleden toen de verwarring daar rond de bekende toren – symbool van hoogmoed – toesloeg. Verscheidene grote wereldrijken volgden. Telkens was het streven gericht op eenheid van alle mensen, onder één bestuur en één religie: optimale machtsconcentratie. Onder de antichrist zou dat er van komen, naar oud Grieks model, waarvan de islam de bewaarder is. Maar voordat “het beest” uit Openbaring dat rijk sticht zou Christus Gemeente zijn opgenomen. Die hemelvaart van Zijn lichaam is geen groter wonder dan het nieuwe leven dat zondaren door geloof in Hem hebben ontvangen.
“Dat u niemand verleide op enigerlei wijze.”
De doop is een uitwendig teken van het feit dat de gelovige met Christus niet alleen is gestorven, maar ook is opgestaan. Hij is uit de door de duivel geregeerde wereld getreden en maakt deel uit van een geestelijk, hemels volk. Dat vergt een keuze. Door het sterven van de Heere Jezus is voor God heel de mensheid dood. Op die manier is voldaan aan de eis van Zijn wet en is voor eens en altijd de straf gedragen voor de zonde van de wereld. Maar daarna is de mens nog niet behouden! Daarvoor is wedergeboorte in het nieuwe leven van de opgestane Christus nodig. Aan geestelijk doven en blinden wordt die boodschap gepredikt: kiezen voor het eeuwige leven in Christus. In wie dat doet begint de Heer een werk dat Hij naar Zijn belofte ook zal volbrengen.
“Wij bidden u van Godswege: Laat u met God verzoenen.”
Het boek Handelingen heeft een sterk historisch karakter. Het beschrijft hoe Christus Gemeente begon en zich in de eerste decennia ontwikkelde. Maar de leerstellige verbanden van Gods plan, die licht werpen op het Oude Testament, vindt men vooral in de brieven. Handelingen laat zien hoe het Joodse volk, dat ook ná Zijn opstanding de Messias verwierp, als brenger van het Woord werd vervangen door de Gemeente. Dat Lichaam van Christus bestaat uit gelovigen uit alle (heidense) volken, waarbij ook Joden zich kunnen aansluiten. Niet door kerkelijk lidmaatschap behoort men tot die gemeenschap van eerstelingen. De Geest van Christus Zelf voegt toe aan het Lichaam, waarin Zijn eeuwige leven heerst.
“En de Heer deed toe tot de Gemeente.”
Hoewel in de wereld het Kerstfeest uitbundig wordt gevierd, veelal onder verwijzing naar de daaraan toegedichte boodschap van vrede, is in de Bijbel relatief weinig over de geboorte van de Heere Jezus te vinden. Gelovigen leven uit vrede met God door de verrezen Christus, Die niet meer het geboren kindje is, maar de gegeven Zoon. Als er eens ook op aarde vrede heerst, komt dat door de vrede die er dan zal zijn in de harten van de mensen die er op wonen. Wie is wedergeboren mag die vrede nu al kennen. De vrede die vrijheid is. Omdat hij is toegewijd aan de nog verborgen Vredevorst. Om Hem te dienen, met het zicht op wat nog gaat komen.
“Om onze voeten te richten op de weg des vredes.”
De begrippen mannelijk en vrouwelijk blijken in de Bijbel relatief. De Gemeente heeft als lichaam van Christus, waarvan Hij het Hoofd is, deel aan Zijn voor de wereld nog onzichtbare positie en daarmee aan de mannelijkheid van Zijn Zoonschap. Maar ten opzichte van Christus Zelf is dat lichaam het vrouwelijke, dat het onzichtbare tot uitdrukking brengt. Iedere gelovige is rechtstreeks met Hem verbonden en daardoor ook met zijn broeders en zusters. Die gemeenschap met Hem ligt voor het volk Israël nog in het verschiet. Het zal in de toekomst Zijn bruid zijn. Dat is een andere status dan die van de tegenwoordig met Hem tot één plant geworden gelovige, met wie Hij maaltijd houdt. Samen mogen zij zich mannelijk houden in geloof als het lichaam van de unieke Zoon en Koning en Bruidegom.
“Staat in het geloof, houdt u mannelijk.”
Veel christenen hebben er blijkbaar moeite mee te leven in de vrijheid van Christus genade. Zij gaan te rade bij uit ijdele aardse filosofie voortgekomen traditie, in plaats van Gods Woord. Het resultaat is een wirwar van rituele en andere uiterlijkheden, in plaats van verandering van en Brood voor het hart. Daardoor draagt veel zogenaamd christelijk denken de sporen van Griekse mythen. Traditie leidt niet tot nieuw leven, maar tot geestelijke gevangenschap en in ultieme vorm naar de duivel. “Uitzinnig”, noemt Paulus gelovigen die zich laten betoveren door traditie en een zwaar religieus juk op zich nemen, terwijl God alleen vertrouwen op Zijn Woord verwacht. Het Woord der Waarheid leidt gelovigen uit de slavernij. Het nieuwe eeuwige leven verdraagt zich niet met de op het vlees gelegde wet.
“Het Woord van Christus wone rijkelijk in u…”
Door het sterven van de Heere Jezus is ieders schuld vergeven, maar niemand behouden. Daarom is zijn opstanding cruciaal. Wie in Hem gelooft, deelt met Christus eeuwig leven in het Nieuwe Verbond. Door de doop getuigt de christen met een zichtbaar teken dat hij niet alleen met zijn Heer is gestorven, maar ook opgestaan. Zonder Christus verrijzenis waren prediking en geloof ijdel. De doop drukt wedergeboorte uit. Daarom past het ieder, die tot geloof komt, zich terstond te laten dopen. Door ingewikkelde liturgische opvattingen is de eenvoud van dat bijbelse patroon ondergesneeuwd. Wie éénmaal is gereinigd loopt op aarde nog wel “vuilen voeten” op, maar voor de afwassing daarvan zorgt de hemelse Hogepriester.
“Wat verhindert mij gedoopt te worden?”
Het vlees van de mens is zwak. Hoe meer hij zich onder de wet stelt, hoe sterker hij dat ervaart. Maar wie gelooft is voor wereld en wet gestorven en behoort door genade tot de nieuwe schepping. Naar het vlees is hij nog een breekbaar vat, maar in die zwakheid giet God dezelfde kracht uit, waarmee Christus werd opgewekt. De ultieme consequentie daarvan zal zijn dat hem, in navolging van zijn Heer, het aardse lichaam ontvalt en hij een nieuw ontvangt. In dat licht is het oude leven van de gelovige niet van essentieel belang. Hij verkreeg in Christus ook geen kracht om de oude schepping te verbeteren, maar om deel te hebben aan een nieuwe, en aan de hemelse positie van zijn Heer. Zoals eens Abraham, wiens onvruchtbare oude vrouw alsnog baarde, vertrouwt hij op het Leven, hoewel het sterfelijke voor ogen is.
“Zijn kracht wordt in zwakheid volbracht.”
Gods (verlossings)plan omvat meer dan de huidige wereld. Lang vóórdat Hij die maakte, bestond er een andere, waaraan Hij met water – niet te verwarren met de latere zondvloed ten tijde van Noach – een einde maakte. Residuen en krachten uit die oude wereld zijn nog in de tegenwoordige te bespeuren. Geesten van intelligente wezens uit die oerschepping manifesteren zich als demonen in nú levende mensen. Zij zijn er op uit de besturing van hun wil over te nemen. Door bij het Woord der Waarheid te blijven, voorkomen gelovigen slachtoffers van die boze geesten te worden. Zij mogen de zekerheid in zich dragen noch door demonen, noch gevallen engelen te kunnen worden gescheiden van de liefde van Christus. En eerstelingen te zijn van de komende, de nieuwe en definitieve schepping: het wonder van de derde dag.
“Het oude is voorbij gegaan, het is alles nieuw geworden.”
Hoewel door God boven alle volken verheven, woonde Israël vrijwel nooit in rust en vrijheid in en het beloofde land. Het was verlost, maar leefde daar niet naar. Het probeerde zich uiterlijk tevergeefs aan regels te houden. Maar God ziet het hart aan en wil dat Zijn Woord dáárin woont. Evenals onder het Oude kan men ook onder het Nieuwe Verbond zegen missen. Ook het leven uit genade moet gelééfd worden. Veel christenen openbaren daarvan weinig, doordat zij in de praktijk geen prioriteit geven aan wat boven is. Zij vertrouwen niet, in gehoorzaamheid aan Zijn Woord, volledig op de Heer en dienen Hem daardoor niet. Hun wandel is niet overeenkomstig hun roeping. Zij blijven halsstarrig werken van het vlees doen. Zo dreigen zij, hoewel wedergeboren, de erfenis van het zoonschap te missen.
“Kies dan heden wie gij zult dienen.”
De essentie van Gods werk is genereren van een nieuwe schepping door Zijn Woord. Zonder dat lichtend Woord is er geen leven. Omdat de wereld het niet heeft aanvaard, verkeert zij in duisternis. Door in geloof aannemen van de Heere Jezus Christus – hét Licht en dé Waarheid – worden mensen sinds Zijn opstanding wedergeboren tot een nieuwe schepping. Gelovigen uit het Oude Testament krijgen die status op de Jongste Dag. De uit een zondige aarde voortgekomen mens is dood voor God en een slaaf van diens tegenstander. Hij kan die situatie handhaven en de zonde blijven dienen óf één worden met Christus. Dat betekent nieuw leven in vrijheid, om Hém te dienen. Op weg naar de aanstelling tot zonen en het ontvangen van een nieuw lichaam. In dit oude zucht de gelovige nog. Zoals heel de oude schepping. Maar ook die zal vernieuwd worden.
“Ziet, alles is nieuw geworden.”
Zoals Israël het “diensthuis” Egypte verliet, zo heeft ook een christen het slavenwerk achter zich. De gelovige wordt getrokken uit de tegenwoordige boze wereld. Toch lijken velen aan de grens te blijven staan en terug te (willen) keren naar de slavernij van wet, religie, ethische en politieke systemen. Dat komt neer op zélf strijden ín de wereld, terwijl de Heer beloofde te zullen strijden voor het uitgaan van de Zijnen úit de wereld. Wedergeborenen mogen vertrouwen dat hun Heer hen leidt op Zijn weg, zoals Hij dat ooit met Israël deed, niet tot aan de zee (de grens), maar dwars door de zee. En verder. Staan in de vrijheid waarmee Christus ons vrijgemaakt heeft doen wij aan de andere kant van het water. Het leven van een christen is niet grensverleggend, maar grenspasserend.
“Zeg de kinderen Israëls dat zij voorttrekken.”
Geen groter wonder dan de wedergeboorte van een mens! Die heeft, in tegenstelling tot bijvoorbeeld lichamelijke genezing, eeuwige waarde en voltrekt zich verborgen. In de bijbelse geschiedenis deden zich geregeld Goddelijke wonderen voor, maar altijd als tekenen, die zicht gaven op de toekomst in Zijn plan. Dat geldt ook voor de wonderen die de Heere Jezus deed. Noch daardoor, noch door Zijn opstanding, kwam men massaal tot geloof. Niet zien en tóch geloven, vertrouwend op Zijn Woord, is dan ook wat Hij vraagt. Dat staat haaks op zichtbare “attracties” waarmee de satan de wereld – en liefst ook christenen – voor Zijn wederkomst zal verbazen. De tegenstander kan daarbij zelfs correct bijbelse taal spreken, in een poging ook gelovigen te misleiden. Weten en zich vasthouden aan wat de Schrift zegt, is daartegen het geëigende wapen.
“Verblijdt u niet dat geesten u zijn onderworpen, maar dat uw namen zijn geschreven in de hemelen.”
Hoewel hij het oude Jeruzalem niet kende, verwachtte Abraham het nieuwe al. Het begrip omvat dan ook veel meer dan een letterlijke stad, ongeveer naar analogie van het vernoemen van staten naar hun hoofdsteden. David bracht het aardse Jeruzalem in perspectief als het bestuurlijke centrum van de Messias, Die weldra Zijn rijk (ook) op aarde zal stichten en met de Gemeente de wereld oordelen. Op grond van hun geloof leven hemelburgers nu al in het “Jeruzalem dat boven is”. Zij zijn erfgenamen, die met Christus een hemelse positie delen. Vrijgemaakt van de slavernij der wet, waarvoor het aardse Jeruzalem nog als symbool staat. Christus rijk onder het Nieuwe Verbond is nu nog verborgen, straks wordt het vanuit de hemel openbaar.
“Gij zijt gekomen tot het hemelse Jeruzalem.”
De essentie van de hoop van de gelovige is zijn hemels burgerschap. Dat geniet hij niet pas na zijn sterven, maar sinds zijn wedergeboorte. Hij deelt met heel de Gemeente in de heerlijkheid die Christus na Zijn opstanding ten deel viel. Vooralsnog is die verborgen, maar in de toekomst wordt zij ook op aarde openbaar. De consequentie van het feit dat de Zoon en Diens dan eveneens tot zonen (aan)gestelde mede-erfgenamen – Hoofd en Lichaam – sámen zullen verschijnen, is dat de Gemeente eerst wordt opgenomen. Zij bestaat uit de eerstelingen van de oogst onder het nieuwe verbond. De oogst zelf, onder de volken, volgt pas als Israël tot geloof is gekomen.
“Verwachtende de zalige hoop… de verschijning der heerlijkheid.”
De oude mens kent Gods wijsheid niet. Horizontaal denken kan Hem niet behagen. Hij noemt het dwaasheid. Alleen in gelovigen wil de Heilige Geest het nieuwe, verticale denken ontwikkelen. Dat proces is gericht op de dienst onder het Nieuwe Verbond, waartoe zij zijn geroepen. Het vraagt van de christen dat hij de waarheid van de Schrift aanvaardt en aldus “luistert” naar wat Gods Geest heeft gesproken. Alleen het Woord van God, dat gelovigen ook met elkaar verbindt, kan verandering van denken teweeg brengen. Het is de bedoeling dat zij onder invloed daarvan ook hun tijdelijke lichamen beschikbaar stellen aan hun Heer. Zijn Geest wil daarin wonen. Het nieuwe denken kan niet door uit de oude schepping voortkomende technieken, cursussen, filosofieën en wijsheden worden verkregen of gestimuleerd.
“Wordt veranderd door de vernieuwing van uw denken.”
Per saldo valt er voor de mens niets te winnen op aarde, waar volgens Prediker alles ijdelheid is. Alleen wie uit God is geboren overwint. Daarin ging de Heere Jezus Christus in Zijn geloof, dat Hem als Mens kenmerkte, de gelovigen voor. Door lijden en dood heen bereikte Hij de heerlijkheid, die de Zijnen met Hem mogen delen. Zij zijn volgens de Bijbel mét de verrezen en tot Zoon gestelde Christus méér dan overwinnaars. Die status hoeven zij niet meer zelf te bevechten. De strijd is geleverd! Het enige “gevecht” van de gelovige is dat hij de Waarheid, Gods Woord, vasthoudt, en zijn uit genade verkregen positie inneemt, wetend dat een hemelse Hogepriester zorgt voor blijvende reiniging. De realiteit van de overwinning ligt in het lijdzaam en gehoorzaam volgen van de Goede Herder. Door alleen bij Zijn Woord te rade te gaan.
“Want al wat uit God geboren is, overwint de wereld.”
