DEEL 2: DE HEERE JEZUS WAS EEN MENS ZOALS U EN IK!

Als we een vanuit de Bijbel een biografie van Jezus zouden moeten geven, dan blijkt dat dit erg moeilijk is omdat er heel weinig bekend is over Zijn jeugdjaren. Het evangelie van Matthëus beschrijft de geboorte en de vlucht naar Egypte, in het evangelie van Lukas wordt naast Zijn geboorte ook nog Zijn besnijdenis beschreven en Zijn optreden op twaalfjarige leeftijd in de tempel. De andere twee evangeliën melden niets over Zijn jeugd en beginnen direct bij Zijn doop door Johannes de Doper en de roeping van de discipelen.


De jonge Jezus

Er is dus erg weinig bekend over Zijn jeugdjaren. Maar je mag toch wel verwachten dat Zijn moeder Maria, Hem wel zal hebben verteld van Zijn nogal vreemde geboorte en van wat de engel Gabriël en ook de Schriften over Hem getuigden. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat Hij op jonge leeftijd al zeer geïnteresseerd was in het Woord Gods. Zo nam Hij op twaalfjarige leeftijd de gelegenheid waar om tijdens een van de jaarlijkse bezoeken aan Jeruzalem (tijdens het feest van Pascha) wat langer in de tempel te blijven om te worden onderwezen in het Oude Testament. Deze tekst uit Lukas 2 is het enige stukje uit de Bijbel dat iets over Zijn jeugd heeft te melden.

40 En het Kindeken wies op, en werd gesterkt in den geest, en vervuld met wijsheid; en de genade Gods was over Hem.
41 En Zijn ouders reisden alle jaar naar Jeruzalem, op het feest van pascha. 42 En toen Hij twaalf jaren oud geworden was, en zij naar Jeruzalem opgegaan waren, naar de gewoonte van den feestdag;
43 En de dagen aldaar voleindigd hadden, toen zij wederkeerden, bleef het Kind Jezus te Jeruzalem, en Jozef en Zijn moeder wisten het niet.
44 Maar menende, dat Hij in het gezelschap op den weg was, gingen zij een dagreize, en zochten Hem onder de magen (= familie), en onder de bekenden.
45 En als zij Hem niet vonden, keerden zij wederom naar Jeruzalem, Hem zoekende.
46 En het geschiedde, na drie dagen, dat zij Hem vonden in den tempel, zittende in het midden der leraren, hen horende, en hen ondervragende.
47 En allen, die Hem hoorden, ontzetten zich over Zijn verstand en antwoorden.
48 En zij, Hem ziende, werden verslagen; en Zijn moeder zeide tot Hem: Kind! waarom hebt Gij ons zo gedaan? Zie, Uw vader en ik hebben U met angst gezocht.
49 En Hij zeide tot hen: Wat is het, dat gij Mij gezocht hebt? Wist gij niet, dat Ik moet zijn in de dingen Mijns Vaders?
50 En zij verstonden het woord niet, dat Hij tot hen sprak. 51 En Hij ging met hen af, en kwam te Nazareth, en was hun onderdanig. En Zijn moeder bewaarde al deze dingen in haar hart.
52 En Jezus nam toe in wijsheid, en in grootte, en in genade bij God en de mensen. Lukas 2 : 40-52 info

Uit dit stuk blijkt wel dat de jonge Jezus erg druk was met het onderzoeken der Schriften. Door het bestuderen van het Oude Testament leerde Hij Zijn positie kennen en accepteren. Uit deze Schriften bleek dat Hij de Zoon des Mensen was, en dat aan deze Zoon des Mensen grote dingen waren beloofd. Maar in de Schriften stond ook dat de Zoon des Mensen zou moeten lijden en sterven. Al deze aspecten over Zijn positie heeft de Heere Jezus bestudeerd, en Hij heeft geleerd het Woord van God te gehoorzamen. Hij geloofde wat God in Zijn Oude Testament had beloofd: zowel het lijden en sterven als de opstanding en verheerlijking daarna.