Bijbels christendom is niet gerelateerd aan enig religieus systeem. Geloof in de Heere Jezus Christus impliceert vrijheid, die voortkomt uit de onvergankelijke Waarheid, die volgens zgn. “grote denkers” niet bestaat. Nog in wereldse duisternis gehulde mensen schuwen de hardheid van Gods Woord, want die past niet onder het juk van hun regels en filosofieën. Daarmee keren zij zich af van het (nieuwe) leven. Ten diepste heeft de wereld een hekel aan wie door Christus zijn bevrijd. Tegelijk beseft de natuurlijke mens niet dat hij slaaf is. Maar ook binnen het christendom bestaat de sterke neiging gebukt te gaan onder wet, tradities en regels. Omdat vrijheid ook daar blijkbaar op tegenstand van de menselijke natuur stuit. Geloof is vertrouwen in de Auteur van het Woord. Alleen díe waarheid maakt vrij. Geenszins als reden voor losbandigheid, maar om onbelemmerd het nieuwe leven te kunnen leven.
“Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven.”
Altijd is de mens een dienstknecht. Van nature is hij een slaaf van zonde, wet en dood. Alleen door geloof komt hij in de vrijheid, maar die is bedoeld om God te dienen. Ook de Heere Jezus Christus, met Wie de gelovige is opgestaan, bleef trouw aan Zijn bediening. Hoe de gelovige met zijn verkregen vrijheid omgaat is zijn persoonlijke verantwoordelijkheid. Een verkeerd gebruik ervan ontneemt hem niet zijn behoud, maar wel zijn erfenis. Hij móét weliswaar niets, maar mág zich laten leiden in alle waarheid door de Heilige Geest. Het doel van een christen is te worden opgevoed tot bekwame erfgenaam. En te wandelen in “nieuwheid des levens”. Die wandel heeft consequenties voor het praktische leven. Het zal onder meer moeten inhouden dat de relatie met zijn Heer en de dienst aan Diens koninkrijk boven alle aardse bekommernissen staat, inclusief aardse banden zoals het huwelijk.
“Vrijgemaakt zijnde van de zonde, zijt gij gemaakt dienstknechten der gerechtigheid.”
Het meest positieve van de wet was dat die onder het Oude Verbond verwees naar wat Christus onder het Nieuwe zou doen. Dat geldt zeker ook voor het oudtestamentische ritueel rond de rode vaars (koe), waarvan de as moest worden vermengd met water, nadat zij buiten de legerplaats was geslacht. Door het gesprenkelde bloed van het dier, werd die locatie vervolgens met het heiligdom verbonden. Zoals gelovigen via “de verse en levende weg” van hun Heer in navolging van Hem uit de dode wereld zijn getrokken en een hemelse positie hebben gekregen. Zij zijn een nieuwe schepping en daardoor in wezen buitenstaanders in de maatschappij, waar alleen de oude mens nog tijdelijk een functie heeft. Voldoen aan de daar geldende normen voor de buitenkant heeft voor hun Heer geen waarde. In en door hun Hogepriester blijven zij gereinigd en mogen zij zich beschikbaar stellen voor wat Hij door hen doet.
“Zo heeft ook Christus buiten de legerplaats geleden.”
IJdelheid en lijden kenmerken de door satan geregeerde oude schepping, die wijsheid in zichzelf zoekt en daardoor blind blijft. Echte wijsheid wordt alleen ontdekt door wie naar de Waarheid luisteren en zich aan de systematiek van het wereldse denken onttrekken. In het leven van gelovigen staat de Heer als blijk van genade lijden toe om hen te louteren, te vormen en te onderwijzen. Zo worden zij bekwaam gemaakt voor hun toekomstige taak. Het is de vernedering die aan heerlijkheid vooraf gaat. Al die aspecten zijn te vinden in de geschiedenis van Job, een type van de gelovigen. Zijn religieuze vrienden zochten de oorzaak van het lijden in Jobs specifieke persoonlijke zonden, maar tegen die denkwijze ontstak Gods toorn (42:7). Job zelf bleef op Hem vertrouwen en zijn last (ver) dragen. Een nieuwtestamentische dimensie.
“En de Heere vermeerderde wat Job had gehad tot dubbel zoveel.”
Hoewel de Heer aan Jakob, een type van de Gemeente, allerlei zegeningen had beloofd, kwam hij telkens zelf in actie om die te verzilveren. Het duurde lang voordat hij zich bij Pniël aan Hem onderwierp en moest toegeven, dat zegen niet is gerelateerd aan eigen werken van de mens, maar aan vertrouwen op Gods Woord. Ook veel christenen proberen zelf te realiseren wat de Heer heeft gezegd te zullen doen. Omdat zij Zijn mededelingen over wat er staat te gebeuren, zoals “gij zult Mijn getuigen zijn”, niet als vrij nuchtere constateringen Zijnerzijds, maar als door hen zelf uit te voeren opdrachten beschouwen. Daarmee handelen zij ook in de lijn van Ezau, een beeld van het wettische Joodse volk. Naar analogie van diens jongere broer Jakob kreeg de Gemeente het eerstgeboorterecht. Ook al waren zij de tweede. De erfenis werd niet verkregen door eigen werken, maar is gewoon deel van Gods plan en Zijn genade.
“Ik laat U niet gaan, tenzij Gij mij zegent.”
Vertrouwen in wat God heeft beloofd is kenmerkend en essentieel voor (de wandel van) een Christen. Dat was ook zo bij de Heer Zelf, Die Zich door lijden heen richtte op beloofde heerlijkheid. Het grootste gevaar dat een gelovige kan bedreigen, is afwijken van wat de Bijbel zegt. Daartoe hoort ook het bedrijven van religie, inclusief het zich – ten onrechte veelal “christelijk” genaamde – stellen onder de wet. Alleen door het Woord der Waarheid wordt geloof opgebouwd, met een rein hart, een verschoond geweten als gevolg. Daaruit vloeit liefde voor andere leden voort. Alle daarmee niet strokende leringen zijn volgens de Schrift lege fabelen, hoeveel theologische waarde er ook aan wordt gehecht. In christelijke kring blijkt veel “menselijke” activiteit sterk gericht op uitbreiding van de eigen organisatie en/of materiële winst, en de boodschap gereduceerd tot een boodschap naar de natuurlijke mens. Christus Gemeente wordt evenwel niet door mensenhanden, maar door Hemzelf gebouwd.
“Sommigen zijn afgeweken en hebben zich gewend tot ijdelspreken.”
Niet voor de door God losgelaten wereld, waarover Zijn toorn is gekomen, maar exclusief voor de Gemeente zijn de brieven van de apostelen bestemd. In feite geldt dat voor het gehele Nieuwe Testament en hebben de door de Heere Jezus vertelde gelijkenissen hetzelfde karakter. Wat verborgen moest blijven voor de duistere wereld, inclusief Israël en religieuze leiders, werd geopenbaard aan de discipelen. Alleen wie de Waarheid zoekt ontvangt zicht op de geheimen van het in het Oude Testament beloofde Nieuwe Verbond. Ongelovige theologen zullen het hart van die verborgenheid niet leren kennen, omdat zij omgekeerd hún hart niet voor de volle boodschap van lijden, sterven én opstanding van Christus hebben geopend. De Opgestane, aan de Gemeente gegeven, en zij aan Hem, hun Hogepriester; die realiteit belichten alle apostelen. Onderscheid tussen de vroege brieven van Paulus (waarin de volle waarheid nog niet tot hem zou zijn doorgedrongen) en zijn latere berust op dwaalleer.
“Maar God heeft het ons geopenbaard door Zijn Geest.”
Anders dan onder de wet, dragen gelovigen onder het Nieuwe Verbond verantwoordelijkheid: zij moeten leren hun vrijheid te gebruiken om hun Heer te dienen, Die ook Zelf vrijwillig Knecht werd. Profetisch verwees naar Hem en de Zijnen het oudtestamentische voorschrift het oor te doorboren van een slaaf, die (na 6 jaar) vrij moest worden gelaten, maar zélf verkoos in dienst en het huis van zijn heer te blijven. Door het Woord van God aan te nemen, wordt een mens behouden, om zich daarna te melden bij de Hogepriester, Die Zichzelf met Zijn Lichaam – de Gemeente – offert. Hij zorgt voor heiliging van de gelovige, opdat die zich in vrijheid kan wijden aan de (priester-)dienst waartoe hij bekwaam is gemaakt. Wie bij het Lichaam hoort heeft geen enkel excuus om daarin – ziende op eigen vlees – niet te functioneren met aan het Woord onderworpen wandel. Zijn opdracht is de vrijheid te leren leven, om te groeien naar geestelijke volwassenheid. Opdat hij zijn erfenis niet (geheel of gedeeltelijk) misloopt.
“Gelijk Hij Die u geroepen heeft heilig is, wordt ook gijzelf heilig in al uw wandel.”
Als éénheid dragen man en vrouw samen het beeld Gods, maar zij zijn onderling niet identiek. De man is onderworpen aan Christus, zoals Hij aan de Vader. De vrouw – een beeld van de Gemeente – is dat aan haar man. Eva kwam voort uit Adam om als zijn hulp te functioneren, naar analogie van de Zoon, Die als Hogepriester de Gemeente dient en in overdrachtelijke zin nu de voeten van de gelovigen wast. De Heer vraagt van de vrouw, wier goede werken haar sieraad zouden zijn, dat zij haar man dient en zich in de Gemeente niet met de leiding bezighoudt. Dat neemt niet weg dat zij te gelegener tijd Gods Woord kan doorgeven. Van nature staat de vrouw voor het uitwendige, de “schepping”, het vat dat gevuld moet worden, en de man voor het innerlijke, het wezen. De huwelijksrelatie zou een afbeelding moeten zijn van die tussen Christus en Zijn Lichaam, dat Hij liefheeft.
“De man is het hoofd van zijn vrouw.”
Méér dan eeuwig leven is de gelovige beloofd. Hij mag ook delen in de erfenis van Christus. Dat gebeurt bij de aanstelling tot zonen, waarin het Hoofd van de Gemeente is voorgegaan. Terwijl eeuwig behoud door genade onvoorwaardelijk is en afhankelijk van geloof alleen, zal het erven gerelateerd zijn aan het praktische leven van de gelovige tijdens diens wandel op aarde. In die zin kan hij zijn (grote) “zaligheid” “bewerken”. Niet door werken van de wet, maar door zijn Heer te dienen met de in genade verkregen vrijheid. De zoonstelling na de opname heeft niet alleen betrekking op de Gemeente als geheel, maar – afhankelijk van diens “goede werken” der genade – ook op de individuele gelovige. In welke mate hij loon, in de vorm van erfdeel, ontvangt, wordt bepaald door de mate waarin hij nu tot priesterlijke dienst onder de Hogepriester bereid is, dan wel een vleselijke levensweg kiest.
“Gij zijt verzegeld met de Heilige Geest der belofte, Die onderpand is van onze erfenis.”
Wat tót Christus’ opstanding verborgen moest blijven, hoewel heel het Oude Testament er in bedekte termen naar verwees, mocht onder het Nieuwe Verbond openbaar worden. De blijde boodschap van Gods rechtvaardigheid. Zijn zaligmakende genade is verschenen. Wie door geloof daaraan deel krijgt, is verbonden met Christus en toegevoegd aan Zijn Gemeente. Met die status verdraagt leven onder de wet zich niet. Die kan allerminst “een blijde boodschap” worden genoemd. Niet aan, maar in de wereld wordt het Woord gepredikt, opdat enkelingen in de duisternis het Licht zullen zien. Voor wie buigen voor dat Woord van eeuwige vertroosting is het “kracht Gods tot zaligheid” waaraan Hij trouw blijft. Zij zullen delen in Christus’ heerlijkheid en zijn op weg naar Zijn rechterstoel, waar de gelovige zal worden beloond naar de mate waarin hij in de hem geschonken vrijheid zijn Heer heeft gediend.
“Ik schaam mij het Evangelie van Christus niet, want het is kracht Gods tot zaligheid.”
Zoals God natuurlijk leven in Adam blies, kwam in het sterfelijke lichaam van de Heere Jezus bij Diens opstanding eeuwig leven door de Heilige Geest, dat gelovigen met Hem delen. Het is de bedoeling dat zij hun aardse lichamen, de aarden vaten, beschikbaar stellen aan hun Heer. Zij mogen, evenals Hij dat in geloof (door zijn dood heen) deed, zicht hebben op heerlijkheid. De mate waarin die hen ten deel valt, is afhankelijk van hun wandel: de wijze waarop zij in alle door genade verkregen vrijheid Hem dienen. In dode lichamen wordt nieuw leven gebracht, zoals dat ook met de opgestane Eersteling gebeurde. Samen vormen de gelovigen het éne volk dat uit alle volken wordt geroepen, het Lichaam van de verrezen Christus, waarvan Hij het Hoofd is. Het telt vele leden, die allen door Hem Zelf worden geleid.
“Maar wij hebben die schat in aarden vaten.”
Zowel de eerste als de tweede Adam maakte deel uit van Gods plan, dat al dateert van voor de huidige schepping, die nog niet tot Zijn heerlijkheid existeert. God maakte de mens door Zijn adem tot een levende, maar tegelijk sterfelijke, ziel, bedoeld om de waarheid te zoeken. Zoals heel deze – door Hem weliswaar goed, maar niet uitmuntend – gemaakte schepping is die tijdelijk. De mens is volgens de Schrift een uit het stof geboetseerd aarden vat. Alleen de geest die daarin komt bestaat na het sterven voort in het dodenrijk. Dat geldt niet voor gelovigen die door Christus met Diens Geest zijn gevuld, hoewel zij aan de buitenkant nog Adams beeld dragen. Evenals dat met hun Heer gebeurde, zullen zij – zowel degenen die dan nog op aarde zijn, als de inmiddels overledenen – bij de opname van de Gemeente een verheerlijkt lichaam ontvangen.
“Alzo werd de mens tot een levende ziel.”
De drie langere toespraken van de Heere Jezus – twee Bergredes en die in de opperzaal (kort voor Zijn kruisiging) – verwijzen alle naar het komende Messiaanse rijk. Zij werpen licht op oude profetieën en op het daarin aangekondigde Nieuwe Verbond, waaronder de Gemeente een bijzondere, hemelse positie heeft. Christus’ koninkrijk is inmiddels wel aangebroken, maar nog niet openbaar. Sinds Adam is de mens evenwel altijd opgeroepen dat rijk binnen te gaan door zich te bekeren tot zijn Schepper. Zoals Jozef in het buitenland een troon besteeg, ontrekt ook die van Christus zich nu aan het oog van de wereld. Maar gelovigen, die individueel met hun Hoofd zijn verbonden, weten Hem al ‘met heerlijkheid gekroond’. Genaderd tot Zijn troon vormen al die ndividuen toch een collectief: de éénheid waarom de Heer heeft gebeden en die niet afhankelijk is van menselijk streven. Over diverse aspecten van de wandel van de gelovige gaan in principe ook de zaligsprekingen in de (eerste) Bergrede. Het komt aan op hun beschikbaarheid binnen het Lichaam.
“Zegen die u vervloeken, doet wel die u haten, bid voor wie u geweld aandoen en vervolgen.”
Tot de verandering van denken, waartoe een christen is geroepen, behoort dat hij zich richtend op Gods Woord en het nieuwe leven zijn zondige lichaam in dienst van de Heer stelt. Omdat het zondeprobleem door God is opgelost, is het voor de gelovige zinloos zich daarmee nog bezig te houden. In Christus ziet God hem als volmaakt. Dat de mens, zolang hij in het vlees is nog zondigt, verandert daaraan niets. Terwijl God, volgens Zijn Woord, de zonden niet meer gedenkt, menen veel christenen het recht te hebben dat wél te doen. Zowel bij zichzelf als bij elkaar. Daarmee belasten zij het geweten, terwijl het Woord dat juist reinigt. Met strijden tegen zonden en die voortdurend te belijden, besteedt de gelovige in feite teveel aandacht aan wat God negeert. De christen zou hetzelfde moeten doen. Het vlees en de werken daarvan, hoewel die er nog zijn, negeren en zich richten op het eeuwige leven.
“Houdt het daarvoor dat gij der zonde dood zijt, maar Gode levende in Christus Jezus.”
Het streven om uit het leven te halen wat er in zit en zoveel mogelijk te breiken, is te beschouwen als maaien, inhalen. In werkelijkheid valt er niets te maaien als niet eerst is gezaaid. Daarom zou een mens “goed doende niet vertragen.” En voor ons als gelovigen geldt in het bijzonder dat wij zouden zaaien. Echter niet ‘in het vlees’ maar ‘in de Geest.’ Om daarna te maaien ter gelegenheid van onze openbaring voor de rechterstoel van Christus. Vergankelijk zaad brengt een eeuwige oogst voort!
“Te Zijner tijd zullen wij maaien.”
De Bijbel roept in vele toonaarden en opzichten op tot gepassioneerde overgave. In navolging van de Heere Jezus wordt van de gelovigen gevraagd lijdzaam beschikbaar te zijn. Dat is niet passief afwachten, maar in lijdzaamheid gericht op delen in Christus’ heerlijkheid de loopbaan volbrengen. Min of meer zoals atleten, die lijden om te winnen. Gelovigen staan in de wereld op verlies, maar zijn straks de ultieme winnaars met hun Heer, Die hier Zelf ook werd gesmaad. Als opgestane Hogepriester is Hij nu gegeven aan de Gemeente. Om namens de Vader ‘een dienstwerk’ te doen aan de gelovigen, met wie Hij de Waarheid deelt. De vraag is in hoeverre zij zich daaraan overgeven. Overgave impliceert concentratie op Gods Woord en trouw van de gelovige, die door de Heer Zelf in Zijn dienst is gesteld. Om, Hem toegewijd, in de wereld te delen in Zijn smaad, maar in de toekomst in Zijn heerlijkheid. Geduldig. Wetend dat huidige verliezen royaal worden gecompenseerd. Méér dan dat!
“Bezit uw ziel in lijdzaamheid.”
Beiden zaten, evenals het volk Israel, vastgeroest in wet en vleselijk denken: Saul en Saulus. Maar de laatste heeft zich daarvan afgekeerd en werd Paulus, die zijn aardse status verachtte en grote moeite had met wie zeiden to geloven en zich toch aan wettische religie wilden houden. Saul, symbool van die vleselijke attitude, kwam in conflict met de al tot koning gezalfde, maar – naar analogie van Christus – nog niet zichtbaar regerende David, die vertrouwde op (via Samuel tot hem gekomen) beloften Gods. Verborgen met zijn 400 strijdbare volgelingen was hij een beeld van Christus en Diens Gemeente in deze tijd. Ten man naar Gods hart’, zoals in verheven betekenis de Zoon van David dat later zou zijn. Beiden kozen niet voor de zware, als juk to ervaren, wapenrusting als die van Saul, maar voor de weg van de vrijheid.
“Hetgeen mij gewin was, heb ik om Christus wil schade geacht.”
Geen voorschriften, maar voorbeelden zijn aan de gelovigen gegeven. Ook in het christendom is men veelal geneigd zich nog to spiegelen aan wereldse op het vlees gelegde normen en waarden. Wet op wet, regel op regel. Bedoeld om de zonde to bestrijden, maar de Schrift leert dat het tegendeel erdoor wordt bereikt. De norm van de christen is de op genade gebaseerde wet der vrijheid. Die is de gelovige niet opgelegd, maar bij hem ingeplant als het zaad tot zaligheid tot opbouw van de Gemeente. Binnen dat Lichaam zouden de leden zich moeten houden aan de maat van hun individuele gave en bediening. Buiten die matigheid treden brengt in feite het risico van ontrouw worden met zich mee. De christen heeft zich to spiegelen aan zijn Voorbeeld, Christus, Die de Schriften voor hem opent. Hij Zelf is dus de norm. Het doel van de gelovige is als een nieuwe schepping Hem beter te leren kennen en te jagen naar de voor hem weggelegde erfenis.
“Gelijk God een ieder de mate des geloofs toebedeeld heeft.”
Gelovigen zijn ‘in hope zalig.’ Hun hoop is primair gericht op de toekomst en daarmee op het erfdeel dat hen wacht. Uit geloof, hoop en liefde leven zij op weg naar het zoonschap en de daarbij behorende erfenis. Dat is althans de bedoeling. Het is hun hoge roeping eens als zonen te worden aangesteld. Als het zover is, gaat geloof over in aanschouwen en wordt hun zalige hoop vervuld. Maar ook dan zal Gods liefde blijven, zodat Paulus daarover zegt dat die ‘het meeste van deze’ drie is. Bij de wandel van de gelovige behoort dat hij het nieuwe leven ook van dag tot dag leeft. In overeenstemming met en waardig aan zijn koninklijke en priesterlijke roeping. Dat impliceert het praktiseren van de door God voorbereide ‘goede werken,’ de vrucht van de Heilige Geest. Adeldom verplicht. Wie met de roeping tot het zoonschap alleen theoretisch bezig is en zich in het dagelijkse leven niet of nauwelijks onderscheidt van de wereld, loopt de kans zijn eeuwig erfdeel te missen.
“Wandel waardig de roeping waarmee gij geroepen zijt.”
Zonder daaraan voorwaarden te verbinden, heeft God de mensheid vergeving geschonken. Juist dat ontbreken van een pakket eisen, waaraan eerst zou moeten zijn voldaan, is het kenmerk ervan. Ook het belijden van zonden is geen door hem gestelde voorwaarde. Voor christenen zou het ook geen probleem moeten zijn anderen royaal en onvoorwaardelijk te vergeven. Overigens betekent vergiffenis van Godswege niet automatisch ook eeuwig leven. Die twee liggen wel in het verlengde van elkaar, maar zijn niet hetzelfde. Om te worden behouden, moet een mens Christus persoonlijk aanvaarden als Verlosser en daarmee Gods levende Woord. Dat impliceert ook het zich dankbaar toe-eigenen van de ontvangen vergeving. Wie niet beseft wat hij zelf heeft gekregen, vergeeft ook anderen veelal niet. Dat wel te doen, hoort bij de roeping van de gelovige. Niet oordelen, maar levend uit de genade die ook doorgeven. Keer op keer.
“En hun zonden en ongerechtigheden zal Ik geenszins meer gedenken.”
Aan de verwoesting van Sodom en Gomorra, inclusief de geschiedenis van Lot en echtgenote, wordt in de Bijbel herhaaldelijk typologisch gerefereerd. Profetisch demonstreert zij veel van Gods plan met de wereld en de gelovigen, respectievelijk oude en nieuwe mens (Lot versus Abram) en het toekomstige oordeel. De oude mens voelt zich thuis in Sodom, de nieuwe trekt naar het eeuwige Kanaän. En wie aan religieuze (bijvoorbeeld Joodse) rituelen en traditie hecht, is als de achterom, maar niet naar het toekomstperspectief biedende heil kijkende vrouw van Lot. Daarmee is nog niet alles gezegd over de zoveel symboliek in zich dragende historie van de omgekeerde steden. Evenals Babel verwijzen zij ook naar het toekomstige wereldrijk, voordat Christus Zijn heerschappij op aarde, zoals in de hemel, zal opeisen. Slechts een gelovig overblijfsel van Israël ontkomt aan het oordeel. De huidige Joodse staat zal ten onder gaan. Het volk dat God had willen redden, heeft zich niet tot Hem gekeerd.
“Indien de Heere ons geen zaad had overgelaten, waren wij als Sodom geworden.”
De climax van het Evangelie is de verrijzenis en verheerlijking van de Heere Jezus Christus, als Eersteling van een nieuwe schepping. Bij Zijn opstanding werd de Geest over Hem uitgegoten. Iedereen die zich tot Hem keert, ontvangt diezelfde Geest. Dat was ook de boodschap van Petrus in zijn bekende Pinkstertoespraak te Jeruzalem. Hij drong er bij zijn toehoorders op aan zich om te draaien, naar het licht te keren en de roepstem te volgen van de Heer, Die zegt: ‘Kom tot Mij.’ Geloof richt zich op wat niet is gezien. Het is in navolging van Abraham op reis gaan naar het onbekende maar door God belóófde – land. Aan het kruis bracht de Heere Jezus de wereld met Zichzelf in de dood, door Zijn opstanding ging Hij het nieuwe leven binnen. Gelovigen delen dat met Hem. Als symbool van het feit dat zij dood waren, maar in Christus levend werden, laten zij zich dopen. Dat is niet meer dan een logische stap. Het teken en getuigenis dat zij in nieuw leven zijn verrezen met hun Heer.
“Die dan zijn woord gaarne aannamen, werden gedoopt.”
Generaties kwamen en gingen, zoals de op- en ondergang van de zon, in eindeloze herhaling. Toch is de mens nog steeds geneigd – als ware hij onsterfelijk – te streven naar een succesvol, doelgericht en zo volmaakt mogelijk aards bestaan. Een vrucht van aangeboren hoogmoed. Hij komt niet verder dan tragisch proberen en een laagje vernis, dat beschaving heet. Maar al sinds Genesis beloofde God iets nieuws. In de verrezen Christus geeft Hij nu eeuwig, onbeperkt, volmaakt leven aan ieder die gelooft. Dat is nog in Hem verborgen, maar wordt in de toekomst openbaar. Het is niet Zijn bedoeling dat de mens het oude leven verbetert of tracht te volmaken (wat trouwens niet zal lukken), maar dat hij het volmaakte nieuwe leven aanvaardt. Dat wordt dan de inhoud van het als een hol vat aan Hem beschikbaar gesteld lichaam. In Christus is de gelovige volmaakt. Dat kan hij nog niet laten zien, maar het is zijn roeping in overeenstemming met die status te wandelen. In die zin jaagt hij de volmaaktheid na, die hij heeft ontvangen.
“Wie de Zoon heeft, heeft het leven.”
Het zwaartepunt van de bediening van de Heere Jezus lag in Galilea; dat van het verzet tegen Hem in het religieus getinte politieke speelveld Judea, waar Hij ook ter dood werd gebracht. Zoals het kind Jezus vandaar moest vluchten, verdween daar ook het Licht. Naar het bijbelse principe dat het ‘buiten de legerplaats’ wordt gevonden. Gods koninkrijk brak zich (zij het nog verborgen) weliswaar baan, maar voornamelijk in Galilea, wat zowel geografisch als overdrachtelijk méér blijkt te zijn dan een landstreek van Israël. De prediking van het Evangelie bracht niet of nauwelijks vrucht voort bij de twee stammen van Juda (de Joden), maar vooral bij de tien. En daarmee in West-Europese en met name Angelsaksische landen. De zogenoemde intocht van de Heere Jezus in Jeruzalem was in feite een droevige gebeurtenis, die Hem tot tranen bracht. Daarmee stopte Zijn bediening, maar als de opgestane en verheerlijkte Christus zal Hij die dáár ook op aarde voortzetten. Ook dan komende van buiten de legerplaats, uit Petra in Edom, waar Hij een gevlucht ‘gelovig overblijfsel’ zal rekruteren.
“Het volk dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien.”
Echt geestelijk leven is niet wat op aarde valt te zien. Door de eeuwen heen is met wereldse wijsheid, filosofie of theologie de Waarheid van de Schrift steeds opnieuw bedekt. Men was er in de door Paulus vleselijk genoemde gemeente te Korinthe al mee bezig. Terwijl genade de essentie is van het door Petrus op de Pinksterdag als het ware voor geopend verklaarde Nieuwe Verbond, grijpen mensen en kerken telkens weer terug naar wet en regel. Naar maatschappelijk aanvaardbare normen en uiterlijkheden. Maar de wet was een bediening des doods. Aan gelovigen wordt méér geopenbaard, mits zij zich melden bij Christus’ troon der genade en zich voor Hem – de opgewekte en levende Heer – en Zijn dienst beschikbaar stellen. Paulus had niet het zichtbare resultaat in het hier en nu op het oog, maar de erfenis die de gelovige in de toekomst wacht. Kiezen voor uiterlijkheden, voor verpakking, gaat ten koste van de Waarheid.
“Want de dingen die men ziet zijn tijdelijk, maar die men niet ziet, zijn eeuwig.”
Door lijden en dood heen naar de opstanding in nieuw leven is de Heere Jezus de gelovigen voorgegaan. Daarmee wijdde Hij een ‘verse en levende weg’ in, onder een nieuw verbond Doordat Hij het Hem door de Vader voorgehouden traject wilde afleggen, bereikte Hij de Hem beloofde eeuwige heerlijkheid. Daarin delen Zijn volgelingen met Hem. Zoals Hij de aarde verliet om in de hemel tot Zoon te worden aangesteld, is ook zowel hun huidige positie als hun toekomst hemels. Wie in de Zoon gelooft, kreeg vrije toegang tot de genadetroon van de Hogepriester, Die hen rein houdt. De wereld heeft Hem afgewezen en verkeert in duisternis. Daarom houdt Christus Zich nog verborgen. Maar gelovigen zien Hem als de Verhoogde en zijn met Hem ‘buiten de legerplaats’ terecht gekomen. Kiezen voor Christus brengt iemand in het nieuwe verbond Het is de bedoeling dat de Zijnen Hem gehoorzamen, zoals Hijzelf gehoorzaam werd tot in de diepste vernedering. Christus volgen is een wandel in lijdzaamheid.
“Wentel uw weg op de Here en Hij zal het maken.”
Eén Schepper, Almachtige, Eeuwige is er maar. Kenmerkend voor Hem is dat Hij in tegenstelling tot afgoden van het begin af heeft gesproken. Nu nog doet Hij dat door Zijn Woord, de Bijbel. Hij wil niet dat daar ook maar iets aan wordt toegevoegd. Geen ‘tittel of jota.’ Ook dát heeft Hij Zelf in dat Woord duidelijk gemaakt. Daarmee zijn dus per definitie alle andere als heilige en van God afkomstig gepresenteerde geschriften, zoals de Koran en het boek van Mormon, in strijd. Alleen de Bijbel geeft helder zicht op de toekomst. Hoewel afgoden volgens de Schrift niets zijn, komt men door het nochtans proberen hen te volgen wel bij de duivel terecht. Omdat door mensen zelf gemaakte goden uitwerking van de leugen zijn. In feite houden filosofen en theologen die door hen zelf gecreëerde concepten aanhangen zich bezig met afgoderij. Christenen weten op grond van de Schrift dat er maar één God bestaat, Jehovah, van Wie de Heere Jezus Christus het Afschijnsel is.
“De Heere, onze God, is één.”
Dat zij vrij zijn van de wet wordt door sommige gelovigen nogal extreem geïnterpreteerd. Zij lijken zonder enig kompas te willen leven, wat tot nutteloosheid leidt. De verlossing is geen doel op zichzelf, maar een middel om in vrijheid de Heer te kunnen dienen en gericht te zijn op de erfenis. Juist voor wie vrij is heeft Hij een taak. Het is de verantwoordelijkheid van de gelovige daarvoor lijdzaam beschikbaar te zijn, overeenkomstig zijn roeping en in de daarbij passende waardigheid te wandelen. Met andere woorden: het nieuwe leven te leven. Daarvan zal hij voor de rechterstoel van Christus ooitrekenschap moeten afleggen. Als een kompas voor het leven in dienstbaarheid is hem Gods Woord gegeven. Functioneren onder de wet der vrijheid is in zekere zin ook een juk, maar de Heere Jezus zei dat het zacht zou zijn. Hij Zelf was optimaal dienstbaar en is dat als de verrezen Hogepriester nu nog steeds. Zijn priesterlijke volk – en iedere individuele gelovige – zou Hem daarin behoren te volgen. Als bevrijde slaaf, die vrijwillig aan Hem horig werd.