“Daarom dan ook, alzo wij zo groot een wolk der getuigen rondom ons hebben liggende, laat ons afleggen allen last, en de zonde, die ons lichtelijk omringt, en laat ons met lijdzaamheid lopen de loopbaan, die ons voorgesteld is; Ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, Dewelke, voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen, en schande veracht, en is gezeten aan de rechter hand des troons van God”. Hebreeën 12:1-2

Wij als gelovigen en volgelingen van Jezus Christus worden in de vele brieven opgeroepen Hem te volgen, en de loopbaan te lopen die ook Jezus liep. Dit betekent dat ook wij ons zouden moeten richten op wat de Schrift ons heeft te zeggen en net als de Heere Jezus zouden moeten gehoorzamen (= geloven) wat God in Zijn Woord wil openbaren. Zijn loopbaan lopen is voor ons echter alleen mogelijk als de Heere Jezus een mens was zoals u en ik. Indien de Heere Jezus reeds in de dagen Zijns vleses (zijn aardse optreden) de Zoon van God was geweest, dan was het voor ons onmogelijk om deze loopbaan te kunnen lopen. Maar gelukkig was Hij niet God in een menselijke vermomming, maar was Hij een normaal mens zoals u en ik.

Nu kunnen we we zeggen dat de Heere Jezus toch wel een krachtige band met God had. Dat blijkt bijvoorbeeld wel uit de verheerlijking op de berg in o.a. Lukas 9. Maar hiermee was Hij nog niet de ‘Zoon van God’. Realiseert u zich dat ook de profeten in het Oude Testament, zoals bijvoorbeeld Mozes, Elia en vele anderen, in staat waren om wonderen (tekenen) te doen door de kracht van God.

Uit verschillende Schriftplaatsen blijkt dat de Heere Jezus zichzelf heeft gevuld met het Woord van God en dat Zijn geloof de oorzaak werd van onze rechtvaardiging.

“Die in de dagen Zijns vleses, gebeden en smekingen tot Dengene, Die Hem uit den dood kon verlossen, met sterke roeping en tranen geofferd hebbende, en verhoord zijnde uit de vreze. Hoewel Hij de Zoon was, nochtans gehoorzaamheid geleerd heeft, uit hetgeen Hij heeft geleden. En geheiligd zijnde, is Hij allen, die Hem gehoorzaam zijn, een oorzaak der eeuwige zaligheid geworden.” Hebreeën 5:7-9

“Om den arbeid Zijner ziel zal Hij het zien, en verzadigd worden; door Zijn kennis zal Mijn Knecht, de Rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen.” Jesaja 53:11

Als mens heeft Jezus gehoorzaamheid geleerd.

In Hebreeën 12:2 wordt de Heere Jezus de ‘oversten Leidsman en Voleinder des geloofs’ genoemd. Een erg belangrijk punt hierbij is het feit dat wij niet worden gerechtvaardigd door het geloof in de Heere Jezus, maar door het geloof ván de Heere Jezus. De Heere Jezus zelf heeft het geloof vast gehouden, het geloof ‘voleindigd’. Het feit dat Hij als mens gehoorzaamde aan (geloofde in) de weg die God Hem had voorgesteld, maakte de Heere Jezus tot een gelovige. Dit geloof van de Heere Jezus is er de oorzaak van dat God Hem uitermate heeft verhoogd en Hem heeft gesteld tot Christus.

Hierin is de rechtvaardigheid Gods geopenbaard
Uit het geloof van één: tot het geloof van velen

Dit ‘geloof van Hem’ heeft tot gevolg dat allen, die in Hem geloven, worden gerechtvaardigd, zoals de twee teksten uit het vorige stukje al zeiden:

“En geheiligd zijnde, is Hij allen, die Hem gehoorzaam zijn, een oorzaak der eeuwige zaligheid geworden”. Hebreeën 5:9

“Om den arbeid Zijner ziel zal Hij het zien, en verzadigd worden; door Zijn kennis zal Mijn Knecht, de Rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen”. Jesaja 53:11

Maar ook in de Brief aan de Romeinen wordt deze rechtvaardigheid Gods uitvoerig uitgelegd:

“Maar nu is de rechtvaardigheid Gods geopenbaard geworden zonder de wet, hebbende getuigenis van de wet en de profeten: Namelijk de rechtvaardigheid Gods door het geloof van Jezus Christus, tot allen, en over allen, die geloven; want er is geen onderscheid. Want zij hebben allen gezondigd, en derven de heerlijkheid Gods; En worden om niet gerechtvaardigd, uit Zijn genade, door de verlossing, die in Christus Jezus is; Welken God voorgesteld heeft tot een verzoening, door het geloof in Zijn bloed, tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid, door de vergeving der zonden, die te voren geschied zijn onder de verdraagzaamheid Gods; Tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid in dezen tegenwoordigen tijd; opdat Hij rechtvaardig zij, en rechtvaardigende dengene, die uit het geloof van Jezus is. Waar is dan de roem? Hij is uitgesloten. Door wat wet? Der werken? Neen, maar door de wet des geloofs. Wij besluiten dan, dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt, zonder de werken der wet”. Rom 3:21-28

Uit dit leerstellige gedeelte in Romeinen 3 blijkt dat, ondanks dat wij zondige mensen zijn en heerlijkheid Gods ontberen, wij toch worden gerechtvaardigd ‘door het geloof van Jezus‘ (die nu de Christus is). Op deze wijze verklaart God de gelovige rechtvaardig die ‘uit het geloof van Jezus’ is: eenieder die de Heere Jezus Christus als verlosser aanneemt – en dus met Hem is gestorven en opgestaan – wordt op deze wijze rechtvaardig verklaard op grond van geloof. In eerste beginsel dus het geloof van Jezus en daaruit volgende ons geloof in Hem. Deze weg van geloof is dus de enigste manier waarop een mens rechtvaardig kan staan tegenover God, en het is God die dit ‘om niet’ (Rom. 3:24), ofwel uit ’Zijn genade’, aan ons geeft.

Het feit dat dit wezenlijke onderdeel ’het geloof van Jezus’ zo onbekend is, komt mede doordat dit begrip in nieuwere vertalingen zoals het NBG is vertaald met ’het geloof in Jezus’. Nu is er niets mis met het geloven in de Heere Jezus, maar de kern van de Waarheid – dat de Heere Jezus mens was en zelf een gelovige was – verdwijnt hierdoor. En aangezien het geloof van Hem oorzaak was tot de rechtvaardigheid Gods, is het nogal naïef om hieraan voorbij te gaan en ons geloof in Hem hiervoor in de plaats te stellen.

Als we dit bewuste onderwerp bestuderen, blijkt dat in het eerste hoofdstuk van de Romeinenbrief al wordt vermeld dat de rechtvaardigheid Gods in het evangelie van Christus wordt geopenbaard uit geloof tot geloof. Hier kan dus gezegd worden dat het geloof van Jezus een uitwerking heeft in het geloof van ons, gelovigen. Om u een beeld te geven waar het begrip “geloof van Jezus” voorkomt, hebben wij de betreffende teksten in het onderstaande schema gezet.

‘HET BEGRIP ‘GELOOF VAN JEZUS’

Uit de Statenvertaling:Uit de NBG vertaling:
Rom. 3:22“rechtvaardigheid Gods door het geloof van Jezus Christus”“rechtvaardigheid Gods door het geloof in Jezus Christus”
Rom. 3:26“rechtvaardigende dengene, die uit het geloof van Jezus is”ook als Hij hem rechtvaardigt, die uit het geloof in Jezus is”
Gal. 2:16“maar door het geloof van Jezus Christus, zo hebben wij ook in Christus Jezus geloofd, opdat wij zouden gerechtvaardigd worden uit het geloof van Christus”“maar door het geloof in Christus Jezus, zijn ook zelf tot het geloof in Christus Jezus gekomen, om gerechtvaardigd te worden uit het geloof in Christus”
Gal. 2:20“leef ik door het geloof des Zoons van God”“leef ik door het geloof in de Zoon van God”
Gal. 3:22“de belofte uit het geloof van Jezus Christus”“opdat ten gevolge van het geloof in Jezus Christus”
Gal. 3:26“Want gij zijt allen kinderen (= zonen) Gods door het geloof in Christus Jezus”“Want gij zijt allen zonen van God door het geloof in Christus Jezus”
Efez. 3:12“In Denwelken wij hebben de vrijmoedigheid, en den toegang met vertrouwen, door het geloof van Hem”“in wie wij de vrijmoedigheid en de toegang met vertrouwen hebben door het geloof in Hem”
Filp. 3:9“niet hebbende rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die door het geloof van Christus is, namelijk de rechtvaardigheid, die uit God is door het geloof”“en in Hem moge blijken niet een eigen gerechtigheid, uit de wet, te bezitten, maar de gerechtigheid door het geloof in Christus, welke uit God is op de grond van het geloof.