“Indien wij door de Geest leven, zo laten wij ook door de Geest wandelen.”
Zowel in Oude als Nieuwe Testament vindt men een uitverkoren volk. Wie Mozes volgden naar het beloofde land vormden het ‘Israël Gods’, maar van de opdracht Zijn Woord te verkondigen kwam niets terecht. Het eerstgeboorterecht ging naar een ander volk: de door geloof in Christus uitverkoren Gemeente, verordineerd tot zoonschap. Een koninklijk en priesterlijk geslacht, zoals Israël had moeten zijn, Gods Woord verkondigend. Van Israël werd gehoorzaamheid aan – dus geloof in – dat Woord verwacht. Het voldeed daar niet aan. De voorwaarde geldt nu evenzeer voor de Gemeente. Wie daartoe behoren zijn weliswaar vrij gemaakt, maar in Gods huis vast gemetseld aan hun Hoofd en elkaar. Bevrijd van slavernij van de wereld om slaaf van Christus te zijn. Resulterend in een wandel die overeenstemt met hun hoge roeping en hemelse positie. De geschiedenis leert dat telkens als de Waarheid van het Woord werd ontdekt, daarover theologische en tot institutionele manipulatie leidende sluiers kwamen. In de toekomst zal (een gelovig overblijfsel van) Israël, bestaande uit alle twaalf stammen, alsnog het Woord op aarde verbreiden in een door dat volk gedomineerd wereldrijk.
“De zaligheid Gods is de heidenen gezonden en die zullen horen.”
Nog vóór het Woord van God, in de vorm van de Mozaïsche wet, werd afgeleverd op de stenen tafelen, werd dat vervangen door een ‘eigenwillige godsdienst’, voorgesteld door een gouden kalf. Onder de naam van Jehovah! Dit gouden kalf, dat ook later in de geschiedenis van Israel figureert, is primair een uitbeelding van het in Babel ontwikkelde Judaïsme. Secundair duidt het op alle religie die in de praktijk het geopenbaarde Woord van God vervangt. Ook in het christendom. Omgekeerd duidt dit gouden kalf ook op de uiteindelijke vervanging van het Oude Verbond – der wet – door het Nieuwe Verbond der Genade, waarbij Aäron een type is van de nieuwtestamentische Hogepriester naar de ordening van Melchizedek.
“Gij hebt Gods gebod krachteloos gemaakt door uw inzetting.”
Toen God voorzag in een offerdier ter vervanging van Izak, verwees dat naar dood en opstanding van de Heere Jezus Christus en Zijn Gemeente. Abraham geloofde dat de Heere zou voorzien en zei dat letterlijk: ‘Jehovah yireh’. Uit woordstudie van die term, afgeleid van het Hebreeuwse ‘ra-ah’, blijkt dat diverse begrippen erin samenvallen. Zoals: zien, laten zien, kijken naar, beschermen, bewaken en verschijnen. Alle hebben met licht te maken. Overdrachtelijk met het Licht waarop de gelovige zich zou richten. Izak Abrahams énige zoon genoemd, hoewel Ismaël eerder werd geboren verkréég bij het offer leven, in plaats van het te verliezen. Een verwijzing naar dood en opstanding van de Heere Jezus, Die daarin de Zijnen voorging. Daarbij refereert het altaar niet aan dood (zoals het kruis, c.q. de slachtbank), maar aan leven. Nieuw leven van de Hogepriester, tot Wiens genadetroon gelovigen zouden naderen. Overeenkomstig zijn getuigenis ‘De Heere zal voorzien’ noemde Abraham de offerplaats Moria, waar Salomo de tempel zou bouwen.
“De Heer zal Zichzelf een lam ten brandoffer voorzien.”
Twee wegen kon de mens altijd volgen: naar Babel en naar Jeruzalem. Zij zijn niet alleen steden, maar staan typologisch ook voor tegenovergestelde geestelijke domeinen. Babel, waar eens een toren werd gebouwd, symboliseert alles wat de mens centraal stelt. Het is het rijk van ideologieën, spiritualiteit, religies, beschaving, culturen en alles wat de mens zelf aan torens bouwt om als schepsel boven de Schepper uit te torenen. Het rijk van de antichrist ook. Jeruzalem is de stad waar de Messias zal terugkeren. Hoewel die eerst zal worden verwoest en daar de ‘Dag des Heeren’- ook Grote Verdrukking genaamd – zal beginnen, vestigt de Heer er daarna de herstelde troon van David. Voor gelovigen verwijst die aardse stad tegelijk naar het hemelse Jeruzalem, het nu nog ongeziene koninkrijk van de Heere Jezus Christus. Babylon, de wereld in duisternis, werd en wordt geregeerd door de duivel. De oproep tot de daar nog vertoevende mens is dat rijk te verlaten en te kiezen voor het nieuwe leven en de vrijheid.
“Gaat uit van Babel.”
Wedergeboorte is het begin van en criterium voor wat bijbels gezien als het – door de natuurlijke mens onbegrepen – normale christelijke leven geldt. Daarbij hoort niet het met uiterlijke stichtelijkheid voldoen aan wet en regel. Het nieuwe door de Geest van Christus bewerkte leven impliceert vrijheid. Toch is het niet de bedoeling dat het als het ware normloos wordt beleefd. Wie uit de duisternis naar het licht is overgegaan, blééf in feite een dienstknecht, maar kreeg een andere Heer: de opgestane Christus. Die geeft gelovigen graag iets te doen, als zij zich daarvoor beschikbaar stellen. In een soort leerlingstelsel, op het traject naar de erfenis die hen wacht. Het voor een christen normale eeuwige leven groeit naar volwassenheid. De mate waarin dat gebeurt, is afhankelijk van voeding door Gods Woord en gepassioneerde overgave bij het dragen van het lichte juk dat de Heer de Zijnen geeft.
“Tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het koninkrijk Gods niet zien.”
Toen Paulus het oude Athene bezocht, was die stad een centrum van wetenschap, die voornamelijk neerkwam op filosofie. Daarin manifesteerden zich uiteenlopende stromingen. Gelijktijdig was de stad ook vol spiritualiteit. Die grijpt ook nu in vele vormen om zich heen, waarmee weer duidelijk wordt dat er niets nieuws is onder de zon. Temidden van vele afgoden, predikte Paulus het Evangelie van Christus op de Areópagus. Dat stuitte op verzet van de Griekse filosofen, want de wijsheid van de wereld is dwaasheid voor de levende God, de Schepper, Die niet in stenen tempels woont. Hij heeft Zich een Man uitverkoren, Die Zijn wezen toont. De verrezen Eersteling van een nieuwe schepping, Die in de toekomst de wereld rechtvaardig zal oordelen. Nu nog nodigt hij alle mensen uit tot bekering en het aanvaarden van Zijn Woord der Waarheid. Daarvoor is filosofie niet nodig.
“God verkondigt nu alle mensen dat zij zich bekeren.”
Niet Kerst, maar Pasen is het èchte Christusfeest. De geboorte van de Heere Jezus uit de maagd Maria, verwees in samenhang met alle gebeurtenissen daaromheen naar Zijn opstanding als de Zoon Gods, waarmee het Nieuwe Verbond werd geïntroduceerd. In het begin van de kerkgeschiedenis stond Pasen centraal, maar langzamerhand werd de viering van dat heilsfeit min of meer verdrongen door die van de geboorte van de baby Jezus van Nazareth, hoewel die gebeurtenis op zichzelf in de Bijbel vrij beperkt aandacht krijgt. De Zoon van Adam werd als mens geboren onder het Oude Verbond en daarmee onder de wet. Naar oudtestamentische profetie uit een maagd die zwanger zou worden. Maar ook daarvan lag de eindvervulling nog in het verschiet: de geboorte van de Christus, die het eerstgeboorterecht verkreeg, en Zijn Gemeente. Naar analogie van de geschiedenis van Maria en Jozef is dat volk geboren zonder dat er gemeenschap was. Een volk van koningen en priesters onder leiding van dè Koning en Hoge priester.”
“Zie de maagd zal zwanger worden en zij zal een Zoon baren.”
Ervan afgezien dat de data van Kerstfeest vrijwel zeker niet in de buurt liggen van die van Christus’ geboorte, is er niets tegen het te vieren. Tragisch is alleen dat men het in de praktijk blijkbaar zo ongeveer het belangrijkste christelijke feest lijkt te vinden, ook gevierd door volstrekt ongelovigen. De geboorte van de Here Jezus was het begin van Zijn weg op aarde, die aan het kruis eindigde. Maar het échte Christusfeest, dat voor gelovigen het hoogtepunt zou moeten zijn, is Zijn opstanding. Pasen. De belangstelling daarvoor is aanzienlijk minder dan voor Kerst. Men blijft even stilstaan bij het nog in de armen te nemen, beheersbare, te manipuleren kind in de kribbe en de naar eigen inzichten in te richten stal, maar wendt zich af van de verrezen Koning en Hogepriester van wie in Hem geloven. Men wil een portable kind en een daarbij aangepaste godsdienst. Religieuze traditie in plaats van overgave aan het Hoofd van de Gemeente, Die als Eersteling van de eerstelingen van een nieuwe schepping opstond in nieuw leven.”
“De heerschappij is op Zijn schouders.”
God is geen reparateur, maar Schepper van iets nieuws. Hij repareert niet, maar vervangt. Voor het Oude Verbond kwam bij de opstanding van Christus het nieuwe in de plaats, voor de wet genade en de oude schepping wordt vervangen door een nieuwe, waartoe gelovigen nu al als ‘eerstelingen’ behoren. Heel de Bijbel verwijst in feite naar het komende Messiaanse rijk, de nieuwe hemel en dito aarde. Het kenmerk van Gods werk is dat Hij het oude wegneemt om er iets nieuws voor in de plaats te stellen. Veel christenen missen helaas het zicht op het Nieuwe Verbond en doen in de praktijk alsof dat niet meer dan een voortzetting van het oude is. Maar de Bijbel maakt duidelijk onderscheid tussen oud en nieuw. De Heere Jezus begon daar al mee toen hij in gelijkenissen sprak over bijvoorbeeld nieuwe wijn die niet verdraagt met oude zakken en een nieuwe lap die niet op een oud kleed moet worden bevestigd. Wie gelooft, doet er goed aan te beseffen dat hij al leeft in het Koninkrijk van Christus, dat nog niet is geopenbaard.”
“Het oude is voorbijgegaan, ziet, het nieuwe is gekomen.”
De meest voor de hand liggende, bijbels gefundeerde en in het verleden alom in elk geval in evangelische kring aanvaarde scheppingsleer wordt nu bewust genegeerd. De Bijbel zegt dat God ‘in den beginne’ hemel en aarde schiep, niet hoe lang dat geleden is. Wel dat de aarde door het oordeel van de Schepper werd verwoest, waarna Hij in zes dagen de huidige aarde, c.q. het uitspansel maakte, met Adam als eerste mens. Die gang van zaken, ook aangeduid als restitutieleer, past niet in wereldse wijsheid. En hedendaagse christenen, onder wie boegbeelden van evangelische stromingen en organisaties, trachten openlijk Gods Woord aan te passen bij die ‘valselijk genaamde wetenschap’, zoals de Bijbel haar noemt. Dat impliceert niet alleen het aanhangen van de volstrekt onbewezen evolutiereligie, maar ook dat de Waarheid onder curatele van de leugen wordt gesteld. Gods in Zijn Woord geopenbaarde verlossingsplan, waarin de tweede Adam als Eersteling van een nieuwe schepping centraal staat, belandt er door op losse schroeven. De slang uit Genesis, die in overdrachtelijke zin noaltijd spreekt, moet er genoegen aan beleven.”
“Willens en wetens is hun onbekend dat door Gods Woord de hemelen van overlang geweest zijn.”
Hoewel oppervlakkig gezien een romantisch liefdesverhaal, staat het bijbelboek Ruth bol van naar Christus en Diens relatie tot respectievelijk Israël en Zijn Gemeente verwijzende typologie. Er zijn ook directe lijnen naar nieuwtestamentische gebeurtenissen en principes in te vinden. Zoals het beeld van de Grote Onbekende – in dit boek ook Ploni Amoni, c.q. ‘zulk één’ genaamd – dat in de Evangeliën is te ontdekken als de onbenoemde die de ezel beschikbaar stelt voor de zogenaamde ‘intocht in Jeruzalem’ van de Heere Jezus. De ezel is een beeld van de Gemeente, primair voortgekomen uit de tien stammen van Israël, die in Orpa de ándere schoondochter van Naomi zijn te herkennen. Ruth is evident het symbool van de twee stammen, Naomi van geheel Israël. Dat Boaz de losser kon worden van Ruth, kwam doordat Ploni Amoni, de eerste rechthebbende, er niet meer toe in staat was. Hij had kennelijk al de erfenis van iemand anders veilig gesteld. Zoals Christus, in deze tijd dat – zwijgend en ongezien door de wereld – voor de Gemeente deed. Die is nu het vruchtdragende volk, levend onder de door de Joden nog niet aanvaarde genade.
“Geloof zij de Heere, die niet heeft nagelaten u een losser te geven.”
Gods koninkrijk is van hemelse oorsprong en nu nog op aarde niet zichtbaar. Maar in de toekomst wordt het ook dáár openbaar, want het omvat hemel(en) en aarde. De heerschappij daarover is al gegeven aan de Heere Jezus Christus, maar ook dat wordt pas openbaar als Hij met Zijn Gemeente – die zal delen in Zijn erfenis – verschijnt. Daarheen op weg is Zijn met priesterschap naar de ordening van Melchizedek en (nu nog niet zichtbaar) koningschap beklede Lichaam. Dat heeft een hemelse positie. Wie behoren tot de Gemeente zijn genaderd tot Christus’ troon der genade, het heiligdom, waarnaar onder het Oude Verbond het heilige der heiligen in de tabernakel verwees. Het is het domein van de eeuwige Hogepriester. Op Zijn tijd zal ook Israël tot geloof komen in de eerder door Juda, vertegenwoordigd door het Sanhedrin, afgewezen Messias. Alle stammen van dat volk worden dan bij Hem gebracht.
“Uw wil geschiede, gelijk in den hemel, alzo ook op de aarde.”
De boodschap van het in het Oude Testament al aangekondigde Nieuwe Verbond is door de apostelen naar de volken gebracht. Dat Evangelie van de opgestane Christus maakt gelovigen zalig, maar omvat tegelijk veel méér. Bijvoorbeeld dat ooit de Geest zal zijn uitgestort op alle vlees, wat de profeet Joël voorzegde en op de Pinksterdag begon, zoals Petrus toen constateerde. Zowel Joden als heidenen die de naam des Heeren aanroepen worden nu behouden. Maar dat geldt straks ook voor de Joden in verdrukking, al horen die niet meer bij de Gemeente. Onder het Nieuwe Verbond zal ook de troon van David worden hersteld, waarop Christus zal heersen over geheel Israël. Weliswaar ging de boodschap van het heil via de tien stammen de wereld in, maar ook de twee (Juda) blijven onderdeel van Gods eeuwige plan. In die Waarheid, verankerd in Gods Woord en meer inhoudende dan alleen voorziening in de individuele noden van de gelovige, wil de Heer door Zijn Geest de Zijnen leiden.
“Voor u is de belofte en voor allen die verre zijn.”
Klassieke erfrechtelijke instituten als eerstgeboorterecht en koningschap hebben in onze moderne samenleving weliswaar hun betekenis verloren, maar op de heilsgeschiedenis zetten zij hun stempel. In de Bijbel werden deze bijeenhorende functies sinds Jakob uitdrukkelijk van elkaar gescheiden en vererfd via twee verschillende stammen van Israël, en daarmee ook via ‘de twee huizen van Israël’. Dat de profeten letterlijk verkondigden de continuering van beide instituten door alle tijden en generaties totdat de Zoon des Mensen zal zitten op de troon Zijner heerlijkheid. is helaas veelal onbekend.
“Juda werd machtig onder zijn broederen…maar de eerstgeboorte was van Jozef.”
Tijdens ‘de verheerlijking op de berg’ zagen de apostelen Petrus, Jacobus en Johannes de Heer in een verheerlijkte gedaante spreken met Mozes en Elia. Dat was een verwijzing naar latere realiteit: de majesteit van de opgestane en tot Zoon gestelde Christus als Hogepriester en Koning, Zijn huidige positie. Ooit zal Hij opnieuw in heerlijkheid op een berg (de Olijfberg) verschijnen. Zowel Petrus als Johannes schreven later Zijn heerlijkheid te hebben gezien. Dat moet bij Zijn ontmoeting met Mozes en Elia – vertegenwoordigers van respectievelijk wet en profeten – zijn geweest. De drie discipelen die daar bij waren, beeldden de minderheid uit van gelovigen die Zijn heerlijkheid blijven zien, midden in een wereld vol strijd. Gelovigen mogen met Hem, hun Voorspraak, op de berg verblijven. In feite kreeg, naar analogie van Mozes en Elia in het Oude Testament, ook Paulus op de berg Sinaï zicht op gemeentelijke waarheid. Om de betekenis van dergelijke gebeurtenissen te kunnen duiden, is het nodig – zoals altijd voor bijbelstudie – Schrift met Schrift te vergelijken.
“Maar wij zien Christus met eer en heerlijkheid gekroond.”
Heilige Geest, Geest Gods, Geest van Christus, Geest der Waarheid, Geest der zoonstelling. Hoe ook in de Bijbel genoemd: er is maar een Geest waarin gelovigen tot een Lichaam zijn gedoopt en Die in hen het verborgen werk van God doet. Behalve diverse namen, zijn er ook tal van aspecten die de activiteit van de Heilige Geest kenmerken. De Bijbel zegt onder meer dat Hij overtuigt van zonde, de harten doorzoekt, gelovigen vervult, troost, doopt, heilig maakt, leidt in alle Waarheid, voor hen bidt, leven en vruchten voortbrengt. Maar het belangrijkste is dat Hij spreekt. Dat is op de een of andere manier ook gerelateerd aan al die andere kenmerken van wat Hij doet. De Geest is dan ook de inspirator van het Woord, dat Hij gelovigen wil doen verstaan. Dat is Zijn beloofde leiden in alle Waarheid, waarvan hij degenen die voor dat Woord buigen op hun beurt ook doet spreken, c.q. getuigen. Hij is het ook die hen naar het zoonschap, de erfenis leidt. Dat toe to laten, ook in praktische levenswandel Hem alle ruimte to geven, is de verantwoordelijkheid van iedere gelovige individueel.
“Doch deze dingen alle werkt één en dezelfde Geest.”
Hoewel het woord er niet letterlijk in voorkomt, laat de Bijbel wel degelijk het bestaan van het begrip ‘ambten’ zien in de vorm van aan de Gemeente gegeven en door onder anderen herders en leraars uitgevoerde bedieningen. Zij leiden de gelovigen, zoals een herder de schapen, naar het voedsel, maar voeren geen heerschappij over hen. Zij hebben een dienende taak, zijn niet door mensen maar door de Heilige Geest aangesteld en dragen aan hen overgedragen verantwoordelijkheid. Primair tegenover hun Heer, de Opperherder. Paulus besefte ooit aan Hem rekenschap te moeten afleggen. Dat geldt voor iedere dienaar die onder de gelovigen arbeidt, maar ook voor ieder individueel lid van de Gemeente. Het is hun taak te voorzien in het onderwijs over wat onder het Oude Verbond nog verborgen was. Trouw aan het Woord, de bediening en daarmee aan de Heer is een van hun kenmerken. Maar dat behoort voor iedere gelovige, binnen het vermogen dat hem is geschonken, zo te zijn.
“Doet alle dingen als voor de Heere.”
De door ‘de vader van de leugen’ geleide wereld meent dat dé Waarheid niet bestaat, maar dat iedereen er een eigen waarheid op na kan houden. Daarmee wordt Gods licht voortbrengende spreken ontkend. Een theologische variant van die denkwijze is dat Hij iets anders bedoelde dan Hij zei. Het Evangelie van de opgestane Christus nodigt tot geloof in Hem – wat neerkomt op liefde voor de Waarheid – en eeuwig leven. De essentie van de door de wereld gepropageerde leugen is dat het schepsel hoger dan de Schepper wordt geacht. Hoewel God zich nu nog verbergt, wordt Zijn toorn al openbaar in de realiteit dat Hij wijsheid heeft weggenomen. Terwijl de wereld meent in de loop der eeuwen alleen maar wijzer te zijn geworden, wandelt zij in dwaasheid. Maar wie de Waarheid in Christus zoekt zal die vinden. De bedoeling is die vervolgens te blijven bestuderen, door Schrift met Schrift te vergelijken. Een ook de Gemeente binnendringend gevaar is, dat men met de Waarheid gaat marchanderen. Het is de snelste manier om er delen van kwijt te raken.
“De Waarheid zal u vrijmaken.”
Als men in christelijke kring over de wederkomst van Christus spreekt, ontbreekt het veelal aan enige uitleg over (en inzicht in!) wat die allemaal inhoudt. Zijn zichtbare terugkeer naar de aarde – en de openbaring van Zijn koninkrijk daar – omvat een reeks van gebeurtenissen. Zij beginnen met de opname van de Gemeente, bestaande uit zowel de dan nog levende als de al ontslapen leden ervan. Als zij in de hemel met hun Hoofd zijn verenigd – en satan eruit is geworpen – begint de door Daniël geprofeteerde zeventigste jaarweek. De 69ste eindigde bij de zogenaamde ‘intocht in Jeruzalem’, toen de Heer overigens niet verder kwam dan de Olijfberg. Daar zal Hij aan het einde van die laatste der zeventig jaarweken ook weer verschijnen, samen met de Gemeente. Op aarde heerst gedurende die eerste helft van die zeven jaren een verraderlijke vrede, dankzij een door de satan zelf gestuurde heerser. In de tweede helft begint de grote verdrukking in Israël [Jeruzalem], die zich in de decennia daarna over de gehele aarde zal uitbreiden, voordat het duizendjarige echte vrederijk begint, waarin satan gebonden zal zijn.
“Ik ben de Alpha en de Omega, het Begin en het Einde, zegt de Heere, Die is, was en komen zal.”
Buiten de poorten van Jeruzalem heeft de Heere Jezus geleden, kwam hij tot nieuw leven en zal hij (op de Olijfberg) ook met de Gemeente terug komen. Symboliek die de essentie van het Evangelie ondersteunt, de oproep: ‘Kom er uit.’ Altijd riep God gelovigen uit te gaan en de stad van de zelfgemaakte god – zoals het gouden kalf – aanbiddende meerderheid te ontvluchten. Daar heerst wel religie, stapelt men regel op regel, maar niet de vrijheid waartoe de Heere ons roept. De verheerlijkte Christus, door Wie de Schepper Zich laat kennen, bevindt Zich buiten de legerplaats. Dáár, in de woestijn, roept Hij als haar Hogepriester Zijn Gemeente samen. In de stad, de oude wereld, heerst de duisternis van de onwetendheid en poogt men tevergeefs de schade te beperken door eigen inspanningen. Zoals in het Jeruzalem, dat zijn profeten doodde. Maar wie wil, wordt uitgeleid naar het licht van Gods Woord.
“Al wie de Heere zocht, ging uit tot de tent der samenkomst, die buiten het leger was.”
Dat Jozef van Arimathea en Jezus – en ook enige apostelen – Brittannië hebben bezocht is niet zomaar een overlevering. In werkelijkheid zijn er tientallen locaties in hoofdzakelijk Somerset en Cornwall, die deze traditie claimen. Soms met een gedetailleerd verslag van de gebeurtenissen. Luister naar de toelichtingen van Ab Klein Haneveld tijdens de NBC groepsreis langs de vele plaatsen waar de geschiedenis haar sporen heeft nagelaten.
“Ik zal U geven aan Brit Am.“
De apostel Petrus heette oorspronkelijk Simon of Simeon: ‘de horende’ of ‘de gehoorzamende’. Hij was in de Bijbel lang niet de enige met die naam. Kenmerkend voor de vele Simeons is, dat zij voorop gingen, eersten waren. Simon Petrus, bijvoorbeeld, was de eerste discipel van de Heere Jezus en beleed ook als eerste dat Hij de Messias was. En een Simeon was de eerste die het kind Jezus omarmde en als eerste uitriep dat Hij ‘een licht voor de heidenen’ zou zijn. Het was een Simon die als eerste het kruis van Christus op zich nam. En via een Simon – de tovenaar – werd voor het eerst de combinatie van occultisme en christendom bestraft. En Simon de Zeloot, om er nog één te noemen, predikte het Evangelie in Brittannië, waar Jozef van Arimathéa intensieve contacten had in de koninklijke familie, die door zijn bediening goeddeels tot geloof kwam. Een koningshuis uit de Keltische [Britse] stam der Simones! Was het ook niet Simeon die als eerste van Israels stamvaders leefde uit de zegeningen van Jozef?
“Zalig zijt gij, Simon Bar-Jona, want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader.”
Bepalend voor de bediening van Paulus was dat hij afstand nam van het Judaïsme, zijn voormalige Joodse religie, hoewel hij een Griekse culturele achtergrond had en Romeins staatsburger was. Hoewel hooggeleerd naar zowel Griekse als Joodse begrippen, constateerde hij onwetend (geestelijk blind) te zijn geweest, totdat Christus Zelf hem inwijdde in de gemeentelijke waarheid onder het Nieuwe Verbond. Veel daarvan is overigens onder het Oude Verbond al geprofeteerd, blijkt uit Paulus’ brieven, die vooral handelen over de periode tussen de eerste en tweede komst van de Heer. Zijn oorspronkelijke naam Saulus (vragend) deelde hij met de eerste koning van Israël (Saul), een type van de eisende wet. Weliswaar was Saulus van zijn geboorte af apart gezet voor de dienst aan God, wat hem kennelijk tot diepgaande studie van de Schriften bracht, maar hij kreeg het benodigde licht daarop pas nadat hij Christus had leren kennen. Toen moest hij als het ware zijn theologische huiswerk overdoen. Zo werd Paulus een metafoor van de Gemeente, die nu verantwoordelijk is voor de prediking van het Evangelie, zoals oorspronkelijk Israël. Een Evangelie dat niet Joods is.
“Ik acht alle dingen schade te zijn om de uitnemendheid der kennis van Christus.”
Evenals Gods koninkrijk is ook dat van de antichrist nog niet openbaar. Omdat ‘anti’ letterlijk ‘in plaats van’ betekent, regeert daar de tegenstander van de Heer als het ware in Zijn plaats, zoals hij dat verborgen nu al doet. De antichrist presenteert zich als geestelijke leider, maar heeft een aanvankelijk (valse) vrede veroorzakende, menslievend lijkende politieke evenknie. Van alle – in Daniël beschreven – rijken die er al waren, zal het Griekse worden hersteld. Alle in de Bijbel genoemde volken, die er na de opname van de Gemeente deel van uitmaken, behoorden ook tot dat van Alexander de Grote. Daarna pas regeert de Heer zichtbaar op aarde, met Zijn troon in Jeruzalem. Op wat over die toekomstige ontwikkelingen in het Oude Testament nog bedekt was weergegeven, is in het Nieuwe Testament (vooral in het boek Openbaring) licht gevallen. Daardoor weten gelovigen dat satan zich als de antigod met een bij hem horende religie zal openbaren en velen voor hem zullen knielen, mede wegens zijn zichtbare wonderen. De Schepper daarentegen heeft voor eeuwig gestalte aangenomen in de Heere Jezus Christus.
“Alsdan zal de ongerechtige geopenbaard worden, welke de Heere zal verdoen, door de Geest van Zijn mond.”
Gelovigen kregen vrede met hun Schepper, maar daarmee is de strijd tussen waarheid en leugen nog niet beslecht, die men in de wereld vooral tracht op te lossen door democratie. Maar de stem van de meerderheid in een door de vorst der duisternis geregeerde wereld leidt niet tot de waarheid, waarvan trouwens weinig overblijft als men die beperkt tot waarover men het eens kan worden. Gelovigen maken door de Heere Jezus Christus deel uit van Gods onveranderlijke plan, onder het Nieuwe Verbond. Dat kunnen zij weten op grond van Zijn Woord, hoewel velen menen het vooral te moeten voelen. De Bijbel brengt vrede altijd in verband met geloof. Daarom zal vrede nooit kunnen heersen in een God werende wereld, die dan ook tot Christus’ wederkomst gekenmerkt blijft door oorlog. Maar wie Zijn vrede nu al kent, mag zich voor Hem beschikbaar stellen en – hoewel nog wandelende in het vlees – de loopbaan lopen, op weg naar de onvergankelijke kroon. Wetend dat Gods kracht in zwakheid wordt volbracht. Zijn enige strijd is die voor onwrikbaar geloofsbehoud. Want wie vasthoudt aan Gods Woord, kan aanvallen verwachten, zelfs uit christelijke kring.
“Vrede laat ik u, mijn vrede geef ik u.”
Hoewel de Gemeente en Israel veel gemeenschappelijk hebben, moet men voor een goed begrip van Gods ‘plan der eeuwen’ niettemin ook het onderscheid kennen tussen die beide. Het niet onderkennen van dit onderscheid leidt enerzijds tot verlies van de nog onvervulde profetieën (waarin Israel een hoofdrol speelt) en anderzijds tot een niet onderkennen van de werkelijke positie en functie van de Gemeente. De opvatting, dat de Gemeente de ‘bruid’ van Christus zou zijn wordt gewoonlijk als vanzelfsprekend aangenomen. En zo er al enige argumentatie wordt aangevoerd, is die gebaseerd op het idee dat de Gemeente (het verlengstuk van) Israel is. In het Nieuwe Testament – waarin gemeentelijke waarheid niet langer verborgen is – wordt het woord ‘bruid’ echter nergens op de Gemeente van toepassing gebracht. Integendeel, de Gemeente wordt beschreven als de ‘vrouw’, de echtgenote, van Christus, en nog nauwkeuriger als ‘Zijn Lichaam’. Zij wacht niet op de toekomstige vereniging van bruid en Bruidegom, maar leeft nu reeds in gemeenschap met de Man.
“Want wij zijn leden van Zijn lichaam.”
De door profeten herhaaldelijk aangekondigde Mensenzoon, de Heere Jezus, was gedurende Zijn aardse leven nog niet de verheerlijkte Christus. Zijn officiële aanstelling tot Zoon van God, waarmee het Nieuwe Verbond inging, moest nog plaats vinden. Maar de in Bethlehem geboren Jezus van Nazareth was intussen niet zomaar iemand. Hij was als Zoon van David van koninklijken bloede, hetgeen men kennelijk ook alom van Hem wist, en de hoogste van het menselijke ras. In de Bijbel wordt, behalve over Zijn geboorte en evidente Schriftkennis als tiener, in feite alleen Zijn publieke optreden onder de Joden gedurende de laatste drie jaren van Zijn leven belicht. Over de ongeveer achttien jaren daartussen lezen wij niets expliciets. Niet aannemelijk en ook niet in overeenstemming met de profane geschiedenis is dat Hij al die jaren in Nazareth doorbracht. Ongetwijfeld is hij met zijn oom Jozef van Arimathéa, die tinmijnen had in Brittannië, daarheen gereisd. Maar waarschijnlijk bezocht Hij ook andere landen. In elk geval heeft Hij zich studerend in Gods Woord en in gemeenschap met Zijn hemelse Vader voorbereid op Zijn lijden en sterven voor de. gehele mensheid. En op de heerschappij die Hem daarna zou wachten.