Uit de bijbelteksten in de NBG-vertaling zou je hier uit kunnen concluderen dat de rechtvaardigheid Gods uit ons afkomstig is, in plaats van uit Jezus Christus. Nu wordt wel de rechtvaardigheid Gods in ons geopenbaard, maar dit toch echt door het ’werk des geloofs’ van de Heere Jezus Christus. Neem bijvoorbeeld het volgende vers uit de Galatenbrief:

“Doch wetende, dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit de werken der wet, maar door het geloof van Jezus Christus, zo hebben wij ook in Christus Jezus geloofd, opdat wij zouden gerechtvaardigd worden uit het geloof van Christus, en niet uit de werken der wet; daarom dat uit de werken der wet geen vlees zal gerechtvaardig worden”. Gal. 2:16

Als we dit vers bekijken blijkt dat het hier om een introversie gaat, een stijlfiguur die veelvuldig in de Bijbel wordt gebruikt, waarbij het begin en het einde parallel lopen. Dit werkt als volgt:

INTROVERSIE GALATEN 2:16

Samenvattend kunnen we hier dus zeggen dat de mens niet kan worden gerechtvaardigd uit de werken der wet, maar alleen door het geloof van Jezus Christus. Hier ligt dus de oorzaak van de rechtvaardigheid Gods. Dit heeft echter tot gevolg dat ’wij die in Christus Jezus geloven’ deel krijgen aan deze rechtvaardigheid Gods. De verwisseling in dit vers van de naam is niet voor niets, maar ter demonstratie hiervan: Jezus Christus (de mens die geloofde en Christus werd), en Christus Jezus (de Opgestane Mens in Wie wij geloven).

JEZUS VAN NAZARETH ZOU WORDEN: CHRISTUS …. DE ZOON VAN GOD

Vele gelovige mensen denken dat Jezus, tijdens Zijn aardse optreden in het verleden, de Zoon van God was. Maar bij bestudering van de vier evangeliën bestudeert worden, blijkt dat Hij Zichzelf bijna nooit zo noemde, en dat Hij beslist niet openlijk propageerde dat Hij de Zoon van God was in Zijn aardse omwandeling. Een van de vier teksten waarin het begrip ’Zoon van God’ wordt genoemd, is in Mattheüs 26, waar de Heere Jezus voor de hogepriester wordt geleid:

“Doch Jezus zweeg stil. En de hogepriester, antwoordende, zeide tot Hem: Ik bezweer U bij den levenden God, dat Gij ons zegt, of Gij zijt de Christus, de Zoon van God? Jezus zeide tot hem; Gij hebt het gezegd. Doch Ik zeg ulieden : van nu aan zult gij zien den Zoon des mensen, zittende ter rechter hand der kracht Gods, en komende op de wolken des hemels.” Math. 26:63-64

Hier lijkt de Heere Jezus de vraag te ontwijken, maar Hij geeft toch een vreemd antwoord: “u zult zien de Zoon des mensen, zittende ter rechter hand der kracht Gods”. Hij doelt hierbij op de verhoogde positie die de Hij (als de Zoon des mensen) zou ontvangen na Zijn lijden en sterven. Hij zegt dus eigenlijk: “Je ziet nu de Zoon des Mensen!.. Deze zal worden de Christus, de Zoon van God.”