“Nooit heeft een mens alzo gesproken als deze Mens.”
Dat God Zijn plan der eeuwen uitwerkt via verschillende, elkaar min of meer opvolgende, bedelingen wordt door de meeste theologen en hun christelijke achterbannen ontkend. Het probleem daarvan is dat specifiek bij elk van die onderscheiden perioden, c.q. huishoudingen, behorende kenmerken door elkaar moesten worden gehaald, in een poging het theologische systeem alsnog kloppend te krijgen. Zo geeft men toe dat gelovigen, sinds de opstanding van Christus, onder de genade leven, maar tegelijk wil men zich aan de wet houden (die daartoe werd onverdeeld in een moreel en een ceremonieel deel). Paulus noemde de huidige bedeling der genade ook die der verborgenheid. Hij gaf aan dat veel van Gods plan in het Oude Testament wel was vastgelegd, maar nog niet geopenbaard, zoals nu aan gelovigen. Zij leven, zoals eens Jozef in de gevangenis, buiten de legerplaats (de wereld), in afwachting van hun erfenis. Het ontkennen van de bedelingen mystificeert ook het werk dat Christus nu doet als Hogepriester en hangt samen met niet letterlijk nemen van wat in het Oude Testament is geprofeteerd. Alle lijnen daaruit komen samen in de wederkomst van Christus.
“Indien gij maar gehoord hebt van de bedeling der genade Gods.”
Zoals iedere profeet, droeg ook Amos de last van Gods Woord over Diens plan. Vanuit Juda, waar hij boer was, werd hij gezonden tot de tien stammen. Zij hadden zich van de twee andere, Juda, losgemaakt en worden in de Schrift veelal Israël of Efraïm genoemd. Op een of andere wijze moet zich onder die eerstelingen onder de volken, de heidenen van Samaria, de in vervallen staat verkerende troon van David bevinden. Die zal ooit in volle luister door dè Zoon van David, worden hersteld te Jeruzalem. Ook naar die toekomst, de wederkomst van Christus en de oordelen over de volken, die overigens bij het huis van Juda beginnen, vindt men verwijzingen in Amos. Dat Bijbelboek toont verder een beeld van de hedendaagse bedeling en verziekte maatschap-pij. God zal naar Zijn belofte Israël nooit volledig vernietigen. Er blijft een gelovig restant, hoewel uit Juda, evenzeer als uit de rest van de wereld, thans het licht is verdwenen. De betekenis van wat Amos zei, bleef eeuwenlang bedekt, maar is nu geopenbaard aan Gods kinderen.
“Ik zal ze in hun land planten en zij zullen niet meer worden uitgerukt.”
De bestaande wereldse economie is een luchtballon, die vroeg of laat wel moet knappen. God gaf ooit richtlijnen voor het gebruik van grond en andere bezittingen aan het volk Israël, dat die richtlijnen echter nooit consistent heeft nageleefd. Het raakte Gods land – waar het mocht wonen – kwijt, omdat het niet aan de daarvoor geldende instructies voldeed. Essentieel waren onder meer de economische regels dat aan volksgenoten en vreemdelingen geen rente in rekening mocht worden gebracht en elk zevende jaar landbouwgrond ongebruikt bleef, waarna – naar Gods belofte – de opbrengst voldoende voor drie jaar voedsel zou zijn. En schulden moesten, verordonneerde de Heer, altijd tijdelijk zijn. Het door God bedoelde economische stelsel staat haaks op dat van deze wereld, zoals gehanteerd door nationale en lokale overheden. Maar in het duizendjarige rijk, als de Heer regeert, zal het onverkort weer actueel worden. Intussen is het de bedoeling dat in overdrachtelijke zin ook binnen de Gemeente de contouren van wat de bedoeling was al opgeld zouden doen tussen de broeders en zusters.
“Zijt niemand iets schuldig dan elkander lief te hebben.”
Veel staat de aarde nog te wachten. De Bijbel is daarover duidelijk voor wie Schrift met Schrift vergelijkt. God spreekt in Zijn Woord over de toekomst, die besloten ligt in Zijn plan. Christus’ bij Diens opstanding gestichte koninkrijk is eeuwig, maar nog niet geopenbaard op aarde. De nu bestaande Joodse staat is daarvan noch begin noch Gods werk, maar wel geprofeteerde ongehoorzaamheid. Sinds de verwoesting van Jeruzalem, waarover Daniël met de Heer sprak, zouden niet zeventig maar zeventig maal zeven jaren verstrijken, vóór de komst van de Messias. Bij de zogenoemde intocht in Jeruzalem van de Heere Jezus waren 69 van die ‘jaarweken’ verstreken. De zeventigste, waarin de antichrist regeert en een gelovig overblijfsel van Juda uit het land vlucht, komt nog. Halverwege die ‘week’ breekt de grote verdrukking voor Israël aan, die zich later alvorens de duizend jaren aanbreken over de gehele wereld uitbreidt. Zoals eens de Heere Jezus vaart de Gemeente van Christus aan de vooravond van die zeventigste week ten hemel, nu al het huis van gelovigen. En zij keert met haar Heer terug, om als één Man de vrouw Israël te huwen.
“In de stad die naar Mijn Naam genoemd is, begin Ik te plagen (…) want ik roep het zwaard over alle inwoners der aarde.”
Verbondstheologie heeft het in de praktijk weggeredeneerd, maar sinds de dood en opstanding van Christus is het oude Mozaïsche verbond der wet vervuld en daarmee beëindigd en het nieuwe verbond der genade in werking getreden. Dit is dan ook het grote onderwerp van de nieuwtestamentische brieven. De gelovige – en dus wedergeboren – mens leeft daarom niet meer onder de heerschappij van zonde, dood en wet, maar onder die van de genade en de ‘genadetroon’. Hij heeft reeds nu nieuw leven ontvangen door de opstanding van Christus. Dit te erkennen en daaruit te leven is wat elke gelovige moet leren.
“Wie in Christus is, is een nieuwe schepping.”
Hoewel vrijheid essentieel is in het Nieuwe Verbond, blijkt men die in Kerk en wereld steeds weer te willen beteugelen. Zowel binnen als buiten de christenheid wordt gemeend dat de mens voorschriften nodig heeft voor het inrichten van zijn leven. Maar voor gelovigen is leven onder de wet in feite illegaal, omdat die door de Heere Jezus – als het Lam – is weggedragen in de dood, waaruit Hij als Gods Zoon in nieuw leven verrees. Hij vervulde de wet en met Hem zijn in Gods ogen alle mensen gestorven. En op doden kan de wet nu eenmaal per definitie niet meer worden toegepast. Bijbelse ethiek bestaat dan ook niet uit de tien geboden, maar in leven uit genade om Hem in vrijheid te dienen. Het is een vorm van ondankbaarheid willens en wetens de vrijheid, die bij volwassenheid en verantwoordelijkheid hoort, af te wijzen. Om terug te keren tot het vijandige ‘handschrift’ dat door de Heer is ‘uitgewist’. Dat is een vorm van eigengereide religie, waartegen in de Schrift ernstig wordt gewaarschuwd.
“Uitgewist hebbende het handschrift dat tegen ons was, in inzettingen bestaande.”
Doet de Heer nog wat in deze tijd? Veel gelovigen lijken daarvan alleen te overtuigen door zichtbare tekenen. Sommigen zoeken wonderen en lijken alleen daarmee te overtuigen van Zijn activiteit. Anderen willen min of meer in Zijn naam langs politieke of sociale weg alvast Zijn koninkrijk op aarde stichten. Weinigen lijken te beseffen waarmee de Heer sinds Zijn Hemelvaart – voor de wereld verborgen – bezig is. Het komt er eigenlijk op neer dat zij weten wat Hij ooit deed en nog gaat doen, al lopen over Zijn programma voor dat laatste de meningen nogal uiteen. Van het leven van de Heer Jezus tijdens Zijn wandeling op aarde, inclusief alle wonderen, alsmede Zijn lijden en sterven, zijn de meeste christenen wel op de hoogte. In mindere mate komt doorgaans Zijn opstanding ter sprake, waarmee het Nieuwe Verbond inging. Maar het tegenwoordige werk van Christus, onder dat Nieuwe Verbond der genade (nu de wet voorgoed is vervuld en heeft afgedaan), blijft onderbelicht. De verrezen Christus – Koning en Hogepriester (naar de ordening van Melchizedek) – verzamelt, heiligt en leidt Zijn Gemeente bijvoorbeeld. En met de wereld gaat Hij straks nog aan de slag.
“Wij hebben zodanige Hogepriester die gezeten is aan de rechterhand van den troon der Majesteit in de hemelen.”
Achter Christus aan gingen gelovigen de hemel binnen, waarvan zij burgers werden. Zij hebben de roeping zich overeenkomstig die positie te gedragen. Dat heeft te maken met hun wandel, die – waarschuwt de Bijbel – niet aan die van de wereld gelijk behoort te zijn. Gelovigen zijn alloch-tonen op aarde. Het is ook niet hun taak daar de problemen op te lossen. Zij leven, onder het nieuwe verbond en met een hemels paspoort, in de verwachting van de komst van hun Heer en de nieuwe schepping. Nog gebonden aan een aards, sterfelijk lichaam, zien zij uit naar het tot de beloofde erfenis behorende nieuwe. Intussen stellen zij hun nu nog gebrekki-ge aarden vat – en alles wat zich daarin bevindt – als levend offer op het altaar der genade beschikbaar aan hun Koning. Om Hem te kunnen kennen kregen zij de Heilige Geest der wijsheid en openbaring en deel aan alle geestelijke zegenin-gen. Die zijn, zoals de Heer Zelf, voor de wereld (nog) ver-borgen. Zoals het nieuwe leven dat gelovigen, als leden van Zijn éne lichaam, in Hem verkregen. Alleen dáármee rekent God.
“En (…) heeft Hem der Gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen.”
Dat Juda, het Joodse volk, zich de titel Israël heeft aangemeten, is niet in overeenstemming met profetische beloften. Waar de term “gans Israël” valt, worden de twaalf stammen bedoeld. Ooit zal een gelovig overblijfsel van de tien én de twee stammen, respectievelijk Efraim en Juda, overeenkomstig Gods plan, Zijn Woord verkondigen aan de volken. Maar in deze bedeling is die bediening toegekend aan de als Israël functionerende Gemeente, geroepen tot aanstelling als zoon. Nadat de zaligheid was weggenomen van Juda is die naar de tien stammen (de heidenen) gegaan, tegenwoordig vooral aanwezig in de Angelsaksische landen en bakermat van de Gemeente. Beide huizen worden straks verenigd onder één Herder en het Nieuwe Verbond. De wereld ziet nu alleen het Joodse volk, meent dat het (heel) Israël is, maar weet niet wat God in het verborgene doet. Daarover zal men zich eens verbazen. Dan zal Juda zijn jaloezie verliezen en zich voegen bij het bekeerde Israël, zoals geprofeteerd door onder anderen Jesaja.
“Ik zal hetgeen mijn volk niet was, mijn volk noemen en die niet bemind was Mijn beminde.”
Veelal verstaat men onder christelijk vrucht dragen het winnen van mensen voor de Heer. Dat is evenwel, hoe belangrijk ook, slechts een beperkt onderdeel van de totale vruchtbaarheid in Gods plan. Overigens brengen ook ongelovigen vruchten voort, maar van gelovigen wordt verwacht dat die ‘de bekering waardig’ zijn. Inherent aan ontkiemen van zaad is dat het eerst sterft. Zo ging het ook met de Heere Jezus. Pas na de dood volgt vrucht. En het nu wegens onvruchtbaarheid afgesneden Israël, zal ooit van zijn Koning getuigen tegenover de volken. Wie nu het eigen natuurlijke leven lief blijft hebben, zal geen of weinig geestelijke vruchten voortbrengen. Daaraan ligt de vernieuwing van denken ten grondslag, die ook moet worden gevoed met het Woord, de te proeven Waarheid. Overgave daaraan is de primaire manier om Hem te dienen. Om vrucht te dragen geeft God aan ieder talenten naar diens vermogen. Dat is vooral een kwestie van de binnenkant, zoals bij alle vruchten. De buitenkant is de bolster, maar wat er in zit, komt op een gegeven moment naar buiten.
“Brengt dan vruchten voort, de bekering waardig.”
Vaak wordt het Evangelie (afgeleid van het Griekse woord euangelion) ‘blijde boodschap’ genoemd. ‘Goede boodschap’ zou beter zijn, want veel aspecten ervan zijn op zichzelf geen blijde tijding, maar wel onlosmakelijk onderdeel van een goed geheel. De kruisdood van de Heere Jezus bijvoorbeeld is welbeschouwd niet om blij van te worden, maar daarmee bracht Hij wel de schuld van de mens in de dood, zodat eeuwig leven mogelijk werd na Zijn opstanding. Het Evangelie, de boodschap van het Nieuwe Verbond, was al in het Oude Testament beloofd, eigenlijk van Genesis af. God maakte altijd Zijn plannen bekend en houdt Zich aan zowel Zijn beloften als Zijn waarschuwingen. In het Oude Testament is het verlossende werk van de Heer dikwijls aangekondigd. Over Hém gaat het in heel de Bijbel en het Evangelie. Niet over mensen, zoals vaak ten onrechte wordt gezegd. Gods Woord is er vóór, maar gaat niet – zeker niet voortdurend – óver mensen. Het is de boodschap dat de Zoon de door Hem verloren mensen zoekt, om die – als het schaap uit de gelijkenis – te redden. Hij verzamelt een volk voor Zijn Vader.
“Hoe liefelijk zijn op de bergen de voeten desgenen, die het goede boodschapt.”
Omdat de mens de duivel daarin volgde, is hij van nature uit op macht. In het christendom creëert men daarom vaak een Godsbeeld, waarover de mens kan heersen. Maar volgens de Bijbel heeft God alle macht. Door Hem worden gelovigen van bovenaf in een hogere positie gesteld. Hen is het zoonschap beloofd, waarnaar zij niet – naar analogie van de gewoonte in de wereld – hoeven te streven. De aan Adam toegezegde heerschappij over de aarde, wordt door Christus gerealiseerd. In verdrukking zullen Joden Jehova aanroepen, waarna de Koning verschijnt. De Heere Jezus was Zoon des Mensen, erfgenaam van de eerste Adam en geroepen om te heersen over de aarde. Maar het christendom lijkt hem als zodanig niet te kennen, noemt hem Zoon van God en zegt dat Hij dat altijd al was. Joden kennen de Messias alleen als Zoon van David, op Wiens komst zij wachten.Christenen hebben de Godheid van Christus, Joden zijn mensheid. Maar beide aspecten horen bij Hem, Die nu al de Koning van zijn volk is, ook al zien de gelovigen Hem nog niet. Maar dat komt nog.
“De Heere heeft gesproken: Zit aan Mijn rechterhand.”
De diverse verbonden die God in de periode van het Oude Testament sloot – zoals met Abraham, Noach, Mozes en David – mondden uit in het Nieuwe Verbond. Dat werd van kracht bij de opstanding van de Heere Jezus Christus. Een béter verbond dan wat er tot dan was geweest, constateerde Paulus. Dat het zou komen was bedekt – in het Oude Testament al beloofd. Voor de via Mozes aan Israël gegeven wet was geen plaats meer na Christus’ verrijzenis. Hij had die, als nakomeling van Adam, door Zijn dood vervuld. De wet was tot op Christus, schreef Paulus. Die wet is volgens Petrus een ondragelijk juk gebleken. Een spiegel waarin de mens steeds ziet hoe vuil hij is, maar waarmee hij zich niet schoon kan wassen. Toch leven velen nog onder die wet. En zij stapelen regel op regel. Zowel Joden als christenen. ‘Onzinnig’, noemde Paulus dat, toen hij het zag bij de Galaten. Gelovigen zijn tot vrijheid geroepen.Om in die vrijheid de Heer te dienen, geenszins tot bandeloosheid.
“Van een zoveel beter verbond is Jezus Borg geworden.”
Een beter, namelijk hemels, Vaderland dan gelovigen onder het Oude Verbond wacht Christus’ Gemeente. De leden ervan leven onder het Nieuwe Verbond, ingegaan bij Zijn opstanding. Het Vaderland is één der veertien betere dingen in de brief aan de Hebreeën. Dat Bijbelboek wordt vaak moeilijk genoemd, waarschijnlijk omdat het niet aansluit bij kerkelijke belijdenissen, die (ook) vasthouden aan het Oude Verbond van de door Christus vernietigde wet. De Mensenzoon, de Heere Jezus, werd door God lager dan engelen gesteld, maar bij Zijn opstanding tot Zoon en Erfgenaam verhoogd. Hij bereidde Zijn mede-erfgenamen een nieuwe loopbaan: van kind (onder wet) zijn zij tot volwassenheid en erven geroepen. Tot geloof komen, is van dat traject het begin. Er zijn overigens erfgenamen die niet of nauwelijks erven, hun vrijheid misbruiken en God niet dienen. De mens wenst een dictator met regels. Hij kan vrijheid niet aan, die verantwoordelijkheid meebrengt. Daardoor ontstonden instituties, die minder zicht op het Woord geven. De hemelse positie van de hedendaagse gelovigen onderscheidt hen van die onder het Oude Verbond.
Een historisch verhaal in 1 Koningen 13 blijkt van grote typologische waarde. Dat een profeet uit Juda naar de tien stammen kwam, waar koning Jerobeam een eigen religie wilde stichten, geeft zicht op het feit dat de gemeente van Christus toch dáár is geboren. Terwijl Juda allerlei wetten accepteerde, maar de Messias afwees, had God als het ware nog Israël, c.q. Efraïm, achter de hand om Zijn Waarheid te verspreiden. In de toekomst, na de opname van de Gemeente, zullen beide volken weer één worden. Ook dat blijkt al uit de geschiedenis in Koningen. Beide blijken een profeet te hebben. De splitsing, inclusief de uiteenlopende opvattingen van die twee profeten, was voorzien in Gods plan. Het Evangelie klonk via het échte Israël, maar was afkomstig uit het ongehoorzaam geworden Juda. Aan dat Joodse volk mag nu de uit de tien stammen voortgekomen Gemeente de heilsboodschap verkondigen. In navolging van Paulus. Hij predikte de boodschap van de opgestane Christus, die op een ezel beeld van de Gemeente als de Mensenzoon naar Jeruzalem kwam. Zoals ooit de profeet uit Israël een ezel liet zadelen om zijn collega uit Juda te zoeken.
“En hij ging door een andere weg.”
Door de wereld als wijsheid aangeprezen filosofie heet in de Bijbel ijdelheid. Wijsbegeerte is een abstracte wetenschap, gebaseerd op fictie. Die gaat er aan voorbij dat de tegenwoordige wereld niet het eindproduct van Gods – door een mens niet te bedenken – plan is. Terwijl filosofen zoeken naar de (ten diepste toch door hen ontkende) zin van het be-staan, maar de Schepper daarvan ontkennen, geeft de Bijbel daar zicht op. Het beginsel van het leven ligt vast in de niet door mensen bedachte Godheid. Helaas tendeert theologie veelal in de richting van filosofie. In feite bedreef de slang in het Paradijs al theologie door te zeggen iets toch eigenlijk beter te weten dan Gods Woord. Salomo, type van Christus, begeerde een verstandig hart om God en zijn volk te dienen. De Heer die hem dat gaf, wil dat gelovigen wijsheid en waarheid (uit-)leven. Licht en waarheid zijn in Christus gekomen. Gods Woord bevat geloofspraktijk, die haaks staat op elke wereldse filosofie. Christus zélf is de Waarheid, waarin het leven ligt. Het is aan de mens die te leren kennen of zich te beperken tot de ijdelheid van de wereld.
“Die wetenschap vermeerdert, vermeerdert smart.”
Zegen en plan van God zijn niet te keren. De profeterende Bileam, hoewel toch een beetje op eigen profijt uit, kon er ook niet om heen. God schakelde zelfs diens ezel in als de profeet van de weg dreigde af te wijken. Hij blijft de hoeder van Zijn Woord en de machten van de satan kunnen daar tenslotte niets tegen uitrichten. Het was aan Israël gegeven en ging via de tien stammen verder. Maar weldra zal de Leeuw van Juda, voortgekomen uit de twee stammen, heersen in hemel en op aarde. In feite moest ook Bileam dat voorzeggen. De broederstrijd tussen Juda en Israël zal Hij beslechten, Die nu nog onzichtbaar is voor de wereld, maar al een hemelse positie heeft. Zoals Bileam niet anders kon dan Gods waarheid spreken, zal verbod of – al dan niet theologisch – weg redeneren van Zijn Woord niets aan de realiteit veranderen. God zelf zal Zijn Woord beheren. Alle verwarring die de naar Babel leidende duivel tracht te stichten ten spijt.
“Nu zien wij nog niet dat alles Hem onderworpen is.”
Wat opbouw van de Gemeente wordt genoemd, neigt in de praktijk soms juist naar afbraak. Christus beloofde Zélf Zijn Kerk te bouwen, de vergadering van door de Koning geroe-penen, c.q. ecclesia. Over die universele christelijke Kerk spreekt de in veel kerken wekelijks voorgelezen geloofsbe-lijdenis. Het laat onverlet dat er, zoals ook de Bijbel laat zien, lokale gemeenten bestaan. Maar die zijn iets anders dan de wirwar van allerlei – het doorgaans met elkaar oneens zijnde – denominaties, organisaties en genootschappen onder eigen namen. Van de éne door Christus Zélf gebouwde Gemeente is Hij zowel de eerste als de laatste (top) steen. Zij wordt in de Bijbel ook Zijn lichaam genoemd. De gelovigen zijn daar de leden van. Of – om in bouwkundig jargon te spreken – de ‘levende stenen’. Als de Heer terugkeert naar de aarde, om daar Zijn heerschappij te vestigen, zal Hij die Gemeente bij Zich hebben. Binnen de Gemeente functioneren diverse ambten, zoals die van herders, leraars en evangelisten. Het op democratische wijze kiezen van die oudsten, staat nogal haaks op aanstelling door de Heilige Geest.
“Op deze Petra zal ik mijn gemeente bouwen.”
Met de bedoeling Knecht van de Vader te worden, kwam de Heere Jezus als Kind ter wereld. Hij deed tijdens zijn leven op aarde wonderen in Gods kracht, maar in een dienstbare positie. De term ‘Knecht des Heeren’ heeft in de Bijbel diverse toepassingen. Ook Israël, het volk dat het Woord der Waarheid moest bewaren, de Gemeente en individuele christenen kan men zo noemen. In de Bijbel sluit de ene toepassing de andere niet uit. Al bij de verwekking van het Kind was de Vader van plan, Hem via de weg van vernedering en dienstbaarheid tot Zoon en Erfgenaam aan te stellen. Dat gebeurde bij de opstanding van Christus. Leden van Zijn Gemeente, die Zijn Zijn loon is, delen met Hem in de erfenis als ook zij zonen zijn geworden. De weg daarheen voert, net als die van Hem, door vernedering en dienstbaarheid. In die zin zijn Gods kinderen, die nu gevormd worden door Hem, ook zijn knechten. Als Hij, die Zoon en Koning werd, geroepen om boodschappers te zijn van het door God gesproken Woord. Daarin en in de gestalte van de Zoon maakt Hij zich bekend.
“De dienstknecht blijft niet eeuwiglijk in het huis, de zoon blijft er eeuwiglijk.”
Zowel in de zogenoemde laatste week van Daniël, na de opname van de Gemeente, als na de duizend jaren, wanneer satan wordt losgelaten, zal het leger van Gog strijden tegen het Joodse volk. De namen Gog en Magog zijn aanduidingen van een volk dat ooit ten westen van de Zwarte Zee huisde, maar thans verblijft in Oost-Europa. Daar worden ook de namen van Ros (Rus), Mesech (Moskou) en Tubal (Tobolsk) teruggevonden. In het streven van Rusland naar het leiden van een nieuw federatief verband, zoals de Sovjet-Unie was, zijn in de Bijbel aangegeven contouren te ontdekken. Vóór het aanbreken van het Messiaanse Rijk sluit Juda vrede met de Islam, waarna Kanaän door Gog wordt vernietigd en later een (eerder gevlucht) bescheiden gelovig overblijfsel er in terugkeert om het te reinigen en maandenlang bezig te zijn met het begraven van dode lichamen. Want het leven is dan verdwenen uit het land dat Joden en Palestijnen zich nu heb-ben toegeëigend. Dat velen Gog als een louter denkbeeldige macht zien, heeft ermee te maken dat weinigen geloven in wat Gods Woord letterlijk zegt en daardoor niet in de opna-me van de Gemeente en de openbaring van het koninkrijk van Christus als Zoon van Adam en David op aarde.
“Ik zal een vuur zenden in Magog en onder degenen die in de eilanden zeker wonen.”
Terwijl vele gelovigen betuigen dat hun leven door God wordt geleid, worden anderen gefrustreerd door de constatering dat bij hen tijd en toeval (Pred.9:11) hun leven bepaalt en die goddelijke leiding kennelijk ontbreekt. Hoe zit dat eigenlijk? Deze vraag grijpt dieper dan men zou denken. Zij brengt ons bij de aloude discussie omtrent de verantwoordelijkheid van de mens voor zijn eigen leven. Woont in hem werkelijk niets goeds en is hij geneigd tot alle kwaad? (Calvijn). Is hij verantwoordelijk voor zijn eigen zaligheid? En als vervolg daarop: Is de gelovige verantwoordelijk voor zijn eigen leven, of wordt hij geleid door iets of iemand anders? Voordat u antwoord probeert te geven op deze vragen: bedenk dat een immense hoeveelheid filosofische literatuur over dit onderwerp is gepubliceerd in de loop der eeuwen. Maar zonder een oplossing te geven voor de levensvragen van de gelovige. En daarom gaan velen gebukt en tobbend door het leven. Wordt het niet eens tijd om los van traditionele vooroordelen te luisteren naar wat God Zelf in Zijn Woord hierover heeft gezegd en beloofd?
“Maar zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden.”
Dat vele zieken demonstratief werden genezen door een godswonder staat buiten kijf. Maar de vraag blijft of dit het praktisch doel was van de ‘tekenen en wonderen’. Als Johannes schrijft: “Hoewel Hij zovele tekenen voor hen gedaan had, geloofden zij in Hem niet.”, moet toch worden geconcludeerd, dat het ultieme doel der tekenen was, de Messiaanse claim van Jezus te autoriseren. Kortom: de tekenen en wonderen bewezen dat Jezus de door God beloofde en gezonden Messias was. Dit wordt door Johannes alsnog bevestigd, als hij schrijft: “Jezus heeft nog wel vele andere tekenen … gedaan … maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft dat Jezus is de Christus, de Zone Gods, en opdat gij, gelovende, het leven hebt in Zijn Naam.” Daarmee is gezegd: Indien wij in Hem geloven, hebben de tekenen en wonderen in ons hun doel bereikt… en zijn overbodig geworden. Ook Petrus laat zich op de pinksterdag op gelijke wijze uit. Daar komt nog bij dat wonderen tekenen zijn en dus (boven een eventueel praktisch nut) een overdrachtelijke betekenis hebben. Inzicht in de aard en betekenis der tekenen leert ons tevens hoezeer deze tijdgebonden zijn en waren.
“En te dien dage zullen de doven horen de woorden des Boeks; en de ogen der blinden, zijnde uit de donkerheid en uit de duisternis, zullen zien.”
De functie en betekenis van de tekenen, zoals gedaan door Jezus en de apostelen was het thema van de voorgaande studiedag (C297 ” Tongen, Tekenen en Tijden.”). Niettemin bereikten ons sindsdien enige vragen met betrekking tot dit onderwerp. Speciaal waar de wonderen van genezing blijkbaar deel uitmaken van de zogeheten geestelijke gaven, die in de Gemeente zouden functioneren. Maar wat de Bijbel leert over deze gaven heeft niet slechts betrekking op de zozeer gewenste wonderen, maar op het functioneren van álle – verschillende – leden in hetzelfde Lichaam. Een correct verstaan van de ware aard van ” de éne algemene Christelijke Kerk ” is noodzakelijk om deze gaven ook daadwerkelijk te laten functioneren. Statuten, reglementen en kerkorden hebben helaas het werk van de levende Christus veronachtzaamd en het organisme vervangen door organisatie. Met alle gevolgen van dien.
“Van de geestelijke gaven, broeders, wil ik niet dat gij onwetende zijt.”
De mens moge dan een hoge dunk hebben over zijn verstandelijke vermogens, de Bijbel zegt, dat die niet toereikend zijn om de onkenbare God te kennen. Daarom spreekt die over een onverstandig en duister hart en verstand (Rom.1:21, Ef.4:18). En uit het hart (verstand) komen voort valse woor-den(Jes.59:13), boze bedenkingen, doodslagen, overspelen, hoererijen, dieverijen, valse getuigenissen, lasteringen, (Mat.15:19) kwade gedachten, overspelen, hoererijen, doodslagen (Mark.7:21). Maar geen kennis van God! Niet voor niets herinnert Paulus (Rom.11:33-36) ons aan de woorden waarmee de Heer ons oproept naar Hem te luisteren, omdat Zijn gedachten, wegen en oordelen hoger zijn dan de onze (Jes.55:3-9). De (macht der) duisternis (Kol.1:13) wordt echter tenietgedaan waar het licht (ver)schijnt. En al wat open-baar maakt is licht (Ef.5:13). Kortom: God kan slechts wor-den gekend waar Hij Zich openbaart: In de schepping en haar geschiedenis (Rom.1:20), maar primair in de Schrift, het eeuwig blijvende Woord van God (1Pet.1:25). Wat een tragiek in het leven van velen, die weliswaar zochten naar God, maar naar Zijn Woord niet wilden horen en godloochenaars werden. Niet voor niets zegt Hij: Die op het woord verstandelijk let, zal het goede vinden; en die op den Heere vertrouwt, is welgelukzalig (Spr.16:20). Vervolgens: God heeft ons het verstand gegeven, dat wij de Waarachtige kennen (1Joh.5:20). Zwart-wit? Inderdaad, als duisternis en licht!
“In het Woord was het Leven, en het Leven was het Licht der mensen.”
Hij wordt de vader van alle gelovigen genoemd. Omdat Abraham geloofde in en gehoorzaamde aan de God des hemels. Dat geloof (de Mozaïsche wet bestond nog in geen eeuwen) werd hem tot gerechtigheid gerekend. Dat geldt ook voor degenen die thans in de Heere Jezus Christus geloven. Maar ook in de lijn der menselijke geslachten was de Heere Jezus Abrahams Zaad, zoals de Bijbel dat noemt. Zowel de Heer als de geslachtslijn naar Hem, inclusief Abraham, was op aarde van Koninklijke bloede. En die lijn heeft zich ook na hem, in overeenstemming met Gods beloften, tot in deze tijd, voortgezet.