Dit is dus ook de kern van de hele zaak: Wanneer Jezus, de Zoon des mensen, Zijn taak zou hebben volbracht, dan zou Hij de Zoon van God worden. Dat de Heere Jezus in bij enkele gelegenheden Gods Zoon wordt genoemd is dus niet zo vreemd, omdat Hij hiertoe was voorbestemd om dit te worden. Daarom kan tegen Maria ook gezegd worden: “Dat wat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden” Lukas 1:35

Wanneer dit onderwerp betreffende Zijn positie als de Christus ter sprake kwam, dan verbood Hij zelfs om hierover te spreken, zoals o.a. in Mattheüs 16:

“Als nu Jezus gekomen was in de delen van Cesarea Filippi, vraagde Hij Zijn discipelen, zeggende: Wie zeggen de mensen, dat Ik, de Zoon des mensen, ben? En zij zeiden: Sommigen: Johannes de Doper; en anderen: Elias; en anderen: Jeremia of een van de profeten. Hij zeide tot hen: Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben? En Simon Petrus, antwoordende, zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods. En Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Zalig zijt gij, Simon, Bar-Jona! want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is. En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen. En Ik zal u geven de sleutelen van het Koninkrijk der hemelen; en zo wat gij zult binden op de aarde, zal in de hemelen gebonden zijn; en zo wat gij ontbinden zult op de aarde, zal in de hemelen ontbonden zijn. Toen verbood Hij Zijn discipelen, dat zij iemand zeggen zouden, dat Hij was Jezus, de Christus”. Math. 16:13-20

Waarom mochten de discipelen tegen niemand zeggen dat de Heere Jezus de beloofde Christus zou worden ? Dit was toch een prima manier om Hem beter aan de man te brengen en meer volgelingen te krijgen? Ook op andere plaatsen krijgen de discipelen te horen dat zij over bepaalde zaken moesten zwijgen.

De reden van dit mysterieuze ‘verbod’ is het feit dat de weg die de Zoon des mensen zou moeten gaan, de weg door dood en opstanding, niet bekend was bij de ’overheden en machten’. Deze ’overheden en machten’, in eerste instantie de Joodse raad, Pilatus en Herodes, maar op hoger niveau de duivel zelf, hebben de Heere Jezus de dood in gejaagd, niet wetende dat Hij na drie dagen zou opstaan uit de dood. Daarom zegt Paulus ook:

“En wij spreken wijsheid onder de volmaakten; doch een wijsheid, niet dezer wereld, noch der oversten dezer wereld, die te niet worden; Maar wij spreken de wijsheid Gods, bestaande in verborgenheid, die bedekt was, welke God te voren verordineerd heeft tot heerlijkheid van ons, eer de wereld was; Welke niemand van de oversten dezer wereld gekend heeft; want indien zij ze gekend hadden, zo zouden zij den Heere der heerlijkheid niet gekruist hebben.” 1 Kor. 2:6-8

De weg, die de Heere Jezus moest gaan om de Christus te worden, was in Zijn dagen dus nog verborgen. Desondanks probeerde Hij deze weg wel te verkondigen aan Zijn discipelen.

“En Hij begon hun te leren, dat de Zoon des mensen veel moest lijden, en verworpen worden van de ouderlingen, en overpriesters, en Schriftgeleerden, en gedood worden, en na drie dagen wederom opstaan” Mark. 8:31

“Want Hij leerde Zijn discipelen, en zeide tot hen: de Zoon des mensen zal overgeleverd worden in de handen der mensen, en zij zullen Hem doden, en gedood zijnde, zal Hij ten derde dage wederopstaan” Mark 9:31

Dat de Zoon des Mensen zou moeten lijden en sterven, wist Hij. Maar ook dat deze weg, een weg was door de dood heen. Door Zijn geloof en volharding in deze weg heeft God Hem gesteld boven alle dingen en is Hij, door Zijn dood en opstanding, de beloofde Messias (Christus) geworden. Via deze weg is dus de Heere (Jehova) Jezus Christus geworden.

We kunnen dus concluderen dat Jezus van Nazareth tijdens Zijn aardse omwandeling nog niet de Zoon van God was!

Hij zou dit worden na (en door) Zijn dood en opstanding!!


Deze Bijbelse uiteenzetting over de Naam “Heere Jezus Christus” is uitgewerkt in vier delen Heeft u deel 1 gemist dan kunt u deze hier selecteren.
Om verder te lezen selecteert u deel 3 van dit onderwerp.

Wie was en is de Heere Jezus Christus?

 

https://www.bijbelspanorama.nl/

https://www.bijbelstudie.nl/