“Het boek des geslachts van JEZUS CHRISTUS, den Zoon van David, den zoon van Abraham.”
Het overkwam hem. En hij liet het maar zo. Eigenlijk zou hij het levenslicht niet gezien hebben. En toen hij het zag ging het haast weer uit. Op zijn veertigste stuurde zijn vader de knecht eropuit om voor hem een echtgenote te versieren. Die bleek onvruchtbaar. Zijn waterputten worden dichtgegooid door zijn vijanden, die hem wegsturen. En hij gaat en graaft dan maar nieuwe putten. Bijna raakt hij zijn vrouw kwijt. En als dan twintig jaren later alsnog een tweeling wordt geboren, blijken de beide zonen het niet met elkaar te kunnen vinden. Als de erfenis moet worden verdeeld wordt hij – inmiddels blind – door vrouw en zoon bedrogen. Een passieve man. Traag en tragisch temidden van intriges. Het overkwam hem en hij liet het maar zo. De Bijbel beschrijft vader Abraham en zoon Jakob als actieve en ondernemende mannen. Maar wie was Izak eigenlijk? Wat deed hij? Nam hij ooit initiatief? Heeft hij ons een practisch voorbeeld nagelaten? Niettemin identificeert de Schepper zich met deze man, als Hij Zich noemt ‘de God van Abraham, Izak en Jakob’. En als ‘zaad van Abraham’ is hij een type van Christus en van ons, de Gemeente!
“Wij zijn niet kinderen van de slavin, maar van de vrije.”
Aanvankelijk was hij net als zijn vader geen ondernemer. Zijn geschiedenis neemt ook eigenlijk pas een aanvang als hij op 77-jarige leeftijd met moeders hulp het eerstgeboorterecht afhandig maakt van zijn tweelingbroer Ezau. En dan begint zijn tweede leven. Na twee decennia doorgebracht te hebben in het buitenland bij zijn oom Laban, keert hij als een rijk man terug met vrouwen en kinderen en have en goed. Zijn naam Jakob wordt aangevuld met die van Israël en daarmee begint de volgende episode in het leven van deze aartsvader, die heel wat te stellen kreeg met zijn zonen en kleinzonen, totdat de hele familie na 33 jaren migreerde naar Egypte. Daar leefde Jakob/Israël nog 17 jaren, verdeelde zijn erfenis over verschillende zonen, en stierf op 147-jarige leeftijd. Een boeiende geschiedenis van een geplaagd man. Maar wie realiseert zich nog, dat deze man de stamvader is van “een volk, ja een hoop der volken” en dat zijn geschiedenissen profetische illustraties zijn van wat die volken zou wedervaren tot op de dag van vandaag?
“Twee volken zullen zich scheiden.”
Christendom is naar strikt Bijbelse maatstaven geen religie in “geboden en inzettingen bestaande”. (Ef.2:15; Kol.2:14, 20) Integendeel. Verlossing van de heerschappij der “onprofijtelijke” wet (Heb.7:18) is kenmerkend voor het leven van de (nieuwtestamentische) Christen. Niet de (oudtestamentische) Mozaïsche wet, maar de genade van Christus, de nieuwtestamentische Hogepriester, is de hoogste norm voor de gelovige. Wat de wet niet kon bewerkstelligen, (Rom.8:3) wordt gerealiseerd door de genade die in Christus Jezus is. (Joh.1:17) Het Evangelie – de prediking van het Nieuwe Verbond – leert ons niet te vertrouwen op de mens onder wetten en regels, maar op de kracht van Gods genade die in onze zwakheid zou worden volbracht. (2Kor.12:9) Het is díe kracht die áán ons, ín ons en dóór ons wordt geactiveerd door het levende en krachtige Woord van God. (Heb.4:12) Niet de wet – die ons zegt wie wij zijn en wat wij moeten doen – maar Gods Woord – dat ons zegt Wie Hij is en wat Hij doet – is de drijvende kracht die mensenlevens verandert.”Het Woord der prediking… Gods Woord, dat ook werkt in u, die gelooft”. (1Thes.2:13) ‘. En als ‘zaad van Abraham’ is hij een type van Christus en van ons, de Gemeente!
“Wij zijn niet kinderen van de slavin, maar van de vrije.”
De Bijbelse leer aangaande “de opname van de Gemeente” wordt sinds mensenheugenis vertroebeld. Niet slechts door de wat ambivalente uitdrukking, die associaties oproept met ziekenhuizen en geluidsstudio’s, maar vooral door onwetendheid aangaande het grote verschil tussen het nog steeds niet gekomen Koninkrijk van Christus enerzijds, en de Gemeente (de Kerk) in onze dagen anderzijds. En dan zwijgen wij maar over de vóór-Christelijke, oudtestamentische, periode. Het onderscheid tussen deze perioden uit de heilsgeschiedenis maakt de opname van de Gemeente (Entrückung der Gemeinde, Rapture of the Church) een noodzakelijke en begrijpelijke gebeurtenis, die bepaald niet het einde van de Gemeentelijke loopbaan markeert, maar veeleer het begin daarvan. Wat ons als Gemeente wacht, is “de verlossing van ons lichaam”, onze “openbaring voor de rechterstoel van Christus” en onze “aanstelling tot zonen”. En dat niet slechts als eindpunt van het aardse leven, maar als de start van onze betrokkenheid bij de openbaring van Christus en Zijn Koninkrijk.
Waar zijn de overleden gelovigen? Deze vraag krijgt veel verschillende antwoorden. Enerzijds wordt gesuggereerd, dat zij natuurlijk allen in de hemel zijn. Anderzijds, dat niemand – wellicht op een enkele uitzondering na – naar de hemel gaat, maar dat de gelovigen zullen leven op de nieuwe aarde. Waaruit dan weer het compromis volgt, dat gelovigen weliswaar naar de hemel gaan, maar die hemel is dan toch de hemel op aarde; de nieuwe aarde of schepping. Dan is er de leer dat de mens, die immers uit het paradijs afkomstig is, weer terug zal keren naar dat (herstelde) paradijs. Dat paradijs is dan weer hetzelfde als de hemel. En inmiddels wordt dan de hemel verward met het “hiernamaals”, terwijl de Bijbel juist spreekt over “de hemel der hemelen,die van ouds is” (Ps.68:34); het “hiervóórmaals” dus. En in de Psalmen zien wij menigmaal de gelovige psalmist sterven en verdwijnen in de diepte, het modderig slijk, de ruisende kuil, de schaduw des doods, en in ‘t algemeen het graf en het dodenrijk. Was dat de hemel? Of het paradijs? En zo niet, waar leert de Bijbel dan, dat er verandering is gekomen in hun status, waarbij zij uit de hel naar de hemel zouden zijn gegaan of zullen gaan. Of althans van beneden naar boven? Nog veel meer verwarrende opvattingen zou ik u kunnen noemen, maar liever nodig ik u dringend en hartelijk uit deze studie te beluisteren. Want de Bijbel is waarlijk geen boek van verwarring.
In veel christelijke gezinnen, kerkdiensten en andere bijeenkomsten wordt dagelijks het ‘Onze Vader’ gebeden, ook wel het gebed des Heeren genoemd. Onder meer komt daarin de uitspraak ‘Uw Koninkrijk kome’ voor. Toch staan weinig gelovigen stil bij wat die uitdrukking inhoudt, noch bij de daarop volgende woorden: ‘gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde’. De realiteit achter die woorden is dat ooit het Messiaanse rijk op aarde aanbreekt, dat nu nog onder heerschappij van Christus in de hemel is. Het Koninkrijk van Christus zal uit de hemel naar de aarde neerdalen, waar dan geen plaats meer is voor satan. Dan zal Davids Zoon regeren. Intussen bestaat dat koninkrijk nu – als vervallen hut van David – al op aarde, omdat God heeft beloofd dat de scepter van Juda niet zal wijken. Met de tien stammen kwam het voornamelijk in de Angelsaksische landen terecht. Over aard, omvang en voorgeschiedenis van het komende Koninkrijk ging de conferentie van het Nederlands Bijbelstudie Centrum in 2016, traditiegetrouw gehouden in Wuppertal.
Te pas en (vooral) te onpas kan men de verzamelde menigte horen bidden ” Uw Naam worde geheiligd”, gevolgd door ” Uw koninkrijk kome”. Het evidente gebrek aan enthousiasme wordt in hoge mate veroorzaakt door ongeloof en onwetendheid. Of andersom. De komst van dat Koninkrijk was onlangs het onderwerp van onze conferentie in Wuppertal. Maar hoe zit dat met de Heilige Naam? De mantrische teksten der moderne praise-cultus weten weinig anders meer, dan te proclameren dat Gods grote Naam heilig is, maar hoe heilig is die eigenlijk. Zegt de Heilige niet Zelf, dat Israël Zijn heilige Naam overal onder de heidenen ontheiligd heeft? (Ez.36:22) Aangehaald door de apostel Paulus: ” Want de Naam van God wordt om uwentwil gelasterd onder de heidenen, gelijk geschreven is.” (Rom.2:24) En hoe ontheiligend is het om ” in Zijn Naam” te spreken en te handelen, terwijl Hij zegt ” Ik heb niet gesproken” (Jer.14:14; 23:21) en ” Ik heb u nooit gekend”. (Mat.7:23) En hoeveel eer doet men de Naam (Ha-Shem) aan, door die – op welke wijze dan ook – te verzwijgen en te ontwijken. Onder Joden en Christenen. ” What’s in a name?” zei Julia tot Romeo, en het kostte beiden het leven. Laten wij ons voegen bij degenen met kleine kracht, waarvan Jezus zei:
” gij hebt Mijn woord bewaard, en hebt Mijn Naam niet verloochend … Ik kom spoedig … houd dat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme.”
“Dat zij verre!”, is het resolute antwoord van Paulus op de vraag ” Heeft God Zijn volk verstoten?” (Rom11:1) Maar zeggen Paulus en Petrus ons dan niet beiden, dat het Joodse volk is gestruikeld over ” de Steen des aanstoots “, en dat dit volk door een ander volk tot jaloersheid zou worden verwekt. Is dan niet de Kerk in de plaats van Israel gekomen? En zou volgens Jezus Zelf het Koninkrijk (de wijngaard) niet van het Joodse volk worden weggenomen en gegeven aan een ander volk? En werd – volgens Paulus – de zaligheid dan niet weggenomen van een blind, doof en verhard volk en aan de heidenen gezonden? (Hand.28) Daarnaast dringt zich nog een tweede vraag op: Heeft God Zijn plan der eeuwen moeten bijstellen wegens het al of niet voorziene ongeloof van het Joodse volk? Ook deze vraag beantwoordt onze apostel met “Dat zij verre! ” Het antwoord op de eerste vraag is afhankelijk van een goed begrip van wat “Zijn volk ” eigenlijk is. Het antwoord op de tweede vraag is afhankelijk van een goed begrip van Gods eeuwig voornemen, zoals vastgelegd in Zijn Profetisch Woord.
Of de zaligheid slechts betrekking heeft op dit leven, of ook op het eeuwige: zij moet worden verdiend. De gunst der goden krijgt men niet voor niets. Immers, vóór wat hóórt wat. Dat is samenvattend en kort door de bocht het credo van alle religie. “De mens die deze dingen doet zal door dezelve leven” lezen wij vervolgens in de Bijbel. Maar dat diezelfde schriftgedeelten tevens zeggen dat niemand dit kan is ook een feit. Daarom wèg met wet en religie: de zaligheid is niet uit werken, maar uit genade en door geloof. Voor dít leven én het eeuwige. Volgens de Bijbel! Dat is Evangelie: de Blijde Boodschap. Toch zijn er teksten met als strekking: “De mens die deze dingen doet zal door dezelve verloren gaan.” En de mensen zullen toch worden geoordeeld naar hun werken? Inderdaad. Maar mag ik er dan op wijzen, dat wie niet werkt, maar gelooft, zalig is, en dus kind van God en daarmee erfgenaam van God. Maar of de erfgenaam ook ooit zal erven? Daar is meer voor nodig. Aan omstandigheden en werken. Want ingaan in het Koninkrijk is een heel ding. Maar het erven van het Koninkrijk is nog heel wat anders!
“De God, voor Wiens aangezicht mijn vaders, Abraham en Izak, gewandeld hebben, die God, Die mij gevoed heeft, van dat ik was, tot op dezen dag; Die Engel, Die mij verlost heeft van alle kwaad, zegene deze jongeren, en dat in hen mijn naam genoemd worde, en de naam mijner vaderen, Abraham en Izak, en dat zij vermenigvuldigen als vissen in menigte, in het midden des lands! ….. Alzo zegende hij ze te dien dage, zeggende: In u zal Israel zegenen, zeggende: God zette u als Efraim en als Manasse! ” Aldus Gen.48:15-20. Zomaar enkele zinnen uit de profetieën over beide zonen van Jozef, die de grootste stammen van Israel zouden worden, en ook de naam van Israël zouden erven. De profetieën zijn groots, maar wat kwam er in de geschiedenis van terecht? Werden zij vervuld in oudtestamentische tijd? Of in nieuwtestamentische tijd? Of zullen zij nog ooit of nooit vervuld worden? Ziedaar zeer grote vragen die wellicht niet in verband staan met uw persoonlijke leven, maar wel met de aard en betrouwbaarheid van God en Zijn Woord.
Bijbel en traditie hebben het in de kerkgeschiedenis nooit goed met elkaar kunnen vinden. Religieuse instellingen (kerken) zijn altijd geneigd geweest hun overgeleverde leringen en gebruiken te stellen boven het gezag van de Bijbel, hoewel die toch geacht werd de basis van alles te zijn. Vele van die tradities zijn dan ook niet in de Bijbel terug te vinden. En waar in het Protestantisme de ‘formulieren’ meer gezag hebben dan de Heilige Schrift, weegt in het – althans rabbijnse – Jodendom de Talmoed zwaarder dan de Thenach. De geschiedenis van kerken en ketters is daarom in hoge mate de geschiedenis van traditionalisme tegenover biblicisme. Zelfs zo sterk, dat bij gelegenheid de kerk het bezit en lezen van de Bijbel verbood, terwijl de ketters bij gelegenheid alle menselijk gezag verwierpen en hun eigen samenleving inrichtten ….. Maar terwijl de kerkelijke instituten met hun tradities in hoge mate de officiële kerkgeschiedenis hebben bepaald, bestaat daarnaast wel degelijk een levende traditie van 20 eeuwen christendom, dat zich baseert op de Bijbel, als enige gezaghebbende Bron. En binnen deze min of meer buitenkerkelijke traditie van Sola Scriptura en Sola Fide wordt die Bijbel nog steeds geloofd en geleefd.
“Wij mensen hebben een dierlijk instinct en streven naar macht en willen heersen en overheersen.” Aldus Oscar David, auteur van enige boeken over het populaire onderwerp “Macht!”. Sinds de gelijkheid van alle mensen het credo is klinkt de vraag naar “Leiderschap” en macht logischerwijze steeds luider. Deze schrijver aarzelt niet om de menselijke (dierlijke?) aard aan te wijzen als de bron van dit machtsstreven. En gelijk heeft hij. Het is de zondige natuur van de mens, met de duivel als rolmodel, die streeft naar macht. Die de mens tot God wil maken en zich daarmee boven de Schepper wil stellen. Rom.1:22 ev De aardse mens die over de aarde, ja over de wereld, wil heersen. Dit streven manifesteerde zich in de loop van de geschiedenis onder legio namen, linksom of rechtsom. En dikwijls in naam van God en godsdienst. Zich “Evangelisch” noemenden wachtt